Zontwikkelingen "oud"
links
PV-systeem
basics
grafieken
graphs
huurwoningen
nieuws
index
   
 

SOLARENERGYERGY

Nieuws & analyses P.V. pagina 184

meest recente bericht boven

Specials:
Liander - historisch hoge kwartaalgroei Q2 2023 - maar klopt dat wel ?
SDE update RVO - 598 MWp realisaties in 2e kwartaal update 2023, 143 MWp geprullebakkeerd
Juni update zonnestroom VertiCer - eerste half jaar voorlopig 546 MWp nieuwbouw gecerticifeerde capaciteit
CBS segmentatie provincies en grootteklassen per regio (provincies)
SDE 2022 "++" deel 3 - details uit projecten lijst; segmentaties, incl. zonneparken
Nieuwe cijfers CertiQ tm. mei 2023 - groei gecertificeerde PV capaciteit 1e vijf maanden 2023 voorlopig 356 MWp
CBS stelt zonnestroom capaciteit 2022 voor eerste maal opwaarts bij

vanaf 2 juni 2023



28 juli 2023: Tweede kwartaal / 1e half jaar update 2023 zonnestroom resultaten bij grootste netbeheerder, Liander (Alliander) - record groeicijfers ? Afgelopen week werden weer bijgewerkte grafieken getoond op de Alliander website, over de progressie van zonnestroom capaciteit in hun netgebied. Zowel voor het tweede kwartaal, als in het eerste half-jaar volgen record groeicijfers voor deze periodes, van 546 MW, resp. 894 MW (cumulatie van ongelijkwaardige kleinverbruik en grootverbruik cijfers). Polder PV analyseert de nieuwe cijfers, en zet vraagtekens bij de resulterende hoge groei in het eerste half-jaar.

(1) Evolutie geaccumuleerde capaciteit (totalen)

In deze eerste grafiek de accumulatie aan het eind van elk kwartaal, van de "totale capaciteit" aan PV installaties, in het netgebied van Liander. Dit is, zoals te doen gebruikelijk, en sedert enige tijd ook aangegeven op de betreffende web pagina van Alliander, een artificiële optelling van het generator vermogen bij kleinverbruik (in MWp), en het gecontracteerde AC vermogen bij grootverbruik (MWac), dus een beetje een merkwaardig, kunstmatig totaal resultaat gevend (referentie rechter Y-as, optelling in "MW AC / DC"). De lange tijd nog in de gegevens voorkomende grote anomalie in de jaren 2019-2020 is eindelijk in een vorige versie (publicatie van data voor Q3 2022) verdwenen, waardoor er geen vreemde "knikken" meer in de grafiek voorkomen. Ook is er een nieuwe revisie verschenen van de data voor de kwartalen Q4 2021 tot en met Q3 2023. Deze zijn reeds in de update tm. QI 2023 besproken.

Voor de eindejaars-cijfers heb ik de bijbehorende waarden vermeld in de grafiek, evenals de resultaten voor de nu bekende 2 kwartalen in 2023, rechtsboven in het diagram. De groei is onmiskenbaar, en heeft in Liander gebied, volgens hun recente data zelfs record hoogtes bereikt. De eerste resultaten voor Q2 2023 zijn rechts toegevoegd, waarbij de groei ongekend blijkt te zijn. Eind juni stond er bij Liander in totaal alweer 6.768 MW PV capaciteit (optelling generator vermogen kleinverbruik, KVB, en gecontracteerd AC vermogen grootverbruik, GVB).

De blauwe streepjeslijn (referentie linker Y-as) geeft de groei per kwartaal weer t.o.v. het voorgaande kwartaal, in procent. Deze had een tijdelijke, zeer hoge piek in Q4 2012 (47% groei t.o.v. Q3 2012), toen er nog zeer lage groei volumes waren en elke afwijking nog behoorlijk opviel. In 2014 - 2017 lagen die percentages rond de 10%. In 2018-2019 was er een opleving met groei percentages richting de 15%, waarna deze weer zijn afgenomen, om in 2022 rond de 5-7% uit te komen. In Q1 2023 kwam er 6% bovenop het totale volume, eind Q4 2022. De groei versnelde in Q2 2023, met nog eens 9% extra t.o.v. de status, eind Q1 2023.

Eind Q1 2022 werd in het verzorgings-gebied van Liander de 5 GW (AC + DC) grens bereikt (horizontale streepjeslijn), passage van de 6 GW is ruimschoots gehaald in het eerste kwartaal van het nieuwe jaar, zoals reeds in een vorige update door Polder PV werd voorspeld, en in het tweede kwartaal dit jaar zit Liander al met ver over de 6 en een halve GW aan PV vermogen in haar verzorgingsgebied.


(2) Accumulatie PV capaciteit Alliander netgebied, per regio - evolutie in de loop van de tijd

In deze 2e grafiek wordt het verloop van het totale vermogen (DC generator + AC aansluiting) per deel-regio in Liander netgebied weergegeven, tm. Q2 2023. De verschillen zijn groot, wat natuurlijk alles heeft te maken met de zeer verschillende (type) regio die zijn weergegeven, van alleen een stad (Amsterdam), via alleen het noordelijke deel van provincie Zuid-Holland, tot de zeer grote provincie Gelderland, met een combinatie van diverse grotere steden, én veel agrarisch achterland, met vele honderden boerderijen met dakvullende installaties, én het grootste aantal zonneparken van alle provincies, op het grondgebied.

Gelderland doorbrak de 1 GW piketpaal al in Q2 2020, de 2e GW 2 jaar later (Q2 2022), en zit medio 2023 al een flink eind boven de 2,5 GW (2.644 MW). Noord-Holland incl. Amsterdam is nog lang niet zo ver, het geaccumuleerde vermogen is daar eind Q2 2023 nog 1.862 MW (zonder Amsterdam 1.611 MW). Friesland is, als 3e Liander provincie, de 1 GW piketpaal in Q1 2023 gepasseerd, en is inmiddels op 1.097 MW uitgekomen. Flevoland heeft een wat grillig verloop, wat het gevolg is van de onregelmatige toevoegingen van behoorlijk grote zonneparken, die in een gebied met niet heel erg veel totale capaciteit, direct effect hebben op de accumulatie curve. De relatief kleine provincie kwam, met magere groei, eind juni dit jaar uit op 704 MW. Zuid-Holland "noord", waartoe ook de domicilie van Polder PV hoort, is het "kleinere segment" van de dichtbevolkte provincie Zuid-Holland, met een zeer beperkt aandeel t.o.v. het véél grotere volume in het grote zuidelijke deel, waar netbeheerder Stedin de scepter zwaait. De groei is in het noordelijke deel van Zuid-Holland al jaren vrijwel stabiel, rechtlijnig, maar zette in het 2e kwartaal een tempo versnelling in. En kwam medio dit jaar op een geaccumuleerd vermogen van 443 MW (DC + AC).

Amsterdam revisited

Na de als "onverklaarbaar" bestempelde zeer hoge groei in het vorige kwartaal (29 MWp nieuw, commentaar in vorige analyse), heeft Amsterdam inmiddels het vorige record, 16 MWp groei in Q4 2020, in het 2e kwartaal van 2023 ge-evenaard. Het is, wederom, vrij onwaarschijnlijk dat een belangrijk deel daarvan door grote projecten is opgeleverd. RVO komt in hun laatste update bij de SDE projecten niet verder dan 6,4 MWp nieuwbouw in de eerste jaarhelft in de hoofdstad, dus een substantieel deel van de nieuwe capaciteit moet daar van kleine, grotendeels residentiële projecten komen. De groei in de woning sector blijft dus onvervaard verder gaan, op hoog niveau.

Tot slot, heb ik de "categorie overig" ook weer meegenomen in de grafiek, die afgezien van het opvallende piekje in Q4 2017, slechts marginale volumes bevat (gestabiliseerd op 17 MW, eind Q2 2023). De installaties in deze rest categorie kunnen kennelijk (nog) niet goed toegewezen worden aan 1 van de getoonde regio, en/of ze bevinden zich in rand-regionen met andere netbeheerders, waar mogelijk andersoortige aansluitingen (in het andere netgebied) zijn gerealiseerd.

Door Polder PV zijn wederom alle historische data gecheckt op eventuele wijzigingen in de cijfer reeksen, voor alle getoonde regio. In tegenstelling tot bij de vorige update, zijn er ditmaal geen veranderingen in de historische data geweest.

Liander vs. CBS, blijvende vraagtekens

Omdat Liander zelf een "gemengde" opgave doet van DC generator en AC omvormer vermogen, treden er verschillen op met de opgaves van het CBS, die altijd in (totale) DC generator vermogens worden opgegeven, voor de hele populatie (dus kleinverbruik + grootverbruik). Eind 2019 was er een nogal grote anomalie met de cijfers voor Amsterdam. Weliswaar is dat verschil met de meest recente cijfers bijgetrokken, maar het CBS heeft nu voor de hoofdstad 90 MWp staan voor eind dat jaar. Liander geeft nog steeds 82 MW (DC + AC) op, een vrij groot gat, en onverklaarbaar vanuit de verschillen in weergaves van de betrokken eenheden. Dit verschil is wat minder groot t.o.v. de in de vorige update bijgestelde cijfers voor eind 2021 (die dus ook niet goed vergelijkbaar zijn), CBS 160,5 MWp, Liander 166 MW (DC + AC), dus omgeslagen in het "voordeel" van de cijfers bij de netbeheerder. Eind 2022 is het verschil iets opgelopen, naar 4% (CBS 199,1 MWp; Liander 206 MW).

Kijken we naar de verschillen bij de provincies voor de laatst bekende opgaves bij het CBS, voor eind 2022, zit het nationale statistiek instituut, met wel nog steeds voorlopige cijfers voor dat jaar, telkens een stuk hoger (met opgeteld DC generator vermogen) bij haar opgaves, maar wel met vrij sterk verschillende percentages: Friesland 7% meer (dan DC + AC opgave Liander), Gelderland 9% meer, Noord-Holland (incl. Amsterdam) 13% meer, tot zelfs 35% (!) meer in Flevoland. Deze opvallende verschillen, die allemaal zijn toegenomen t.o.v. de actuele stand van zaken voor eind 2021 (6, 5, 9, resp. 21% verschil), blijven curieus, want je zou veel homogener resultaten verwachten als van standaard conversie kengetallen (AC > DC) uitgegaan zou zijn. Of er zijn andere statistische problemen die dit soort verschillen veroorzaken. Vooral het zeer forse verschil in Flevoland is ronduit opvallend.

Zie verder ook een eerdere discussie over de discrepanties tussen de Liander en CBS data (bijdrage 15 juli 2021).


(3) Evolutie van nieuwe kwartaal volumes bij Alliander

In deze grafiek laat ik de nieuwe aanwas cijfers per kwartaal bij Liander zien, zoals berekend uit de door hen, op de Alliander site publiekelijk getoonde accumulatie cijfers van de PV capaciteit aan het eind van elk kwartaal. Vanwege de in voorgaande rapportages doorgevoerde correcties voor de periodes Q3 2019 tm. Q2 2020, en Q4 2021 tm. Q3 2022, hebben de kolommen een veel normaler verloop gekregen dan in eerdere updates, en worden ze voor die periodes dan ook als "definitief" beschouwd. Globaal bezien is er een "relatief lage groei" tm. eind 2017 te zien, en een "relatief hoge groei" vanaf begin 2018, maar wel met flinke uitschieters, zowel naar boven als naar beneden.

De historisch hoogste kwartaalgroei, voor Q2 2021 (397 MW), blijkt inmiddels met stip te zijn gebroken door het net gepubliceerde resultaat voor Q2 2023, wat met maar liefst 546 MW op een 38% hogere groei is uitgekomen. Ongekend hoog, en, mede gezien de fors tegenvallende trend bij VertiCer in 2023, de nodige vraagtekens oproepend (zie verder). Het vierde kwartaal van 2021 bezet nu de derde plaats wat de aanwas per kwartaal betreft, met 374 MW groei. Op basis van de gepubliceerde einde-kwartaal-cijfers van Liander, zou de groei van Q2 dit jaar maar liefst 57% hoger hebben gelegen dan in Q1. Dit lijkt vrij onwaarschijnlijk, ook omdat de projecten markt slechts traag groeit vanwege alle problemen in dat zeer belangrijke marktsegment. Het enorme verschil lijkt niet verklaard te kunnen worden door een reusachtige groei in alleen het residentiële segment. De groei daar is er natuurlijk wel, maar niet zo bizar hoog, dat daarmee dit enorme verschil verklaard kan worden.

Opvallend laag in de afgelopen jaren, is Q3 2020. Wat met 171 MW maar liefst 45% lager uitkwam dan Q3 in 2019. Dat was midden in Corona tijd, mogelijk een van de oorzaken van die tijdelijk lage groei. In 2022 is er duidelijk een wat lagere groei geweest, zoals uit de gereviseerde kwartaal data bleek in de vorige rapportage.

Kwartaal gemiddeldes

In de grafiek heb ik met gekleurde stippellijnen ook verschillende gemiddeldes uitgezet voor diverse periodes, weergegeven in de legenda. Sommige daarvan hebben een iets ander niveau gekregen, vanwege wijzigingen van historische kwartaal cijfers. De gemiddelde kwartaal groei in de periode 2013 tm. Q2 2023 (zwarte stippellijn) is, met de laatste stand van zaken, 160 MW geweest (vorige update tm. Q1 2023 nog 150 MW).

Kijken we alleen naar de recente periode met hoge groei, 2018 tm. Q2 2023, ligt het gemiddelde inmiddels, mede door de hoge groei in de eerste kwartalen van 2023, op 267 MW groei per kwartaal (rode stippellijn). Bekijken we alleen de laatste vier jaargangen, zien we eerst progressie, gemiddeld 153 MW per kwartaal in 2018 (magenta stippellijn), en 249 MW per kwartaal in 2019 (groene stippellijn, flink bijgesteld in een vorige update). Vervolgens een lichte afkoeling, naar 236 MW in 2020 (grijze stippellijn, ook bijgesteld), en, tot slot, record jaar 2021, wat een flink gestegen gemiddelde van 334 MW per kwartaal liet zien (lichtbruine stippellijn). Wat al ruim het dubbele is van het gemiddelde kwartaal volume in 2018 (vier kwartalen). In 2022 is, met de recente wijzigingen meegerekend, het gemiddelde uitgekomen op 273 MW (geelbruine stippellijn). Weliswaar flink onder dat van het voorgaande jaar liggend (ruim 18%), en daarmee een duidelijke afkoeling in de jaargroei bevestigend. Maar het ligt nog wel beduidend hoger dan de eerder aangepaste gemiddeldes voor de jaren 2019 en 2020.

Door de hoge tot zelfs record hoge groei in de eerste 2 kwartalen van 2023, ligt het gemiddelde daarvan vér boven de jaargemiddeldes in vorige jaren, op maar liefst 447 MW (turquoise stippellijn). De vraag die hierbij oprijst, of dit weer niet een artefact in de data historie van Liander zou kunnen zijn, gezien het zeer hoge niveau.


(4) Jaargroei volumes zonnestroom capaciteit bij Alliander

Uit de accumulatie data in de publiek toegankelijke grafiek van Alliander zijn ook de jaarlijkse groei cijfers te bepalen. Zoals te doen gebruikelijk, heb ik deze weer laten zien als stapel kolommen met de belangrijkste contribuerende regio in 2021-2022, en eerste half-jaar cijfers voor 2023 (Gelderland) onderop, en de categorie "overige" - in theorie althans - bovenaan (bijna niet zichtbaar). Uitzondering daar weer op vormt de aanwas in 2018, die een negatieve groei van laatstgenoemde categorie liet zien (onderaan de X-as zichtbaar). Een gevolg van het vreemde verloop van de accumulatie cijfers van die "rest" categorie (piek eind 2017, daarna weer sterke afname, net aan zichtbaar in de tweede grafiek in dit artikel).

In dit diagram zijn de jaargroei volumes voor 2019 en 2020 sedert de update voor Q3 2022 "genormaliseerd" als gevolg van de aanpassingen voor de data van vier kwartalen in die 2 jaren in genoemde revisie. Zie ook het commentaar daar over in de analyse van de cijfers voor Q3 2022. In de update van Q4 2022 ben ik ook nog ingegaan op enkele vreemde cijfers in de Liander statistieken, zie aldaar voor het commentaar van Polder PV.

Daar werd ook ingegaan op de vreemde discrepanties tussen cijfers genoemd in persberichten van Liander, en gepubliceerde (eigen) kwartaalcijfers. Wat de jaarvolumes betreft, is, met alle reeds doorgevoerde wijzigingen, het resultaat voor 2022 inmiddels "vrijwel in lijn" met de gereconstruceerde jaargroei (1.087 MW volgens persbericht, 2e blauwe stippellijn; 1.093 MW volgens gereconstrueerde jaargroei uit gepubliceerde kwartaalcijfers). Maar voor 2021 klopt daar niets (meer) van. Het persbericht van 17 januari 2022 meldde 1.169 MW groei in 2021 (1e blauwe stippellijn). De kwartaalcijfers wijzen, met alle reeds doorgevoerde wijzigingen, inmiddels op een record groei van 1.337 MW. Dat is 14% hoger dan wat in genoemd persbericht werd gemeld.

2023 - alweer een vraageken

Wat resteert, is de ronduit opmerkelijke, tot nog toe uit de Liander data gedestilleerde hoge groeicijfers voor het eerste half-jaar van 2023. Deze zijn helemaal rechts in de grafiek, in de gearceerde kolom weergegeven, en daar moeten de resultaten voor het 2e halfjaar later nog aan worden toegevoegd. Provincie Gelderland zou alleen al in het 1e half-jaar van 2023 meer capaciteit hebben toegevoegd, dan in de complete jaargangen 2019 en 2020. En zou, bij verdubbeling, puur theoretisch op een jaarvolume kunnen komen wat 36% hoger ligt dan de jaargroei in het record jaar 2021. Als deze groeicijfers "waar" zouden zijn, zou 2023 op een nieuw record jaar afstevenen, bij 2 maal deze half-jaar cijfers zelfs op 34% meer aanwas, dan in "vorig" record jaar 2021.

Zeker wat de projecten markt betreft, mag dat gezien de sterk afkoelende trend bij VertiCer / CertiQ betwijfeld worden. Weliswaar werd tegelijkertijd al 15% groei in het kleinverbruik segment vastgesteld door Liander in het eerste half-jaar (nieuwsbericht 10 juli 2023), met een imposante toename van bijna 116 duizend installaties in dat segment. Maar bij een aangenomen gemiddelde capaciteit van zo'n 4,5 kWp bij woningen (CBS data), komt je dan op zo'n 522 MWp groei uit in dat marktsegment. Wat voor de "niet-woningen" (grotendeels grootverbruik, GVB) dan zou resulteren in 894 (MW) - 522 (MWp) = 372 MW groei in het eerste half-jaar. In 2020 was er een jaarlijkse groei van 581 MW in het GVB segment. Genoemde potentiële groei van 372 MW in het eerste half-jaar van 2023, zou dan zo'n 28% hoger liggen dan de helft van de jaargroei in 2020 in het GVB segment. In een - volgens VertiCer - beduidend afnemende projecten markt (vrijwel exclusief GVB aansluitingen betreffend). Er wringt dus het nodige bij deze uit de Liander data gedestilleerde record groei cijfers voor 2023.

De vraag rijst hier op, of er bij Liander wellicht tussentijds een vergelijkbare "inhaal cijfer operatie" heeft plaatsgevonden, zoals al minstens 2 maal eerder is geschied. Waarbij met name voor de grote projecten achter een grootverbruik aansluiting in 2022 nu mogelijk weer een fors nieuw gevonden volume zou kunnen zijn. Dat zou betekenen, dat een deel van de hoge groei niet aan 2023, maar aan het voorliggende jaar, 2022, zou moeten worden toegerekend. En dat de verschillen tussen die 2 jaren dus flink zouden verminderen bij de uiteindelijk vast te stellen jaargroei cijfers.

Een vraag in die richting is reeds door Polder PV gesteld aan Liander, het antwoord laat nog op zich wachten. Dus wellicht horen we daar in een later stadium meer over.


(5) Segmentaties kleinverbruik en grootverbruik provincies in 2022

In een vorige update ben ik uitgebreid ingegaan op de segmentaties naar klein- en grootverbruik voor het jaar 2022, volgens de publicatie van Liander begin 2023. Zie voor die sectie het vorige kwartaalbericht, met drie besproken grafieken en duiding van de getoonde gegevens.


(6) Poging prognose evolutie capaciteit netgebied Liander

Ook werd in het vorige kwartaalbericht ingegaan op een voorlopige prognose van het potentieel aan PV capaciteit in het netgebied van Liander. Polder PV kwam voorlopig op een volume van 7,4 GW (DC + AC) PV capaciteit, voor eind 2023, sterk afhankelijk van de beschikbare netcapaciteit dit jaar. Ik hoop hier later nog een update van te kunnen maken, als er meer gegevens beschikbaar komen. Met de huidige volumes zou die groei zelfs nog hoger kunnen gaan worden. Maar, mede in het licht van de inmiddels slecht verklaarbare hoge groei in het eerste half-jaar van 2023 (discussie onderaan paragraaf 4), kunnen we hier voorlopig nog geen zinnige uitspraken over doen.


Bronnen:

Onze actuele prestaties. Ontwikkeling energietransitie (website Alliander, juli 2023)

Huishoudens kunnen vaker opgewekte zonnestroom niet kwijt (10 juli 2023, bericht Liander met o.a. voorlopige statistieke cijfers groei residentiële markt)

Historische groei zonnepanelen op woningdaken in Noord-Holland, Friesland, Flevoland, Gelderland en Zuid-Holland (website Liander, 27 januari 2023, met daar aan gelinkt links naar nog eens 5, grotendeels overeenkomende "aparte" artikelen over de status in 5 provincies in Liander netgebied)

In 2022 historische groei zonnepanelen op woningdaken (bericht website Netbeheer Nederland, 27 januari 2023)

Zeldzame samenwerking #netbeheerders. Cijfers #zonnestroom (Tweet Polder PV, 27 januari 2023, n.a.v. de "gezamenlijke statistiek storm" van de meeste netbeheerders, aan de vooravond van het vervolg debat over afbouw salderen van zonnestroom bij kleinverbruikers, en met links naar berichten bij de diverse netbeheerder)

Intern

Analyse tm. Q1 2023 (10 mei 2023, met revisie van de cijfers voor Q4 2021 tm. Q3 2022)

Analyse tm. Q4 2022 (6 februari 2023, met bespreking segmentaties kleinverbruik / grootverbruik in 2022)
Analyse tm. Q3 2022 (27 oktober 2022, met de volledige revisie van de data voor Q3 2019 tm. Q2 2020, en Q3 2022 toegevoegd)
Analyse tm. Q2 2022 (21 juli 2021, nog met de niet aangepaste, "artificiële" verdeling van de data voor Q3 2019 tm. Q2 2020)
Analyse tm. Q1 2022 (26 april 2021)

Voor eerdere gedetailleerde besprekingen van de PV statistieken bij Liander, zie paragraaf bronnen in de analyse van de status van oktober 2021


25 juli 2023: SDE 2022 (derde SDE "++"). Deel 4. RVO update alle SDE regelingen zonnestroom tm. SDE 2022, 1 juli 2023 - weer versnelde groei, 598 MWp nieuwe realisaties in 2e kwartaal, en 143 MWp beschikte capaciteit verloren gegaan.

Recent is het het laatste status overzicht voor de SDE regelingen bij RVO verschenen , met peildatum (1) juli 2023, met alle overgebleven beschikkingen. Voor het eerst met daarbij de nieuw toegevoegde exemplaren afgegeven onder de SDE 2022 regeling (3e SDE "++"), inclusief surprise. In deze analyse wordt het grote zonnestroom deel-dossier weer in detail tegen het licht gehouden. In deze tweede kwartaal update werd weer een forse groei zichtbaar, van ruim 598 MWp (verdeeld over netto 232 nieuw gerealiseerde beschikkingen, incl. verliezen bij oudere regelingen). Daarnaast is er uiteraard ook weer verlies opgetreden met een omvang van netto 143 MWp ooit beschikte PV capaciteit, verdeeld over 348 toekenningen. Wederom was het verlies veel lager dan in de vorige update, en ook nu werd het grootste verlies vastgesteld bij de eerste SDE "++" regeling (SDE 2020 II), ruim 49 MWp toegekend PV volume ging daar verloren, verdeeld over 87 afgevoerde beschikkingen.

Het weer flink toegenomen realisatie tempo leidde eind juni 2023 voor het eerste in de historie tot een totaal van meer dan 10 GWp aan gerealiseerde capaciteit volgens de RVO opgaves. Meer precies, 10.028 MWp aan beschikt gerealiseerd PV vermogen, verdeeld over inmiddels 29.659 gerealiseerde aanvragen. Die daarbij niet gelijk gesteld mogen worden aan "projecten" i.v.m. de mogelijkheid van meerdere beschikkingen per project. De nieuwe toevoeging van ruim 598 MWp beschikt vermogen is ruim 88% hoger dan de 317 MWp toename in de voorgaande update. Het is, in absolute zin, de hoogste kwartaal groei sedert de toename in de kwartaal update van QI 2022. De najaars-ronde van SDE 2018 blijft, met een accumulatie van 1.682 MWp aan beschikte realisaties, op behoorlijke afstand van de numero 2, de voorjaars-ronde van SDE 2017, waar inmiddels 1.500 MWp van is gerealiseerd (volgens beschikt volume). Relateren we de nieuwe volumes aan het opgeleverde (beschikte) vermogen per dag, is er in de huidige versie, voor het totaal van alle SDE regelingen, in het tweede kwartaal van 2023, ook een duidelijke toename zichtbaar, naar gemiddeld 6,6 MWp per dag. Bijna een verdubbeling van de 3,5 MWp/dag groei in het vorige kwartaal.

De verliezen van talloze eerder beschikte projecten blijven ook in de huidige update aanhouden, al is het wederom flink minder dan in de vorige update. Met ook nu weer de eerste SDE "++", SDE 2020 II regeling als grootste verliezer. Voor alleen de SDE "+" regelingen is, mede door het enorme geaccumuleerde verlies onder SDE 2020 I, ruim 39% van het oorspronkelijk toegekende vermogen verloren gegaan. In totaal is er bij alle ooit toegekende SDE beschikkingen (SDE, SDE "+", en de eerste 3 SDE "++" regelingen, SDE 2020 II, SDE 2021 en SDE 2022) een enorm volume van bijna 8,6 GWp aan beschikte PV capaciteit, verdeeld over ruim 25 en een half duizend oorspronkelijke beschikkingen verdwenen. Hiermee heeft de PV sector reeds een maximale marktwaarde aan subsidies van bijna 8,4 miljard Euro laten verdampen sedert de start van de eerste SDE regeling.

Met deze update resteert, tot en met de nu ook toegevoegde SDE 2022, de derde officiële SDE "++" ronde, een nog in te vullen, beschikt volume van ruim 9,8 GWp, verdeeld over nog 6.048 overgebleven PV project beschikkingen in dit omvangrijke dossier. Dit artikel behandelt de actuele status update volgens de recentste cijfers gepubliceerd door RVO.


Dit artikel behandelt in ieder geval de status update voor zonnestroom en, kort, thermische zonne-energie, gedateerd 1 juli 2023. Een analyse van uitgebreide updates over de laatste 6 jaar vindt u onder de volgende publicatie data op Polder PV: 18 april 2023, 9 januari 2023, 13 oktober 2022, 26 augustus 2022, 14 april 2022, 11 februari 2022, 10 december 2021, 4 augustus 2021, 8 april 2021, 22 januari 2021, 29 oktober 2020, 21 juli 2020, 9 april 2020, 15 januari 2020, 30 december 2019, 19 augustus 2019, 16 mei 2019, 18 februari 2019, 13 december 2018, 12 juli 2018, 19 april 2018, 13 februari 2018, en voor 2017 onder 18 november, 4 september, 31 augustus, en 31 mei 2017.

In deze meest recente update is bij de opgeleverde capaciteit, door RVO een "officieel" SDE beschikt zonnestroom volume opgegeven van 10.028 MWp, dus al ruim 10 GWp (voor peildatum 1 april 2023, nog zonder SDE 2022, was dat 9.430 MWp), verdeeld over 29.659 project beschikkingen. In het overzicht van 1 april 2023 lag dat laatste nog op een volume van 29.364 gerealiseerde toekenningen. Inmiddels zijn ook de laatste beschikkingen van SDE 2016 II verdwenen of ingevuld. Vanaf de voorjaars-ronde van SDE 2017 staan er nog beschikkingen open (tm. SDE 2018 II nog maar 41 exemplaren).

De SDE 2017 I regeling had al sinds lange tijd het stokje van SDE 2014 overgenomen m.b.t. de door RVO bestempelde gerealiseerde capaciteit, en was de eerste SDE regeling ooit, waarvoor de invulling meer dan 1 GWp was. Dat is in de huidige update toegenomen naar 1.500 MWp. Het realisatie niveau is al langere tijd hoger onder nieuwe kampioen SDE 2018 II, die verder is uitgelopen naar 1.682 MWp aan gerealiseerd beschikt volume. Inmiddels heeft de vijfde SDE regeling meer dan 1 GWp aan gerealiseerde capaciteit volgens RVO, in afnemende volgorde na bovengenoemde 2 zijn dat SDE 2017 II (1.264 MWp), SDE 2019 I (1.087 MWp), en nieuw top 5 toe-treder, SDE 2019 II, met 1.078 MWp.

Vanaf SDE 2016 II zijn er al 8 SDE regelingen die het gerealiseerde volume van langjarig oud-kampioen, de SDE 2014 (inmiddels neerwaarts bijgesteld naar 574 MWp), zijn gepasseerd.

Op het vlak van opgeleverde aantallen beschikkingen is SDE 2017 I weer iets verder uitgelopen op SDE 2014, met 2.758 t.o.v. 2.129 exemplaren (SDE 2014: 14 exemplaren verdwenen t.o.v. de vorige update!). Er staan nog 7 beschikkingen voor SDE 2017 I open, dus het verschil kan nog marginaal oplopen. SDE 2018 II, SDE 2019 I, en SDE 2017 II, zijn op dat punt de SDE 2014 ook al voorbij gestreefd, met inmiddels 2.428, 2.303, resp. 2.215 stuks. SDE 2020 I zat SDE 2014 in de vorige update al op de hielen, en heeft, met inmiddels 2.209 realisaties, die historisch succesvolle oude regeling ook al ingehaald.

Er is, tm. de hier besproken RVO update, die alle resterende beschikkingen omvat inclusief de in de huidige update toegevoegde SDE 2022, in totaal al een historisch volume van bijna 8,6 GWp, 8.579 MWp, aan beschikte SDE capaciteit, verdeeld over 25.633 beschikkingen, voor zonnestroom verloren gegaan (!) om diverse redenen. Hier wordt verderop in dit artikel dieper op ingegaan. In de huidige update staan, onder toevoeging van SDE 2022, gecombineerd met gecontinueerde verliezen onder oudere project beschikkingen, nog resterende volumes open van 6.048 beschikkingen, resp. 9.849 MWp. Vanaf 7 overgebleven exemplaren voor SDE 2017 I, tm. de slechts 445 overgebleven exemplaren voor "grote verliezer" SDE 2020 I (SDE "+"), en de 645 resterende beschikkingen voor SDE 2020 II (SDE "++"). 3.335 overgebleven exemplaren voor SDE 2021, en 1.449 voor de toegevoegde SDE 2022 completeren het geheel aan resterend potentieel.

Gelieve voornoemde artikelen te raadplegen voor achtergronden van de getoonde data. In het huidige artikel presenteer ik zoveel mogelijk de harde, actuele, "officiële" cijfers, mijn commentaar, en interpretaties. En geef ik uiteraard ook weer actuele updates van grafieken en tabellen.

Voetnoot
Veel projecten worden de laatste jaren (soms fors) kleiner gerealiseerd dan waarvoor ze oorspronkelijk zijn beschikt. Wat mogelijk (deels) met de grote problemen met aansluitingen, en overgebleven capaciteit voor grootverbruikers op het net heeft te maken. In ieder geval is het gevolg de al jaren door Polder PV gesignaleerde trend, dat RVO de omvang van de gepubliceerde beschikkingen neerwaarts bijstelt in de meest actuele updates over de SDE regelingen. Als dit geschiedt bij een SDE regeling, waarbinnen weinig "activiteit" (lees: nieuwbouw) is geweest sinds de voorlaatste rapportage, kan het gevolg zijn, dat de totale overgebleven beschikte capaciteit binnen die regeling lager uitpakt dan in de voorgaande update.



Update van de grafiek gepresenteerd voor de status van 1 april 2023, met de nieuwe cijfers voor 1 juli 2023 toegevoegd (laatste kolom achteraan). Ik heb voor het huidige overzicht wederom de fysieke optelling genomen van de (overgebleven) beschikte volumes van alle gerealiseerde projecten in de recent gepubliceerde spreadsheet van RVO. Bovenaan de kolommen zijn de volumes aan gerealiseerde PV beschikkingen van de SDE 2018 II tm. 2021 rondes het meest significant gegroeid, met wederom de grootste toename bij de najaars-regeling van SDE 2019.

Merkwaardige correcties SDE 2022

In de huidige update is SDE 2022 voor het eerst toegevoegd, met reeds 16,1 MWp aan (beschikte) capaciteit gerealiseerd. Er is wel wat merkwaardigs aan de hand met die nieuw toegevoegde regeling. Want de door RVO opgevoerde beschikte totaal volumes, voor het eerst toegevoegd aan deze kwartaal update, zijn hoger, dan de hoeveelheden oorspronkelijke beschikkingen en capaciteit die in de kamerbrief van 26 april jl. waren genoemd (overgenomen van later gepubliceerde eerste RVO detail data). Daar werd nog gewag gemaakt van 1.505 toegekende beschikkingen voor zonnestroom onder SDE 2022, goed voor 1.913 MWp. Bij RVO is de stand van zaken in de huidige update van 1 juli 2023 1.512 beschikkingen (7 meer), resp. 1.923 MWp (ongeveer 10 MWp meer). Kennelijk zijn er dus afgegeven beschikkingen toegevoegd na publicatie van de kamerbrief over de "definitieve toezeggingen" onder SDE 2022 ... Normaliter zijn later gepubliceerde cijfers voor de overgebleven beschikkingen altijd lager dan daarvoor, vanwege de voortdurende uitval van project toekenningen. Deze anomalie is ook terug te vinden in de "blauwe verlies kolom" in het totaal overzicht in de grote tabel elders in deze detail analyse.

Dit alles daargelaten, de totale groei is in het tweede kwartaal van 2023 weer beduidend hoger geweest geweest t.o.v. de aanwas in de voorgaande versie, zoals getoond rechtsboven in bovenstaande grafiek. De wijzigingen t.o.v. de vorige update zijn als volgt.

Tot en met SDE 2016 I is er, op de nodige neerwaartse correcties van oudere aantallen beschikkingen en capaciteiten (inmiddels zelfs bij 8 oudere SDE regelingen) na, weinig gewijzigd. SDE 2016 II tm. en SDE 2018 I voegden bescheiden aantallen beschikkingen toe (4, 2, 4, en 5 exemplaren), met hoeveelheden van 284 kWp, resp. 48,0, 4,8, en 6,1 MWp. Daarmee kwamen de geaccumuleerde capaciteiten op 586 MWp, 1.500 MWp, 1.264 MWp, resp. 787 MWp voor die 4 regelingen.

De najaars-ronde van SDE 2018 kwam in accumulatie voor het eerst in de SDE historie op de eerste plaats, en heeft, met 23 nieuwe realisaties en met bijna 79 MWp in de huidige update, resulterend in 1.682 MWp toegekend volume, haar eerste plaats verder verstevigd. Hier bovenop zijn nieuwe volumes voor de twee SDE 2019 regelingen toegevoegd. De voorjaar-ronde met netto 73 MWp groei (28 nieuw gerealiseerde beschikkingen), komt momenteel op 1.087 MWp, en was de vierde SDE regeling in de RVO historie geworden, die de "magische" 1 GWp is gepasseerd. De eerder met massieve afwijzingen geconfronteerde SDE 2019 II, voegde netto in deze update wederom een record volume van bijna 176 MWp toe (met slechts 22 nieuw gerealiseerde beschikkingen), en kwam daarmee op een volume van 1.078 MWp aan gerealiseerde (beschikte) capaciteit. Het is daarmee alweer de vijfde SDE regeling met meer dan 1 GWp aan realisaties voor zonnestroom volgens de RVO cijfers.

In deze update werden onder de laatste officiële SDE "+" regeling, SDE 2020 I, 84 nieuwe beschikkingen van een "ja" vinkje voorzien, waarmee ruim 79 MWp werd toegevoegd. In totaal kwam voor SDE 2020 I de accumulatie aan gerealiseerde beschikkingen daarmee uit op 769 MWp.

De eerste officiële SDE "++" regeling, SDE 2020 II, voegde 81 gerealiseerde beschikkingen toe, goed voor 63 MWp aan capaciteit. In accumulatie kwam deze ronde daarmee op bijna 302 MWp.

Hier bovenop volgde het hoogste aantal nieuwe realisaties, 95 stuks, resp. bijna 56 MWp capaciteit (slechts 6e in de rangorde in deze update), aan relatief kleine nieuwe projecten onder SDE 2021. Daarmee zwol het totale volume voor deze regeling aan tot 123 MWp.

SDE 2022, tot slot, was in de vorige kwartaal update van RVO nog niet vertegenwoordigd, dus kunnen er geen "verschil cijfers" worden benoemd. Maar er is wel degelijk het nodige volume al gerealiseerd binnen die laatste compleet toegekende SDE "++" regeling. Dat was al zo in het eerste RVO overzicht, wat de oorspronkelijk toegekende beschikkingen toonde. Inmiddels is het volume wat al is gerealiseerd binnen deze laatste regeling opgelopen tot 63 kleine beschikkingen, met een totale capaciteit van 16,1 MWp.

Anomalie - maar verklaarbaar

Er is 1 opvallende anomalie bij de realisaties. Als we terugrekenen naar gemiddelde capaciteit per beschikking die in het laatste kwartaal is gerealiseerd zien we, zoals is te verwachten, een behoorlijke spreiding tussen de SDE regelingen onderling. Variërend van 71 kWp gemiddeld voor de 4 nieuw gerealiseerde beschikkingen onder SDE 2016 II, tot 3,4 MWp gemiddeld voor de 23 exemplaren nieuw onder SDE 2018 II. En zelfs 8,0 MWp gemiddeld voor de 22 opgeleverde beschikkingen onder de SDE 2019 II ronde. Een regeling, waarvan we weten dat uitsluitend een verzameling van gemiddeld (zeer) grote projecten cq. beschikkingen is overgebleven, na een ware slachtpartij onder de aanvragen.

1 regeling steekt echter op dit punt in de huidige update boven alles uit. Onder SDE 2017 I werden namelijk maar 2 beschikkingen nieuw opgeleverd, die echter volgens de RVO data gezamenlijk wel 48 MWp gerealiseerd vermogen inbrachten. Derhalve, gemiddeld een spectaculaire 24 MWp per stuk (!). Na even graven in de primaire data, werd duidelijk, waar dat aan lag. Het grote drijvende zonnepark project van GroenLeven op de Sellingerbeetse plas in het Groningse Westerwolde, wat al eind van de zomer van 2021 was gebouwd, en zichtbaar op luchtfoto's, had tot de april update van RVO nog geen "ja" vinkje. Inmiddels, in de huidige update, is dat vinkje eindelijk wel gezet, en dat was goed voor een beschikt vermogen van bijna 49 MWp. Dat grote, hoog impact makende project (bij een totaal volume van 2 nieuw gerealiseerde beschikkingen), blijkt pas in het eerste kwartaal van 2023 (volledig) netgekoppeld te zijn opgeleverd. Dik anderhalf jaar nadat het project was gebouwd. Het was dan ook een zeer complex project, om dat in de bedrijfsvoering van de betreffende ondernemer in de lokale zandwinning in te passen, bovendien ook nog in net-congestie gebied.

Totale progressie - realisatie

Sedert de voorlaatste update van april 2023 (9.430 MWp geaccumuleerd) is er netto 598,3 MWp gerealiseerde beschikte capaciteit bijgekomen. Dit is het netto effect van (a) gerealiseerde groei bij meestal recentere SDE regelingen, (2) de eerst gerealiseerde nieuwe volumes bij de in de vorige update nog niet opgenomen SDE 2022, en (c) de uit de voorgaande bestanden weer verwijderde beschikte capaciteit (diverse redenen mogelijk). Het netto resultaat is een forse 88% meer dan de 317 MWp nieuw volume in de april update.

Dit lijkt enigszins tegenstrijdig met de duidelijke afkoeling trend in het VertiCer / CertiQ dossier (laatste analyse alhier). Maar daarbij moet niet vergeten worden, dat RVO administraties altijd ver achter lopen op de realiteit bij VertiCer, en dat een fors deel van de "administratieve groei" slechts inhaal registratie van oudere projecten betreft, zoals het eerder genoemde voorbeeld Sellingerbeetse illustreert. Een deel van de nieuw toegevoegde capaciteit zal dan ook in het vorige jaar (of zelfs eerder) al netgekoppeld zijn opgeleverd, en hoort dan ook niet formeel aan 2023 te worden toegerekend tot de "jaargroei cijfers". Of, in het onderhavige geval, tot de groei in het eerste half jaar van 2023.

Toenames afgelopen updates

Achtereenvolgens waren de nieuwe volumes t.o.v. de voorgaande updates, in de afgelopen vier RVO updates als volgt: Tussen januari en juni 2022 zeer sterke terugval naar een toename van slechts 189 MWp. Een toename naar 584 MWp nieuw beschikt vermogen genoteerd door RVO, tussen juli en begin oktober 2022. In het laatste kwartaal van 2022 werd daar nog eens 505 MWp nieuw beschikt vermogen aan toegevoegd. In het eerste kwartaal van 2023 viel het nieuw bijgeschreven volume terug, naar ruim 317 MWp, in het tweede kwartaal is er weer een stevige toename van ruim 598 MWp.

Als we, voor een eerlijker vergelijking, terug rekenen naar het aantal dagen tussen de peildata, (die behoorlijk kunnen verschillen, zie de afstanden tussen de updates in de grafiek), komen we met de volgende bevindingen. In het kwartaal tussen april en juli 2022 was de groei sterk ondermaats, slechts 2,1 MWp gemiddeld per dag. We moeten naar de update van 4 oktober 2018 teruggrijpen voor nog lagere relatieve groeicijfers (iets lager dan 2 MWp/dag). Dat is dik 3 en een half jaar geleden, dus dat zegt wel iets over de status quo in de huidige projecten markt. Tussen juli en oktober 2022 hadden we tijdelijk weer een hoog niveau te pakken, van gemiddeld 6,3 MWp/dag. Gevolgd door een iets lager, maar nog steeds hoog niveau, van 5,5 MWp/dag tussen begin oktober en eind december 2022. In het eerste kwartaal in 2023 viel het verder terug naar gemiddeld 3,5 MWp/dag, maar in het tweede kwartaal was er weer een gezonde groei van de bijschrijvingen, van gemiddeld 6,6 MWp/dag.

Genoemde 6,6 MWp gemiddeld per dag in het SDE dossier komt uiteraard bovenop andere realisaties bij projecten die andere incentives kennen (zoals EIA, subsidies voor sportinstellingen, VvE's, MIA / Vamil, etc.), of zelfs helemaal geen subsidies. Zoals vaak bij nieuwbouw projecten, waarin eventuele PV daken in de bouwsom worden meegenomen. Dit nog exclusief de ook nog steeds booming residentiële markt, inclusief de grote portfolio's die bij de huur corporaties worden uitgerold (volumes: qua toegevoegde MWp-en onbekend, maar groot).

Voor de evolutie van deze relatieve maatvoering in uitsluitend het RVO - SDE dossier, heb ik een nieuwe versie van de in de vorige update nieuw gemaakte grafiek hier onder getoond:

Deze grafiek toont de gemiddelde groei van de nieuwe capaciteit per dag tussen twee RVO updates, daarbij rekening houdend met het aantal dagen tussen de peildata van de gepubliceerde rapportages. Tm. 2015 gebeurde er relatief weinig, met de laagste toename eind 2013 (22 kWp gemiddeld per dag nieuw volume gerealiseerd in die periode). Vanaf 2016 zijn de administratieve bijschrijvingen in de SDE gedreven projectenmarkt merkbaar gegroeid, vielen ze in 2020 kort terug, en lieten daarna nog sterkere wisselingen van het tempo te zien. Om te culmineren in het eerste kwartaal van 2022, met gemiddeld 8.776 kWp per dag toegevoegd in die periode. Het tweede kwartaal was heel wat minder actief, er volgde nog een "piek" van 6,3 MWp/dag in het derde kwartaal. Daarna namen de gemiddelde volumes weer sterk af, naar 3.527 kWp/dag in het eerste kwartaal van 2023. In het tweede kwartaal werd er gemiddeld weer een bijna dubbel zo groot volume bijgeschreven, 6.575 kWp/dag. De vijfde hoogste toename in de administratie historie van de SDE regelingen.

Alles bij elkaar opgeteld is er inmiddels, binnen het SDE dossier, voor een beschikt volume van 10.028 MWp aan "officieel gerealiseerde" PV-projecten, en dus met "ja vinkje" in de gepubliceerde lijst, bekend bij RVO, die een (of meer) SDE beschikking(en) hebben. Zoals te zien bovenaan de laatste kolom in de eerste grafiek in dit artikel. In werkelijkheid is er echter al meer aan het net gekoppeld, omdat er flinke administratieve vertragingen zijn in de verwerking van data bij RVO. Polder PV heeft daar honderden voorbeelden van in zijn eigen project overzichten.


(Nieuwe) afvallers update 1 juli 2023

Terugkerend naar de eerste grafiek: bij de oudste regelingen, SDE 2008 tm. SDE 2016 II zal er niets meer bijkomen, er staan geen beschikkingen meer "open" voor die regelingen. Wel zijn er in recentere updates nog steeds, regelmatig, om niet gespecificeerde redenen beschikkingen, soms zelfs voor reeds (lang) gerealiseerde projecten, afgevallen. Redenen zouden kunnen zijn: brand, diefstal, hagel schade, installatie afgebroken, verhuizing / nieuwe eigenaar niet geïnteresseerd in subsidie perikelen, of een onbekende, andere reden. Die verloren gegane volumes zijn hier onder in detail weergegeven t.o.v. de update van 1 april 2023. Zie ook de bespreking van de uitgebreide update voor de totale volume accumulaties in de tabel verderop.

Let hierbij op, dat het aantal verloren gegane beschikkingen en de capaciteiten beslist niet hoeven te "corresponderen". Zoals eerder in een voetnoot opgemerkt, zie ik al langere tijd, dat RVO, inmiddels zeer regelmatig forse (altijd: neerwaartse) bijstellingen van eerder beschikte capaciteiten doorvoert in haar SDE lijsten, die dus niet gepaard gaan met uitschrijving van de betreffende beschikte projecten. NB: "projecten" derhalve beter te lezen als "beschikkingen", omdat er regelmatig meer dan 1 beschikking voor een en hetzelfde "PV project" wordt aangevraagd en afgegeven (meestal uit verschillende jaargangen, maar niet noodzakelijkerwijs). RVO besteedde recentelijk ook weer een webpagina met gelinkte documenten aan wat zij de "vrijval" van capaciteit noemen, met de nodige cijfers. Al was dat deels weer met achterhaalde cijfers tm. eind 2021 (CBS heeft namelijk al lang weer diverse opwaartse correcties van het nationale vermogen doorgevoerd, voor de jaren 2020 tm. 2022). Er is een nieuw rapport over 2022 in de maak bij RVO (nog niet officieel).

Polder PV heeft van projecten met meer dan 1 SDE beschikking honderden voorbeelden in zijn overzichten staan. De grootste projecten, vanaf 500 kWp per stuk, waarvoor SDE beschikkingen zijn uitgegeven in mijn overzicht, hebben gemiddeld zo'n 1,27 beschikking per project. Ook dat is in de sector kennelijk extreem slecht bekend, want je hoort er verder niemand over, en/of de implicaties worden verzwegen. Zelfs door bekende analisten in de markt.

  • SDE 2008 27 beschikkingen minder, 60 kWp (waarschijnlijk grotendeels residentieel, of kleine projecten achter andersoortige kleinverbruik aansluiting; mogelijk verder gaande uitval van oorspronkelijk beschikte eerste SDE projecten bij beginnende afloop subsidie periode ?)
  • SDE 2009 46 beschikkingen minder, 289 kWp
  • SDE 2010 22 beschikkingen minder, 130 kWp
  • SDE 2011 2 beschikkingen minder, 65 kWp
  • SDE 2012 1 beschikking minder, 23 kWp
  • SDE 2013 3 beschikkingen minder, 120 kWp
  • SDE 2014 14 beschikkingen minder, 1.524 kWp
  • SDE 2016 I 1 beschikking minder, 16 kWp
  • SDE 2016 II 2 beschikkingen minder, 225 kWp
  • SDE 2017 I 6 beschikkingen minder, 1.859 kWp
  • SDE 2017 II 3 beschikkingen minder, 462 kWp
  • SDE 2018 I 5 beschikkingen minder, 1.192 kWp
  • SDE 2018 II 10 beschikkingen minder, 15,3 MWp minder (waarschijnlijk deels neerwaartse bijstellingen van beschikkingen / "vrijval")
  • SDE 2019 I 21 beschikkingen minder, 12,8 MWp minder (idem)
  • SDE 2019 II 2 beschikkingen minder, 7,3 MWp méér capaciteit (!)
  • SDE 2020 I 73 beschikkingen afgevoerd, 44,1 MWp minder
  • SDE 2020 II 87 beschikkingen afgevoerd, 49,2 MWp minder (als boven; voor beide parameters de hoogste volumes verloren gegaan in deze update)
  • SDE 2021 30 beschikkingen minder, 32,4 MWp minder (idem).

Opvallend in bovenstaand overzicht, is, dat vrijwel alle SDE regelingen inmiddels zowel beschikkingen als capaciteit hebben verloren in deze laatste RVO update. Alleen SDE 2015 is "ongeschonden", maar die had dan ook nog maar 33 beschikkingen (8,0 MWp), en is op het totaal sowieso een verwaarloosbare regeling m.b.t. zonnestroom geweest. Een van diverse redenen zou kunnen liggen aan een flinke reeks branden dit en vorig jaar, waar onder ook diverse SDE beschikte projecten. Echter, alleen als een verzekerings-kwestie spaak loopt, zou herbouw niet kunnen doorgaan, mogelijk resulterend in terugtrekking van de dan zinloos geworden SDE beschikking(en). Alleen al in 2023 is er met de door Polder PV geïnventariseerde branden bijna 12 MWp verloren gegaan bij SDE beschikte projecten.

Byzonder is de gelijktijdige uitval van 2 beschikkingen onder SDE 2019 II, terwijl de capaciteit is toégenomen (7,3 MWp). Dit is vermoedelijk een - zeer zeldzame - opwaartse correctie in de bronbestanden bij RVO geweest (voor alleen de capaciteit). Vrijwel alle correcties die door RVO worden doorgevoerd zijn néérwaartse aanpassingen van de capaciteit bij de beschikkingen.

De totale uitval t.o.v. de vorige update betreft een volume van 355 beschikkingen (in de vorige update lag dat een stuk lager, 211 stuks), met bijna 153 MWp aan verdwenen / reeds afgeboekte beschikte capaciteit (flink lager dan in de vorige update, 219 MWp). Ditmaal was het verlies bij de eerste SDE "++" regeling, de SDE 2020 II het grootst. Het generieke niveau van de wegval is wel veel lager dan in eerdere updates. In nog oudere updates waren het vooral de twee SDE 2017 rondes die zeer fors moesten incasseren met talloze verdwenen beschikkingen en capaciteiten. De grote klappen werden daarna vooral aan de twee SDE 2018 rondes, SDE 2019 I en SDE 2020 I toebedeeld. De verliezen zijn in de huidige update gelukkig weer relatief "beperkt".

Triest lijstje verliezen, impact wel minder in huidige update

In de historie van het SDE gebeuren zijn de volgende grote volumes aan afgegeven beschikkingen gerelateerd aan capaciteit verloren gegaan, per RVO update. Vanaf januari 2019 achtereenvolgens 160, 101, 74 MWp, 257 MWp (update november 2019), 473 MWp (update januari 2020), een eerder record van 608 MWp (update april 2020), 353 MWp (update juli 2020), 382 MWp (update september 2020), 346 MWp (update januari 2021), 451 MWp (update april 2021), ruim 210 (update juli 2021), bijna 477 MWp (update oktober 2021), en 314 MWp (update januari 2022). In de april 2022 update werd een nieuw record van ruim 1.624 MWp gevestigd, begin juli een bescheiden 295 MWp, begin oktober 752 MWp, in januari 2023 bijna 691 MWp, en in april 2023 219 MWp. En nu dus nog eens 153 MWp afgevoerd. Om u een idee te geven van de impact van dat laatste cijfer: gerekend met moderne PV modules van 450 Wp (plm. 2,21 m²) per stuk, hebben we het, wat het verlies in de huidige, laatste update betreft, alweer over een niet gerealiseerd potentieel van bijna 340 duizend zonnepanelen, met een gezamenlijke oppervlakte van zo'n 75 hectare, in een periode van 3 maanden tijd.

Uitval totalen en percentages t.o.v. oorspronkelijke beschikkingen

In absolute zin hebben sinds de vorige updates alweer 5 opvolger regelingen de SDE 2017 I naar de 6e plaats verwezen wat verliezen betreft (bijna 853 MWp verdwenen, goed voor 36% van oorspronkelijk toegekend). SDE 2020 I staat, met stip, bovenaan, met inmiddels al totaal 1.628 MWp aan weggevallen beschikte capaciteit (ruim 47% van de oorspronkelijk toegekende 3.440 MWp). Trieste volger in absolute zin, is de najaars-ronde van SDE 2018, die alweer 1.164 MWp kwijt is, ruim 39% van de oorspronkelijk beschikte capaciteit (2.953 MWp). SDE 2019 I komt op de derde plaats bij de capaciteits-verliezen, 1.123 MWp, van de oorspronkelijk beschikte 2.515 MWp (bijna 45% teloor gegaan). SDE 2020 II, de eerste SDE "++" regeling, is op de vierde plek terecht gekomen, met een verlies van 1.023 MWp, wat al ruim 28% van de oorspronkelijk beschikte 3.603 MWp is. De voorjaarsronde van 2018 sluit dit "illustere" rijtje, met een aderlating van 918 MWp van oorspronkelijk 1.710 MWp.

Procentueel bezien, blijven de eerste drie SDE "+" regelingen de grootste verliezers bij de capaciteit, met verlies percentages tussen de 56% (SDE 2013) en 74% (SDE 2012). Drie latere regelingen, met grote beschikte volumes, beginnen inmiddels echter ook al zeer zorgwekkende verliespercentages te tonen: SDE 2019 I 45%, SDE 2020 I 47%, en SDE 2018 I al 54%.

Bij de aantallen project beschikkingen was SDE 2018 I, al sedert de april versie van 2020 "negatief kampioen", maar daar is ook al langer nog slechter nieuws te verkondigen. Nieuwe verlies kampioen bij de aantallen beschikkingen is al weer een tijdje SDE 2020 I. Die inmiddels in totaal al 4.228 toekenningen zag verdampen, wat zelfs fors hoger is dan de bijna uitsluitend kleine residentiële beschikkingen kennende oude SDE 2008 (3.721 beschikkingen inmiddels, ook door later optredende druppelsgewijze "lekkages", verdwenen). Onder SDE "+" zijn de opvolgende grote absolute verliezers SDE 2019 I (2.371 beschikkingen kwijtgeraakt), resp. SDE 2018 II (1.959 exemplaren in de min), op de voet gevolgd door SDE 2018 I, SDE 2017 II, en SDE 2017 I (1.906, 1.725 resp. 1.621 beschikkingen verdwenen). SDE 2020 II (eerste SDE "++") is inmiddels, met een verlies aan 2.143 beschikkingen, in absolute zin al op de derde plaats beland sinds de SDE in een nieuw jasje werd gestoken vanaf SDE 2011.

Procentueel bezien t.o.v. de oorspronkelijke beschikte volumes zijn ook hier vooral de eerste drie SDE "+" regelingen flink in de min geraakt: 45-70% verlies bij de aantallen. Daarbij is het in absolute zin echter om véél lagere volumes gegaan dan bij de latere SDE 2016 - 2022 regelingen. De aanvankelijk grootste "relatieve verliezers" in deze latere regelingen zijn wederom SDE 2020 I (ruim 61% !), SDE 2018 I (bijna 51%), resp. SDE 2019 I (50%). Ook hier heeft SDE 2020 II echter alweer een sprong "voorwaarts" gedaan, met al een relatief verlies van 60%. Waarbij ze dus al in negatieve zin de voorganger regeling in de nek aan het blazen is ...

Het allergrootste deel van de omvangrijke verliezen betreft beschikkingen voor dakgebonden projecten. Toekenningen voor grondgebonden en/of drijvende zonneparken worden zelden terug getrokken, omdat er door ontwikkelaars vaak al veel geld in de plannen is gestoken, er al vroeg netcapaciteit is gecontracteerd met de regionale netbeheerder, en er een grondige voorbereiding heeft plaatsgevonden. De meeste grondgebonden projecten met SDE beschikking(en) die zijn gestaakt, en die Polder PV in een apart overzicht bijhoudt, betreft kleinere projecten, met enkele honderden kWp tot een paar MWp in de oorspronkelijke plannen.

Voor de eerder gesignaleerde forse uitval onder SDE 2017 was al vroeg gewaarschuwd, door Siebe Schootstra op Twitter (m.b.t. SDE 2017 en 2018, en later wederom m.b.t. SDE 2018). Dit in verband met een geclaimd slecht business model voor bedrijven met hoog eigenverbruik van via een SDE beschikking gegenereerde hoeveelheid zonnestroom, waarvoor lagere subsidie bedragen dan voor directe net-invoeding zijn gaan gelden (rooftop projecten). Polder PV wacht daarbij een resterend aantal aderlatingen in latere updates nog af. De signalen zijn hier met name voor de voorjaars-regeling van SDE 2018 niet best, gezien de al grootschalige uitval die we tot nog toe hebben gezien bij de capaciteit. Daar zijn echter nog maar 5 exemplaren van over, met een totale capaciteit van bijna 5 MWp die nog moeten worden ingevuld, dus heel erg veel groter kan het totale verlies niet echt meer worden.

De grote gesignaleerde en gedocumenteerde verliezen in de eerdere updates zijn in ieder geval beslist slecht nieuws, ook voor Den Haag. Alle moeite die voor de hier dus definitief afgevoerde projecten is gedaan, honderden miljoenen Euro's aan SDE subsidie toezeggingen, alle duur betaalde ambtelijke tijd (en flinke consultancy uitgaven voor ontwikkelaars) die hiermee zinloos is verspild: dat alles is voor niets geweest...

Bijna 8,4 miljard Euro misgelopen door de PV sector

Bovendien is het voor de branche organisatie ook zeer slecht nieuws, zeker in de huidige crisis tijd, met de hoge (doch weer afnemende) energie- en grondstof prijzen, flinke problemen bij de uitvoering van - vaak enorme - project portfolio's, grote krapte op de arbeidsmarkt voor gespecialiseerd - en kundig - personeel, en chronische problemen met beschikbare net-capaciteiten. Alle beschikte (overgebleven) PV projecten tm. SDE 2022 hebben een maximale subsidie claim van, inmiddels, 16,5 miljard Euro (over een periode van max. 15 jaar exclusief "banking year"), tm. SDE 2021 is dat momenteel nog 15,5 miljard Euro. In de versie van 1 april 2023 was het overgebleven maximale subsidie bedrag tm. SDE 2021 nog bijna 15,6 miljard Euro, waarmee inmiddels alweer maximaal 119 miljoen Euro in een kwartaal tijd is verdampt voor de sector. Gelukkig wel weer een stuk lager dan de 190 miljoen verlies in de vorige update. In april 2022 was er een catastrofaal verlies van 1.284 miljoen Euro vanwege de enorme hoeveelheid beschikkingen die toen met name voor de SDE 2020 I regeling verloren gingen.

Oorspronkelijk is er vanaf SDE 2008 tot en met SDE 2022 voor zonnestroom maximaal voor zo'n 24,8 miljard Euro aan subsidie toekenningen uitgegeven door RVO en haar voorgangers. Gezien bovenstaande cijfers, hebben de zonne-energie branche, en de talloze niet aangesloten binnenlandse en buitenlandse organisaties die ook PV projecten ontwikkelen, nu al voor bijna 8,4 miljard Euro aan (maximaal haalbare) subsidie beschikkingen voor fotovoltaïsche capaciteit laten liggen. Daar hadden mooie dingen mee gedaan kunnen worden, de afgelopen jaren ...


Het goede nieuws - (nieuwe) realisaties update 1 juli 2023

Uiteraard zijn er ook projecten cq. beschikkingen tussentijds "volgens de administratieve definities" van RVO gerealiseerd. Deze zijn, per regeling, benoemd in de sectie onder de eerste grafiek in dit artikel.

Bij elkaar is er een totaal van 348 nieuwe formeel gerealiseerde beschikkingen, met een beschikt volume van 584,4 MWp t.o.v. de april 2023 update toegevoegd tm. SDE 2021. Daar komen nog eens 63 realisaties, resp. 16,1 MWp opleveringen onder SDE 2022 bij, in totaal dus 411 realisaties, resp. 600,5 MWp tm. SDE 2022. Tegelijkertijd zijn er echter ook, bij 8 van de oudste negen regelingen, 116 beschikkingen verdwenen, en is er in totaal 2,2 MWp aan beschikte capaciteit afgeschreven. Dit betreft zeer waarschijnlijk grotendeels neerwaartse bijstellingen van kleiner dan beschikt opgeleverde projecten. Bij elkaar genomen is het netto resultaat van al deze wijzigingen, t.o.v. de status in april (toen nog zonder SDE 2022), dus 295 meer beschikkingen met "ja vinkje", resp. 598,3 MWp capaciteit toegevoegd.

Het absolute record bij de capaciteit nieuwbouw was te vinden in de update van 4 januari 2021, toen 891 MWp werd toegevoegd aan de SDE records bij RVO. In eerdere regelingen werden hogere aantallen beschikkingen gerealiseerd, maar die waren per stuk flink kleiner, dan wat er tegewoordig gemiddeld genomen wordt opgeleverd vanuit de SDE regelingen.

Disclaimer

Let altijd op, dat de "capaciteit" (deze update, 598 MWp "netto groei" sedert april 2023) beslist niet het daadwerkelijke, fysiek gerealiseerde volume is, of hoeft te zijn. RVO geeft dat namelijk in de meeste gevallen niet op. Zoals meermalen gesteld, heb ik van talloze projecten met SDE subsidies fors verschillende opgeleverde capaciteiten in mijn spreadsheet staan, die soms wel tot 30% kunnen afwijken van het capaciteit cijfer getoond in de RVO lijsten. Zowel afwijkend naar boven, als naar onder. RVO stelt de laatste paar jaar wel, en steeds vaker, de opgevoerde toegekende projecten middels (neerwaartse !) correcties bij t.o.v. de eerder beschikte volumes. Daar staat tegenover, dat voor projecten die groter worden uitgevoerd dan waarvoor staat beschikt, zeker in het verleden vaak gesignaleerd, RVO de beschikte capaciteiten vrijwel nooit aanpast in hun overzichten. Bovendien kunnen we nog heel wat meer neerwaartse bijstellingen gaan verwachten van reeds opgeleverde projecten, omdat informatie over feitelijke realisaties pas (zeer) laat op de RVO burelen kan arriveren. Die correcties verschijnen dan pas achteraf, in toekomstige updates.

Voor de details van alle wijzigingen en "overgebleven" aantallen bij de verschillende categorieën, en de diverse SDE regelingen, zie de volgende tabel hier onder.


Progressie bij de deel-dossiers van de SDE regelingen

Voor uitgebreide toelichting bij de (inhoud van de) tabel, zie artikel met analyse status 3 april 2017.


^^^
KLIK
op plaatje voor uitvergroting (komt in apart tabblad ter referentie, naast tabblad met tekst artikel)

In deze regelmatig door Polder PV ververste hoofd-tabel alle relevante bijgewerkte zonnestroom cijfers voor de aantallen en Megawatten voor alle (bekende) SDE regelingen, waarbij de derde SDE "++" ronde (SDE 2022) inmiddels is toegevoegd, en ook weer van de eerste wijzigingen is voorzien t.o.v. de Kamerbrief waarin de afronding van die regeling werd aangekondigd. De tabel bevat verder de actuele cijfers van de update van 1 juli 2023 voor alle oudere regelingen. Links de oorspronkelijk beschikte volumes, in rood de actuele status van wat RVO met de huidige (detail) update nog in portfolio heeft staan, in blauw de daar uit resulterende, verloren gegane hoeveelheden t.o.v. oorspronkelijk toegekend. In groen volgen de fysieke volumes, volgens administratieve normen van RVO geldende "opgeleverde" (gerealiseerde) project beschikkingen. De laatste vier kolommen betreffen de overgebleven hoeveelheden, nog in te vullen (of t.z.t. af te voeren) beschikkingen van de betreffende SDE regimes.

Zowel voor de aantallen als voor de beschikte capaciteit waren de oorspronkelijke toevoegingen onder de najaars-ronde van SDE 2018 aanvankelijk wederom record hoeveelheden, die de voorgaande records onder de voorjaars-ronde van 2017 hebben vervangen. Het aantal beschikkingen onder de voorjaars-ronde van SDE 2019 had het stokje op dat punt van die van het voorgaande jaar overgenomen, met een record van 4.738 toekenningen door RVO. SDE 2019-II viel echter weer sterk terug, vanwege zeer hoge uitval als gevolg van de extreme overtekening van het beschikbare budget. En het feit, dat door felle competitie met andere projecten, alleen de beschikkingen overbleven die laag hebben ingezet met het betreffende fase bedrag. Dat zijn grotendeels alleen de grotere projecten geweest, talloze aanvragen voor kleinere rooftop projecten zijn binnen die regeling gesneuveld.

De laatste SDE "+" ronde, SDE 2020 I, verzette wederom alle piketpalen. Onder die ronde zijn zowel bij de aantallen oorspronkelijk goedgekeurde beschikkingen (6.882 exemplaren), als de daarmee gepaard gaande toegekende capaciteit (3.440,1 MWp), destijds nieuwe records gevestigd (dikke rode kader voor aantallen). Waarbij ook rekenschap gehouden moet worden met het feit, dat onder SDE 2017 I tm. SDE 2018 II er telkens 6 miljard Euro was te vergeven, sedert SDE 2019 I echter nog maar 5 miljard Euro per ronde (NB: voor álle projecten, niet alleen voor zonnestroom). Op het gebied van de toegekende capaciteit, werd dat record echter al snel verbroken onder de SDE 2020 II regeling, met 3.602,9 MWp aan toegekende capaciteit in. Dat was geen lang leven beschoren, want SDE 2021 heeft dat alweer verbeterd naar 3.790 MWp (rood kader), met slechts ruim de helft van het aantal beschikkingen onder SDE 2020 I. Daarbij de voortdurende schaalvergroting in de projecten markt nogmaals benadrukkend: er worden gemiddeld genomen steeds grotere projecten aangevraagd, en toegekend.

SDE 2022

SDE 2022 heeft geen records gebroken, mede omdat de competitie met andere CO2 verminderende modaliteiten fel was, er structurele netproblemen zijn waardoor in veel gevallen er geen aanvraag voor grote projecten gedaan kunnen worden in veel locaties, én omdat de eisen voor zonnestroom projecten steeds stringenter worden. Volgens de Kamerbrief zouden er oorspronkelijk 1.505 beschikkingen voor PV projecten zijn afgegeven, goed voor 1.913,1 MWp, maar in de "verliezen" kolom (blauw veld), zien we, dat er volgens RVO zelfs enkele beschikkingen zijn bijgekomen in de huidige update (7 stuks, goed voor 9,7 MWp extra beschikt). Waar verder niets over is geventileerd op de sites van Min. EZK of RVO. Deze nieuwe, hogere uitgangswaarden, zullen in de volgende update als "bijgestelde origineel beschikte" volumes opgevoerd gaan worden door Polder PV.

Bij de oudere "SDE" voorgangers waren de oorspronkelijk beschikte aanvragen maximaal bij SDE 2008 (8.033 oorspronkelijke beschikkingen), bij de capaciteit was het SDE 2009, die voor de twee varianten bij elkaar ("klein" resp. "groot" categorie) 29,0 MWp kreeg beschikt (dunne rode kaders).

In oranje veldjes heb ik in het blok "overgebleven beschikte volumes" bij de primaire data wederom aangegeven dat er negatieve wijzigingen zijn geweest t.o.v. de status in de voorgaande update (april 2023). Op 3 veldjes na, is dit bij alle regelingen zowel bij de aantallen als bij de capaciteit geschied. Vanaf SDE 2017 I en II zien we weer de gebruikelijke, soms weer forse neerwaartse bijstellingen terugkomen bij zowel de aantallen als de daarmee gepaard gaande capaciteiten van de project beschikkingen in de recentere regelingen.

Ook ditmaal is er weer een afwijking, bij de capaciteit voor SDE 2019 II, momenteel uitkomend op 1.695,2 MWp overgebleven beschikt. Dat is, i.t.t. alle andere regelingen, 7,3 MWp méér, dan het volume in de vorige update (vakje hier groen gekleurd). Normaliter zijn er alleen maar negatieve bijstellingen door uitval, en door kleiner dan beschikt uitgevoerde projecten, die als zodanig worden "erkend" in de RVO cijfers. Het kan in dit geval weer om een herstelde fout gaan van eerdere entries in de RVO databank. Ik kom regelmatig fouten tegen bij de RVO cijfers, dus het zou niet vreemd zijn dat er ook correcties worden doorgevoerd (helaas altijd zonder toelichting).

Data in de overige "blanco" veldjes zijn niet meer gewijzigd sedert de vorige update van 1 april 2023.


(a) Verloren gegane beschikkingen t.o.v. de oorspronkelijk toegekende volumes (blauwe sectie in tabel), accumulaties - bijna 8,6 GWp aan capaciteit teloor gegaan

Er is t.o.v. de accumulatie status getoond in de vorige update wederom nogal wat volume verdwenen, maar het is gelukkig veel minder dan in voorgaande raportages. Beschikkingen die, om wat voor reden dan ook, ingetrokken of alsnog ongeldig zijn verklaard door RVO, zie ook paragraaf "nieuwe afvallers" hier boven. Voor de langdurig een dominante rol spelende, in een vorige update formeel afgesloten SDE 2014 is na al die jaren in totaal een (theoretische) capaciteit van 309 MWp verspeeld (inmiddels 844 project beschikkingen, inclusief latere uitval van realisaties). Het capaciteits-verlies is opgelopen tot 35% (aantallen: ruim 28%) ten opzichte van oorspronkelijk beschikt.

Deze populaire oudere regeling is op het gebied van capaciteit verlies echter in (extreem) negatieve zin overtroefd door meerdere latere regelingen. Cumulatief gingen daarbij met name de volgende grote volumes aan beschikte capaciteiten verloren: 385,1 MWp onder SDE 2016 II, 636,1 MWp onder SDE 2017 II, 852,5 MWp onder SDE 2017 I, 918,2 MWp onder SDE 2018 I, 1.022,7 MWp bij "nieuwkomer" SDE 2020 II, 1.122,8 MWp onder de voorjaars-regeling van SDE 2019, resp. 1.164,6 MWp onder SDE 2018 II. Record houder werd in een vorige update de toen met catastrofale verliezen geconfronteerde laatste SDE "+" regeling, SDE 2020 I, met inmiddels alweer 1.628,4 MWp aan verloren gegane beschikte capaciteit (gemarkeerd in de tabel).

De najaars-regeling van SDE 2019 heeft nog een relatief beperkt teloorgegaan volume van 259,2 MWp, maar bekend is dat er voornamelijk (zeer) grote beschikkingen zijn overgebleven, na een grote slachtpartij onder de kleinere rooftop aanvragen vanwege de enorme overtekening in die ronde. De verwachting is dat de meeste van dergelijke grote beschikkingen wel gerealiseerd zullen gaan worden, ook omdat er grote (financiële) belangen bij zullen spelen. Er staat nog een fors volume van bijna 618 MWp open voor deze ronde.

Voor SDE 2021 zijn de verliezen nog beperkt, 90,5 MWp verdeeld over 90 afgevoerde toekenningen. De in de huidige update toegevoegde SDE 2022 heeft, uniek, meer beschikkingen en gerelateerde capaciteit, dan in de oorspronkelijk kamerbrief werd vermeld (zie bespreking hierboven), maar zal later ongetwijfeld op dit vlak ook veren gaan laten, net als bij alle andere voorganger regelingen.

Gezamenlijk verloren alle SDE regelingen bij elkaar, "geholpen" door het al massieve verlies onder SDE 2020 I, 25.633 project beschikkingen met een geaccumuleerde capaciteit van 8.579 MWp, dus al bijna 8,6 GWp wat verloren is gegaan ... Voor alleen de regelingen onder het SDE "+" regime waren die hoeveelheden 16.787 stuks, wat al sedert de april 2020 update meer is dan het geaccumuleerde verlies van de oude drie SDE regelingen (inmiddels alweer 6.620 beschikkingen teloor gegaan / niet meer ingeschreven bij RVO). Dat is t.o.v. de enorme hoeveelheid oorspronkelijke beschikkingen (36.470 onder SDE "+", incl. SDE 2020 I) al 46%. Kijken we naar de beschikte capaciteit, is het totaal verlies voor SDE "+" 7.455 MWp (!). T.o.v. het oorspronkelijk beschikte volume (19.082 MWp) is dat al een totaal verlies van 39%.

Voor de drie opvolgende SDE "++" regelingen is het verlies al opgelopen tot 2.226 beschikkingen (25%), resp. 1.104 MWp (bijna 12%). Deze cijfers heb ik onderaan toegevoegd in het blauwe veld van de tabel.

Claim Schootstra deels onwaar

Energie specialist Siebe Schootstra plaatste op 5 september 2018 een nogal onrustbarende tweet waarin hij claimde: "dat van de voorjaarsronde van 2018 nog niet de helft gerealiseerd zal worden. Voor 2017 geldt ook zoiets". Wat de aantallen beschikkingen voor SDE 2017 betreft, heeft hij echter al geruime tijd ongelijk gekregen, het realisatie percentage is daar inmiddels al opgelopen naar 62,9 resp. 56,1%, met nog 12 beschikkingen te gaan. Wat de beschikte capaciteit betreft, is dat voor SDE 2017 I inmiddels op 63,7% gearriveerd (1.500 MWp). De najaars-ronde van SDE 2017 heeft echter al een invulling van 66,2% van de lagere oorspronkelijk beschikte capaciteit bereikt. Dus ook in dat opzicht, heeft Schootstra voor in ieder geval de SDE 2017 regelingen reeds ongelijk gekregen. Er staat bovendien nog een volume van bijna 12 MWp open voor beide SDE 2017 regelingen, dus de relatieve prestatie zal bij de capaciteit nog iets verder gaan toenemen, zelfs als er alsnog veel uitval zal optreden.

SDE 2018 I haalt 50% (net) niet

De voorjaars-ronde van SDE 2018 zit wat de capaciteit betreft momenteel nog maar op 46,0% van realisatie t.o.v. oorspronkelijk beschikt. En is zelfs al 53,7% van de ooit toegekende capaciteit kwijt (ingetrokken of anderszins). Zelfs als alle resterende openstaande capaciteit, 4,7 MWp, daadwerkelijk ingevuld zou gaan worden, kan die regeling nog maar maximaal 46,3% van oorspronkelijk beschikt volume halen. En is in ieder geval voor SDE 2018 I Schootstra's claim al correct wat de capaciteit betreft. Wat de aantallen beschikte projecten betreft zit deze regeling al een stuk hoger, op 49,4% realisatie, maar ook daarmee wordt de helft van ooit beschikt waarschijnlijk net niet gehaald, met nog maar 5 open staande beschikkingen. Dit alles nog zonder aanname van verdergaande uitval van openstaande beschikkingen, dus zowel voor aantallen als voor capaciteit is de bewering - voor SDE 2018 I "waar".

Het totaal verloren gegane volume van 8.579 MWp aan ooit beschikte SDE capaciteit voor zonnestroom (SDE, SDE "+", en eerste, forse verliezen voor SDE "++"), is al aanzienlijk meer dan de eindejaars-accumulatie in heel Nederland (7.226 MWp), aan het eind van 2019, volgens de meest recente CBS cijfers van 2 juni 2023. Het totale verlies is al 30,1% van de oorspronkelijk beschikte volumes voor al die regelingen tezamen, inclusief de in de huidige update toegevoegde SDE 2022 regeling, die nog eens een volume van 1,9 GWp aan beschikte capaciteit inbracht in het totaal.

Aan dit reeds kolossale verloren volume kan beslist nog het nodige worden toegevoegd, gezien de vele "riskante" grote project beschikkingen van de afgelopen rondes in 2016-2022. M.b.t. de aantallen is het verlies al fors groter, 25.633 projecten, 42% van oorspronkelijk toegekend door RVO en haar voorgangers. Dat lag aanvankelijk vooral aan de enorme verliezen bij de oude SDE regelingen, zoals hierboven gemeld. Die staan boven de eerste stippellijn in de tabel. Het betreft veelal beschikkingen voor particulieren, maar ook woningbouw projecten die niet zijn doorgegaan, of die om diverse andere redenen zijn ge-cancelled. Helaas is de SDE "+" al langere tijd ook bij de aantallen project beschikkingen massale verliezen aan het lijden, cumulerend in de enorme afschrijvingen onder SDE 2020 I, en de nog steeds optredende grote verliezen bij andere regelingen. Het SDE "+" regime heeft de hoeveelheden teloor gegane project beschikkingen bij de oude SDE regelingen sedert de update van april 2020 ingehaald. Inmiddels komt dat alweer neer op 16.787 om 6.620 stuks.

Nieuwe grafieken - updates

Om goed zichtbaar te maken wat de volumes aan teloor gegane (beschikte) aantallen en capaciteiten zijn, heb ik in deze analyse wederom de 2 volgende, bijgewerkte grafieken opgenomen.


In bovenstaande grafiek links de stapel kolom met de aantallen oorspronkelijk uitgegeven PV beschikkingen, voor alle SDE (2008-2010), SDE "+" (2011-2020 I), resp. SDE "++" (2020 II-2022) regelingen. Met bovenaan de sommatie van wat ooit is uitgegeven voor solar: 61.340 beschikkingen tm. SDE 2022. NB: het gaat hierbij niet om "projecten", omdat veel project sites meerdere beschikkingen hebben gekregen. In de rechter kolom de hoeveelheden die er in de RVO update van 1 juli 2023, tot en met SDE 2022, in totaal zijn overgebleven, als gevolg van voortdurende eliminatie van om wat voor reden dan ook weer verwijderde project beschikkingen uit de RVO database. Er zijn nu nog in totaal 35.707 beschikkingen over. Inclusief de in de huidige update toegevoegde SDE 2022 beschikkingen, waarvan zelfs al een klein aantal blijkt te zijn gerealiseerd (zie later). Dat laatstgenoemde totaal cijfer is 58,2% van het oorspronkelijke toegekende volume (blauwe pijl). In de vorige update was dit percentage nog 57,7%. Ergo: reeds bijna 42% van alle oorspronkelijk toegekende project beschikkingen is alweer verdwenen.

Vooral de forse verliezen bij de populaire SDE "+" 2017-2018 regelingen vallen hier al op, maar het nieuwe drama is zich al enige tijd aan het aftekenen onder SDE 2020 I: de hoeveelheid overgebleven beschikkingen is nog maar minder dan 39% van het oorspronkelijke volume, in relatief korte tijd. Onder de oude 3 SDE regelingen zijn destijds ook al grote volumes verloren gegaan (de nodige op kleinzakelijke projecten, en bij veel particulieren). Nog steeds "lekken" er ook van de oudste, inmiddels 10 formeel afgeronde regelingen, af en toe een gering aantal beschikkingen weg, in bijna elke RVO update. Zo ook in de huidige. RVO besteedt geen enkele aandacht aan de wegval van die oudere, reeds lang geleden opgeleverde project beschikkingen. Van de oorspronkelijk uitgegeven 16.047 beschikkingen voor genoemde eerste drie SDE regelingen zijn er inmiddels nog maar 9.427 over (minder dan 59%). Mogelijk heeft inmiddels een klein deel van het verdwijnen van de oude beschikkingen te maken met het bijna verstrijken van de subsidie termijn (15 jaar vanaf 2008 = 2023), maar dat is vooralsnog speculatie.

Voor de feitelijke realisaties t.o.v. de rechts weergegeven overgebleven beschikkingen, zie de nieuwe grafiek onder aantallen in sectie f.


In deze tweede grafiek een vergelijkbaar beeld als bij de aantallen beschikkingen, maar ditmaal met de oorspronkelijk beschikte capaciteit per regeling (in MWp, links), resp. de daarvan overgebleven beschikte volumes in de update van 1 juli 2023 (ditto, MWp, rechter kolommen stapel). Aan de stapels zijn wederom ook de actuele volumes voor de derde SDE "++" regeling, SDE 2022, toegevoegd.

In totaal is er, tm. SDE 2022, een spectaculair volume van 28.457 MWp (28,5 GWp) ooit beschikt onder SDE en haar opvolger regelingen, onder de noemers SDE "+", resp. SDE "++". Daarvan zou op 1 juli jl. een volume van in totaal 19.877 MWp zijn overgebleven volgens de RVO boekhouding, een nog steeds relatief hoge score van 69,9% (blauwe pijl bovenaan). In de vorige update was dit, nog zonder SDE 2022, 68,2%.

Dat het totale percentage, in verhouding tot de aantallen beschikkingen (58,2%, vorige grafiek), zo hoog ligt, komt vooral doordat de verliezen bij de aantallen zeer groot zijn geweest, aanvankelijk bij de drie oude SDE regelingen, en culminerend onder SDE 2020 I. Terwijl de nu toegevoegde regeling SDE 2022, met oorspronkelijk beschikt 1.913 MWp, weer een behoorlijke impact op de relatieve verhoudingen heeft gemaakt. Het nieuwe volume van 1.923 MWp is een kennelijke aanpassing van de oorspronkelijke data in de Kamerbrief over de afsluiting van deze nieuwste regeling. De verwachting is dat, net als bij alle andere regelingen, er stapsgewijs capaciteit zal gaan verdwijnen, ook bij de SDE 2022.

In het "kader" gevormd door de twee lange zwarte stippellijnen heb ik de volumes voor de vier "historisch succesvolle" SDE 2017 en 2018 regelingen weergegeven. Oorspronkelijk was dat een volume van 8.928 MWp, maar daar is inmiddels nog maar 5.357 MWp van overgebleven. Derhalve, een verhouding van 60,0%. Dat is beduidend minder dan de 69,9% voor alle project beschikkingen bij elkaar. Wat aangeeft, dat de verliezen bij deze vier, bij zowel de aanvragen als de beschikkingen succesvolle regelingen bovenmatig hoog zijn geweest. Een vergelijkbaar lot gaan de opvolger regelingen SDE 2019 I en SDE 2020 I tegemoet, waarvoor nog maar 55,3%, resp. 52,7% van de oorspronkelijk beschikte capaciteit van over is.

Voor het feitelijke gerealiseerde volume aan beschikte capaciteit t.o.v. de rechts weergegeven overgebleven beschikkingen, zie de nieuwe grafiek onder capaciteit in sectie f.


(b) Fysieke realisaties per SDE jaar-ronde "volgens de officiële RVO cijfers" (groene sectie in tabel), accumulaties

In totaal is er tot en met de huidige officiële RVO update een volume van 10.028 MWp "SDE beschikt" opgeleverd (ruim 10 GWp), verdeeld over 29.659 project beschikkingen, waarbij we de interne administratieve vertragingen bij RVO voor lief nemen. De volumes zijn derhalve minimale hoeveelheden, er is aan het begin van QIII 2023 al veel meer netgekoppelde, SDE gesubsidieerde capaciteit opgeleverd.

De opleverings-sequentie van de beschikte capaciteiten volgens de RVO updates was, van meest recent naar ouder, als volgt: apr. 2023 9.430 MWp, jan. 2023 9.112 MWp, okt. 2022 8.607 MWp, juli 2022 8.023 MWp, april 2022 7.835 MWp, januari 2022 7.045 MWp, oktober 2021 6.436 MWp, juli 2021 6.108 MWp, april 2021 5.521 MWp, januari 2021 4.911 MWp, september 2020 4.019 MWp, juli 2020 3.663 MWp, apr. 2020 3.319 MWp, jan. 2020 2.771 MWp, nov. 2019 2.463 MWp, aug. 2019 2.031 MWp, mei 2019 1.815 MWp, jan. 2019 1.368 MWp, oktober 2018 1.124 MWp.

Genoemde aantal van ver over de 29 en een half duizend beschikkingen geaccumuleerd in de huidige update betreft echter beslist veel minder projecten, omdat er veel sites meerdere beschikkingen hebben, een van vele eigenaardigheden van de SDE regelingen die nooit de pers halen, maar die Polder PV al vele jaren signaleert en inhoudelijk toelicht. Aanvankelijk kwam het merendeel van dat "aantal" uit de oude SDE regelingen, toen duizenden particulieren mee konden doen. Dat is echter al in recente updates omgeslagen naar het SDE "+", en de later toegevoegde SDE "++" volumes, die vrijwel exclusief op en door bedrijven, instellingen, gemeentes e.d. wordt gerealiseerd, achter grootverbruik aansluitingen. Veel grote rooftop projecten hebben meerdere beschikkingen, deels onder dezelfde regeling, deels onder verschillende SDE rondes. Een deel betreft uitbreidingen van eerder gerealiseerde projecten, een fors deel is gewoon opsplitsing van projectplannen voor dezelfde lokatie, verdeeld over meerdere tranches. Hetzelfde geldt voor diverse grote veld-installatie projecten. Alle individuele beschikkingen moeten separaat, fysiek gecertificeerd en geijkt bemeten worden (pers. comm. met, destijds, CertiQ), dus dat gaat vaak om technisch-logistiek bezien nogal complexe bedradings-, en, gezien de hoge capaciteiten die daarmee gepaard gaan, ingewikkelde afzekerings-trajecten.

Alle anderszins gefinancierde projecten, inclusief de al vele honderden PCR of, recenter, SCE ("postcoderoos 2.0") gesubsidieerde installaties die geen SDE "component" hebben, recentere installaties met EIA belasting voordelen, en ook de projecten zonder enige vorm van directe overheids-subsidie, zult u in de hier geanalyseerde SDE overzichten in het geheel niet terugvinden. Er zullen steeds meer niet-gesubsidieerde projecten worden opgeleverd. Goed om dat in de oren te blijven knopen.

Het aandeel van alleen SDE op totaal realisatie SDE + SDE "+" + SDE "++" bedraagt momenteel 9.427 (overgebleven !) beschikkingen = 31,8% bij de aantallen, inclusief de in de huidige update toegevoegde SDE 2022 regeling. Dat aandeel was nog 60% in de augustus 2019 update (zonder de SDE 2019 - SDE 2020 I rondes), en dit zal stapsgewijs verder blijven dalen, naarmate er meer SDE "+" en SDE "++" projecten zullen worden opgeleverd. Bovendien verdwijnen er nog steeds druppelsgewijs eerder afgegeven beschikkingen, maar dat geschiedt zowel bij de oude SDE, als bij de latere SDE "+" en SDE "++" rondes.

Het aandeel van alleen opgeleverde SDE beschikkingen is slechts 47,8 MWp op een totaal van momenteel 10.028 MWp (SDE + SDE "+" + SDE "++") = 0,48% (apr. 2023 0,51%, jan. 2023 0,53%, okt. 2022 0,56%, juli 2022 0,61%, april 2022 0,62%, januari 2022 0,69%, oktober 2021 0,76%, juli 2021 0,8%, april 2021 0,9%, januari 2021 1,0%, sep. 2020 1,2%, juli 1,3%, apr. 1,5%, jan. 2020 1,8%, nov. 2019 2,0%, aug. 2019 2,4%, mei 2019 2,8%; dit was nog zonder SDE 2017 II in de april 2018 update 6,4%; in juli 2017 was het nog ruim 10%). Wezenlijk verschillend, dus, van de situatie bij de aantallen beschikkingen.

Dat heeft alles te maken met de enorme schaalvergroting onder de SDE "+" regimes, waar onder de "bovencap" van, ooit, 100 kWp is ge-elimineerd, en er enorm grote projecten werden beschikt, en inmiddels, in een steeds rapper tempo, zijn, en worden opgeleverd. Zoals Zonnepark Harpel / Vlagtwedde, het daar op volgende nog grotere Zonnepark Vloeivelden Hollandia, het recenter opgeleverde grote Dorhout Mees project op de oude golfbaan in Biddinghuizen, en, bijvoorbeeld, het al langer in stappen voorbereide grootschalige project Energielandgoed Wells Meer (Limburgse gemeente Bergen, zie de aparte website). Een eerste (SDE 2021 "++") beschikking voor een 1 hectare grote "pilot" van 2.000 zonnepanelen voor Wells Meer is al afgegeven door RVO (nieuwsbericht van 4 februari 2020, op de project website). Als alle beschikkingen voor de "zon op dijken" projecten van drie ontwikkelaar groepen voor de westkust van de Noordoostpolder (Fl.) bij elkaar worden geveegd, zou je op een nog groter project volume komen (beschikt ruim 400 MWp). Ik houd de aparte delen echter vooralsnog gescheiden, vanwege het gesplitste eigenaarschap van die grote deelprojecten.

Relevant in dit aspect blijft, dat de opgevoerde beschikte capaciteit bij RVO zeker bij de duizenden oudere installaties bijna nooit het daadwerkelijk gerealiseerde vermogen van de installaties weergeeft. Daar kunnen behoorlijke afwijkingen in zitten. Bovendien kunnen beschikkingen door RVO later nog aangepast worden. Zo verloor de beschikking voor het bekende, in 2017 opgeleverde Woldjerspoor project van GroenLeven in Groningen maar liefst 6 MWp (!) t.o.v. de oorspronkelijk beschikte capaciteit. Het resultaat lijkt echter, met de huidige update van 1 juli 2023, nog steeds niet de daadwerkelijk opgeleverde capaciteit weer te geven, volgens de detail project informatie beschikbaar bij Polder PV, het verschil is dik 20%. Er zijn geen andere (al dan niet anonieme) veldopstelling beschikkingen bekend in dit gebied. Ook van andere (grote) projecten heb ik realisaties die (veel) hoger, óf véél lager uitvallen dan de beschikking van RVO toont.

Relatieve recordhouders bij de realisaties

Kijken we bij de realisaties naar de percentages t.o.v. de oorspronkelijke beschikkingen, duiken andere "record houdende SDE jaarrondes" op dan bij de absolute volumes. Voor de "oude SDE" was dat SDE 2009 voor zowel aantallen en capaciteiten (inmiddels, door historische uitval 65 resp. 75 procent van oorspronkelijk beschikt). Hierin zal geen (positieve) wijziging meer komen, die regelingen zijn al lang "afgerond". Alleen wegval van dergelijke projecten zou nog tot kleine neerwaartse bijstellingen kunnen gaan leiden. Waarbij "wegval" beslist niet persé hoeft te betekenen, dat het project is afgebroken o.i.d. Het kan zijn verhuisd (zonder de beschikking "mee te nemen"), of overgenomen, waarbij de nieuwe eigenaar geen trek had in SDE administratie "gedoe", of er zijn andere redenen waarom de beschikking zou kunnen zijn vervallen. Wie weet hoort "fraude" daar ook bij, al hoor je daar nooit iets over in relatie tot de oude, kleine beschikkingen jaren geleden verstrekt.

Voor het SDE "+" regime zijn de "records" inmiddels voor de aantallen (72%) nog steeds de inmiddels afgesloten SDE 2014 regeling, ook al is in absolute zin al in updates SDE 2017 I deze ooit populaire regeling voorbij gestreefd, gevolgd door meerdere andere regelingen. Door wijzigingen bij de overgebleven beschikkingen onder SDE 2016 I, heeft deze nu slechts 68,6% t.o.v. oorspronkelijk volume gerealiseerd bij de aantallen, en is ze net aan ingehaald door SDE 2015, die op 68,8% staat.

De zeer weinig volumes leverende SDE 2015 heeft op het vlak van invulling van de capaciteit een "score" van bijna 72% t.o.v. oorspronkelijk beschikt. SDE 2016 I was even tweede, verloor die positie door een neerwaartse aanpassing van de beschikte capaciteit in de update van januari 2020, maar was terug op de tweede positie vanaf de rapportage van april 2020. Met inmiddels een relatief aandeel van 68,4% realisatie t.o.v. het oorspronkelijk beschikte volume. Inmiddels is SDE 2014, met 65,0%, ook al voorbijgestreefd door de najaars-ronde van SDE 2017 (66,2%) onder het SDE "+" regime.

Opvallend is de zeer slechte prestatie voor de (ook reeds lang afgeronde) SDE 2012: slechts 30% van aantal oorspronkelijke beschikkingen opgeleverd (door neerwaartse aanpassing in de huidige update). En zelfs maar ruim 26% van de capaciteit. Uiteraard was er ook maar heel weinig beschikt (oorspronkelijk 17,1 MWp, waarvan er echter maar 4,5 MWp is overgebleven), anders had dat een "ramp-subsidie-jaar" geworden.

De latere regelingen gaan nog spannend worden, mede gezien de enorme verliezen van beschikkingen binnen die rondes, die waarschijnlijk nog verder zullen gaan oplopen. SDE 2017 I zit nog op maar 63,7% realisatie t.o.v. oorspronkelijk beschikt, en heeft nog maar weinig volume te gaan (1,1 MWp, 0,05% t.o.v. oorspronkelijk toegekend volume). Er zal dus maximaal minder dan 64% gerealiseerd kunnen gaan worden van de oorspronkelijk beschikte capaciteit.

De najaarsronde van dat jaar zit met de realisaties zelfs al wat hoger, 66,2% bij de capaciteit, met nog bijna 10,5 MWp (0,6% van oorspronkelijk beschikt volume) te gaan. Deze kan bij beperkte verdere wegval dus nog bijna 67% realisatie worden. Latere SDE regelingen zitten bij de capaciteits-realisatie nu nog meestal op percentages (ver) onder de 50% t.o.v. de oorspronkelijk beschikte volumes. De inmiddels afgeronde SDE 2016 II is op 60,3% uitgekomen. SDE 2018 II zit op 57,0%, met nog 3,6% van oorspronkelijk beschikte capaciteit pending. En kan in het meest optimistische scenario dus ook nog over de 60% heen gaan.

Interessant zal het verloop van de vooral voor grote projecten beschikte SDE 2019 II regeling worden. Nu al is namelijk 55,1% van de beschikte capaciteit gerealiseerd. En er is nog bijna 32% aan resterend beschikte capaciteit te gaan (618 MWp). Als de uitval beperkt blijft, kan die regeling hoog eindigen bij de relatieve realisatie.

Gemiddelde beschikking grootte bij de realisaties

In de kolom realisaties ziet u achteraan de uit de aantallen en beschikte capaciteiten berekende gemiddelde omvang per beschikking, volgens de toekenningen van RVO. Hierin is een duidelijk trend van schaalvergroting herkenbaar. Van zeer klein (gemiddeldes van zo'n 2-9 kWp per beschikking onder de 1e 3 SDE regimes), tot fors uit de kluiten gewassen in groeiende tendens onder de "SDE+" regimes vanaf SDE 2011. Groeiend van gemiddeld 48 kWp onder SDE 2011 tot volumes tussen de 214 en 269 kWp gemiddeld in de SDE 2014-2016 I regelingen. Een vorig recordhouder, SDE 2016 II in de april 2020 update nog op 489 kWp zittend, is door de nieuwe, gemiddeld genomen kennelijk kleinere realisaties in de latere updates uiteindelijk een stuk lager uitgekomen, 456 kWp. In een van de vorige updates is een nieuwe recordhouder opgedoken, de najaars-ronde van SDE 2019, die momenteel op een record van 2.101 kWp gemiddeld per beschikking is gekomen. Dat was in de april 2023 versie nog 1.838 kWp, in januari 2023 1.690 kWp, in oktober 2022 1.367 kWp, in juli 2022 1.208 kWp, in april van dat jaar 1.181 kWp, in januari 2022 864 kWp, in de oktober update van vorig jaar 702 kWp, en daarvoor zelfs nog maar 184 kWp bij de realisaties (in juli 2021 was het tijdelijk fors hoger, 762 kWp). Dat gemiddelde is dus aanzienlijk gegroeid in de loop van de tijd, er zijn dus zeer forse project realisaties toegevoegd aan dat deel-dossier. Nog steeds zijn er relatief weinig beschikkingen ingevuld, 513 stuks, maar dat is wel al meer dan de helft van de oorspronkelijk beschikte hoeveelheid.

Na het hoge niveau van deze najaars-ronde van SDE 2019, vallen de overige gemiddeldes globaal genomen weer terug naar 693 kWp (SDE 2018 II), 571 kWp (SDE 2017 II), 544 kWp (SDE 2017 I), 456 kWp voor SDE 2016 II, en 423 kWp onder SDE 2018 I. De inmiddels 2.209 gerealiseerde beschikkingen van SDE 2020 I betreffen nog relatief kleine projecten, met gemiddeld slechts 348 kWp per stuk (volgens beschikking). De laatstgenoemde regeling moet uiteraard nog een beetje "op stoom" komen, met name wat de grote project realisaties betreft. SDE 2020 II heeft nog maar 814 gerealiseerde beschikkingen, met ook nog een relatief bescheiden gemiddelde van 371 kWp per realisatie. De SDE 2021 zit op gemiddeld 424 kWp, voor de eerste 291 opgeleverde beschikkingen. Onder SDE 2022 zijn tot nog toe 63 beschikkingen gerealiseerd, met gemiddeld slechts 255 kWp per stuk. Typische "beginner" projectjes bij een recent opgenomen SDE regeling in de RVO verzameling.

Voor alle realisaties bij elkaar heeft het gemiddelde per beschikking inmiddels al een omvang bereikt van 338 kWp. In de vorige updates waren die gemiddeldes achtereenvolgens: april 2023 321 kWp, januari 2023 314 kWp, oktober 2022 300 kWp, juli 2022 287 kWp, april 2022 286 kWp, januari 2022 266 kWp, oktober 2021 251 kWp, juli 2021 245 kWp, apr. 2021 229 kWp, jan. 2021 215 kWp, sep. 2020 184 kWp, juli 2020 175 kWp, apr. 2020 167 kWp, jan. 2020 150 kWp, nov. 2019 138 kWp, aug. 2019 121 kWp, mei 2019 114 kWp, jan. 2019 90 kWp, daar voor 77 kWp. Ook al groeit dat gemiddelde dus continu door, het wordt nog steeds fors gedrukt door de vele kleine residentiële projecten onder de 3 oudste SDE regimes, zoals ook al bekend is uit de maandelijks door Polder PV geanalyseerde VertiCer (ex CertiQ) data over de gecertificeerde zonnestroom capaciteit in ons land.

Splitsen we de inmiddels 3 verschillende regimes uit (onderaan in de tabel), is de oude SDE op de gemiddelde overgebleven beschikking grootte blijven steken van 5,1 kWp. SDE "+" heeft een aanzienlijk groter gemiddelde bij de realisaties, inmiddels 500 kWp. Maar dat is nog wel slechts 85% van het gemiddelde volume van alle overgebleven beschikkingen (rode cijfer veld, 591 kWp gemiddeld). In de update van juli 2020 lag het laatst genoemde gemiddelde op 604 kWp, flink hoger lag dan de 532 kWp in de update van april van dat jaar. Deze fluctuaties zijn het gevolg van het opnemen van de SDE 2019 najaars-ronde in de cumulatie van de beschikkingen (april 2020), die per stuk gemiddeld zeer grote installaties heeft toegevoegd, gevolgd door de SDE 2020-I ronde, die gemiddeld weer veel kleinere project beschikkingen heeft opgeleverd, al was het wel in grote aantallen.

Ik heb onderaan nu ook de gemiddeldes bij de 3 SDE "++" rondes toegevoegd. Met 378 kWp ligt dat beduidend onder het niveau van SDE "+", maar er is nog veel volume (incl. voor veel grotere projecten) te gaan, dus dat kan nog flink bijtrekken.

De gemiddelde project groottes bij de overgebleven beschikkingen (rode veld in tabel) zijn, voor de regelingen waarvoor nog (veel) projecten open staan, ook bij de deel regelingen hoger dan die bij de realisaties. Dit komt omdat vele (zeer) grote projecten nog niet zijn gerealiseerd. Als die worden opgeleverd, zullen ze een opwaartse druk geven aan het systeem gemiddelde van de uiteindelijk gerealiseerde projecten cumulaties. Voor alle overgebleven beschikkingen is het gemiddelde momenteel 557 kWp. Dat is weer beduidend hoger lager dan de 524 kWp in de vorige update. Genoemde 557 kWp is een factor 1,65 maal zo hoog dan bij de realisaties tot nog toe.


(c) Actuele portfolio aan overgebleven SDE beschikkingen voor PV (zwarte sectie in tabel), accumulaties

Dit alles (oorspronkelijk beschikt minus verloren gegane beschikkingen cq. realisaties) leidt tot een "overgebleven" pool aan beschikte projecten die nog opgeleverd moet gaan worden. Of, bij pech, tot extra verlies om wat voor reden dan ook. Zie de laatste, zwarte sectie in de tabel. Door de toevoeging van de beschikkingen voor SDE 2022, in combinatie met tussentijdse realisaties, en wegval, is hier weer e.e.a. in gewijzigd.

In de juli 2023 update waren er bij RVO voor SDE 2017 I tm. SDE 2022 nog 6.048 beschikkingen over, resp. 9.849 MWp (april 2023, nog zónder SDE 2022, 8,7 GWp, januari 2023 9,2 GWp, oktober 2022 10,4 GWp, juli 2022, mét SDE 2021 11,7 GWp, april 2022, nog zónder SDE 2021, 8,5 GWp, januari 2022 10,9 GWp, oktober 2021, incl. SDE 2020 II, 11,8 GWp, juli 2021, nog zónder SDE 2020 II, bijna 9,0 GWp, april 2021 9,8 GWp, januari 2021 10,9 GWp, sep. 2020, met SDE 2020 I toegevoegd, 12,1 GWp, juli 2020, nog zonder SDE 2020 I 9,4 GWp, apr. 2020, nog zonder SDE 2019 II 8,1 GWp, jan. 2020 nog 9,3 GWp, nov. 2019 10,1 GWp, aug. 2019, nog zonder SDE 2019 I, nog ruim 8,2 GWp).

Deze resterende capaciteit van bijna 9,8 GWp is een zeer groot volume, voor een klein land wat eind 2022, volgens de meest recente CBS update, inclusief de projecten markt, én residentieel, na al die jaren, 19.143 MWp aan PV capaciteit had staan. Puur theoretisch zou dat volume alleen al vanwege de resterende, nog niet ingevulde SDE beschikkingen met ongeveer de helft kunnen toenemen, maar helaas gaat daar natuurlijk nog heel veel capaciteit om diverse redenen van wegvallen.

Het kleine resterende volume voor SDE 2017, 11,6 MWp, zal, afhankelijk van realisatie of definitieve "afvoer", niet veel meer uitmaken gezien de geringe omvang. Wat de som nog forse resterende volumes voor de opvolgende regelingen betreft, met name vanaf SDE 2018 II, moet daar deels wel voor worden gevreesd, als ze niet op tijd gebouwd of aan het net kunnen worden gekoppeld. Mede gezien de smaller geworden tijd-vensters voor de oplevering, gecombineerd met om zich heen grijpende netcapaciteit problemen en tekorten aan personeel bij de netbeheerders. Voorspellingen zullen op dit vlak met prudentie moeten worden genoten, want het aantal onzekerheden over de (potentie aan) realisaties neemt alleen maar toe. Zelfs als we er van uitgaan dat er al verschillende "oplossingsrichtingen" voor de beperkte net capaciteit al lang in gang zijn gezet. Makkelijk zal het allemaal beslist niet gaan.


(d) Ratio SDE+/SDE

Onderaan twee velden in de tabel heb ik ook nog de ratio berekend van de officieel overgebleven beschikte volumes voor alle SDE "+" t.o.v. de oude SDE regelingen (rode veld), en dit herhaald voor de reeds door RVO als opgeleverd beschouwde project beschikkingen (groene veld). Die verhouding ligt, vanwege heftige toevoegingen van beschikkingen onder met name de laatste acht SDE "+" rondes, verminderd met de tussentijdse aanzienlijke hoeveelheden reeds verloren gegane exemplaren, net als in de vorige updates, rond de 2,1 voor de aantallen overgebleven beschikkingen. In de update van juli 2017 was het slechts een factor 0,6. De SDE werd door duizenden particuliere toekenningen gedomineerd, en die was tot niet zo lang geleden bepalend voor deze inmiddels aardig "recht getrokken" verhouding. Bij de realisaties is die verhouding inmiddels ongeveer 2,0. Dit, omdat veel grote projecten uit latere SDE "+" regelingen nog niet zijn opgeleverd, en de vele reeds afgeronde oude SDE micro projectjes die som nog zwaarder onder druk zetten.

Bij de capaciteiten is de verhouding precies andersom, omdat SDE "+" gedomineerd werd door talloze zeer grote projecten. Bij de overgebleven beschikkingen, incl. de zeven toegevoegde SDE 2017-2019 en SDE 2020 I regelingen, is die factor weer marginaal gestegen, een verhouding 243 : 1 (SDE "+" staat tot SDE; in update van april 2023 factor 242 : 1, januari 2023 factor 245 : 1, oktober 2022 factor 248 : 1, juli 2022 factor 255 : 1, 1 april 2022 factor 260 : 1, 1 januari 2022 factor 293 : 1, oktober 2021 factor 299 : 1, juli 2021 factor 308 : 1, apr. 2021 factor 313 : 1, jan. 2021 factor 322 : 1, in sep. 2020 nog 326 : 1; in juli 2020 261 : 1; in juni 2018 120 : 1, wel ook tussentijdse afname vanwege uitval van beschikkingen !). De huidige kleine wijziging is het gevolg van de combinatie van uitval van nogal wat beschikkingen in bijna alle SDE en SDE "+" rondes, en de "anomalie" (groei bij capaciteit) voor SDE 2019 II.

Bij de realisaties ligt die verhouding een stuk lager, al is ze wel flink toegenomen, inmiddels een factor 200 : 1 (in april 2023 nog 188 : 1, in januari 2023 182 : 1, in oktober 2022 172 : 1, in juli 2022 162 : 1, in april 2022 159 : 1, in januari 2022 143 : 1, in oktober 2021 131 : 1, juli 2021 124 : 1, apr. 2021 112 : 1, jan. 2021 100 : 1, sep. 2020 81 : 1; in juli 2020 73 : 1; in de juni 2018 update was dat nog 17 : 1, dus nog steeds verder oplopend). Met dezelfde oorzaak: veel zeer grote projecten in de beschikkingen zijn nog niet opgeleverd, inclusief de grote volumes uit SDE 2017 I tm. SDE 2021.

Tot slot, bij de gemiddelde systeemgrootte vinden we die trend wederom terug. SDE "+" staat tot SDE bij de overgebleven beschikkingen 117 : 1, maar bij de realisaties nog "maar" een factor 99 : 1 (juni 2018 update 43 : 1). Ook deze verhoudingen kunnen wijzigen, naar gelang er een fors aantal grote "SDE + projecten" daadwerkelijk alsnog gerealiseerd zal gaan worden.

Uiteraard zijn dergelijke vergelijkingen ook te maken tussen de SDE en SDE "++" regelingen, of tussen SDE "+" en SDE "++", maar omdat de eerste 3 SDE "++" rondes nog beperkte volumes hebben opgeleverd, heeft dat nog niet veel zin. Wellicht wil ik daar in een later stadium nog wat woorden aan spenderen.


(e) Evolutie systeemgemiddelde capaciteit volgens RVO beschikkingen

In een van de artikelen over de effecten van de beschikkingen van SDE 2019 I, heb ik reeds uitgebreid stil gestaan bij de belangrijke factor "gemiddelde capaciteit" per beschikking, en bij de realisaties. Zie daarvoor het 5e artikel in die reeks (16 november 2019), paragraaf 3.


(f) Verzamel grafieken alle SDE regelingen - Aantallen en capaciteit bij beschikkingen / realisaties

In deze paragraaf toon ik weer de meest recente versies van de 2 bekende "stapel grafieken" met de begin juli dit jaar overgebleven volumes bij de beschikkingen (weergegeven in de grafiek hierboven, onder a), en bij de door RVO opgegeven "realisaties". Die vindt u hier onder.


Stapelgrafiek met links de kolommen stapel met de overgebleven (!!) hoeveelheden beschikkingen van SDE 2008 tm. SDE "++" 2022. SDE 2022 is in de huidige update toegevoegd, met momenteel zelfs wat meer beschikkingen (1.512) dan oorspronkelijk in de Kamerbrief over de regeling was aangegeven (1.505; groene segment bovenaan). In combinatie met de voortgaande uitval bij de oudere SDE regelingen, zien we momenteel een cumulatie in de resterende, overgebleven hoeveelheid van 35.707 toekenningen voor zonnestroom (project beschikkingen). Dat waren bij de ooit oorspronkelijk vergeven exemplaren nog 61.340 beschikkingen (zie tabel en eerste grafiek onder a). De rechter stapel kolom geeft de in de update van 1 juli 2023 door RVO formeel als "gerealiseerd" verklaarde hoeveelheden beschikkingen per regeling weer. Met als voorlopige cumulatie 29.659 beschikkingen gerealiseerd. Wat 83,1% van het overgebleven aantal "totaal overgebleven beschikt" (linker stapel) is. Een geringe afname t.o.v. de 85,0% in de vorige update. Dit komt vanwege de opname van de SDE 2022 regeling, die weer veel nieuwe projecten toevoegde, dan er in de tussentijd aan uitval was bij de oudere beschikkingen (linker stapelkolom is flink hoger geworden), en, natuurlijk, de continue toename van het aantal realisaties (rechter stapelkolom weer iets hoger geworden).

Goed is hier het grote verschil tussen de SDE 2019 II en SDE 2020 I regelingen te zien. De eerste had relatief zeer weinig beschikkingen, die gemiddeld per stuk echter wel "zeer groot" waren. De laatste SDE "+" regeling, 2020 I, had een record aantal aan gemiddeld genomen véél kleinere toekenningen, waar, ondanks de massieve uitval, nog steeds veel volume van over is. Daar bovenop zijn links de nieuwe volumes voor SDE 2020 II tm. SDE 2022 gestapeld, waarvan echter nog maar relatief weinig beschikkingen zijn opgeleverd. "Onderin" de kolommen stapel is er tot SDE 2018 I vrijwel geen activiteit meer, omdat al die oudere regelingen geen openstaande beschikkingen meer hebben, of nog maar een handvol. Wel blijft er regelmatig uitval bij de oudste SDE regelingen optreden. Die uitvallers zien we druppelsgewijs in deze, en de voorgaande grafiek terug komen, al hebben ze relatief weinig impact. Er lijkt echter wel een toename te zijn, bij de hoeveelheden uitval.


Vergelijkbare stapelgrafiek, met nu niet de aantallen (overgebleven) beschikkingen, maar links ditto, de totale capaciteit in MWp die er over is gebleven in de laatste update (met reeds aanzienlijke volumes door RVO virtueel weg gekieperd en dus niet meer zichtbaar). Zie ook de tweede grafiek onder paragraaf (a), voor een vergelijking tussen oorspronkelijk beschikte volumes en op 1 juli dit jaar daarvan overgebleven hoeveelheden.

De in de huidige update nieuw toegevoegde SDE 2022 regeling heeft, met 1.923 MWp bijna 10 MWp meer beschikt vermogen staan dan in de oorspronkelijke kamerbrief was vermeld. Wat blijkbaar een late correctie van de hand van RVO is geweest, waar verder niemand zich druk om maakt, behalve voor hard-core statistici. Het totale volume voor alle regelingen inclusief SDE 2022 is momenteel 19.877 MWp. Dat was bij het ooit oorspronkelijk vergeven / beschikte project volume nog 28.457 MWp (zie tabel en grafiek onder paragraaf a). Vooral de verliezen bij de SDE 2017 tm. SDE 2020 II regelingen wegen zwaar. Rechts het nog beperkte "gerealiseerde" volume, althans van de beschikkingen (voor een belangrijk deel niet de werkelijk opgeleverde capaciteit !). Met in totaal "officieel" 10.028 MWp gerealiseerd, ruim 10 GWp. Wat 50,4% is van het (overgebleven) beschikte volume (vorige update 52,1%, nog zonder toegevoegde SDE 2022 regeling). Er is dus in ieder geval wat het RVO - SDE dossier betreft, op het gebied van te realiseren capaciteit iets minder dan de helft van het nu (overgebleven) beschikte volume te gaan, incl. de net toegevoegde SDE 2022 regeling.

Het VertiCer (voorheen CertiQ) dossier, met fysiek gerealiseerde volumes, blijkt in hun laatste status update van begin juli alweer een stuk verder te zijn, t.o.v. de gerealiseerde volumes beschikkingen van RVO. Bij CertiQ stond op 1 juli 2023 namelijk alweer 10.308 MWp aan fysieke opleveringen, waarvan het allergrootste deel SDE beschikte projecten betreft (en nog een onbekend, hoogstwaarschijnlijk "zeer beperkt" deel zonder SDE beschikking). Wat, ondanks de huidige, zeer recente RVO update inclusief de toegevoegde SDE 2022 regeling, alweer 2,8% meer geaccumuleerd volume is dan wat er begin juli 2023 in totaal als gerealiseerd beschikt staat bij het Agentschap. Zouden we het reeds bereikte VertiCer volume afmeten aan het overgebleven beschikte totaal volume bij RVO, zouden we al op 51,9% realisatie komen, ruim de helft (kader in grafiek). Met de voorbehouden die daar bij horen.

Normaliter liggen de cijfers bij VertiCer altijd (ver) voor op het RVO - SDE dossier. Feit blijft, dat sowieso bij RVO talloze reeds netgekoppelde projecten nog niet met een "ja" vinkje zijn gezegend in de publiek beschikbare data overzichten. Die dus nog niet in hun (actuele) cijfers kunnen zitten. Die projecten staan al lang in de VertiCer databank, omdat er al meteen garanties van oorsprong aangemaakt moeten gaan worden, "zodra de stekker in het betreffende project gaat". De meeste projecten achter grootverbruik aansluitingen dienen maandelijks (automatisch) meetgegevens via de meet-gemachtigde in, die direct naar VertiCer worden doorgesluisd na validatie door de betreffende netbeheerder. Registratie bij VertiCer gebeurt in het grootste deel van de gevallen zeer rap na fysieke netkoppeling. Dagelijks worden updates gedraaid met de nieuwste toevoegingen die door de exploitanten worden doorgegeven, en waarvoor de netbeheerders hun formele fiat hebben gegeven (pers. comm. Polder PV met CertiQ in 2022). Wat daarna geschiedt in het RVO traject kan echter vele maanden kosten, voordat dit leidt tot een "formeel ja vinkje" in hún databestand.

Het verschil tussen "overgebleven beschikt" volume en "gerealiseerd volume status 1 juli 2023" bedraagt 19.877 - 10.028 = 9.849 MWp (ruim 9,8 GWp). Sowieso gaat hier nog heel veel volume van afvallen, gezien de trend van de afgelopen overzichten van RVO. En het is nog steeds niet het "gerealiseerde" volume. Dat kunnen we alleen te weten komen als exacte project informatie beschikbaar komt, zoals in ultimo bij de netbeheerders en VertiCer bekend moet zijn of worden. Polder PV heeft in ieder geval van de "top" in de markt, de grootste projecten, inclusief de 726 reeds gerealiseerde grondgebonden zonneparken (excl. andere "niet rooftop" projecten zoals drijvende projecten), die de grootste volumes aan MWp-en inbrengen, het meest complete, gedetailleerde overzicht van Nederland.


RES doel "elektra" onbekend

RVO insereerde in voorgaande updates ook een tabblad bij de projecten status sheets, waaruit bleek dat ze al ruim 5 TWh tekort zouden komen voor het behalen van de oorspronkelijke RES doel (35 TWh productie elektra uit hernieuwbare bronnen op land in 2030), als je alleen van het SDE potentieel zou uitgaan. In de meest recente updates is echter géén nieuwe berekening cq. prognose toegevoegd door RVO.

Wel zijn andersoortige tabellen beschikbaar in de cijfers sectie van RVO. Zoals een tabel met de verwachte producties van de diverse MEP en SDE regelingen, maar dan weergegeven in petajoules (totale energie volumes, alle bijdrages), waar niet zonder meer een contributie van zonnestroom evt. in samenhang met windenergie productie op land is uit te halen. Voor alle regelingen bij elkaar, loopt de geprognosticeerde hoeveelheid energie vanuit deze regelingen op, van 35,7 PJ in 2013, via een maximum van 242,8 PJ in 2026, en vervolgens, door uitschrijving van oudere project capaciteit, vanuit deze regelingen terug zakkend naar 181,7 PJ in 2032.


Thermische zonne-energie

Over dit kleine andere zonne-energie dossier is al wat langer niet zeer veel zinnigs te melden, gezien de trage ontwikkeling. In de huidige update is er wederom 1 project beschikking verdwenen uit het dossier (1 maal met SDE 2018 II beschikking), en is er 1 project opgeleverd uit de SDE 2020 I regeling. Er zijn nog geen realisaties onder de SDE "++" (vanaf SDE 2020 II). Wel is natuurlijk bij de afgegeven beschikkingen SDE 2022 toegevoegd, waarvoor slechts 3 exemplaren zijn toegekend, met een gezamenlijk thermisch vermogen van 9,9 MWth.

Bij de realisaties is, tot slot, er een kleine neerwaartse wijziging geweest in de capaciteit onder SDE 2018 II. De kolom helemaal rechts in de grafiek hier onder is door de combinatie van toevoeging van een gerealiseerd project, en aanpassing van de capaciteit bij de realisaties onder SDE 2018 II t.o.v. de voorlaatste kolom (status 1 apr. 2023), toegenomen met slechts 0,1 MWth, tot een totaal gerealiseerd volume van 54,2 MW thermisch vermogen.

Tezamen met voorgaande verliezen van oorspronkelijk toegekende beschikkingen, zijn met het verlies van 1 bestaand exemplaar, en de toevoeging van de 3 nieuwe SDE 2022 beschikkingen in deze laatste update, 90 beschikkingen voor thermische zonne-energie projecten over, met een geaccumuleerd vermogen van 113,1 MWth. De oudste beschikking komt uit de SDE 2012 (al lang gerealiseerd), SDE 2015 en SDE 2017 II hebben géén beschikkingen voor dergelijke thermische warmte projecten (meer). Er zijn inmiddels in totaal 58 SDE beschikkingen gerealiseerd middels deze zonne-energie techniek. De oudste nog openstaande beschikking is van SDE 2018 II.

Naast deze puur thermische zonne-energie installaties ontdekte ik in een vorige update ook nog een "innovatief" project in de groslijst met SDE beschikkingen. Dat is een PVT-project in combinatie met een warmtepomp, met een beschikking voor 3,75 MW thermisch vermogen, die door RVO in de deel-categorie "CO2-arme warmte" van SDE 2021 is ondergebracht. Dat gaat dus deels om een combi-systeem thermische zonnewarmte / fotovoltaïsche omzetting, en deels om genoemd warmtepomp systeem om de opgewekte warmte (ook) direct te gebruiken. Het betreft een project van Escom.nu in een flatgebouw vlakbij metrostation Reigersbos in Amsterdam. Ook deze beschikking staat nog open.

Voor details van de status quo bij de realisaties, zie ook onder de analyse van de 1 april 2022 update (onderaan het artikel).

Frequente updates over de SDE regelingen bij Polder PV, sedert 2008. Huidig exemplaar: status 1 juli 2023

Bron (extern):

Feiten en cijfers SDE(+)(+) - RVO, status 1 juli 2023)

Monitoring zonne-energie - RVO, status 30 september 2022 (echter cijfers betreffende stand van zaken tm. 2021, deels met verouderde CBS data werkend; er is een nieuw exemplaar over 2022 in voorbereiding)

Voor analyses omtrent de recent gepubliceerde (kamerbrieven over de) SDE 2022 regeling zie verder:

Derde SDE "++" ronde (nazomer 2022) iets meer aangevraagd dan subsidie plafond. Zonnestroom blijvend populair, maar significant lager dan in SDE 2021 (2.268 MWp) (28 november 2022)

Toekenningen SDE 2022 (derde SDE "++") gepubliceerd, deel 1 - grofweg halvering beschikte aanvragen PV sedert SDE 2021 onder moeilijke marktomstandigheden (27 april 2023)

SDE 2022 (derde SDE "++"). Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "++" beschikkingen (27 april 2023)

SDE 2022 (derde SDE "++"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (7 juni 2023; huidige artikel)

SDE 2022 (derde SDE "++"). Deel 4. RVO update alle SDE regelingen zonnestroom tm. SDE 2022, 1 juli 2023 - weer versnelde groei, 598 MWp nieuwe realisaties in 2e kwartaal, en 143 MWp beschikte capaciteit verloren gegaan (25 juli 2023; huidige artikel)



19 juli 2023: VertiCer (ex CertiQ) update juni 2023 - "negatieve maandgroei", stabilisatie capaciteit; eerste half jaar 546 MWp, (voorlopig) 49% van nieuwe capaciteit t.o.v. zelfde periode 2022. Voor uitgebreide toelichting van de voorliggende historie van de CertiQ data voor gecertificeerde zonnestroom in Nederland, zie de bespreking van 7 maart jl (februari rapportage).

CertiQ >> VertiCer

Vanwege onze recente vakantie ben ik nu pas toegekomen aan het op 3 juli gepubliceerde maandrapport over juni 2023, bij de nieuwe organisatie VertiCer. Deze is ontstaan uit een fusie van de certificerende gremia voor elektriciteit (CertiQ), en het oorspronkelijk voor gas certificatie opgerichte Vertogas, per 1 januari dit jaar. En valt als organisatie inmiddels zowel onder de Nederlandse Gasunie, als onder TenneT TSO. Sinds kort is de website van rechtsvoorganger CertiQ niet meer als zodanig bereikbaar. De laatste "crawl" van het bekende Webarchive, voor CertiQ, is van 7 juni dit jaar. Na een vraag van mij over de toegankelijkheid, volgt nu bij het inkloppen van de url een re-direct naar de website van VertiCer. Daarop is echter slechts een verzameling recentere documenten terug te vinden, de maand rapportages alleen voor het jaar 2023. Het archief van CertiQ, met de oudere rapportages tm. 2022, is daar (nog) niet opgenomen. Polder PV heeft alle ooit door CertiQ gepubliceerde maand- en (gereviseerde) jaar-rapportages voor duurzaam en niet duurzaam geproduceerde elektriciteit off-line tot zijn beschikking, en kan dus altijd terug grijpen op de historische gegevens.

In de huidige analyse brengt Polder PV de nieuwe resultaten uit de data rapportage van VertiCer, voor de maand juni 2023. Met daarin deels weer gewijzigde cijfers sedert augustus 2021. Wederom is er géén update van nog oudere data verschenen. Ook voor die gegevens en grafieken daaromtrent, verwijs ik naar de hier boven gelinkte analyse van het oudere CertiQ rapport, waarin die gegevens wel waren bijgesteld in een separate rapportage.

Niets nieuws onder de zon

Benadrukt moet blijven worden, dat de voor sommigen wellicht verwarrende, continu wijzigende cijfers bij VertiCer, en haar rechtsvoorganger CertiQ, beslist geen "nieuw fenomeen" betreffen. Dit is altijd al staande praktijk geweest bij CertiQ, en zal worden gecontinueerd onder VertiCer. Niet alleen werd dat zichtbaar in de soms fors gewijzigde cijfers in de herziene jaar rapportages tot en met het exemplaar voor 2019. Helaas zijn daarna geen jaarlijkse revisies meer verschenen. In een tussentijdse analyse van "oorspronkelijk gepubliceerde", en "toen actuele, bijgestelde", werd al duidelijk, dat de databank van de destijds alleen onder TenneT vallende dochter continu wijzigingen ondergaat, zoals geïllustreerd in de Polder PV analyse van 4 november 2020. In dit opzicht, is er dan ook niets nieuws onder de zon. De wijzigingen zijn er altijd al geweest, alleen zijn ze inmiddels, met weliswaar de nodige moeite, dan ook regelmatig "zichtbaar te maken", door de nieuwe wijze van rapporteren door CertiQ en haar rechtsopvolger, VertiCer.

Voordat we de huidige resultaten bespreken, blijft de belangrijke disclaimer bij alle (zonnestroom) data van VertiCer / CertiQ recht overeind:

* Disclaimer: Status officiële VertiCer (ex CertiQ) cijfers volgens maandelijkse rapportages !

I.v.m. omvangrijke toevoegingen sedert 2018 aan dit dossier (vrijwel exclusief gedreven door grote hoeveelheden, SDE gesubsidieerde, en gemiddeld genomen steeds groter wordende PV projecten), in combinatie met inmiddels al 3 ernstige data "incidenten" bij CertiQ (september 2017, juni 2019, resp. april 2020), die Polder PV meldde aan het bedrijf (waarna deels substantiële correcties werden gepubliceerd), sluit de beheerder van Polder PV niet uit, dat de huidige status bij VertiCer niet (volledig) correct zal kunnen zijn. Een vierde casus diende zich aan n.a.v. het februari rapport in 2021. En, helaas, herhaalde dit zich wederom in de december rapportage van 2022.

Met name foute capaciteit opgaves van netbeheerders voor "kleinere" projecten kunnen, ondanks aangescherpte controles bij VertiCer, aan de aandacht blijven ontsnappen en over het hoofd worden gezien. Maar ook cijfermatige incidenten met opgaves van volumes van grotere projecten kunnen nog steeds niet uitgesloten worden. Deze laatsten zullen, indien onverhoopt optredend, hoge impact hebben op het volume aan maandelijkse toevoegingen, en ook, zei het in relatieve zin beperkter, invloed hebben op de totale accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit aan het eind van de betreffende maand rapportage.

Hierbij komt ook nog het feit, dat ooit gepubliceerde volumes in de maandrapportages, al snel bijgesteld kunnen worden door continue toevoegingen en correcties voor de betreffende maanden, bij VertiCer. Wat de directe gevolgen daarvan zijn, vindt u grafisch geïllustreerd in het artikel gepubliceerd op 4 november 2020.

Voor 2020 en 2021 zijn de consequenties van deze continu optredende bijstellingen opnieuw berekend - in de rapportage voor december 2021. Deze bijstellingen werden in analyses van de maand rapportages tot en met 2022 bijgehouden door Polder PV, waaruit o.a. de meest actuele jaargroei volumes werden berekend.

Vanaf januari 2023 is er een complete revisie van de publicatie systematiek van CertiQ in gang gezet, inmiddels gecontinueerd onder de regie van rechtsopvolger VertiCer.

CertiQ heeft op basis van diverse opmerkingen van Polder PV over deze problematiek destijds stelling genomen met belangrijke achtergrond informatie over de totstandkoming van hun cijfers.

Het overzicht met de eerste cijfers over juni 2023 verscheen in de nieuwe, drastisch gewijzigde vorm voor het eerst op de website van VertiCer, op 3 juli 2023. Referenties naar eerder verschenen historische data zijn uiteraard impliciet als CertiQ gegevens geanalyseerd, destijds.


2. Evoluties basis parameters

2a. Evolutie van drie basis parameters gecertificeerde PV-installaties VertiCer juli 2021 - juni 2023

In deze grafiek, met de meest recente actuele en gewijzigde data uit de juni rapportage van VertiCer, en oudere data uit de CertiQ updates, de stand van zaken vanaf juli 2021 tm. juni 2023. De blauwe kolommen geven de ontwikkeling van de aantallen installaties weer (ref.: rechter Y-as), voorlopig culminerend in 34.111 exemplaren, begin juli dit jaar. Wat, wederom, een negatieve groei weergeeft van 34 projecten t.o.v. de status, eind mei (gereviseerd, 34.145 exemplaren). Wel is er t.o.v. het tevens herziene eindejaars volume van 2022 netto bezien een groei geweest van 300 projecten in het gecombineerde VertiCer / CertiQ bestand. Wat maar liefst 80% minder is dan de groei het eerste half-jaar in 2022 (revisie: 1.509 nieuwe projecten genoteerd, zie ook nieuwe half-jaar grafiek verderop). Diverse historische data zijn wederom gewijzigd t.o.v. de mei update. Zo is de stand van zaken voor eind (december) 2022 inmiddels 33.811 projecten, in de vorige rapportage waren dat er nog 33.753.

In de gele kolommen (ref. rechter Y-as, in MWp) de bijbehorende geaccumuleerde gecertificeerde PV-capaciteit, die begin juli 2023 op 10.308,4 MWp is gekomen, wat een stabilisatie is t.o.v. de gereviseerde stand voor eind mei (forse revisie: 10.309,1 MWp). Dit kan uiteraard nog steeds substantieel gaan wijzigen in komende updates. Eind 2022 is de geaccumuleerde capaciteit inmiddels op een niveau gekomen van 9.762,8 MWp. In het eerste flink gewijzigde januari rapport was dat nog 9.409,3 MWp. Voor EOY 2022 is dus alweer bijna 354 MWp / 3,8% meer volume bijgeschreven dan oorspronkelijk gerapporteerd.

Met de huidige, gereviseerde cijfers, is de nog zeer voorlopige groei in het eerste half-jaar van 2023 546 MWp geweest. Dat is, zoals eerder al aangegeven in de eerdere maandrapportages, een forse afkoeling van de marktgroei, zelfs al weten we dat alle cijfers nog regelmatig zullen worden bijgesteld. In dezelfde periode in 2022 was het - nu weer aangepaste - groei volume namelijk 1.109 MWp. De toename in 2023 is dus tot nog toe 51% lager dan het nu bekende nieuwe volume in 2022 in de maanden januari tm. juni. Dat is wel een beduidend minder hoog verschil, dan bij de aantallen nieuwe projecten.

In de groene curve is de uit voorgaande parameters berekende systeemgemiddelde capaciteit voor de gehele gecertificeerde populatie PV-projecten bij VertiCer, in kWp (referentie linker Y-as) weergegeven. Dit blijft door de bank genomen almaar toenemen, en is sedert eind 2022 verder gegroeid, van 288,7 naar 302,2 kWp, eind juni dit jaar. Vanwege de tijdelijk (?) negatieve groei in februari, is het systeemgemiddelde vermogen toen ook tijdelijk iets terug gevallen, maar nam het in maart tm. juni weer op een bescheiden niveau toe. Ook deze onregelmatigheid kan in latere updates worden "glad gestreken".

Links in de grafiek vindt u ook de meest recent bekende EOY cijfers voor 2021 weergegeven. Die zijn gewijzigd van 31.419 naar, momenteel, 31.421 projecten, resp. van 7.839,8 naar 7.840,4 kWp. Deze zijn belangrijk voor de vaststelling van de aangepaste jaargroei cijfers voor 2022, zie paragraaf 3d.

2b. Evolutie van drie basis parameters gecertificeerde PV-installaties VertiCer EOY 2009 - 2022

Ik geef hieronder de in een vorige versie volledig gereviseerde jaargroei grafiek weer, waarbij alleen voor de nu bekende weer gewijzigde cijfers in het eerste op de website van VertiCer gepubliceerde maandrapport, voor de jaargroei in de jaren 2021 en 2022, zijn toegevoegd. Alle oudere data zijn ontleend aan eerder gepubliceerde CertiQ updates. Waarvan nog geen eventuele herziening bekendgemaakt is na 1 maart 2023.

Deze tweede grafiek in deze sectie geeft niet de maandelijkse progressie (paragraaf 2a), maar de evolutie van de eindejaars-accumulaties van 2009 tm. 2022 weer, met alle ondertussen weer gewijzigde data in de huidige VertiCer update. De opbouw van de grafiek is vergelijkbaar met die voor de laatste maand-cijfers, maar om alle data in 1 grafiek te krijgen zonder extreme verschillen, is de Y-as voor alle drie de parameters hier logarithmisch gekozen. Het aantal installaties is fors toegenomen, van 3.767 exemplaren, eind 2009, naar, inmiddels, 33.811, eind 2022, resulterend in een Compound Annual Growth Rate (CAGR) van gemiddeld 18,4% per jaar in de getoonde periode.

Bij de capaciteits-ontwikkeling is het echter nog veel harder gegaan. Deze nam toe van 18,7 MWp, eind 2009, tot alweer 9.762,8 MWp, eind 2022. Resulterend in een byzonder hoge CAGR, van gemiddeld 61,8% per jaar (!). Wel begint er, voorstelbaar, na zo'n langdurige, spectaculaire groei periode, een afvlakking zichtbaar te worden in de expansie. Wat veel te maken heeft met overal optredende problemen met beschikbare netcapaciteit, gestegen project kosten, beschikbaar personeel, etc.

Historische bijstellingen

Dat de cijfers in de databank behoorlijk worden bijgesteld, bezien over een langere periode, laten de nu actuele eindejaars-cijfers voor 2021 weer goed zien. Die zijn momenteel namelijk 31.421 installaties, en een verzamelde capaciteit van 7.840,4 MWp. In het "klassieke" maandrapport voor (eind) december 2021, alsmede in het gelijktijdig verschenen eerste jaaroverzicht, waren die volumes nog maar 30.549 installaties, resp. 7.417,8 MWp. In de huidige cijfer update, zijn de verschillen t.o.v. de oorspronkelijke, "klassieke" maandrapport opgaves van, destijds, CertiQ, derhalve, opgelopen tot 2,9% (aantallen), resp. 5,7% (capaciteit). Uiteraard hebben deze bijstellingen ook flinke gevolgen voor de uit de EOY cijfers te berekenen jaargroei volumes (YOY).

Uit voorgaande twee parameters werd door Polder PV weer de gemiddelde systeem-capaciteit aan het eind van elk kalenderjaar berekend (groene curve). Ook deze nam spectaculair toe, van slechts 5,0 kWp, eind 2009 (bijna uitsluitend kleinere residentiële installaties), tot alweer 288,7 kWp, eind 2022 (bestand VertiCer inmiddels gedomineerd door duizenden middelgrote tot zeer grote projecten incl. zonneparken). Een factor 58 maal zo groot, in 13 jaar tijd. Wat de enorme schaalvergroting in de projecten sector goed weergeeft.


3. Maandelijkse, kwartaal-, half-jaar- en jaarlijkse toenames aantallen en capaciteiten bij VertiCer

3a. Maandelijkse toenames van aantallen en capaciteit van gecertificeerde PV-installaties VertiCer augustus 2021 - juni 2023

Ook al moet ook bij deze grafiek de waarschuwing, dat de cijfers nog lang niet zijn uitgekristalliseerd, en we nog de nodige bijstellingen kunnen verwachten, de trend bij de nieuwe aantallen projecten door VertiCer, en rechtsvoorganger CertiQ, geregistreerd van maand tot maand, in de huidige versie van juni 2023, laten een zeer duidelijke afkoeling van de PV-projectenmarkt zien sedert de zomer van 2021. Werden er in januari 2022 nog netto 384 nieuwe gecertificeerde PV-projecten bijgeschreven, is dat in de rest van het jaar al zeer duidelijk minder geworden, en vanaf augustus zelfs zeer sterk "afgekoeld". Met wat ups en downs, is het laagste volume voorlopig bereikt in november 2022, met, inmiddels, 74 nieuwe installaties. Daarna veerde het weer even op, daalde stapsgewijs, en bereikte in juni 2023 zelfs een licht negatieve groei van -34 projecten in deze update. Eerder getoonde negatieve groeicijfers voor de maanden maart tm. mei zijn inmiddels omgezet in positieve aanwas, a.g.v. de voortdurend wijzigende historische cijfers in de VertiCer bestanden.

Ook al kan dus ook de nu nog vastgestelde "negatieve netto groei" in juni beslist ook nog in positieve zin ombuigen in latere updates, zoals in het recente verleden is geschied, de trend is bij de aantallen onmiskenbaar: er worden, netto bezien, nog maar weinig netgekoppelde projecten bijgeschreven bij VertiCer, per maand. Een van de redenen kan zijn, dat er een toenemend aantal uitschrijvingen uit de databank van de Gasunie/TenneT dochter is begonnen, die de instroom (tijdelijk) afremt of zelfs overvleugelt. Een belangrijke reden kan hierbij zijn de beginnende uitval van de oudste onder SDE 2008 gesubsidieerde kleine projectjes, die immers 15 jaar subsidie konden genieten. We moeten gaan zien hoe het verloop bij de aantallen zich ontwikkelt, nu de subsidie termijn voor de eerste projecten aan het aflopen is. Uiteraard betekent uitschrijving uit de VertiCer databank verder beslist niet dat de betreffende projecten fysiek zijn, of worden verwijderd. Ze kunnen nog vele jaren lang met een aardig rendement worden ge-exploiteerd door de eigenaren.

Een vergelijkbare grafiek als voor de aantallen (vorige exemplaar), maar ditmaal de ermee gepaard gaande maandelijkse toename (of zelfs afname) van de capaciteit van gecertificeerde PV-projecten, in MWp. De evolutie laat een nogal afwijkend beeld van dat bij de aantallen zien, met sterk fluctuerende verschillen tussen de maanden onderling. Ook deze kunnen uiteraard naderhand nog worden bijgesteld. De "netto negatieve groei" in september 2022, al gesignaleerd in het januari rapport, is uiteindelijk in latere updates in ieder geval omgeslagen in "normale, positieve groei", van, inmiddels, 68,7 MWp. De ook al hoge piek in januari 2023, nog 354,4 MWp in de januari rapportage, is sedert dat rapport continu verder opgeplust, en geeft nu al een netto groei t.o.v. eind 2022 van 415,8 MWp aan. In het "klassieke" CertiQ december rapport van 2022 was nog een zeer hoge november piek zichtbaar. Het lijkt er op, dat een groot volume daarvan naar het begin van het nieuwe jaar is geschoven (de vermoedelijke feitelijke datum van netkoppeling). Ook in januari 2022 zagen we eerder al een "nieuw-jaars-piek", maar die is duidelijk kleiner, inmiddels neerkomend op 306,4 MWp nieuw volume.

Voor februari 2023 was er aanvankelijk een magere positieve groei van 28,1 MWp positief. Deze sloeg echter in de maart rapportage om in een enorme negatieve bijstelling van 316,1 MWp negatief (!), bij een netto aanwas van 65 nieuwe projecten. In de april update was er een marginale opwaartse correctie naar 312,3 MWp. In de rapportages voor mei en juni is de negatieve "groei" verder geslonken naar minus 277,1, tot inmiddels -273,8 MWp. Zoals al vaker gemeld, kunnen de redenen voor zulke, soms forse bijstellingen, zeer divers zijn, zoals destijds gerapporteerd door CertiQ na vragen van Polder PV daar over (artikel 16 januari 2023). Mogelijk is, of zijn, er wellicht correctie(s) geweest van de hoge ("record") capaciteit weergegeven voor de maand januari ?

Het eerst gepubliceerde resultaat voor maart was 197,4 MWp, en is na diverse neerwaartse en positieve wijzigingen inmiddels weer gegroeid naar 206,7 MWp in de huidige update. De rapportage voor april 2023 begon weer met een netto negatieve "groei" van 15,4 MWp, maar is inmiddels omgeslagen naar een positieve aanwas van 127,4 MWp. Voor mei werd aanvankelijk een bijna nihil groei gepubliceerd, maar in het juni rapport is er inmiddels een voorlopige groei van 70,1 MWp vastgesteld. In juni is het eerste resultaat een zeer kleine netto negatieve groei van -0,7 MWp, maar dit gaat ongetwijfeld nog fors aangepast worden in latere updates.

Als we de nieuwe maandvolumes voor de eerste zes maanden bij elkaar optellen, komen we voor 2022 op een groei van 1.109 MWp uit, voor 2023 op slechts 49% daarvan, 546 MWp. Dit wordt vooral veroorzaakt door het (fors) negatieve maandgroei cijfer voor februari. Zelfs bij de verwachting, dat deze cijfers nog flink bijgesteld zullen gaan worden, moet de conclusie nu al luiden, dat de groei in het nieuwe jaar significant lager zal uitpakken dan in 2022.

3b. Kwartaal groeicijfers QIV 2021 - QII 2023

In een vorige update heb ik de kwartaal cijfers weer van stal gehaald en in grafiek weergegeven tm. de toen net "volledig", geworden cijfers voor de kwartalen QIV 2021 tot en met QI 2023. In het huidige exemplaar heb ik de soms weer licht gewijzigde data gebruikt, en de nu voor het eerst "volledige", maar natuurlijk nog lang niet definitief vastgestelde resultaten voor QII 2023 achteraan toegevoegd (cumulatie resultaten april tm. juni).

Wederom met de disclaimer, dat de getoonde cijfers nog (fors) kunnen wijzigen, en de verhoudingen tussen kwartalen onderling dus ook, lijkt een conclusie al duidelijk getrokken te kunnen worden: Zowel de aantallen netto nieuw geregistreerde PV projecten per kwartaal, als de daarmee gepaard gaande capaciteit volumes, zijn sinds het eerste kwartaal van 2022 stapsgewijs beduidend afgenomen, en lijkt de PV projecten markt in Nederland dus duidelijk af te koelen, waarvoor ook diverse andere aanwijzingen zijn. Het aantal nieuwe projecten per kwartaal is afgenomen van, momenteel, 899 exemplaren in QIV 2021, tot nog maar 303, met de nu bekende cijfers, voor QI 2023. De eerste resulaten voor QI (april tm. juni) zijn zelfs licht negatief voor de aantallen projecten (-3 stuks), al is de verwachting dat dit cijfer nog flink zal gaan wijzigen (vermoedelijk > positief wordend).

De nieuwe gerapporteerde netto capaciteit nam even toe, van, momenteel, 553 MWp in QIV 2021, naar 624 MWp, in QI 2022, maar is daarna ook stelselmatig minder geworden. Om een voorlopig dieptepunt te bereiken in QIV 2022, met 345 MWp nieuw gerapporteerd volume, gebaseerd op de huidige cijfers. Dat is iets verbeterd in QI 2023, met inmiddels 349 MWp. Maar het is slechts 56% van de groei in QI in 2022 (624 MWp). Voor de aanwas in QII 2023 geldt momenteel een netto groei van 197 MWp, waar later ongetwijfeld nog veel aan zal gaan wijzigen, vermoedelijk in positieve zin. Voor de evolutie van de gemiddelde systeem omvang, zie ook de grafiek onder paragraaf 2a.

3c. Halfjaarlijkse toenames van aantallen en capaciteit van gecertificeerde PV-installaties VertiCer 2022-2023 HI nieuw

Omdat inmiddels eerste resultaten voor het 1e half-jaar van 2023 beschikbaar zijn, heb ik ook weer de "half-jaar grafiek" van stal gehaald. Die heb ik voor het laatste gepubliceerd op basis van de CertiQ data in het bericht van 9 januari 2023. Het huidige exemplaar bevat echter alleen de laatst bekende resultaten gebaseerd op de compleet gereviseerde publicatie systematiek bij VertiCer. De (aangepaste) cijfers voor de tweede jaarhelft van 2021 zijn niet volledig bekend, vandaar dat we nu nog slechts de resultaten vanaf de 1e jaarhelft van 2022 kunnen laten zien.

Ook uit deze half-jaar groei cijfers blijkt duidelijk een afkoeling van de projecten markt, grotendeels vertegenwoordigd in het VertiCer dossier. Bij de aantallen projecten nam de half-jaarlijkse aanwas af, van 1.509 nieuwe projecten in HI 2022, via 881 stuks in HII 2022 (42% minder), naar nog maar een (voorlopige) groei van slechts 300 nieuw in HI 2023.

Bij de capaciteit namen de nieuwe volumes per half-jaar minder dramatisch snel af, maar was de trend vergelijkbaar. Met de huidige bekende cijfers 1.109 MWp nieuw in HI 2022, 814 MWp in HII 2022 (27% minder), en (voorlopig) nog maar 546 MWp nieuwe capaciteit in HI 2023.

3d. Jaarlijkse toenames van aantallen en capaciteit van gecertificeerde PV-installaties VertiCer YOY 2009 - 2022

Wederom naar analogie van de grafiek voor de eindejaars-volumes, ditmaal de daar uit afgeleide jaargroei cijfers volgens de laatste data update van VertiCer, in bovenstaande grafiek (alle drie parameters met referentie de rechter schaal, logarithmisch weergegeven). Omdat de langjarige historie de laatste maanden van dit jaar geen update meer heeft gehad bij CertiQ, en in deze eerste update van de hand van VertiCer, is de grafiek samengesteld uit de (gereviseerde) data beschikbaar in de update van 1 maart, tot en met het jaar 2020 (toen nog bij CertiQ gepubliceerd). En zijn de nieuwe data voor 2021 en 2022 toegevoegd, gebruikmakend van de huidige update van de data tm. juni 2023, voor het eerst geopenbaard door rechtsopvolger VertiCer. De grafiek toont dus de huidige situatie, met de laatst beschikbare bron-cijfers. Mochten toekomstige "historische" jaarcijfers alsnog wijzigen, zullen die in latere updates worden toegevoegd aan deze grafiek.

Duidelijk is te zien dat er een verschil is in de trend bij de nieuwe jaarlijkse aantallen installaties (blauwe kolommen) en bij de nieuwe capaciteit per jaar (gele kolommen). Bij de aantallen beginnen we op een hoog niveau van 3.765 [overgebleven* !] nieuwe installaties in 2009, het gevolg van de enkele duizenden grotendeels particuliere kleine SDE beschikkingen die in de eerste jaren van de SDE (2008 tm. 2010) werden opgeleverd. Die bron droogde al snel op omdat particuliere installaties de facto uit de opvolger regelingen werden gedwongen (eis minimaal 15 kWp, later ook nog verplicht grootverbruik aansluiting), en zakte de hoeveelheid nieuwe installaties dan ook stapsgewijs naar het dieptepunt van 259 nieuwe projecten in 2014. Daarna zwol het jaarlijkse volume weer aan door een reeks van (deels) succesvol geïmplementeerde SDE "+" regelingen, tot een voorlopig maximum van 5.503 nieuwe projecten in Corona jaar 2020.

Daarna is het tempo weer fors afgenomen, waar met name de wijdverspreide net-problemen een belangrijke (maar niet de enige) oorzaak van zijn. In 2021 en 2022 zijn met de recentste cijfers nu 3.871, resp. 2.390 nieuwe projecten toegevoegd. Dat laatst bekende volume voor 2022 is slechts ruim 43% van het record niveau in 2020.

Capaciteit andersoortige trend

Bij de capaciteit is de jaarlijkse aanwas in de beginjaren relatief "stabiel" geweest, met wat kleine op- en neerwaartse bewegingen, van 18,7 MWp nieuw in 2009, tijdelijk zakkend naar 13,0 MWp nieuw volume in 2010, nog eens 4 jaar iets boven dat niveau blijvend, om vanaf 2015 sterk te stijgen. Dat was in het begin vooral vanwege de implementatie van de toen succesvolle SDE 2014 regeling. Er werd elk jaar weer meer capaciteit toegevoegd, tot een maximum van 2.436,9 MWp, wederom in het Corona jaar 2020. Maar ook de nieuwe capaciteit kreeg met afnemende aantallen nieuwbouw projecten uiteraard klappen in de laatste twee jaren.

In 2021 was het nieuwe volume nog 2.000,7 MWp, dat is in 2022 momenteel nog maar 1.922,4 MWp met de huidige update. Dat is, met 79% van het maximale nieuwbouw volume in 2020, in ieder geval beduidend beter dan de flinke terugval bij de aantallen nieuwe projecten (43%), maar het is en blijft een grote stap terug in de aanwas van nieuwe capaciteit. Met, uiteraard, de blijvende disclaimer, dat ook deze jaargroei cijfers nog niet "in beton zijn gegoten", en nog verder kunnen wijzigen. Opvallend blijft in ieder geval, dat met de laatste updates, het jaargroei volume voor de capaciteit in 2022 steeds dichter toekruipt naar dat van het voorgaande jaar.

Wederom heb ik uit deze uit de eindejaars-data afgeleide jaargroei cijfers uiteraard ook weer de gemiddelde systeemcapaciteit van de nieuwe aanwinsten per jaar berekend, en getoond in de groene curve (vermogen in kWp gemiddeld per nieuwe installatie). Deze vertoont, na een lichte inzinking tussen 2009 en 2010, een zeer sterke progressie, van 5,0 kWp bij de nieuwe projecten in 2009, tot alweer 804,3 kWp gemiddeld per nieuw project in 2022. Een factor 161 maal zo groot, in 13 jaar tijd. Deze enorme schaalvergroting, sterk gedreven door de oplevering van honderden zonneparken en enorme distributiecentra bomvol zonnepanelen op de platte daken, is een van de belangrijkste oorzaken, van de nieuwe realiteit bij de stroomvoorziening in Nederland: de overal zichtbaar wordende netcongestie. Wat uiteraard ook zijn weerslag heeft gekregen op de progressie van de uitbouw van de gecertificeerde nieuwe volumes in de CertiQ databank: de uitbouw is sterk aan het vertragen.

* Met name uit de oudere SDE regelingen, vallen regelmatig lang geleden bij CertiQ ingeschreven projecten weg. Hier zijn verschillende redenen voor. In de uitgebreide SDE project analyses van Polder PV wordt hier regelmatig, en gedetailleerd over gerapporteerd (exemplaar 1 april 2023, zie hier).


4. 100 procents-grafieken en segmentatie naar grootteklasse

Een van de nieuwe mogelijkheden van de herziene presentaties bij CertiQ en rechtsopvolger VertiCer, is de segmentatie naar grootteklasse. Daar kon tot voor kort uitsluitend iets over gezegd worden op basis van de jaaroverzichten, waar, al lang geleden op basis van een verzoek in die richting door Polder PV, inderdaad werk van gemaakt is door CertiQ. Zoals in de eerste analyses van de januari rapportage al duidelijk werd, is dit nu ook op maandelijkse basis mogelijk. Met, we blijven dit herhalen, de waarschuwing, dat alle cijfers bijgesteld kunnen worden in latere updates, met name m.b.t. de meest recente data. Bij de al wat oudere periodes vinden wijzingen minder vaak plaats, en zijn ze meestal van een bescheiden omvang.

In het 3e artikel over de eerste resultaten van januari heb ik al meer-jaarlijkse trends laten zien bij de evolutie van de diverse grootte klasses. Inclusief een toen nog in de bestanden van CertiQ voorkomende enorme anomalie, die niet bleek te zijn hersteld (artikel 14 februari 2023). Van dat historische overzicht zijn, om onbekende redenen, tm. de huidige maand cijfers bij rechtsopvolger VertiCer, geen updates verschenen. Maar uiteraard wel op de wat kortere termijn. De aangepaste nieuwe data voor juni en de meest recente periode daar aan voorafgaand vindt u hier onder.

4a. 100 procents-grafiek aantallen per categorie

Een zogenaamde "100-procents-grafiek" voor de evolutie trends van de 8 door VertiCer en haar rechtsvoorganger onderscheiden grootteklassen van de gecertificeerde PV-populatie die zij bijhouden, dit exemplaar voor de aantallen projecten aan het eind van elke maand. Voor eind juni / begin juli 2023 zijn de absolute waarden per grootteklasse rechts weergegeven. Globaal genomen nemen de kleinste categorieën (1-5 kWp, 5-10 kWp, en 10-50 kWp) in betekenis verder af sedert juli 2021, de impact van de grotere categorieën wordt groter. Er is echter weer een stabilisatie gekomen, omdat het tempo bij de aantallen nieuw netgekoppelde projecten onder de SDE regimes weer is afgenomen. In de juni 2023 update, is het totale aantal installaties groter of gelijk aan 50 kWp, medio 2021 al meer dan de helft, met het gezamenlijke volume al op 56% van het totaal gekomen (19.131 van, in totaal, 34.111 projecten). De categorie 100-250 kWp omvat het grootste aantal projecten, 7.317 exemplaren, afgezien van de kleinste installaties tot 5 kWp (8.677 stuks, eind juni 2023, 12 minder dan in de mei rapportage). Uiteraard hebben de grotere project categorieën, vanaf 250 kWp, weinig tot bescheiden aantallen. Maar schijn bedriegt: ze omvatten de allergrootste volumes bij de capaciteit, zie de volgende grafiek.

Plussen en minnen

Een klein deel van de afnemende betekenis van de kleinste project categorieën wordt veroorzaakt door continue uitval uit het databestand van CertiQ (diverse redenen mogelijk, ook al heel lang waargenomen bij de SDE portfolio's, analyse status 1 april 2023). Daar staat ook weer tegenover dat volledig buiten de populaire SDE regelingen om gerealiseerde kleinschalige projecten bijgeschreven kunnen worden in de registers van CertiQ. Een fenomeen wat compleet onbekend lijkt in de PV sector in ons land, er wordt in ieder geval nooit over gerept. In de eerste 6 maand rapportages van 2023 werden er bijvoorbeeld netto 13 installaties in de kleinste project categorie uitgeschreven, maar kwam er tegelijkertijd een verrassende hoeveelheid van 124 exemplaren bij in de categorie 5 tm. 10 kWp, waarvoor normaliter beslist geen (nieuwe) SDE beschikking afgegeven kan zijn sedert SDE 2011. Dat soort kleine projecten zijn mogelijk afkomstig uit portfolio's van bedrijven zoals Powerpeers en Vandebron, die geoormerkt garanties van oorsprong (GvO's) van door de afnemer aangewezen projecten afboekt, ter "vergroening" van de stroomconsumptie van de klant. Daar kunnen ook (zeer) kleine residentiële projecten bij zitten.

De grootste categorie, projecten groter dan 1 MWp per stuk, omvat eind juni 1.393 installaties (24 meer dan in de vorige update tm. mei), wat slechts 4,1% van het totale aantal is op dat moment. Op herhaalde verzoeken van Polder PV, om deze grote "verzamelbak" verder op te splitsen, gezien de dominante hoeveelheid capaciteit in deze categorie, is (destijds) CertiQ helaas niet ingegaan.

4b. 100 procents-grafiek capaciteit per categorie

Een vergelijkbare "100 procents-grafiek" als voor de aantallen projecten, maar nu voor de periode juli 2021 tm. juni 2022, voor de daarmee gepaard gaande capaciteiten in MWp. Voor eind juni 2023 zijn wederom de absolute volumes rechts weergegeven. Een totaal ander beeld is hier te zien, met "überdominant" de grootste project categorie (installaties groter dan 1 MWp). Waarvan het aandeel op het totale volume in de getoonde periode verder flink is toegenomen, van bijna 51% eind juli 2021, tot al bijna 59% eind juni 2023 (6.036 MWp, t.o.v. het totale volume van 10.308 MWp in die maand). Waarmee de almaar voortdurende schaalvergroting in de projecten sector wederom wordt geïllustreerd. Dit, met tevens een vingerwijzing naar het relatief bescheiden aantal projecten (vorige grafiek: 1.393 projecten in juni 2023), terug te voeren op een steeds hoger wordende systeemgemiddelde capaciteit van de projecten in deze grootste categorie. In juli 2021 was dat nog 4.027 kWp gemiddeld, eind juni 2023 is dat alweer toegenomen naar 4.333 kWp, een toename van bijna 8%.

Voor de overige categorieën blijft er dan niet zeer veel "ruimte" meer over op het totaal. Nemen we ook nog de drie opvolgende categorieën mee (flinke projecten van een halve - 1 MWp, 250 - 500 kWp, resp. 100 - 250 kWp), claimen de grootste vier project categorieën het allergrootste geregistreerde volume in de totale markt. Dit was in juli 2021 al 93,3%, eind juni 2023 is dat alweer verder gegroeid naar 94,9%. De kleinste 2 categorieën zijn op deze schaal al vrijwel niet meer zichtbaar. Hun aandeel is in juni 2023 geslonken naar nog maar 0,15% van totaal volume (15,3 MWp, projecten van elk 5 - 10 kWp, ondanks tussentijdse groei), resp. 0,21% (22,0 MWp, projecten van elk 1 - 5 kWp).

Dan resteren nog relatief bescheiden volumes voor de categorieën projecten van 50-100 kWp (totaal 359 MWp in juni 2023), resp. 10-50 kWp (totaal 127 MWp).


5. Jaarvolume segmentaties 2022 - 2023

5a. 2022 revisited - status update 1 juli 2023

In de maandrapport analyse voor januari dit jaar publiceerde ik ook een tabel met de nieuw gereconstrueerde cijfers voor de jaargroei voor kalenderjaar 2022. Daar zijn natuurlijk weer veel wijzigingen in gekomen, die ik hier onder weergeef in tabelvorm. Voor nadere toelichting, zie de analyse bij het januari rapport. Wijzigingen van de oorspronkelijke gegevens (aantallen en capaciteit) t.o.v. het vorige exemplaar, van mei, zijn cursief weergegeven. Slechts enkele cijfers zijn ongewijzigd gebleven in de huidige versie. De meeste afgeleide cijfers zijn uiteraard (deels "achter de komma") mee gewijzigd.

Nieuwe jaarvolumes 2022 (YOY)
Aantallen
aandeel op totaal (%)
Capaciteit (MWp)
aandeel op totaal (%)
Gemiddelde capaciteit per nieuwe installatie (kWp)
1-5 kWp
-52
-2,2%
-0,058
-0,003%
1,1
5-10 kWp
50
2,1%
0,406
0,02%
8,1
10-50 kWp
176
7,4%
5,607
0,3%
31,9
50-100 kWp
396
16,6%
30,445
1,6%
76,9
100-250 kWp
753
31,5%
130,687
6,8%
173,6
250-500 kWp
499
20,9%
172,444
9,0%
345,6
500-1.000 kWp
258
10,8%
183,912
9,6%
712,8
> 1 MWp
310
13,0%
1.398,953
72,8%
4.512,8
Totaal
2.390
100%
1.922,396
100%
804,3

Aantallen nieuw "totaal" wijzigde van 2.334 naar 2.390; de capaciteit "totaal" nam wederom behoorlijk toe, van 1.908,598 MWp naar 1.922,396 MWp. De systeemgemiddelde capaciteit van de toevoegingen in 2022 veranderde mee, en is ook ditmaal weer lager geworden: van 817,7 kWp naar 804,3 kWp bij de totale volumes. Zie de tabel voor de overige details bij alle segmentaties.

Overduidelijk is, dat de grootste groei bij de aantallen nieuwe projecten in 2022 lag bij de installaties van 100 tm. 250 kWp (inmiddels 753 nieuwe exemplaren bekend, 31,5% van totale jaarvolume), met categorie 250 tm. 500 kWp als goede tweede (499 nieuwe projecten, 20,9%). Opvallend is het ook forse volume van alweer 310 (vorige update 307) nieuwe installaties in de grootste projecten categorie >1 MWp (13,0%), waar de meeste grondgebonden zonneparken en grote rooftop installaties op distributiecentra e.d. onder vallen. Ook valt de negatieve groei van de kleinste project categorie op, er zijn nu netto 52 projecten uit de databank van VertiCer "uitgeschreven" in 2022. Daarvoor zijn diverse redenen mogelijk, waar onder misschien eerste oude projecten met een SDE 2008 beschikking, die door hun subsidie termijn heen zijn, en waarvan de eigenaren actief de registratie bij de rechtsopvolger van CertiQ hebben be-eindigd.

Bij de capaciteit is het verhaal compleet anders. Hier blijft de categorie projecten groter dan 1 MWp alles veruit domineren, met maar liefst 1.399,0 MWp (vorige update 1.392,9 MWp) van het totale 2022 jaarvolume (72,8%) op haar conto, een zoveelste illustratie van de schaalvergroting in de projecten markt. De drie opvolgende categorieën kunnen nog enigszins - op grote afstand - meekomen, met aandelen van 9,6, 9,0, resp. 6,8% van het totale toegevoegde project volume (capaciteit). De kleinste 3 categorieën doen uitsluitend voor spek en bonen mee bij dit grote projecten-geweld (aandelen 0,29% of veel minder bij de capaciteit).

5b. Groei in het eerste half-jaar van 2023 - status update 1 juli 2023

Naar analogie van de - gewijzigde - cijfers voor de nieuwe aanwas in heel 2022 (vorige tabel), geef ik hier onder de nog zeer voorlopige data voor de als "zeer rustig" te bestempelen eerste zes maanden van 2023 (cumulatie januari tm. juni), volgens het eerste maandrapport verschenen op de VertiCer website:

Nieuwe "jaar" volume 2023 (jan. tm. juni)
Aantallen
aandeel op totaal (%)
Capaciteit (MWp)
aandeel op totaal (%)
1-5 kWp
-13
-4,3%
-0,004
-0,001%
5-10 kWp
124
41,3%
1,101
0,20%
10-50 kWp
-42
-14,0%
-1,352
-0,25%
50-100 kWp
70
23,3%
5,402
0,99%
100-250 kWp
19
6,3%
3,420
0,63%
250-500 kWp
38
12,7%
10,113
1,85%
500-1.000 kWp
42
14,0%
30,164
5,53%
> 1 MWp
62
20,7%
496,712
91,1%
Totaal
300
100%
545,556
100%

Uit dit overzicht blijken 2 zaken kristalhelder: de groei is in de eerste 6 maanden van 2023 in bijna alle kleinere categorieën "niet van betekenis" geweest, en/of, vanwege de vele wijzigingen in de actuele databestanden bij CertiQ, hebben deze zelfs (tijdelijk ?) tot negatieve groeicijfers geleid t.o.v. de herziene status aan het begin van het jaar (= status EOY 2022, vorige tabel). Er zijn nogal wat wijzigingen geweest, sommige voorheen "negatieve groeicijfers" zijn nu omgeturnd in positieve exemplaren, en vice versa. Nogmaals wijs ik op het uitgebreide commentaar van CertiQ, hoe dergelijke (tijdelijke) negatieve groeicijfers en wijzigingen daarin tot stand kunnen komen in hun databestanden. Het berekenen van systeemgemiddeldes bij negatieve groeicijfers heeft niet zoveel zin, dus die heb ik voor dit specifieke overzicht voorlopig weggelaten.

De licht negatieve groei in de categorie 100-250 kWp (2 installaties minder in mei 2023, en negatieve groei van -0,2 MWp, t.o.v. de situatie in het voorgaande maandrapport) is in ieder geval in de juni update wederom omgeslagen in een netto positieve groei van 19 installaties (3,4 MWp in de plus bij de capaciteit). Negatieve groei cijfers zijn er wel nog bij de categorieën 1-5 kWp, en 10-50 kWp.

In totaal zijn er netto bezien dit jaar nog maar 300 nieuwe projecten bijgekomen in de eerste 6 maanden, al zal dat nog wel aardig bijgesteld kunnen gaan worden in komende updates. Het is in ieder geval extreem laag, laat dat duidelijk zijn. Een neergaande trend bij de netto bijkomende projecten was al veel langer zichtbaar in de klassieke maand rapportages. Zie de eerste grafiek in de analyse van het laatste "gangbare" maandrapport van rechtsvoorganger CertiQ (december 2022).

"Redelijke" groei van capaciteit

Wat overblijft, is het enige positieve punt, namelijk de groei van de capaciteit. De facto is die vrijwel exclusief neergekomen op een toename in, het wordt eentonig, de grootste project categorie (registraties per stuk groter dan 1 MWp). Want daar werd tussen januari en begin juli dit jaar al een "behoorlijke" 496,7 MWp aan toegevoegd, 91% van het totale volume van 545,6 MWp.

De in een vorige update gerapporteerde disclaimer, dat voor de grootste project categorie een schier onmogelijk hoog project gemiddelde van 31,5 MWp per project resulteerde voor het eerste kwartaal, lijkt met de alweer gepasseerde latere forse bijstellingen in ieder geval alweer achterhaald, zoals ook al voorspeld. Het gemiddelde met de huidige cijfers is, over de 1e zes maanden van dit jaar terug naar een veel "logischer" gemiddelde van 8,0 MWp voor de grootste project categorie.

De enige categorieën die nog enigszins iets voorstellen zijn de 2 op een na grootsten, met projecten tussen de 500 en 1.000 kWp, resp. 250-500 kWp, die momenteel cumulatief in het eerste half-jaar een verzameling van ruim 30 MWp, resp. ruim 10 MWp tellen. De overige categorieën stellen nog weinig voor bij de nieuwe capaciteit in het eerste half-jaar.


6. Evolutie van gecertificeerde zonnestroom productie / uitgifte van GvO's

Ook voor deze parameter geldt, dat er geen update van de historische cijfers is gegeven, behalve voor de meer recente data vanaf mei 2021. In onderstaande grafiek daarom ook alleen de situatie van de meeste recente jaren. Voor een fraaie grafiek die verder terug gaat in de tijd, zie de update in de bespreking van het februari rapport van dit jaar, en het commentaar daarbij.

De extractie van een continue reeks van zonnestroom productie data uit de nieuwe spreadsheets van CertiQ is niet eenvoudig omdat er terug gerekend moet worden naar maand van productie, er continu wijzigingen / bijstellingen zijn, en alle over verschillende periodes uitgegeven garanties van oorsprong (GvO's) voor gecertificeerde zonnestroom uiteindelijk per maand opgeteld moeten worden. Bovenstaande grafiek is het uiteindelijke resultaat, met de meest recent beschikbare reeks van mei 2021 tm. mei 2023. In de maand rapportages lopen de productie resultaten altijd 1 maand achter op die van de opgestelde capaciteit. De productie is weergegeven in de blauwe curve (rechter Y-as als referentie, eenheid GWh = 1 miljoen kWh).

Er zijn twee "drijvende krachten" achter het verloop van deze curve. Ten eerste natuurlijk de seizoens-variabiliteit, die zich uit in hoge producties in de zomermaanden ("toppen"), resp. lage output in de wintermaanden ("dalen"). Meestal is december de slechtst producerende maand. Eerder zagen we al dat, sterk afhankelijk van de gemiddelde instralings-condities in de betreffende maand, in de zomerperiodes hetzij mei (2020), juni (2019, 2021, 2022), of juli (2017, 2018) de best performer waren bij de productie. Voor de hier getoonde recentere periode zijn de waargenomen "zomer pieken" beiden in juni gevallen. De piek in juni 2021 is gelijk gebleven t.o.v de vorige update (921 GWh). Die voor juni 2022 is inmiddels wederom licht aangepast, met 0,1% bovenop de waarde in de mei 2022 rapportage (1.234 GWh), naar alweer een nieuw record van 1.235 GWh in de huidige revisie.

Mei 2023 zit momenteel, met de eerst beschikbare data, al op een nieuw maand productie record van 1.272 GWh, 3% hoger dan het vorige record in juni 2022. Bovendien is deze bijna 1,3 TWh gecertificeerde productie al bijna 11% hoger dan de 1.151 GWh (gereviseerd) in mei 2022. Anton Boonstra had voor mei 2023 1,2% meer instraling vastgesteld dan in mei 2022. Dat, in combinatie met de continu voortschrijdende nieuwbouw van PV projecten (al dan niet met SDE subsidie), maakt dus dat we eind mei al een (gecertificeerd) productie record te pakken hebben. Wat sowieso met komende updates nog opwaarts bijgesteld zal gaan worden.

Ook de piek volumes uit met name de laatste 2 jaar zullen later nog wel wat worden bijgeplust. Zeker van de kleinere projecten, die niet maandelijks door een meetbedrijf worden gemeten, komen productiecijfers namelijk heel erg laat pas beschikbaar, en worden ze dan pas aan de databestanden van VertiCer toegevoegd. En worden ze "zichtbaar" in de hier getoonde productie historie.

De tweede drijvende kracht achter deze curve is uiteraard de in het recente verleden zeer onstuimige groei van de projecten markt, met telkens flink meer, gemiddeld genomen steeds grotere PV projecten, wier nieuwe productie volumes in de loop van het kalenderjaar toegevoegd worden aan de output van het eerder al bestaande productie "park". Dat is dé drijvende kracht achter de steeds hoger wordende pieken (bovenop de verschillen in instraling van jaar tot jaar). De verwachting is, dat zelfs bij "redelijke" instraling (in vergelijking met de hoge niveaus in 2022), en met sterk vertraagde uitbouw van nieuwe productie capaciteit, in de volgende zomermaanden weer nieuwe piketpalen verzet zullen gaan worden. En dat er in juni of juli weer een nieuwe productie record gehaald zal gaan worden door de gecertificeerde PV populatie in Nederland. De 11% meer instraling in juni 2023 t.o.v. dezelfde maand in 2022 geeft hiertoe al een aardige indicatie (Tweet Boonstra van 1 juli 2023).

Progressie in winter"dips"

In de productie curve is goed te zien dat de zogenaamde "winter-dips" ook op een steeds hoger niveau komen te liggen, a.g.v. de almaar toenemende productie capaciteit, die ook in de winter aan een toenemende hoeveelheid zonnestroom productie bijdragen. In deze laatste update blijkt december 2022 ook alweer een wat hoger volume te tonen, dan in de januari tm. mei rapportages van, toen nog, CertiQ. December 2022 komt inmiddels uit op 134,1 GWh. Dat is al 11,3% hoger dan in december 2021 (120,6 GWh), en is zelfs al een factor 4,5 maal het niveau van de "dip" in het winterseizoen van 2017/18 (jan. 2018 29,8 GWh, zie eerder gepubliceerde historische grafiek). De verwachting is dat met name de recentere maand productie cijfers later nog opgeplust zullen gaan worden.


7. Jaarproducties volgens Garanties van Oorsprong

Een herziene versie van de grafiek met de jaarlijkse uitgifte van Garanties van Oorsprong (GvO's) werd gegeven in de analyse van de februari cijfers (link). Er is nog steeds geen nieuwe revisie van de oudere cijfers, alleen van de data vanaf mei 2021. Omdat de oudere cijfers ondertussen flink gewijzigd kunnen zijn, kunnen er nog geen nieuwe totale volumes worden bepaald.

Als we alleen naar de geregistreerde volumes in de data van de huidige update van 3 juli 2023 kijken, zou 2021 in totaal 4,5 TWh gecertificeerde productie hebben, en 2022 al 8,5 TWh, exclusief alle andere volumes van niet bij VertiCer geregistreerde installaties (waar onder vrijwel de gehele residentiële markt). In het eerste half jaar van 2023 is tot nog toe 3,3 TWh geregistreerd. Wat uiteraard nog veel meer gaat worden, en waar ook de productie van de tweede jaarhelft straks nog aan toegevoegd moet gaan worden.


8. Bronnen

Intern

CertiQ / VertiCer update mei 2023 - "negatieve maandgroei" aantal installaties, stabilisatie capaciteit; eerste vijf maanden 356 MWp, 38% van nieuwe capaciteit t.o.v. zelfde periode 2022 (3 juni 2023)

CertiQ / VertiCer update april 2023 - wederom "negatieve maandgroei"; eerste vier maanden slechts 14% van nieuwe capaciteit t.o.v. zelfde periode 2022 (4 mei 2023)

CertiQ / VertiCer update maart 2023 - nieuwe en bijgestelde cijfers gecertificeerde zonnestroom, eerste kwartaal 41% van nieuw volume QI 2022 (4 april 2023)

CertiQ / VertiCer update februari 2023 - nieuwe en bijgestelde cijfers gecertificeerde zonnestroom, hoge toevoeging capaciteit januari, zeer lage hoeveelheden in februari (7 maart 2023)

Revisie van historische maand- en jaarcijfers CertiQ. Deel II. Grafieken, nieuwe jaarvolumes (hoger in 2018-2020, lager in 2021), volledige sequentie Garanties van Oorsprong. (14 februari 2023)

Januari 2023 flinke toename geregistreerde gecertificeerde zonnestroom capaciteit, 354 MWp, maar het verhaal is complexer bij CertiQ. Deel I. (8 februari 2023)

CertiQ herziet cijfer presentatie methodiek - een nieuw tijdperk ? (8 februari 2023)

Sinterklaas surprise november rapport CertiQ 2022 bleek een fopspeen: december rapport wederom "negatieve groei", 1e status update. (9 januari 2023, laatste analyse van "klassieke" maandrapportage, en links naar eerdere analyses in 2021 en 2022)

Meer licht in de duisternis (?) omtrent ontwikkeling gecertificeerde zonnestroom portfolio in (2019-) 2020 bij CertiQ. (4 november 2020; vroege signalering van sterk wijzigende historische CertiQ data door Polder PV)

Extern

Data overzichten website VertiCer (vooralsnog alleen rapportages over 2023)

NB: de website van CertiQ is niet meer actief, de url verwijst door naar de site van rechtsopvolger VertiCer !


12 juli 2023: Zonnestroom productie Polder PV in juni interpolatie wegens vakantie,"OK", maar oudste inverter in de problemen. Omdat we drie weken op vakantie waren van medio juni tm. 9 juli, en we geen continu monitoring systeem voor onze oude PV installatie hebben, zijn de meterstanden voor eind juni wederom volgens de "beproefde" PPV-methode geïnterpoleerd. Daarbij is gebruik gemaakt van de dagelijkse instralings-gegevens van het vlak bij Polder PV gelegen KNMI meetstation Voorschoten. Uit de wel gemeten meterstanden van alle micro-inverters begin 16 juni en eind 9 juli 2023 werd daartoe eerst de totale productie in die periode bepaald. Uit de instralings-gegevens werd het aandeel instraling voor het gedeelte voor 16 tm. 30 juni t.o.v. het totaal in genoemde periode afgeleid (resultaat: 64% van totale instraling in die periode viel in juni, de rest in de periode 1 tm. 9 juli, alhier). Genoemde aandeel werd vervolgens gebruikt, om de potentiële producties per micro-inverter in de periode 16 tm. 30 juni vast te stellen. Vervolgens werd die hoeveelheid opgeteld bij de beginstanden van 16 juni, hetgeen resulteerde in een fictieve eind meterstand voor eind juni. Waar vervolgens de maandproductie voor juni uit werd berekend gerelateerd aan de wel fysiek gemeten eindstanden op 31 mei dit jaar. De resultaten voor eind juni zijn dus niet "gemeten", maar op een verantwoorde manier geïnterpoleerd uit wel bekende meetwaarden direct voor en na de vakantie.

In dit artikel worden de (afgeleide) primaire productie gegevens van Polder PV's oude PV-systeem voor juni 2023 weergegeven. De data zijn verkregen uit (normaliter) maandelijkse meterstand opnames van de 13 micro-inverters van onze, voor het kern-systeem inmiddels minimaal 22 jaar oude PV installatie (netkoppeling 1e vier zonnepanelen: 13 maart 2000; 2e set van 6 op 12 oktober 2001, gevolgd door kleinere toevoegingen in 2007 en 2010).

De tabel met de producties van de verschillende "sets" zonnepanelen van Polder PV. Zoals hierboven uitgelegd zijn deze voor juni ditmaal ge-interpoleerd uit voor en na de vakantie uitgelezen meterstanden van de 13 micro-inverters. Links is de productie in juni 2023 weergegeven; in het 2e blok de resultaten voor januari tm. juni 2023; helemaal rechts ter vergelijking de ook ge-interpoleerde specifieke productie in juni 2022, resp. in de periode jan. - juni 2022. Naast het opgestelde vermogen in Wp wordt de productie per groep in Wattuur (Wh) vermeld, ernaast de belangrijke afgeleide specifieke opbrengst (in kWh/kWp, hetzelfde als Wh/Wp), waarmee de uit verschillende vermogens bestaande deelgroepjes goed vergeleken kunnen worden.

De "beste" specifieke opbrengsten in juni 2023 werden wederom door onze oudste set panelen, 4 stuks 93 Wp modules, op 1 juli 2023 reeds 8.509 dagen productief sedert de netkoppeling in maart 2000, behaald, 144,9 kWh/kWp. Bij de 2 in de voorste rij staande 108 Wp modules zijn de in de vorige maand al gerapporteerde tegenvallende resulaten verder verslechterd, met slechts een magere 96,5 kWh/kWp in die maand (rode band, donker rood omlijnd). Helaas blijken de resultaten van deze paneel combinatie met de oudste micro-inverter, in het vorige maandrapport met een unieke > 2 MWh op de teller zwaar tegen te vallen, die het "groepsresultaat" flink omlaag heeft gehaald. Ik vermoed dat er iets fout is met een verbinding, waar ik naar moet gaan kijken (de micro-inverter geeft wel wat output, maar op een zeer laag vermogen bij volle zon).

Het kern-systeem van 10 panelen / 1,02 kWp (lichtgroene band) had in deze exceptioneel zonnige maand een opbrengst van 134 kWh, wat neerkomt op een specifieke opbrengst van 131,7 kWh/kWp. In Polder PV's productie historie is dat, ondanks de duidelijk mal-functionerende inverter / paneel combi, de op 1 na hoogste (in dit geval: ge-interpoleerde) opbrengst, na het (gemeten) record van juni 2003 (ruim 139 kWh). De berekende output is in juni 2023 8,4% hoger dan de gemeten productie in mei 2023.

Ook bij de opbrengsten van januari tm. juni komt een vergelijkbaar beeld naar voren, met de oudste 4 panelen het best presterend (519 kWh/kWp), en de 2 in de voorste rij staande oude 108 Wp modules het slechtst, met 409 kWh/kWp (21% slechter presterend dan eerstgenoemde groep, vermoedelijk vanwege een slechte verbinding).

Volgens het KNMI werd juni gekarakteriseerd met "Recordwarm, recordzonnig en zeer droog", met een historisch record van 328 uren zon t.o.v. gemiddeld 214 (1991-2020 referentie). Het vorige record was van juni 1976, met 295 zonuren. Vlissingen (Zld) en Berkhout (NH) waren in juni 2023 recordhouder met 336 uren zon. Het station op vliegbasis Deelen (Veluwe, Gld) deed het op dit punt het slechtst, met 314 zonuren, maar dat was desondanks ruim 115 uren meer dan normaal. Gemiddeld langjarig gemeten station De Bilt in Utrecht kreeg 326 zonuren te verwerken, wederom veel hoger dan gemiddeld (207 uren).

Periode vanaf start van het jaar

Helemaal rechts in de tabel vindt u de specifieke opbrengsten gehaald in juni, en in de periode januari tm. juni in het zonnige jaar 2022. Deze zijn voor juni 2022 allemaal lager dan de resultaten in juni 2023, afgezien van het zeer lage resultaat voor de 2x 108 Wp groep (voor) in 2023. Maar voor het tijdvak januari tm. juni moet 2023 het duidelijk afleggen tegen dezelfde periode in zonnig 2022. Dit is een indicatie van de soms forse verschillen van gelijkwaardige productie tijdvakken, tussen maanden en jaren onderling. Voor het hele systeem was de output in juni 2023 4% hoger dan in juni 2022. Maar voor de periode januari tm. juni 2023 was het ruim 13% láger dan in dezelfde periode in het voorgaande jaar. 2023 is tot nog toe dan ook beslist een tegenvallend jaar wat zon input, en dus ook zonnestroom productie betreft. Al is door de bovengemiddelde juni maand het verschil wel afgenomen t.o.v. de situatie in de vorige maand rapportage. Dit alles is sowieso normaal, bij een lichtafhankelijk productie systeem, er zijn "vette jaren en magere jaren".

Juni 2023 kwam bij Polder PV qua productie van zonnestroom op de tweede plaats in de "juni rating" sedert 2001, met 134,4 kWh (interpolatie) voor de kern-installatie met 10 panelen; door de tegenvallende resultaten van 1 paneel / micro-inverter combi had bij een goed werkend systeem het resultaat flink hoger kunnen liggen. En vermoedelijk zelfs een nieuw record kunnen aantikken. Twitteraar Ad Seebregts meldde op het platform in ieder geval, dat hij in de periode 2013-2023 een record juni productie had gedraaid, met een zeer hoge specifieke productie van bijna 152 kWh/kWp in die maand. Dat niveau heeft Polder PV nooit gehaald met zijn 12-13 jaar oudere installatie (zie grafiek hier onder).

Het lang geleden gevestigde record voor juni is bij Polder PV gevestigd in het zeer zonrijke jaar 2003, met 139,4 kWh voor het 1,02 kWp deelsysteem. Juni 2022 zit er een stuk onder (interpolatie 129,3 kWh), maar was qua productie beslist ook bovengemiddeld (zie volgende grafiek).

In deze grafiek alle maandproducties van het kern-systeem van 10 panelen (1,02 kWp) bijeen, met elk kalenderjaar een eigen kleur. 2023 heeft een lichtgele kleurstelling. Tot oktober 2001 waren er nog maar 4 panelen in het eerste systeem, en de producties daarvan zijn dan ook niet vergelijkbaar met de rest van de datapunten. Oktober 2010 was het hele systeem grotendeels afgekoppeld van het net, vandaar de zeer lage waarde voor die maand. Die wordt dan ook niet meegenomen in de berekening van het langjarige gemiddelde per maand, de dikke zwarte lijn in de grafiek.

De spreiding van de productie is voor deze vroege zomer-maand relatief laag. De extremen liggen voor juni tussen de 103 kWh (juni 2016) en ruim 139 kWh (juni 2003).

In deze vergelijkbare grafiek zijn alleen de maandproducties van de laatste vier jaar getoond. In het huidige nieuwe exemplaar is, sedert het eerste maandrapport voor dit jaar, 2019 verwijderd, en 2023 toegevoegd (met nieuwe kleurstelling). Zelfs in zo'n relatief korte periode zijn de verschillen soms groot, met name in de lange zomerse periode. En komen ook buiten het hoge productie seizoen soms flinke extremen voor, zoals de record productie in maart 2022, en, daar tegenover staand, het zwaar tegenvallende resultaat in dezelfde maand in 2023. In mei is het verschil (in dit relatief korte tijdsbestek) een stuk kleiner, maar daar verschijnt natuurlijk wel het abolute maand record van mei 2020 weer bovenaan in de grafiek. Geen enkele andere maandproductie heeft dat record overtroffen in de lange meethistorie bij Polder PV. Juni 2023 kwam, met de geïnterpoleerde productie, flink boven het maandgemiddelde uit. In de afgelopen vier jaar liep de productie in deze zomermaand niet sterk uiteen, gezien de grafiek.

In deze derde grafiek geef ik de cumulatieve opbrengsten per kalenderjaar voor alle voorgaande maanden in dat jaar. Met inmiddels het resultaat van de productie van januari tm. juni voor de jaren 2002 tm. 2023. Met forse verschillen tussen de jaren onderling. De eerste twee jaren (2000, 2001) gelden niet voor het gemiddelde of de mediaan, omdat er toen grotendeels nog maar 4 zonnepanelen aanwezig waren en de producties dus veel lager dan met tien panelen. Het gemiddelde voor 12 kalendermaanden is in de laatste oranje kolom weergegeven en bedraagt, voor januari tm. juni (periode 2002-2023) 512 kWh voor dit deel-systeem.

We zien dat er 6 jaren zijn die in die periode hier duidelijk bovenuit steken. Het voor Polder PV beroemde jaar 2003 blijft boven alles uit-torenen, met 591 kWh, gevolgd door 2022, met name vanwege de zeer productieve maanden maart-mei, 568 kWh, en 2020, met 544 kWh. Ook 2011 (527 kWh) en 2002 en 2015 (524 resp. 523 kWh) zitten hoog in de boom. Januari - juni 2023 zit, vooral vanwege de flink tegenvallende resultaten voor maart en april een stuk onder het gemiddelde (achteraan weergegeven in de oranje kolom), met 493 kWh 3,7% onder dat langjarige gemiddelde (tm. mei was dat nog bijna 7%, dus flink bijgetrokken). Het verschil met de cumulatieve productie van januari tm. juni in 2022 blijft zeer groot, 75 kWh (ruim 13% lager), al is het, wederom, verder afgenomen t.o.v. het relatieve verschil tot en met mei. Er zijn 5 jaren met een vergelijkbare of nog lagere output in de eerste jaarhelft. 2005 presteerde het minst, toen deels defecte micro-inverters in het systeem aanwezig waren (462 kWh). Diverse ouderdoms-verschijnselen zijn ons antieke PV systeem parten aan het spelen. Ook gezien het historisch record aantal zonuren geventileerd door het KNMI voor juni, lijkt de productie hier achter te blijven. Maar is nog steeds respectabel te noemen voor zo'n oude installatie.

In de grafiek is wederom de mediaan waarde voor de jaren 2002 tm. 2023 weergegeven, in de vorm van de horizontale, magenta streepjeslijn. Deze ligt nog steeds iets lager dan het gemiddelde, op 508 kWh. De productie in de eerste jaarhelft van 2023 ligt daar 3,0% onder.

In deze grafiek zijn de voortschrijdende cumulaties van de energie (stroom) productie van het 1,02 kWp basis-systeem te zien, met elk jaar een eigen kleur. In een recente versie, die het hele kalenderjaar 2022 reeds toonde, voor de meeste "nieuwkomers" met zonnepanelen een absoluut record jaar, werd de op 1 na hoogste opbrengst voor het kern-systeem van Polder PV getoond. Wat lager dan de recordhouder 2003. In de lichtgele curve zijn resultaten voor de eerste jaarhelft van 2023 terug te vinden. Wat aanvankelijk iets bovengemiddeld begon, maar door de fors tegenvallende opbrengst in maart en april in cumulatie op een beduidend ondergemiddeld niveau kwam te liggen, wat in mei - juni weer wat is bijgetrokken (493 kWh), tot iets onder het langjarig gemiddelde (510 kWh in de maanden januari tm. juni).

Data Anton Boonstra

Anton Boonstra publiceerde op 1 juli direct al zijn weergaloze kaartjes met instralingsgegevens van het KNMI op Twitter, en zonnestroom productie data van de Nederlandse systemen bij PVOutput.org.

De horizontale instraling in juni 2023 lag, met gemiddeld 203,6 kWh/m², een forse 11,0% boven dat gemiddelde in juni 2022. De fluctuaties tussen de provincies onderling waren relatief beperkt, van 200,4 kWh/m² in Overijssel, tot 206,9 kWh/m² in zonnig Zeeland. De relatieve verschillen t.o.v. juni 2022 varieerden tussen de 7,7% meer instraling in Overijssel, en zelfs 13,8% in Noord-Brabant, op de voet gevolgd door Groningen, met 13,7% meer instraling dan in juni 2022.

Kijken we naar de gemiddelde productie van ruim 1.250 (vrijwel uitsluitend) residentiële PV installaties op het PV Output platform, komt Boonstra op gemiddeld 147,8 kWh/kWp in juni 2023, wat 7,9% meer zou zijn dan in juni 2022. Een beduidend minder groot verschil dan bij de horizontale instraling. Wederom suggereert Anton mogelijk afschakelende omvormers door te hoge netspanning, en/of negatieve marktprijzen midden op de dag als mogelijke oorzaken van deze verschillen. Een derde, voor "record warm juni 2023" extra oorzaak zou de wat verminderde zonnestroom productie kunnen zijn, vanwege de negatieve temperatuur coefficient van dominant kristallijne zonnepanelen in ons land (lagere productie bij flink hogere temperaturen dan bij de geteste STC temperatuur van 25 graden Celsius, tweet Polder PV, 12 juli 2023).

De spreiding bij de producties varieert tussen de 143 kWh/kWp in Utrecht, en 151 kWh/kWp in de provincies Drenthe, Noord-Holland, en Limburg. In onze kustprovincie, Zuid-Holland, was het gemiddelde 148 kWh/kWp. Alleen onze oudste vier panelen kwamen met 145 kWh/kWp enigszins in de buurt, de andere panelen configuraties presteerden beduidend minder. Dit heeft zeer waarschijnlijk te maken met flinke hittestress van onze niet erg efficiënte micro-inverters, die regelmatig dropouts vertonen onder de warme omstandigheden in de zomermaanden, ondanks regelmatig uitgevoerde geforceerde convectie koeling op de warmste dagen.

In relatieve zin deed provincie Flevoland, met gemiddeld 3,6% meer specifieke productie dan in juni 2022, het minst "goed". Noord-Brabant was hier de duidelijke uitschieter, met maar liefst gemiddeld 11,9% meer productie dan in juni 2022.

Voor de instraling in het eerste half-jaar, concludeerde Boonstra uit zijn bij elkaar gesprokkelde KNMI data, dat het forse negatieve verschil in de eerste 5 maanden, toen nog 9,5% negatief t.o.v. dezelfde periode in 2022, flink was verbeterd door de record zonnige juni in 2023. Het verschil met 2022 is naar 3,8% minder cumulatieve instraling afgenomen in het eerste half-jaar van 2023. In heel Nederland was de cumulatie in het eerste half-jaar gemiddeld 631,7 kWh/m², met uitschieters naar 618,8 kWh/m² in Drenthe, resp. een hoge 648,0 kWh/m² in zonnig Zeeland. De relatieve verschillen t.o.v. de cumulatieve instraling in het eerste half-jaar van 2022 liepen uiteen van -5,5% in Limburg tot slechts -0,2% in Drenthe. Ook mijn eigen provincie, Zuid-Holland zat met een vrij groot negatief verschil t.o.v. de 1e 6 maanden van 2022, -5,4%.

Bij de producties van de PV Output systemen is het negatieve verschil t.o.v. de cumulatie in de eerste vijf maanden, -13,2% (vorige maand rapportage), ook minder groot geworden in het eerste half-jaar van 2023, nog maar 7,9% minder. De gemiddelde specifieke productie in Nederland was 500,2 kWh/kWp, in de 1e 6 maanden van 2022 was dat nog 542,9 kWh/kWp. Friesland blijft bij het gemiddelde het slechtst scoren, met maar 476 kWh/kWp. Zeeland blijft als vanouds kampioen, met maar lieft 520 kWh/kWp (ruim 9% meer dan Friesland). In relatieve zin bleven Limburg en Zeeland t.o.v. 2022 het verst achter, met 9,7% resp. 9,6% minder productie in de eerste jaarhelft. Het minst grote verschil was te zien bij de metingen van PV installaties in Groningen, met minus 5,7% t.o.v. de eerste jaarhelft van 2022.

Het proviciale gemiddelde van Polder PV's provincie Zuid-Holland lag op 506 kWh/kWp. Bij ons werd door het kernsysteem 483 kWh/kWp gehaald in jan. tm. juni, alleen de oudste vier panelen deden het met 519 kWh/kWp, blijvend verrassend, beter (1e tabel in dit artikel).

Anton: wederom bedankt voor deze fantastische "service to mankind"!

Data Siderea

Siderea.nl kwam bij hun berekeningen voor juni tot de conclusie, dat de haalbare stroomproductie uit zonnepanelen maar liefst 25% procent hoger dan "normaal" zou zijn geweest in die maand, waarbij als referentie periode 2001-2020 wordt aangehouden. In de maandelijkse LOB berekeningen wordt uitgegaan van een range van 157 (Hoogeveen) tot 163 kWh/kWp in Wijk aan Zee voor "gemiddelde oriëntaties", en 158 tot 164 kWh/kWp voor "optimaal" georiënteerde PV installaties in Nederland. Voor juni zou het gemiddelde in de periode 2001 tm. 2020 voor Wijk aan Zee 135 resp. 136 kWh/kWp zijn geweest, volgens een apart overzicht op die site. Veel lager, dus.

NKP

Het Nationaal Klimaat Platform (NKP) publiceerde op 4 juli 2023 hun maandoverzicht. Een nieuwe mijlpaal werd bereikt, van gemiddeld 50% elektriciteit productie uit hernieuwbare bronnen in het eerste half-jaar, waar dat in dezelfde periode in 2022 nog 43% was. Zonnestroom was de grootste contribuant van de hernieuwbare opties, met 18,9% van de de totale stroom productie (2022 15,5% in het eerste half-jaar). Wind-energie volgde met 14,2% op land, resp. 8,6% op zee, waarbij laatstgenoemde echter flink zal gaan toenemen wegens de komende oplevering van het Hollandse Kust Zuid project. De laatste van de 139 windturbines werd op 13 juni dit jaar opgeleverd door Vattenfall. De verwachting is dat later dit jaar het gehele, 1,5 GW (!) grote, "subsidie loze" project, verdeeld over vier percelen in een gebied van 225 km², volledig in gebruik zal zijn genomen. Doordat ook wind en PV op land fors verder zal worden uitgebouwd, is de verwachting dat ook op jaarbasis bovengenoemde aandeel van 50% (flink) zal worden overschreden in 2023.

Meer dan een derde van alle stroom productie in record zonnig juni kwam uit PV installaties, aldus het NKP bericht. T.o.v. vorig jaar, groeide ook het totale aandeel energie uit hernieuwbare bronnen (som van elektra, warmte & transport brandstoffen), met maar liefst 12% in het eerste half-jaar. Het aandeel van zonnestroom was weer groter dan dat van biomassa. De productie van elektra (en via WKK, warmte) uit kolencentrales werd in tevens record warme zomermaand juni vrijwel gestaakt, er kon dus ook geen biomassa worden "bij" gestookt, die in aanmerking zou komen voor een aandeel "hernieuwbaar". Afvalverbrandings-centrales en de daarvoor meetellende biogene fractie als "hernieuwbaar" element, bleven wel doordraaien.

Er waren 140 uren in juni, dat er meer stroom werd geproduceerd uit zon- en wind, dan de actuele stroomvraag in Nederland. Derhalve, traden, ondanks gelijktijdige, forse export naar het buitenland, regelmatig negatieve stroomprijzen op. Begin juni telde Anton Boonstra alweer zo'n 120 uren met negatieve prijzen op de Day Ahead stroommarkt in de eerste ruim 5 maanden van 2023 (Tweet 9 juni 2023). In de maand juni 2023 zouden er alweer 22 uren met negatieve prijzen zijn geboekt, aldus het NKP bericht.

Energieopwek.nl

De brondata voor het Nationaal Klimaat Platform worden als vanouds berekend door de computers van En-Tran-Ce van Martien Visser (energieopwek.nl website). In record zonnig juni 2023 werden nieuwe hoogtepunten bereikt, na het vorige record van 5,61 GW gemiddeld op 31 mei (vorige maand rapport). Op maar liefst zeven dagen in juni werden nog hogere gemiddelde pieken berekend. Te beginnen op 3 juni, met al 5,8 GW gemiddeld aan zonnestroom output. Na opvolgende 8 dagen met gemiddelde pieken (ver) boven de 5 GW, en 7 juni met een iets "minder grote" piek van gemiddeld 4,7 GW, volgde op 13 juni nieuw recordhouder, met gemiddeld 5,85 GW over het hele etmaal op die dag. Ook 14 juni zat zeer hoog, met gemiddeld 5,82 GW. Van 17-23 juni waren er forse fluctuaties vanwege tijdelijke bewolking. Er volgde nog een hoge piek van gemiddeld 5,69 GW op 25 juni, dan een laagste punt op de 28e, met "slechts" gemiddeld 2,08 GW. De laatste dag van juni veerde weer op met gemiddeld 4,47 GW. Er waren maar 7 dagen in juni waarbij de gemiddelde piek onder de 4 GW lag. In mei gebeurde dat op 14 dagen (van de 30). De hoge gemiddelde piek van 13 juni 2023 is alweer 24% hoger dan het record in juni 2022 (4,72 GW op de 22e). En 4,3% hoger dan het recent gevestigde, vorige maandrecord, op 31 mei 2023 (5,61 GW).

Het record van 13 juni jl. komt neer op een berekende zonnestroom productie van 5,85 (GW) x 24 (uren) = 140,4 GWh. De laagste gemiddelde output werd voor juni 2023 berekend voor de 28e (2,08 GW, een dag productie van 49,9 GWh aan zonnestroom). Dat is wel alweer 72% meer dan het laagste niveau in mei dit jaar (op de 9e: 1,21 GW / 29,0 GWh).

Het hoogste momentane vermogen berekend midden op de dag werd niet op 13 juni, maar al op de derde juni gehaald, een nieuw record niveau van 15,87 GW om 13h40 (piek op 13 en 14 juni was 15,83 GW). Het hoogste momentane niveau in mei was het vorige record, 15,6 GW (op de 27e). Bijna alle dagen in juni vertoonden zeer hoge zonnestroom productie pieken midden op de dag, wind speelde een veel minder belangrijke rol, maar was minder "piekend" in de berekende output.

Met genoemde 15,87 GW momentane output voor alleen zonnestroom op 3 juni is uiteraard wederom het net gevestigde record in mei (15,6 GW) alweer gebroken. In 2022 is momenteel het hoogste vastgestelde niveau op 22 juni berekend, met 12,88 GW (is enkele malen qua omvang gewijzigd). Daarmee heeft 3 juni 2023 dat oude record inmiddels alweer met ruim 23% overvleugeld. Als er nog een exceptioneel zonnige, en frisse (winderige) dag in juli zou komen, kan theoretisch dit nieuwe record nog gebroken gaan worden, anders blijft dat als record staan voor dit jaar. De omstandigheden nemen vanaf augustus rap af in het nadeel van piekproducties bij zonnestroom, dus een volgend record valt dan pas weer te verwachten vanaf, vermoedelijk, april-mei 2024. De uitbouw van PV blijft op een verbijsterend hoog niveau in Nederland, dus we kunnen weer het nodige gaan verwachten, vanaf volgend voorjaar.

Bronnen:

Meetdata Polder PV sedert maart 2000 & interpolatie voor juni m.b.v. instralings-gegevens KNMI meetstation Voorschoten ZH

Extern

Maandbericht juni 2023 (KNMI, 4 juli 2023)

Zo'n warme juni was begin vorige eeuw bijna onmogelijk (KNMI, artikel 30 juni 2023)

Tweets Anton Boonstra (allen 1 juli 2023):

Horizontale instraling juni 2023 t.o.v. juni 2022 per provincie

Gemiddeldes specifieke maandproducties PVOutput.org systemen per provincie, juni 2023 vs. juni 2022

Horizontale instraling eerste half jaar 2023 t.o.v. ditto in 2022

Gemiddelde specifieke producties PVOutput.org systemen per provincie jan. tm. juni 2023 vs. jan. tm. juni 2022

Instraling weerstation Eelde (Dr.) per maand, 2023 t.o.v. gemiddelde periode 2003-2022

Siderea.nl

Maandelijkse LOB berekening voor juni 2023 (1 juli 2023)

Gemiddeldel haalbare maandopbrengsten voor de maand juni in periode 2001-2020

NKP

Helft van Nederlandse stroom is nu duurzaam (4 juli 2023, Nationaal Klimaat Platform)

Negatieve stroomprijzen, steeds meer of steeds minder? (2 mei 2023, artikel Martien Visser over negatieve stroomprijzen, op NKP site)

Enkele recente tweets mbt zonnestroom van cijfer goeroe Martien Visser (Hanzehogeschool, energieopwek.nl):

De "worteltjesgrafiek" voor juni 2023, leuk cadeau voor mijn verjaardag ... (5 juli 2023)

Nederlandse stroom productie mix eerste jaarhelft 2023 incl. zonnestroom (4 juli 2023)

In juni 2023 ruim 19% van finale energie uit hernieuwbare bronnen in NL. Aandeel PV 9,4% (2 juli 2023)

Laatste week van juni 54% elektra uit hernieuwbare bronnen / zonnestroom ruim 28% (2 juli 2023)

In juni 31% meer zonnestroom opwek dan in 2022 (1 juli 2023)

Dagopbrengsten zonnestroom (berekend) in NL tot eind juni 2023, in historisch perspectief (27 juni 2023)

Berekende dagopbrengst zonnestroom NL vanaf 2014; 140 GWh op 13 juni 2023 (24 juni 2023)



16 juni 2023: Regionale CBS statistiek tm. 2022 - appetizer. Na de eerder al behandelde totale (aangepaste) jaarcijfers voor zonnestroom in kalenderjaar 2022 (analyse 2 juni jl.), zijn nu ook de eerste segmentaties door het CBS gepubliceerd. In deze korte bijdrage geef ik enkele belangrijke eerste grafieken, waarbij Noord-Brabant uiteraard ver op kop blijft liggen met de implementatie van PV vermogen. En de verhouding tussen het geaccumuleerde vermogen bij de grotere installaties (groter dan 15 kWp) ten opzichte van dat bij de kleinere projecten (tm. 15 kWp) weliswaar iets is afgenomen t.o.v. de situatie in 2021, maar nog steeds beduidend hoger is, een factor 1,4.

Accumulatie per provincie

In onderstaande grafiek geef ik de accumulatie van de capaciteiten van PV installaties in Nederland (alles, dus residentieel en projecten markt), waarbij per provincie is gesegmenteerd volgens de cijfers van het CBS.

Per kolom zijn de capaciteiten per kalenderjaar, voor alle provincies, gestapeld. Daar bovenop is nog een marginale hoeveelheid capaciteit gestapeld van vermogen wat kennelijk nog niet door het CBS aan een provincie toegewezen kan worden (in 2022 was dat slechts 18 MWp). Helemaal bovenaan staat het totale eindejaars-vermogen per kalenderjaar voor heel Nederland weergegeven. Wat zich ontwikkelde van 4.609* MWp, EOY 2018, tot al een spectaculaire 19,143 GWp, eind 2022 (voorlopig cijfers voor dat jaar).

Ik heb gesorteerd op de provincie die het meest bijdraagt (onderaan, Noord-Brabant), tot de minst contribuerende province (Zeeland), en het niet toe te wijzen segment, bovenaan. Volgens het CBS had Noord-Brabant, met de nog voorlopige cijfers voor 2022, eind dat jaar al ruim 3,32 GWp aan opgesteld PV vermogen, gevolgd door Gelderland (2,46 GWp), Zuid-Holland (2,084 GWp), en het wat achterblijvende Noord-Holland (1,825 GWp). Het drietal Utrecht (1,009 GWp), en de nog sub-GWp provincies Flevoland (878 MWp) resp. Zeeland (728 MWp), sluiten de rij af.

Kijken we naar de Compound Annual Growth Rates over de jaren 2018 tm. 2022, zien we enkele interessante verschillen opduiken:

  • In Nederland was de gemiddelde totale volume groei in die periode 42,8% per jaar.
  • Bij de kleine installaties tm. 15 kWp was die groei gemiddeld 34,4% per jaar.
  • Bij de grotere projecten, per stuk groter dan 15 kWp, was die groei zelfs gemiddeld 50,9%/jaar (!)
  • Kijken we op het provinciale niveau was bij alle vermogen de gemiddelde groei het laagst bij Friesland (33,3%/jr), en bij Drenthe het hoogst, met 52,2%/jaar.
  • Bij de kleine installaties was het laagste niveau bij Zeeland te vinden, gemiddeld 25,4%/jaar.
  • In Noord-Brabant was de groei in de kleine installatie markt het hoogst, maar liefst 40,2%/jaar (!)
  • Bij de grote projecten was rode lantaarndrager wederom Friesland, met gemiddeld 34,9%/jaar.
  • Absoluuut kampioen bij de progressie in dit belangrijke marktsegment, de grotere PV projecten, was ditmaal provincie Drenthe, die vooral door implementatie van nogal wat grote zonneparken, een CAGR realiseerde van maar liefst 71,9% gemiddeld per jaar in deze vijfjarige periode (!).

* Kleine afwijkingen kunnen voorkomen t.o.v. eerder gepubliceerde cijfers, meestal afrondingsverschillen betreffend, en/of een andere wijze van berekenen vanuit de basis bestanden.

Evolutie vermogens en capaciteit per categorie per provincie in 2018-2022

In onderstaande drie grafieken geef ik de progressie van de capaciteiten per provincie weer, waarbij onderscheid is gemaakt tussen de aandelen van de twee grootteklassen, projecten tm. 15 kWp (blauwe segmenten), resp. de grotere projecten vanaf 15 kWp (oranje kolom segmenten). Bovenaan de kolommen staan de totale vermogens vermeld voor de betreffende provincie. De grafieken zijn gemaakt voor de kalenderjaren 2018, 2020, resp. 2022*.

Bij deze drie grafieken hoort uiteraard de waarschuwing, dat de Y-as flink is opgehoogd in de versies voor 2020 en 2022, er zijn immers enorme volumes geacumuleerd t.o.v. het start jaar 2018. Noord-Brabant heeft daarbij t.o.v. de minst bijdragende provincie, buurman Zeeland al een factor 4,6 maal zoveel PV capaciteit geaccumuleerd.

De verschillen tussen de provincies zijn aanzienlijk. Noord-Brabant laat alle anderen - behalve Gelderland - ver achter zich, en groeide in vijf jaar tijd van een totaal volume van 729 MWp (2018) via 1.860 MWp (2020) naar 3.323 MWp in 2022. Opvallend daarbij is, dat zowel het kleinere marktsegment (2022 1.443 MWp), als het segment met projecten groter dan 15 kWp (1.880 MWp) het grootste is t.o.v. alle andere provincies. Deze combinatie is de reden, dat Noord-Brabant zo ver voor ligt op de rest. Gelderland kan het nog een beetje bolwerken, met 2.460 MWp totaal volume in 2022, 74% van het volume in Noord-Brabant. Waarbij de verhouding tussen groot / klein een factor 1,22 is. In Noord-Brabant is die verhouding 1,30, en maken de grotere projecten dus meer impact. Dit zijn echter niet de extremen in 2022. Flevoland zat met een factor 3,12 het hoogst in de boom met deze relatieve verhouding, in Utrecht was de verhouding zelfs in het voordeel van de kleinere projecten, de factor is daar 0,77. Ook in Zuid-Holland was die verhouding kleiner dan 1, 0,89. In heel Nederland is de verhouding "groot : klein" een factor 1,36. De grotere projecten maken dus beduidend meer impact, dan de - ook zeer belangrijke - kleinere.

Evolutie verhoudingen 2 klassen voor heel Nederland

In deze laatste grafiek laat ik de evolutie van de 2 onderscheiden grootteklassen zien aan het eind van de vijf jaren gepubliceerd door het CBS, en de totale volumes weer bovenaan de kolommen weergegeven. Het totale volume van alle kleinere projecten tm. 15 kWp nam toe, van 2.480 naar 8.096 MWp in deze 5 jaar. Maar de grotere projecten namen wat het totale volume betreft nog veel sneller toe, van 2.129 MWp naar maar liefst 11.046 MWp.

De verhouding in totale volumes is in deze vijf jaar beduidend toegenomen, van minder volume bij de grote klassen dan de kleine in 2018, verhouding groot : klein = 0,86, via een omslag in 2019, factor 1,08, verder via 1,38 in 2020, naar een record verhouding groot : klein van 1,47 in 2021. In 2022 is dat iets ingezakt, naar een verhouding van 1,36 : 1, zeer waarschijnlijk een gevolg van de alom aanwezige netcapaciteit problemen, waardoor grotere projecten niet "makkelijk" meer een snelle netkoppeling kunnen krijgen. Dit, terwijl het dominante residentiële aandeel bij kleinverbruik aansluitingen gewoon door kan blijven groeien (die moeten netbeheerders namelijk zonder meer accepteren). Maar, feit blijft, dat de grotere projecten een blijvend hogere impact op de totale volumes behouden, dan de kleinere installaties.

Jaargroei cijfers

Bij de groei van jaar tot jaar, blijft Noord-Brabant ook dominant bij de totale volumes, met opklimmende jaargroei cijfers van 486 MWp in 2019, 645 MWp in 2020, tot een record volume van 783 MWp in 2021**, en 680 MWp nieuwbouw in 2022. In 2019 en 2020 was Zeeland de slechtste performer, met jaargroei volumes van 98 resp. 118 MWp. In 2021 was Flevoland rode lantaarndarager, met 114 MWp nieuwe volume dat jaar. In 2022 is dat voorlopig weer een andere provincie, Friesland, met slechts 156 MWp jaargroei, tot nog toe door het CBS opgetekend.

Dit voor zover deze kleine appetizer. Later volgt ongetwijfeld meer, het CBS publiceert op 16 juni een "update zonnestroom". Maar dan is Polder PV op vakantie.

Nagekomen (publ. 00h50)

Vannacht publiceerde het CBS het al eerder aangekondigde artikel over zonnestroom. Key points:

  • 46% meer zonnestroom productie berekend voor 2022 t.o.v. 2021.
  • Aandeel zonne-energie (= dominant PV, fractie thermische zonne-energie) toegenomen van 2,1 naar 3,3% van totale energie verbruik.
  • Berekende productie in 2022 16,8 TWh zonnestroom, waarvan bijna 60% van projecten "bij bedrijven".
  • Zonnestroom productie in 2022 iets meer gestegen bij woningen (+49%), dan bij bedrijven (+45%).
  • Grootste toename bij gemeentes in Dronten, 161 MWp nieuw, hoofdzakelijk door toevoeging van het grootste zonnepark van Nederland, Dorhout-Mees te Biddinghuizen.
  • Borger-Odoorn (121,8 MWp nieuwbouw), en Hoogeveen (106,3 MWp toegevoegd) volgen met meer dan 100 MWp nieuwbouw in 2022.
  • Bij woningen sterkste capaciteits-groei in Utrecht, Rotterdam (beiden Stedin gebied), en Tilburg (Enexis).
  • Door sterke toename van productie capaciteit, nam de door het CBS berekende zonnestroom productie zo snel toe, dat in Europa, Nederland in 2022 op de vijfde plaats bij de totale productie is beland, tussen Turkije en Frankrijk in (ondanks veel kleiner oppervlak van het land).
  • Volgens berekening van het CBS werd Nederland eind 2022 per capita absoluut Europees kampioen, met 1.044 Wp per inwoner. Polder PV kwam eerder op zelfs al 1.075 Wp/inwoner.

Bron:

Hernieuwbare energie; zonnestroom, windenergie, RES-regio (CBS, tabel gewijzigd op: 15 juni 2023)



7 juni 2023: SDE 2022 (derde SDE "++"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken. In twee eerdere berichten heb ik reeds gerapporteerd over de eerste resultaten uit de kamerbrief over de enige subsidie ronde van SDE 2022, de derde officiële SDE "++" regeling. In deel twee volgde een nadere analyse van de verhoudingen tussen de beschikkingen en aanvragen in die regeling, met de evolutie van enkele extra belangrijke parameters van alle regelingen sedert SDE 2008.

Dit derde deel behandelt, naar analogie van de vergelijkbare analyse van de beschikkingen voor SDE 2021, (de tweede officiële SDE "++" regeling), en eerdere rondes, meer specifieke parameters van de zonnestroom beschikkingen in de RVO lijst, en in groter detail. Aandacht wordt hierbij gegeven aan indeling in grootte klasses, in type installatie (voor zover RVO daar kijk op heeft gekregen en er correcte meldingen zijn verstrekt), en in het beschikte potentieel aan de grondgebonden zonneparken, alsmede enkele toegekende projecten "op water". Gezien de felle concurrentie met diverse andere technologie platforms, en ongunstiger voorwaarden vergeleken met voorgaande subsidie rondes, is ditmaal een relatief "beperkt" aantal (64, tegenover SDE 2021 130) zonnepark beschikkingen uitgegeven, waarvan 5 exemplaren zijn geanonimiseerd. Ook al blijft de schaalvergroting bij solar op alle fronten nog steeds actueel, de gemiddelde capaciteit per beschikking is voor de veldopstellingen t.o.v. de toekenningen onder SDE 2021 gestabiliseerd rond de 13 MWp. In de eerste SDE "++" ronde (najaar 2020) lag dat gemiddelde beduidend hoger, op 16 MWp per toegekende aanvraag. Ook is er in detail gekeken naar de door RVO als zodanig gemarkeerde "watersystemen" (floating solar, PV "op water"), waarvoor binnen de huidige ronde 11 toekenningen zijn gedaan. Bijna een halvering t.o.v. de 20 beschikt onder SDE 2021.

Het heeft weer even geduurd om detail info over de vele afgegeven beschikkingen voor veldopstellingen boven tafel te krijgen, ook vanwege andere veeleisende statistiek rapportages, en andere zaken. Dergelijke info is beslist niet altijd simpel te vinden. Voor alle 64 beschikkingen voor door RVO als zodanig gemarkeerde grondgebonden installaties, is stuk voor stuk nagezocht wat voor (extra) informatie boven tafel gehaald kon worden. Wederom zitten er enkele toevoegingen of uitbreidingen aan al bestaande projecten en extensies van eerder afgegeven beschikkingen voor nog niet gebouwde projecten bij, waardoor het totaal aantal "projecten" lager uitvalt dan het totaal aan beschikkingen voor deze categorieën.

Alle gevonden informatie is inmiddels weer toegevoegd aan het zeer belangrijke deel dossier "grondgebonden zonneparken" en "floating solar projecten" met SDE beschikking, bij Polder PV. Hierin is inmiddels een omvangrijk volume aan potentiële, nog te realiseren PV capaciteit ondergebracht. Alleen al voor klassieke veldopstellingen en projecten op water betreft dit een toegekende capaciteit van 5,4 GWp, voor alle overgebleven, nog niet ingevulde SDE beschikkingen. Die zeer waarschijnlijk voor een aanzienlijk deel ook daadwerkelijk zal worden gerealiseerd, i.t.t. een substantieel deel van de projecten uit de "pending" lijst die nog geen felbegeerde beschikking hebben, en waarvan verwacht mag worden dat er nog heel veel van af kan vallen, vanwege een scala aan redenen. Waarbij de structurele problemen bij de beschikbare netcapaciteit een van de belangrijkste, en hardnekkigste obstakels is, die niet makkelijk, en beslist niet binnen korte tijd, uit de weg zijn te ruimen.

1. Verdeling beschikkingen SDE 2022 over grootte klasses

2. Verdeling beschikkingen SDE 2022 over type opstelling

3. Verdeling beschikkingen SDE 2022 bij de veldopstellingen (grondgebonden zonneparken)

4. Verdeling beschikkingen SDE 2022 bij de floating solar projecten ("watersystemen")

5. Maximale subsidie bedragen tm. SDE 2022

6. Resulterende project portfolio

7. Realisaties SDE 2022


(1) Verdeling beschikkingen SDE 2022 over grootte klasses

Ten eerste de verdeling van de in totaal 1.505 beschikkingen voor toegekende PV projecten onder SDE 2022. Met in totaal een "bescheiden" volume van 1.913,1 MWp (SDE 2021: 3.739,8 MWp) aan toegekende capaciteit, goed voor een maximaal uit te keren budget van 962,7 miljoen Euro, over een periode van 15 jaar (afgezien van mogelijkheid van extra jaar d.m.v. "banking"). Net als de vorige exemplaren voor SDE 2021, en voor SDE 2020-II, verschilt deze grafiek qua karakter en onderlinge verhoudingen sterk van die voor de voorjaarsronde van SDE 2020 (laatste SDE "+" regeling), waarbij er een record van 6.882 beschikkingen werd toegekend, die gemiddeld "relatief klein" waren. Er werd destijds voor deze hoeveelheid beschikkingen een gezamenlijke capaciteit van 3.440 MWp toebedeeld, en een budget toekenning van maximaal MEUR 2.148. Die ook al zeer sterk afweek, qua karakter, van de zwaar overtekende najaarsronde voor 2019, waarin juist een relatief gering aantal beschikkingen werd toegewezen, die echter gemiddeld per stuk zeer groot waren (zie bespreking van juli 2020 en gekoppelde analyses).


Ter vergelijking, zie hier de identieke grafiek voor de voorgaande SDE 2021 regeling, in een apart tabblad.

In deze stapel grafiek worden drie parameters getoond, aantallen beschikkingen voor PV projecten binnen SDE 2022 (linker kolom), de daarmee gepaard gaande beschikte project capaciteit in MWp (middelste kolom), en het maximale te vergeven subsidiebedrag voor dat toegekende volume, over de "klassieke" subsidie periode van 15 jaar excl. "banking year" (rechter kolom). Per kolom is onderscheid gemaakt in de door mij al langer gebruikte 7 project grootte categorieën (zie bijvoorbeeld indeling van grondgebonden projecten, artikel van 19 februari 2019). Deze indeling houd ik standaard aan voor alle analyses van SDE projecten.

Bij de aantallen is, net als in de voorgaande SDE "+" regelingen (SDE 2018-II, SDE 2019-I, SDE 2019-II, SDE 2020-I, SDE 2020-II en SDE 2021), de "typische rooftop" categorie PV projecten vanaf 50 tot 500 kWp blijvend dominant, met 892 van de 1.505 oorspronkelijk afgegeven beschikkingen (aandeel van 59,3%). Dat is een beduidend lager niveau dan de 76,7% onder SDE 2020-I, die gedomineerd werd door een record aantal, maar gemiddeld wel kleine(re) toegekende beschikkingen. Onder SDE 2021 was het relatieve aandeel ook wat hoger, 63,4%.

Categorie 500 tot 1.000 kWp komt wederom op de tweede plaats bij de aantallen beschikkingen, met 345 stuks, 22,9% (SDE 2021 22,4%, SDE 2020-II 16,5%). En ook ditmaal wordt deze gevolgd door de nog wat populairder geworden categorie met beschikkingen van 1 tot 5 MWp per stuk, 151 exemplaren, 10,0% (SDE 2021 7,4%, SDE 2020-II 8,0%). Onder de SDE 2022 regeling is ditmaal, in relatieve zin, op de vierde plaats de categorie 5-15 MWp te vinden, met 56 beschikkingen, 3,7% van totaal aantal toekenningen (SDE 2021 71 toekenningen, SDE 2020-II 49 exemplaren). Pas dan komt de kleinste categorie, 15-50 kWp, met maar 42 toekenningen (2,8% bij de aantallen), die onder de voorgaande SDE 2021 regeling op de 4e plek stond. De grootste 2 categorieën hebben bij de aantallen weliswaar zeer weinig toekenningen, 11 resp. 8 exemplaren, maar als vanouds, hebben ze bij de capaciteit een fors hogere impact (zie verder).

Capaciteit onder SDE 2022 - grotere categorieën blijvend dominant

In een oudere analyse met een vergelijking tussen SDE 2020-II en SDE 2020-I bleken de verhoudingen bij de beschikte capaciteiten flink te zijn gewijzigd, doordat er in de eerstgenoemde SDE "++" ronde veel meer (zeer) grote beschikkingen zijn toegekend. Ditmaal vergelijken we de huidige, SDE 2022 regeling, met de voorganger, SDE 2021. Onder SDE 2021 bleek onder de grootste categorie, projecten groter of gelijk aan 30 MWp het meeste vermogen te zijn geclaimd, 841 MWp (22,2% van totaal volume). Onder SDE 2022 is echter de categorie met projecten tussen de 5-15 MWp de grootste geworden, op dat punt, met totaal 471 MWp geclaimd (24,6% van totaal volume).

Dan volgen de categorieën groter of gelijk aan 30 MWp (377 MWp), 1-5 MWp (337 MW), 500-1.000 kWp (270 MWp), en beschikkingen tussen de 15 en 30 MWp (250 MWp). Met, achtereenvolgens, procentuele aandelen van 19,7%, 17,6%, 14,1%, resp. 13,1% van totaal volume. De cluster kleinere beschikkingen per stuk tussen de 50 en 500 kWp komt, met 206 MWp, op een relatief aandeel van 10,8% bij de capaciteit. Wat beduidend lager ligt dan de 14,6% onder SDE 2021, wat ook al lager lag dan de ruim 16% onder SDE 2020-II.

Tot slot, volgt nog het kleinste segment, beschikkingen tussen de 15 en 50 kWp, die nog maar een klein volume van 1,5 MWp bevatten (onder SDE 2021 nog 4,7 MWp, en bij SDE 2020-II nog 6,1 MWp), een marginale 0,08% van het totale volume. Veel ontwikkelaars van dergelijke kleine zonnestroom projecten zullen al lang niet meer de moeite nemen om SDE subsidie aan te vragen, zelfs al betreft het een grootverbruik aansluiting. Bij de sterk geslonken systeem prijzen, is zo'n project beslist al "betaalbaar uit de beschikbare kasmiddelen" te achten. Zoals hierboven geschetst, zijn er nog maar 42 beschikkingen in deze kleinste klasse afgegeven in deze SDE 2022 ronde. De verwachting is, dat deze categorie nauwelijks nog belangstelling zal oogsten in komende SDE "++" regelingen, en mogelijk helemaal zal gaan "opdrogen". Dat laat onverlet, dat er nog heel erg veel projecten van die omvang gerealiseerd zullen gaan worden middels andere financierings-vormen. Projecten die zich dus grotendeels aan het oog van zowel RVO, als van de administratoren van de Regionale Energie Strategie regio gaan onttrekken, die zich immers richten op alle projecten vanaf 15 kWp voor de invulling van de (voormalige) "35 TWh op land" doelstelling binnen het oorspronkelijke Klimaatakkoord.

Gemiddelde omvang per beschikking

De gemiddelde toegekende capaciteit per beschikking is onder SDE 2022, net als onder de voorgaande 2 SDE "++" regelingen, zeer hoog. Er werd namelijk gemiddeld genomen rond de 1.271 kWp per beschikking toegekend. Wat alweer flink hoger ligt dan bij SDE 2020-II en SDE 2021, toen het niveau rond de 1 MWp lag. Het is een zoveelste voorbeeld van de aanhoudende schaalvergroting onder de SDE subsidie regimes. De extremen liggen bij de huidige uitgegeven project beschikkingen tussen, individueel, minimaal 15 kWp, en maximaal 64,8 MWp (Zonnepark Woudbloem, Slochteren, Gr.). Dat is wel bij de grootste beschikking fors lager, dan de max. 135,7 MWp voor 1 toekenning onder SDE 2021 (Groene Corridor project, Zwanenburg, NH).

Budget claims per categorie

Niet veel anders dan voor de beschikte capaciteiten, luidt het verhaal voor de totale (maximale) budget claim die deze volumes hebben veroorzaakt, met, relatief gezien, niet al te grote verschillen tussen de project categorieën onderling (rechter kolom in de eerste grafiek). Wel is opvallend, dat er forse relatieve verschillen zijn ontstaan bij de project subsidies tussen de laatste zes SDE rondes. Voor de voorjaarsronde van SDE 2019 werd 2.514,6 MWp toegekend, met een maximale beschikking van 2.543,8 miljoen Euro, derhalve gemiddeld 1,01 Euro per Wattpiek maximale subsidie (uiteindelijk waarschijnlijk een stuk lager uitpakkend). In de najaarsronde voor dat jaar was die verhouding, met 1.954,4 MWp toegekend en max. 1.734 miljoen Euro subsidie over 15 jaar, nog maar maximaal 0,89 Euro per Wattpiek. Onder SDE 2020-I, met 3.440,1 MWp, resp. 2.148 miljoen Euro, nam dat verder af, naar nog maar 0,62 Euro per Wattpiek, 30% minder dan onder de voorgaande regeling.

In de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020-II, werd dat, met 3.602,9 MWp, resp. 2.017 miljoen Euro aan toekenningen, wederom zo'n 10% lager - 0,56 Euro per Wattpiek. Dit werd verder verbeterd onder SDE 2021, met 3.789,8 MWp, en 2.057 miljoen Euro aan toekenningen. Resulterend in slechts 0,54 Euro per Wattpiek, nog eens 3% lager dan in de voorgaande regeling. Onder SDE 2022, tot slot, waren de verhoudingen 1.913,1 MWp, resp. 962,7 miljoen Euro aan beschikkingen. Wat resulteerde in nog maar 0,50 Euro/Wp, wederom dik 7% lager dan onder SDE 2021. Wat nog maar de helft van het niveau onder de eerste 2019 ronde is. De geforceerde, door de Staat opgelegde, kostenreductie voor de overgebleven beschikkingen is dus hard gegaan, de laatste jaren.

De meest succesvolle categorie bij het toegekende vermogen, beschikkingen van 5-15 MWp, claimt maximaal 231 miljoen Euro exploitatie subsidie in 15 jaar tijd (24% van totaal - maximaal - beschikt voor PV, bijna 963 miljoen Euro). Onder SDE 2021 was dat voor deze categorie slechts 15%, de toen grootste categorie (projecten groter of gelijk aan 30 MWp) had toen nog een relatief aandeel van bijna 20% bij het toegekende budget. De verhoudingen bij de overige categorieën zijn bij SDE 2022, achtereenvolgens, 18,5% (1-5 MWp), 17,7% (500-1.000 kWp), 15,4% (>= 30 MWp), 13,5% (50-500 kWp), en 10,8% (15-30 MWp). De kleinste project categorie (15-50 kWp) claimt slechts max. 944 duizend Euro over een periode van 15 jaar (0,10% van totale claim). Onder SDE 2021 was dat nog een stuk hoger, 3,0 miljoen Euro.


(2) Verdeling beschikkingen SDE 2022 over type opstelling

Disclaimer
RVO heeft de laatste jaren in haar overzichten een "typering" van de projecten opgenomen, en had aanvankelijk alleen als zodanig een categorie "veldopstelling" ingevoerd. Die kwalificatie is beslist niet altijd voldoende, en soms zelfs fout. Polder PV kent meerdere SDE beschikte projecten die in zijn geheel of deels als grondgebonden project zijn uitgevoerd, maar die geen "ja vinkje" hebben gekregen van RVO voor de eerder gehanteerde typering "veldopstelling". En die zijn dus onterecht ondergebracht in de grootste categorie, de enorme verzamelbak "daksysteem". Bovendien zijn er behoorlijk wat - meestal kleinere - veldopstellingen gerealiseerd zonder SDE beschikking, die helemaal niet bij RVO zijn terug te vinden (voor een eerdere vergelijking tussen RVO en Polder PV data, zie deze analyse van begin 2019). Daaronder zitten onder andere Postcoderoos (en opvolger SCE) projecten, maar ook andere installaties die niet in publiek toegankelijke dossiers zijn terug te vinden. Polder PV kende eerder al ook enkele projecten met "ja" vinkje achter "veldopstelling" bij RVO die dat beslist niet zijn (>> rooftop installaties !).

Later is ook een extra kwalificatie voor drijvende projecten (floating solar, of "watersysteem") ingevoerd, maar ook daarvoor gelden vergelijkbare waarschuwingen, die voor deze categorie zelfs nog sterker gelden. Zeker van oudere projecten is die kwalificatie helemaal niet meegenomen, soms is een floating solar installatie (slechts) een onderdeel van een groter project on-site (mengvormen met veldopstelling en/of rooftop op hetzelfde erf), en sowieso zijn al langere tijd meerdere grote projecten volstrekt onterecht uitdrukkelijk als "daksysteem" gekwaliceerd, met bizarre gevolgen voor de statistieken als je blind van RVO data zou uitgaan. Uit de huidige overzichten is voor een leek volstrekt niet duidelijk "hoe veel" (SDE gesubsidieerde) drijvende projecten er nu eigenlijk zijn toegekend, dan wel overgebleven!

I.t.t. voorgaande regelingen, is er onder SDE 2022 gelukkig geen categorie kwalificatie "n.b." (waarschijnlijk "niet bekend" of "niet beschikbaar") terug te vinden.

3 vraagtekens
Wel zijn er drie project beschikkingen met de kwalificatie "veldopstelling" onder SDE 2022, waar een vraagteken bij past. 2 exemplaren betreffen namelijk projecten op ondersteuningsconstructies boven grote kweekbassins in 2 Zeelandse gemeentes, die niet als een "normale" veldopstelling worden beschouwd door Polder PV, en eigenlijk in een aparte categorie ondergebracht zouden dienen te worden. Een derde project betreft het al langer door Prorail onderzochte fassade systeem wat in de oprit naar de tunnelmonding van de Drontermeertunnel, ongeveer op zuid op een geluidswal geplaatst zou moeten worden. Ook dit zou eigenlijk in een aparte categorie moeten vallen, want het is een onvergelijkbaar type systeem, in vergelijking met de honderden "klassieke" veldinstallaties.

De eerder al getrokken conclusie blijft: we moeten blijven oppassen dat we beschikkingen dan wel projecten niet in de verkeerde categorieën (laten) belanden, en ons daar door laten leiden. Alleen exacte, individuele project kwalificaties, zoals Polder PV al jaren bijhoudt, kunnen de precieze toedeling garanderen. Het is de laatste jaren evident geworden, dat de RVO lijsten beslist niet 100% voldoen aan deze vereiste. Daar heeft ondergetekende in de loop der jaren meerdere voorbeelden van ontdekt. Van zeer veel projecten heb ik detail informatie, en vaak ook fotografische documentatie in archief. Dat is dus goed hard te maken. Blind staren op lijsten van officiële instanties is, en blijft, een voedingsbodem voor foute interpretaties.

Verder dan "dak"- "veld"-, of "drijvend" systeem gaat de "uitsplitsing" van RVO nog steeds niet. Dus er is ook geen - zeer belangrijke, en dus nog node missende - uitsplitsing van byzondere projecten als geluidswallen met PV (een byzonder type "veld systeem", zoals genoemd Prorail project), vrijstaande carports, trackers, fassade systemen, en wat dies meer zij. Die Polder PV ook al jaren wel separaat in zijn overzichten opvoert. Het is dus een zeer grove indeling, die hier onder wordt getoond. Hierbij dient ook beseft te worden, dat onder dak-systemen beslist ook nog steeds deels veld-opstellingen kunnen vallen als het combinatie projecten betreft, waarvan er meerdere oudere gevallen bekend zijn bij Polder PV. Deze worden in zijn grondgebonden projecten overzicht allemaal uitgesplitst. Bij RVO worden dit soort projecten kennelijk allemaal als "daksysteem" beschouwd, of de kennis is er niet om een correcte indeling te maken.


Ter vergelijking, zie hier de identieke grafiek voor de voorgaande SDE 2021 "++"regeling, in een apart tabblad.

Uitsplitsing van de 1.505 PV beschikkingen over type installatie, volgens de RVO toewijzingen aan 3 project categorieën. Ook deze grafiek is qua karakter wederom fors verschillend van die voor de voorjaarsronde van SDE 2020. Uiteraard het overgrote merendeel blijvend rooftop projecten. 1.430 van de 1.505 opgevoerde PV beschikkingen, 95% van het totaal aantal beschikkingen valt onder de categorie dakopstelling. Waarmee ook weer direct wordt aangetoond, dat het merendeel van het aantal project beschikkingen naar rooftop installaties blijft gaan. Dat was ook al zo onder de meeste voorgaande regelingen. Alleen onder SDE 2019-II, die gebukt ging onder een zeer hoge afwijzing van talloze kleinere rooftop projecten wegens extreme overtekening van die regeling, was de relatieve impact iets minder, 88%.

Onder SDE 2022 zijn 64 project beschikkingen (4,3% van totaal) naar zogenaamde "veldopstellingen" gegaan. Ditmaal beduidend lager, dan de 127 onder SDE 2021, 106 bij SDE 2020-II, 103 bij SDE 2020-I, 121 onder SDE 2019-II, en de 85 exemplaren onder SDE 2019-I. Het blijft bij de aantallen toekenningen veruit de minderheid t.o.v. de rooftop beschikkingen.

Er zijn ditmaal ook weer door RVO 11 beschikkingen afgegeven voor projecten "op water" (0,7% van totaal aantal afgegeven toekenningen). Dat zijn er 8 minder dan onder SDE 2021 werden toegekend.

Kijken we naar de beschikte capaciteiten, is de realiteit, als vanouds, fors verschillend van die bij de aantallen beschikkingen. Er is duidelijk meer volume aan nieuwe rooftop projecten dan aan "niet-rooftop" installaties toegekend, 1.051 MWp, resp. (klassiek veld 839 + drijvend 23 =) 862 MWp. Een verhouding rooftop : non-rooftop van 1,22 : 1. In de SDE 2021 ronde was die verhouding nog 1,12 : 1, onder SDE 2020-II 1,06 : 1. Dit geeft ook een politiek gewilde ontwikkeling weer, waarbij Den Haag meer volume op daken gerealiseerd wil hebben. Al laat dit onverlet, dat het totaal beschikte volume voor grondgebonden (incl. drijvende) projecten nog steeds ook hoog blijft.

Onder de laatste SDE "+" regeling, SDE 2020-I, was voor dak-systemen nog een factor 5,4 maal zoveel volume toegekend dan aan grondgebonden of drijvende installaties. Onder SDE 2019-II was de factor 3,3 in het voordeel van de veldopstellingen (t.o.v. rooftop). Bij SDE 2019-I lag de verhouding rooftop projecten t.o.v. de veldopstellingen ongeveer op een factor 3 staat tot 1. Dat SDE 2019-II zo sterk afwijkt van de voorgaande en opvolgende SDE regeling, heeft met de enorme overschrijding van het aangevraagde budget te maken. Met name daardoor is het grootste deel van de omvangrijke stapel (kleine) rooftop projecten, met "te hoog gevraagde" basisbedragen t.o.v. de veel lager inzettende grote (veld) projecten kansloos geweest, en is dat afgewezen. In SDE 2020-I werden de rollen omgekeerd, maar in SDE 2020-II werd wederom de toon door de grote projecten in het veld gezet, al was het meer in balans met het aan de daken toegekende volume. Deze balans werd opnieuw gevonden onder SDE 2021, en, weer iets meer in het voordeel van het aandeel voor daken, gecontinueerd onder SDE 2022.

Gemiddelde beschikte capaciteit per categorie op blijvend hoog niveau

Per categorie zijn de gemiddelde capaciteiten per beschikking weer zeer hoog onder SDE 2022. Voor de rooftops komt dit op gemiddeld 735 kWp per beschikking, voor veldopstellingen op 13,1 MWp per toekenning, en voor de 11 als zodanig gekwalificeerde drijvende projecten op gemiddeld 2,1 MWp per beschikking.

Onder de voorganger regeling, SDE 2021 waren de verhoudingen: rooftops gemiddeld 563 kWp, veldopstellingen 12,8 MWp gemiddeld, en de drijvende projecten 5,4 MWp. Onder SDE 2020-II was dit 531 kWp bij de rooftops, en 16,0 MWp voor de veldopstellingen.

Deze gemiddeldes lagen in de laatste SDE "+" ronde (SDE 2020-I) nog op een veel lager niveau: rooftops 427 kWp, veldopstellingen 5,1 MWp, resp. drijvende projecten 2,6 MWp per beschikking.

Ook hierbij is de schaalvergroting in de - gesubsidieerde - solar sector in Nederland weer goed terug te zien. Bij de rooftops is het gemiddelde continu door gegroeid, het gemiddelde bij de niet daksystemen schommelt, maar ligt blijvend op een (zeer) hoog niveau.

Big rooftops

De grootste enkelvoudige beschikking voor een rooftop project valt, onder SDE 2022, toe aan een 94 duizend vierkante meter groot nieuw distributiecentrum van logistiek dienstverlener DSV aan de Marconiweg op bedrijventerrein Molenhoek noordelijk van het Zeeuwse Tholen. Er is voor het PV project een beschikking afgegeven voor 18,5 MWp op naam van dak leasende partij, Zonnestroom Nederland (HQ in Leusden). Wat de daadwerkelijke realisatie gaat worden is nog lang niet duidelijk. Dit kan veel minder tot - in sommige recente gevallen - meer dan het beschikte vermogen gaan worden, sterk afhankelijk van de vigerende rand condities bij o.a. beschikbare (overgebleven) netcapaciteit in Tholen, marktprijzen voor PV modules, e.d. Het gebouw heeft een BREEAM certificaat (drie sterren).

Dit is trouwens beslist niet de grootste "rooftop" beschikking in de SDE historie, er is al een tiental per stuk grotere beschikkingen afgegeven in voorgaande regelingen, voor nog grotere projecten, grotendeels op platte daken van andere enorme logistieke centra, en enkele geplande exemplaren op kassen. Het tot nog toe grootste netgekoppeld opgeleverde rooftop project in Nederland is, sedert eind 2022, de grootste BIPV kas van Europa, het naast Royal Pride opgerichte nieuwe kassencomplex in Middenmeer (Hollands Kroon, NH), met een PV capaciteit van 31,2 MWp (artikel Polder PV). Wat het al langer als "grootste" staande rooftop project, het 18 MWp grote VE Commerce Campus project van AG Heylen Warehouses in het van grote DC's vergeven Trade Port Noord industriegebied NW van Venlo (met maar liefst 8 SDE beschikkingen), "met stip" heeft verslagen.

De nummer twee bij de grote rooftop beschikkingen van SDE 2022 betreft wederom een kassencomplex van een tomatenteler, Tomato4you / maatschap Steegh, in het gehucht Wellerlooi (gem. Bergen, Limburg), tegen de Duitse grens aan. Hier zal de, in eerste instantie 16,5 MWp grote, beschikking worden uitgebaat door dak leasende partij Protium Holding uit Groningen.

Nummer drie, een beschikking voor een daksysteem, voor 12,6 MWp, is ook uitgegeven op naam van Protium, ditmaal voor een kassencomplex van chrysantenkwekerij Sensation, in Tuil (West Betuwe, Gld).

Schaalvergroting ook bij dak-systemen

Na dit illustere drietal volgen nog eens een vijftal beschikkingen voor rooftop projecten groter of gelijk aan 10 MWp, wat alweer een schaalvergroting trend lijkt te suggereren (onder SDE 2021 waren dat er nog maar 3). Deze staan wederom op naam van daken leasende partijen, die kennelijk wel brood zien in dit soort grootschalige rooftop projecten. Het betreft hierbij een kas in Berkel en Rodenrijs, resp. distributiecentrum (DC) Steekterpoort in Alphen aan den Rijn, beiden ZH, een DC in Geldermalsen, Gld, een kas in Houten, Ut., resp. een DC op A1 Bedrijvenpark Z. van Deventer, Ov.

Hierna volgt weer de gebruikelijk lange rij van 164 project beschikkingen tussen 1 en 10 MWp per stuk. Sommige van die beschikkingen kunnen voor 1 en dezelfde lokatie zijn, en/of voor uitbreidingen van reeds eerder gerealiseerde (rooftop) projecten. Er zijn altijd meer beschikkingen dan er projecten (lokaties) zijn.

De serie rooftops wordt met beschikkingen afgesloten, per stuk kleiner dan 1 MWp, tot de kleinste van 16,5 kWp in Abcoude (Ut.). Deze serie omvat nog eens 1.258 daksysteem beschikkingen, volgens opgave van RVO.

Gezien de voortdurende schaalvergroting in de (gesubsidieerde) zonnestroom sector, mag het niet verbazen, dat ook de impact bij de beschikkingen voor zeer grote rooftop projecten toe blijft nemen, zoals reeds gememoreerd in de bespreking voor de project beschikkingen onder SDE 2020-II.

Onder SDE 2021 telde ik al 36 afzonderlijke beschikkingen voor daksystemen per stuk groter of gelijk aan 5 MWp, met een gezamenlijk vermogen van ruim 281 MWp, en een gemiddelde omvang van 7,8 MWp per beschikking.

Bij SDE 2022 vinden we ook alweer 37 beschikkingen voor daken groter of gelijk aan 5 MWp terug in de RVO lijst. Deze tellen bij elkaar zelfs alweer op tot 294 MWp, met een gemiddelde van 7,9 MWp per toekenning.

2 van die beschikkingen zijn onder SDE 2022 groter dan 15 MWp per stuk, in potentie dus zeer grote nieuwe PV daken. Onder SDE 2020-II, waren de cijfers wat lager, 28 stuks groter of gelijk aan 5 MWp, met totaal 259 MWp, maar wel met een - hogere - gemiddelde omvang van 9,3 MWp per beschikking. Complicaties kunnen optreden in dit soort beschouwingen, omdat per project er soms meer dan 1 beschikking wordt afgegegeven. Vaak gebeurt dat zelfs verdeeld over meerdere subsidie regimes, dus het wordt dan een hele kunst om de grootste "projecten" er uit te halen. Bij de realisaties doet Polder PV dit sowieso al jarenlang, alle bekende afgegeven beschikkingen worden per project lokatie bij elkaar geveegd, en de feitelijk gerealiseerde capaciteit op die lokatie gesommeerd. Bij de beschikkingen doe ik dat niet, omdat er ook al jaren enorm veel uitval is, en het dus zinloos is om daar heel veel energie in te gaan steken.

Grote ontwikkelaars

Voor een intermezzo "grote ontwikkelaars", zie ook de analyse voor SDE 2020-I. In de huidige RVO lijst vallen enkele grotere partijen op, op wier naam nogal wat beschikkingen staan. Dit hoeft nog niet alles te zeggen, beschikkingen willen nog wel eens op naam van andere partijen worden overgeschreven, of er zijn meerdere BV's onder een en dezelfde holding actief met dergelijke SDE toekenningen. Soms worden beschikkingen overgedragen aan de dak eigenaar na oplevering, soms worden zelfs projecten doorgeschoven / door verkocht naar andere ontwikkelaars, als er geen fysieke "ruimte" is bij de eerste aanvrager, om het project binnen de gestelde tijd tot uitvoering te brengen. Er gebeurt van alles met dergelijke beschikkingen, regelmatig zijn er dan ook verschuivingen en naamswijzigingen terug te vinden in de RVO lijsten.

In de SDE 2022 lijst vallen in de hogere regionen vooral de volgende zaken op:

  • 142 beschikkingen op naam van 2 deel-entiteiten van Duurzame Zekerheid Univé, met een gezamenlijk vermogen van ongeveer 48 MWp. Dit is een al wat langer bestaande initiatief om asbest daken te laten vervangen en vervolgens een PV generator te laten aanbrengen, via de verzekeraar Univé, financier Rabobank, en energieleverancier / ontzorger, Greenchoice. Wat kennelijk in een versnellingsfase is beland.

  • 93 toekenningen voor bekende grootschalige platte daken met enorme PV projecten beleggende partij, Sunrock. Wat, gezien het type daken wat zij voorzien, ook leidt tot het grootste portfolio vermogen in deze regeling, ruim 94 MWp. Sunrock, sedert 2020 overgenomen door het kapitaalkrachtige COFRA van de Brenninkmeijer familie, is de grootste partij in dit enorme markt segment. En zou volgens eigen zeggen op weg zijn naar een te realiseren totale portfolio van zo'n 2 GWp.

  • 44 toewijzingen, bijna 47 MWp, voor de Groendus holding, op 1 maart 2021 ontstaan uit het samengaan van bekende solar partijen Rooftop Energy, Solaris Industria, Greenspread, CT Energy en Het Meetbedrijf.

  • 39 beschikkingen, resp. 14,1 MWp, voor "oude bekende" Zonnepanelen Op Het Dak uit Barneveld, die vooral in de agrarische rooftop sector zeer actief is. Onduidelijk is nog, of er bij die projecten sprake is van dak lease, of dat na realisatie, de beschikkingen worden overgedragen aan de dakeigenaren. Toevallig realiseerde ZOHD recent haar duizendste PV dak (bericht 6 juni 2023).

  • Ongeveer ex aequo, met 34 resp. 33 beschikkingen (46 resp. 53 MWp), voor de in rooftops gespecialiseerd partijen Solarroofs Nederland, resp. Soleila Rooftop. Laatstgenoemde ging eind 2021 samen verder met vooral in het zonneparken segment gespecialiseerde Solarfields, met een portfolio van zo'n 200 MWp aan rooftop projecten. In het voorjaar van 2023 ging het duo verder onder de nieuwe naam Novar.

  • In de top-10 bij de aantallen beschikkingen zien we verder bekende partijen terug als het van oorsprong Belgische Warehouses de Pauw (23), Protium Holding (16), Zonnestroom Nederland (2 deel-entiteiten, 16 stuks), en Eneco Solar (14).

  • Bij de verzamelde capaciteit van de beschikkingen vallen als vanouds natuurlijk de grote zonneparken weer op, die hier veel "ruimte" claimen.

  • In de top 10 bij de capaciteit vinden we, naast deels al hierboven genoemde grote rooftop series bouwende partijen, de volgende zonnepark beschikking eigenaren terug: Zonnepark Woudbloem (grootste enkelvoudige beschikking, bijna 65 MWp, LC Energy project in Midden-Groningen); Chint Solar, 64 MWp met 2 zonneparken (De Knoest & De Heul, Houten, Ut.); tweede fase van Zonnepark Budel-Dorplein in het Brabantse Cranendonck, beschikt 58 MWp (deel I opgeleverd door het door Statkraft overgenomen Solarcentury eind 2018, 44 MWp); DEPB, voor een zonnepark beschikt voor 57,5 MWp tussen Vierlingsbeek en Overloon (Brabantse gemeente Boxmeer), langs de A73, door ontwikkelaar Renewable Energy Factory; tot slot Dutch Sustainable Brands, beschikt 50 MWp, voor het veelbesproken project Zonnepark The Dutch, op een problematisch afval depot in Spijk (Gelderse gemeente West Betuwe).

  • Hoog in de rating bij de capaciteit vinden we uiteraard nog meer grotere zonneparken, en verzamelingen / portfolio's bij andere hier niet nader genoemde project ontwikkelaars.

Kleinste beschikkingen drogen verder op

Helemaal tegenover het hierboven genoemde "grote rooftop en zonneparken geweld" van de grootste individuele, en omvangrijkste portfolio's aan beschikkingen onder SDE 2022, staat wederom een serie kleine project beschikkingen voor daken in de RVO lijst. In deze ronde zelfs nog maar 3 installaties kleiner dan 20 kWp (vorige rondes: 10, 20 resp. 23 exemplaren). De kleinste beschikking is voor een bescheiden project van 16,5 kWp, voor het platte dak van een een bedrijfsverzamelgebouw in Abcoude (gem. De Ronde Venen, Utrecht), waar sedert 2020 al drie kleine andere projectjes op zijn gerealiseerd. De aantallen beschikte kleine projecten blijven relatief bescheiden, en zijn weer lager dan onder de voorgaande SDE regelingen. Onder de huidige besproken SDE 2022, zijn er nog maar 42 project rooftop beschikkingen per stuk tussen de 15 en 50 kWp in de RVO lijst terug te vinden. Met een gezamenlijk vermogen van 1,5 MWp, wat slechts 0,08% is van het totaal beschikte volume.

In voorgaande rondes lagen de aantallen bij de oorspronkelijke beschikkingen op de volgende niveaus bij deze kleinste project categorie: 135 stuks onder SDE 2021, 183 stuks onder SDE 2020-II, 355 stuks onder SDE 2020-I, 113 stuks onder SDE 2019-II, onder SDE 2019-I 288 stuks, bij SDE 2018-II 303 exemplaren.

De bandbreedte in beschikte rooftop projecten is onder SDE 2022 dus een factor 1.121 tussen de grootste (18,5 MWp, plat DC dak) en de kleinste afgegeven beschikking (16,5 kWp). Onder SDE 2021 was deze verhouding nog een factor 1.339 : 1, onder SDE 2020-II een factor 2.667 : 1, vanwege een nog veel grotere grootste beschikking (40 MWp). Onder SDE 2020-I was de verhouding 1.033 : 1, bij SDE 2019-II was het 1.084 : 1.

Hoge, maar beslist niet hoogste bandbreedte project-beschikkingen veldopstellingen, ditmaal slechts enkele RWZI's

De range van de project beschikkingen in de categorie grondgebonden PV installaties loopt onder SDE 2022 weer over een grote bandbreedte van minimaal 103,5 kWp, tot de al genoemde beschikking van 64,8 MWp in Slochteren (Gr.), een factor 626 verschil. Deze verhouding is bij eerdere regelingen wel veel groter geweest, door een combinatie van soms omvangrijke grootste, en zeer kleine kleinste beschikkingen binnen die regelingen. Onder SDE 2021 was deze factor 6.959, onder SDE 2020-II 3.659, bij SDE 2020-I 1.346, bij SDE 2019-II 1.642, en onder SDE 2019-I een factor 1.231. Het verschil in brandbreedte t.o.v. dat bij de rooftop beschikkingen onder SDE 2022 (factor 1.121 : 1), is voor het eerst in lange tijd in het voordeel van de daksystemen omgeslagen.

De kleinste beschikking voor een veld-opstelling, 103,5 kWp vinden we binnen de SDE 2022 regeling in provincie Zuid-Holland, voor een grondgebonden projectje op de kleine rioolwaterzuivering (RWZI) te Berkenwoude (gem. Krimpenerwaard), van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Waar slechts een klein veldje aanwezig is om zonnepaneel tafels kwijt te kunnen. Er is ook nog een kleine, separate rooftop beschikking voor de gebouwen oostelijk van deze RWZI afgegeven. Er zijn nog 2 veldopstelling beschikkingen voor RWZI's van hetzelfde waterschap verstrekt in deze ronde, voor Bergambacht (593 kWp), resp. Stolwijk (455 kWp). En er is, tot slot, ook nog een beschikking voor een slibdepot van het waterschap in Lauwersoog (gem. Het Hogeland, Gr.), van 1,65 MWp, op naam van de Stichting WadDuurzaam, die in deze context genoemd mag worden. Er zijn inmiddels al veel zonneparken op RWZI's, en op terreinen van drinkwaterbedrijven realiseerd, grotendeels voor de eigen stroomvoorziening. En er staan nog de nodige in de "pending" lijst met SDE beschikking, bij Polder PV. In het laatste bericht over de realisaties op RWZI's, peildatum 26 april 2022, telde ik al 112 reeds opgeleverde exemplaren.

Grote veld projecten - uitbreidingen

In de bespreking van de beschikkingen voor SDE 2021 ben ik reeds uitgebreid ingegaan op een discussie over "het grootste project" van Nederland. Zie aldaar voor de vele details. SDE 2022 levert verder geen "records" meer op, op dat vlak. Zoals al gezegd is de beschikking voor Zonnepark Woudbloem in Slochteren, op naam van LC Energy, het grootst onder deze regeling (bijna 65 MWp). Wat beslist niet "het grootste" project in Nederland zou gaan opleveren. Maar er zijn ook beschikkingen afgegeven voor extensies cq. vervolg fases voor reeds gerealiseerde, of reeds eerder beschikte (maar nog niet opgeleverde) grote veld projecten, die hier onder worden besproken.

Zonnepark Budel Dorplein (Cranendonck, NB) heeft een tweede grote beschikking van 58 MWp voor fase II gekregen. Zou dat volume ook daadwerkelijk worden gerealiseerd, zouden fases I (44 MWp) en II bij elkaar genomen, kunnen leiden tot een totale project omvang van 102 MWp, 1 van de grootste "combi" zonneparken van Nederland.

Zonnepark Veenweg in Ter Apel (Westewolde, Gr.) heeft onder SDE 2022 een tweede beschikking gekregen op naam van ontwikkelaar LC Energy, en zou batterij opslag gaan krijgen. De twee beschikkingen zouden, indien naar de max. uitgevoerd, een gezamenlijk vermogen van zo'n 52 MWp krijgen, en daarmee in de subtop van Nederlandse zonneparken kunnen gaan belanden. LC Energy geeft voor de mogelijke realisatie voorlopig 50 MWp op. Dat soort opgaves kunnen in een later stadium echter beslist nog wijzigen.

Zonnepark Heldair, wat Ecorus voor Klimaatfonds Nederland heeft ontwikkeld in Den Helder (NH) heeft ook een tweede beschikking mogen ontvangen. De eerste, reeds gerealiseerde fase was echter relatief klein, 8,5 MWp, en met het nieuw beschikte vervolg (25 MWp), zou het totaal op maximaal zo'n 33-34 MWp kunnen komen. Wat het gezamenlijke project zou doen belanden in een verzameling van al bijna twintig "dertigers" die reeds netgekoppeld zijn gerealiseerd in ons land.

Wel byzonder is een beschikking voor Zonnepark Buitenhuizen (beschikt als 11,1 MWp). Dat is een toevoeging aan de west-zijde van het in 2019 toen door Powerfield en partners grootste gerealiseerde veld project van Nederland, Zonnepark Midden-Groningen (103 MWp). Wat zou kunnen resulteren in een totaal volume van 114 MWp, al geeft Powerfield momenteel nog maar een mogelijke extra capaciteit op van 8,7 MWp (totaal dus plm. 112 MWp). Waarmee het totaal project "nu" op de derde plaats van grootste Nederlandse PV projecten zou doen belanden (na Dorhout-Mees en Vloeivelden Hollandia). Als het intussen niet ingehaald zou worden door een ander, groter initiatief, wat sneller uitgevoerd zou kunnen worden.

Tot slot, mag ook een extensie van een kleiner veldproject niet ontbreken in deze opsomming. Dat is een toevoeging aan een eerdere beschikking voor een veldopstelling bij een groot pluimvee opfok bedrijf aan de Zandstraat in Someren. De twee beschikkingen tellen op tot een respectabel volume van bijna 6 MWp. Vermoedelijk is er inmiddels wat minder gerealiseerd, maar voor een dergelijk bedrijf is het beslist een zeer forse installatie, "naast de deur". Uit de huidige data van RVO is nog geen (netgekoppelde) oplevering van het geheel bekend, maar de flinke veldopstelling is al te zien op sommige satellietfoto's.

(3) Verdeling beschikkingen SDE 2022 bij de veldopstellingen (grondgebonden zonneparken)

Hier onder geef ik voor de blijvend belangrijke categorie grondgebonden projecten in de vorm van een vergelijkbare grafiek een verdere uitsplitsing op basis van grootte categorie voor SDE 2022.


Ter vergelijking, zie hier de identieke grafiek voor de voorgaande SDE 2021 regeling, in een apart tabblad.

In deze grafiek wederom hetzelfde stramien als in de vorige twee, maar nu uitsluitend voor de categorie veldopstellingen. Zoals "afgevinkt" door RVO, waarbij er door Polder PV voorlopig vanuit wordt gegaan dat die de lading ook echt dekt van alle grondgebonden projecten onder SDE 2022.

In de linker kolom ziet u wederom, dat het bij dit soort grote projecten cq. beschikkingen altijd om zeer geringe aantallen gaat. In de reeks vanaf SDE 2018-II waren dat achtereenvolgens 105, 85, 121, 103, 106, 130 en, tot slot, nog maar 64 stuks beschikt onder SDE 2022. De relatieve aandelen bij de aantallen afgegeven project beschikkingen t.o.v. de totalen, waren voor de veldopstellingen nog 2,4% onder SDE 2018-II, 1,8% onder SDE 2019-I, en, zeer sterk afwijkend van de voorgaande regelingen, maar liefst 12,3% van het totaal onder SDE 2019-II. In SDE 2020-I daalde het aandeel naar slechts 1,5%, onder de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020-II, steeg het weer naar 2,9%. Bij SDE 2021 was het aandeel 3,4%. En onder de derde SDE "++" regeling, SDE 2022, eindigde de reeks voorlopig op een aandeel van 4,3% van het totaal aantal van 1.505 door RVO afgegeven beschikkingen voor PV projecten.

De verdeling over de door Polder PV gehanteerde project grootteklassen is als volgt, bij de 64 toegekende beschikkingen voor veld-installaties. De grootste contribuant is wederom bij de aantallen de 19 beschikkingen onder categorie 5-15 MWp. Dan volgt categorie 1-5 MWp, met 15 beschikkingen. Ditmaal komt de op een na grootste categorie (15-30 MWp) op de derde plaats, met 9 beschikkingen. Op de voet gevolgd door de grootste project categorie, met een beschikte capaciteit per stuk groter of gelijk aan 30 MWp, met 8 toekenningen. De klasse 50-500 kWp kreeg er 7, de categorie 500-1.000 kWp 6. De kleinste categorie, 15-50 kWp, die nog 3 beschikkingen kreeg onder SDE 2021, heeft nu niets toegewezen gekregen.

Dergelijke kleine installaties tot 50 kWp worden al langer zonder subsidie (in ieder geval: zonder SDE incentive) gerealiseerd. Polder PV heeft er al vele tientallen van getraceerd, overal in Nederland. Ze zijn wel in principe vergunningplichtig, al wordt er regelmatig een vrijstelling verkregen omdat het lokale vergunning beleid ruimte laat voor beperkte grondgebonden opstellingen die voor de invulling van de eigen consumptie zijn gedimensioneerd. In sommige gemeentes kom je al behoorlijk wat van dergelijke kleine veldopstellingen tegen, zoals in provincie Drenthe. Ook in andere provincies zie ik de aantallen realisaties van dergelijke kleine projecten, aanvragen, en vergunningen voor nieuwe exemplaren, toenemen.

Grootste deel projecten reeds bekend bij Polder PV

Polder PV heeft al lang een groot "pending" overzicht voor veldinstallatie plannen in Nederland. In dat overzicht heb ik van de 64 nieuw onder SDE 2022 beschikte projecten slechts 20 van de nieuwe exemplaren niet terug kunnen vinden. Het gaat daarbij meestal om de kleinere projecten, waaraan nauwelijks of in het geheel geen "reuring" is gegeven de afgelopen tijd. En die dus "onder de radar" zijn gebleven tot publicatie van het huidige RVO SDE 2022 overzicht. Plannen voor alle overige veldopstelling projecten waren, soms al lang, bekend bij Polder PV. Deze zijn, met de nog onbekende, nieuw beschikte projecten, allemaal overgeheveld naar het al omvangrijke pending overzicht met veldopstellingen met SDE beschikking(en).

Capaciteit - wederom: dominant naar grote projecten

In de tweede kolom in deze grafiek vinden we de verdeling over de project categorieën voor veld-opstellingen bij de capaciteit. Hier domineren de grote project beschikkingen weer, als vanouds. We zien onder SDE 2022 weer weinig volume in de kleinste project categorieën (0, 1,8 MWp, resp. 4,0 MWp), al een redelijk volume in de categorie 1-5 MWp (42,2 MWp), en wederom hoge volumes in de grotere project categorieën.

De grootste categorie, beschikkingen van 30 MWp of groter, heeft weer een relatief hoog volume van 377 MWp, wat echter minder dan de helft is van de 789 MWp voor deze categorie onder SDE 2021 (onder SDE 2020-II werd zelfs 1.053 MWp toegekend). Dat volume in deze ene categorie, met maar 8 beschikkingen, is 45% van de totale capaciteit toewijzing voor grondgebonden projecten in de huidige SDE 2022 ronde. Een blijvend hoog aandeel, maar een stuk minder dan de 62% onder SDE 2020-II. De twee andere grote zonnepark categorieën hebben ook weer relatief hoge volumes toegekend gekregen: 15-30 MWp, behoorlijk grote zonneparken, 215 MWp (2021: 436 MWp; 2020-II: 329 MWp). 5-15 MWp, 199 MWp (2021: 360 MWp; 2020-II: 228 MWp).

Bij de grootste categorie, beschikkingen vanaf 30 MWp, ligt de gemiddelde omvang bij de huidige 8 exemplaren op een niveau van ruim 47 MWp per stuk. Dat lag bij deze grootste project categorie onder de voorjaars-ronde van SDE 2019 op 54 MWp gemiddeld (4 beschikkingen). Onder SDE 2018-II was dat gemiddelde bijna 49 MWp (8 toekenningen), bij de byzondere SDE 2019-II regeling 46 MWp (15 beschikkingen), en onder SDE 2020-I hadden de 2 beschikkingen in deze categorie een gemiddelde van bijna 33 MWp per stuk. Het record werd echter gevestigd onder SDE 2020-II, met maar liefst 81 MWp gemiddeld, voor de toen afgegeven 13 beschikkingen in die categorie. Dat zakte weer wat omlaag naar bijna 53 MWp per stuk onder SDE 2021 (15 exemplaren), en is dus momenteel weer iets verder geslonken. De gemiddelde omvang per beschikking voor deze grootste categorie blijft echter op een zeer hoog niveau, en deze zeer grote projecten claimen dan ook weer een fors deel van de toegekende subsidie miljoenen, als ze worden uitgevoerd. Wat zeer waarschijnlijk is, gezien de stevige belangen. Onder de huidige SDE 2022 regeling is dat 149 miljoen Euro (maximaal, 44% van het totale toegekende budget van 338,7 miljoen Euro voor alle grondgebonden installaties).

Regionale verdeling grootste projecten

Van de 17 grootste beschikkingen vallend onder de 2 grootste klassen (vanaf 15 MWp per stuk), zijn de toewijzingen regionaal bezien wederom enigszins verspreid over het land, waarbij ditmaal Noord-Brabant de meeste heeft, 4 exemplaren. Groningen, Gelderland, Utrecht en Zeeland hebben elk 2 toekenningen voor dergelijke grote projecten. 1 exemplaar is toegewezen in de provincies Friesland, Flevoland, Noord- en Zuid-Holland, en Limburg. Ditmaal was er geen enkele toewijzing voor dergelijke grote projecten in de "congestie provincies" Overijssel en Drenthe. Voor Overijssel zijn er wel wat kleinere project beschikkingen afgegeven, in totaal 4 exemplaren, die kennelijk netcapaciteit wisten te verzilveren. De grootste daarvan is een al langer rond zingend project van Twence op de afvalberg in Zenderen (14 MWp beschikt). Drenthe heeft in de huidige SDE regeling maar 1 beschikking voor een grondgebonden installatie, in Hollandscheveld (gem. Hoogeveen, 3,2 MWp).

Nemen we ook nog de 11 floating solar beschikkingen bij de toekenningen voor alle veldinstallaties (groot tot klein, totaal volume 75 projecten), komen we op een regionale verdeling van 20 projecten voor Gelderland, 16 voor Noord-Brabant, en 8 voor Zuid-Holland. Daarna zijn de aantallen beschikkingen 5 (Flevoland en Groningen) of lager. Met Drenthe als rode lantarndrager, met het reeds genoemde enkele grondgebonden project in Hollandscheveld.

Aandelen grootste beschikkingen veldsystemen op totalen beschikte capaciteit

Kijken we naar de relatieve aandelen van de grootste project categorieën onder de veld-opstellingen bij de SDE regelingen, komen we tot de volgende, herziene "impact lijst". Ik heb hiervoor nu ook de oudere regelingen meegenomen, waarvoor als zodanig bij RVO "veldsystemen beschikkingen" waren gemarkeerd. Die komen voor vanaf de SDE 2014 regeling. Foute toekenningen van de betreffende categorie door RVO heb ik hierbij verder genegeerd, het gaat in dit overzicht om de globale impact van de grotere categorieën op het geheel aan toegekende projecten voor veldopstellingene. De door RVO aan "drijvende systemen" toegekende beschikkingen (in totaal 58 stuks) zijn hierbij niet meegenomen, ook omdat in die toekenningen nogal wat grote fouten zitten, en er forse omissies zijn bij niet als zodanig (h)erkende projecten.

De berekeningen hiervoor zijn ook voor de recentere regelingen opnieuw uitgevoerd door Polder PV, omdat soms capaciteiten van oudere beschikkingen door RVO in de tussentijd worden aangepast (vrijwel altijd: neerwaarts). En er mogelijk ook, zij het zeer beperkt, her en der een beschikking voor een veldsysteem alsnog kan zijn uitgevallen. Vandaar dat sommige waarden voor de wat recentere SDE regelingen wat verschillen t.o.v. het tabelletje gegeven in de update tm. SDE 2021. Het gaat in deze tabel vanaf SDE 2014 om in totaal 961 als zodanig gemarkeerde veldopstelling beschikkingen, met een geaccumuleerde (momenteel beschikte) capaciteit van 9.424 MWp. Een groot deel hiervan is volgens RVO reeds gerealiseerd, 595 beschikkingen (3.954 MWp volgens opgaves van het agentschap), maar er moet ook nog veel van worden opgeleverd. Er staan nog 366 project beschikkingen met een "Nee" vinkje open, goed voor een volume van 5.470 MWp, wat dus gemiddeld genomen flink grotere projecten (beschikkingen) betreft.

In de 1e kolom staat de betreffende SDE "+" cq. SDE "++" regeling vermeld, in de 2e kolom het totale (eventueel door RVO gecorrigeerde) beschikte vermogen voor de veldopstellingen voor zonnestroom in de onderhavige regelingen. De derde kolom is de optelling van alle door RVO als zodanig weergegeven beschikkingen voor veldopstellingen, per stuk groter of gelijk aan 1 MWp, en de procents-kolom ernaast het aandeel van die capaciteit t.o.v. de totale beschikte capaciteit voor grondgebonden zonneparken in de betreffende regeling. Datzelfde wordt rechts, in kolommen 5 en 6 herhaald, voor de totale hoeveelheid beschikkingen, per stuk groter of gelijk aan 5 MWp (inclusief, helemaal rechts, het aandeel daarvan t.o.v. totaal beschikt voor veldopstellingen binnen de onderhavige regeling).

We zien aan de resultaten van de berekeningen, dat ongeveer 94-95% van de beschikkingen voor veldopstellingen in SDE 2014 en SDE 2016-I al groter of gelijk was aan 1 MWp, daarbij de ene beschikking voor SDE 2015 even terzijde schuivend ("100%"). Vanaf SDE 2016-II nam dat aandeel al verder toe, naar percentages tussen de 97,4% en zelfs 99,5% onder SDE 2019-II. Na een lichte terugval onder SDE 2021 (99,0%), is het aandeel weer naar 99,3% gestegen in de laatste regeling, SDE 2022.

Voor de grotere project beschikkingen, per stuk minimaal 5 MWp (laatste 2 kolommen), wisselt het aandeel regelmatig. Onder SDE 2014 was dit nog 73,8%, nam het toe tot 89,9% onder SDE 2017-II, en viel het beduidend terug naar 75% onder SDE 2018-I. Daarna schommelde het percentage weer, tussen de 82,2% onder SDE 2020-I, en 93,4% in de voorganger regeling, SDE 2019-II. Voor de laatste drie SDE regelingen, allen vallend onder het SDE "++" regime, met felle concurrentie van andere subsidies opeisende technologie platforms, liggen de percentages van deze grootste beschikkingen wederom op een hoog niveau. Van 95,5% onder SDE 2020-II, tot, iets lager, 94,3%, in de laatste twee getoonde regelingen, SDE 2021 en SDE 2022. Er wordt bij de zonnepark beschikkingen dus hoog ingezet, om "competitief" te blijven voor het verzilveren van een SDE toekenning. En of u het wilt of niet: vrijwel al deze grote grondgebonden projecten (grofweg: 5 MWp is ongeveer 5 hectare) zullen de komende jaren worden gerealiseerd.

Maximale subsidie beschikkingen

De maximale subsidie beschikking bij de grondgebonden installaties geeft in de vorige grafiek een vergelijkbaar beeld als bij de toegekende capaciteiten. Er is onder SDE 2022 voor maximaal 338,7 miljoen Euro voor veldopstellingen beschikt over 15 jaar (excl. "banking" jaar, onder SDE 2021 was dit nog MEUR 796,7). Waarbij tussen de 1,1 miljoen Euro voor de kleinste veldsysteem categorie (7 beschikkingen in het traject 50-100 kWp, 0,3% van totaal) en 148,6 miljoen Euro voor de grootste beschikkingen van elk 30 MWp of groter (43,9% van totaal budget voor veld opstellingen) werd toegekend. Daarmee zit de SDE 2022 in relatieve zin op een wat lager niveau vergeleken met de 47,2% onder de voorganger SDE 2021 regeling bij de grootste project categorie. De eerste SDE "++" regeling, SDE 2020-II, zat op een nog hoger aandeel van de grootste project categorie bij de veldopstellingen, ruim 61%.


(4) Verdeling beschikkingen SDE 2022 bij de floating solar projecten ("watersystemen")

Naar analogie van de grafiek voor de veldopstellingen in paragraaf 3 heb ik voor de tweede maal ook een dergelijk diagram gemaakt voor de 11 beschikkingen voor drijvende systemen op water.

Hetzelfde stramien als bij de grafiek voor de veldopstellingen wordt hierbij gevolgd, maar nu uitsluitend voor (plannen voor) de drijvende PV-installaties. Slechts 11 stuks in de SDE 2022 regeling, waarvan de twee kleinste categorieën, bovenaan in de kolommen, de meeste exemplaren hebben: 3 beschikkingen voor de categorie 50-500 kWp, resp. 5 voor beschikkingen tussen de 500 en 1.000 kWp, in de linker kolom. Er zijn geen beschikkingen gemarkeerd bij de kleinst mogelijke categorie 15-50 kWp. Voorts is er 1 beschikking voor de categorie 1-5 MWp, en 2 voor de categorie 5-15 MWp (onderaan in de kolom). De grootste project categorie (>= 30 MWp) heeft geen beschikkingen voor PV installaties op water.

Bij de capaciteit, in de middelste kolom,is de verdeling geheel anders. De meeste capaciteit vinden we bij 2 grotere projecten. 1 betreft zeer waarschijnlijk een drijvend project op 1 of 2 bassins in het Californië kassen gebied in het Limburgse Grubbenvorst (bijna 5,5 MWp beschikt). Een tweede project betreft een 8 MWp beschikking voor een drijvende installatie op een voormalige zandwinplas noordelijk van de oksel van het klaverblad A28 / A50 in de Gelderse gemeente Hattem, op naam van ZON op 't Zand. Een project, wat niet verward dient te worden met het slechts 900 meter zuidwestelijker, aan de andere kant van het klaverblad gelegen floating solar project, wat momenteel door GroenLeven voor Powerfield wordt gebouwd op de voormalige zandwinplas "De Kolk" in Hattemerbroek (gem. Oldebroek).

Het derde grote drijvende project valt net binnen de categorie 1-5 MWp, en was al langer bekend als plan bij Polder PV. Het gaat hierbij om een floating solar installatie op 1 van de bassins van de grote drinkwater productie locatie Berenplaat van Evides, tussen Oude Maas en het Spui, oostelijk van Spijkenisse (gem. Nissewaard, ZH). De ruim 4,9 MWp grote beschikking staat op naam van Eneco Solar.

De rest van de beschikkingen, 5 tussen de 500 en 1.000 kWp, resp. 3 in de categorie 50-500 kWp, zijn grotendeels kleinere drijvende projectjes in kunstmatige bassins naast / op het erf van tuinders. Deze categorie is aardig populair aan het worden. In de nu ontstane verzamelbak drijvende zonneparken met SDE beschikking, die nog niet zouden zijn gerealiseerd, in totaal 37 exemplaren (210 MWp), vind ik er al 22 die op bassins van tuinders zouden worden gerealiseerd. Meer staan er in de pending lijst, nog zonder SDE beschikking.

Vergelijkbare verhoudingen als voor de capaciteit zien we bij de maximaal toegekende subsidie bedragen in de rechter kolom. Maximaal 5,3 miljoen Euro over 15 jaar voor de grootste 2 beschikkingen, tot een half miljoen Euro voor de 3 kleinste beschikkingen, bovenin de kolom. In totaal is een maximaal bedrag van 11,3 miljoen Euro toegezegd voor de huidige 11 floating solar projecten. Dat is wel substantieel lager dan de bijna 69 miljoen Euro voor drijvende projecten binnen de voorgaande SDE 2021 regeling. Het is bovendien slechts ruim 3% van het maximale bedrag wat voor de categorie veldopstellingen is uitgetrokken binnen SDE 2022 (338,7 miljoen Euro, paragraaf 3).


(5) Maximale subsidie bedragen tm. SDE 2022

Ik heb net als in de vorige analyses voor SDE 2019-I en -II, SDE 2020-I en -II, en SDE 2021, weer gekeken naar de maximaal haalbare (beschikte) subsidie bedragen voor alle projecten (rooftop, grondgebonden, en projecten op water). Zoals terug gerekend vanuit de toegekende budgetten en de maximale subsidies die over 15 jaar zullen worden toegekend. De geconstateerde "range" tussen die bedragen is inmiddels, voor SDE 2022, als volgt. Met minima van (max.) 2,33 ct/kWh in de veldopstelling categorie van 1-5 MWp. Tot een maximum van 4,30 ct/kWh voor beschikkingen tussen de 500 en 1.000 kWp. De "max" lag in de vorige regeling nog op 4,86 ct/kWh, in de SDE 2020-II regeling op 5,60 ct/kWh, en in de SDE 2019-II nog op 6,54 ct/kWh, dus het lijkt er op, dat de kosten reductie dus verder doorgaat, wat deels natuurlijk ook met de gemiddelde omvang van dergelijke projecten heeft te maken.

Het komt ook voor dat er soms foute / onwaarschijnlijke bedragen voorkomen als je uit de RVO tabellen terug rekent. Dan is er bijvoorbeeld een maximum subsidie bedrag verkeerd ingevuld, waardoor je op onwaarschijnlijke waardes kunt komen. Ik heb in ieder geval in al langer lopende overzichten, bij meerdere beschikkingen, waarvoor de beschikte capaciteit neerwaarts is aangepast (omdat het betreffende project veel kleiner is uitgevoerd dan waarvoor was aangevraagd, bijvoorbeeld), af en toe vreemde waarden gezien, meestal omdat het oude maximale subsidiebedrag niet was aangepast. Soms wordt dit later door RVO gecorrigeerd.

Uit de berekeningen volgt voor de vier onder SDE 2022 onderscheiden project "types" het volgende. Tussen haakjes achteraan het gemiddelde onder de voorgaande subsdie rondes, SDE 2021, SDE 2020-II, SDE 2020-I, resp. SDE 2019-II, behalve voor drijvende opstellingen onder SDE 2019-II, die toen geen beschikkingen hebben gekregen:

  • Dakopstellingen gemiddeld (max. subsidie) 4,61 ct/kWh, minimum 2,27 ct/kWh, maximum 4,72 ct/kWh (gemiddelde 2021 4,66, 2020-II 4,60, 2020-I 4,51, 2019-II 6,46)
  • Veldopstellingen gemiddeld (max. subsidie) 3,33 ct/kWh, minimum 2,33 ct/kWh, maximum 4,40 ct/kWh (gemiddelde 2021 3,54, 2020-II 3,77, 2020-I 4,25, 2019-II 6,20)
  • Opstellingen drijvend op water gemiddeld (max. subsdie) 4,16 ct/kWh, minimum 2,34 ct/kWh, maximum 4,68 ct/kWh (gemiddelde 2021 4,35, 2020-II 4,71, 2020-I 4,13)
  • Alle projecten gemiddeld 4,56 ct/kWh, minimum 2,27 ct/kWh, maximum 4,72 ct/kWh (gemiddelde 2021 4,62, 2020-II 4,36, 2020-I 4,25, 2019-II 6,43)
  • Voor detail cijfers onder SDE 2018-II zie hier, ditto onder SDE 2019-I zie hier, onder SDE 2019-II zie hier, onder SDE 2020-I zie hier, onder SDE 2020-II zie hier, en onder SDE 2021 zie hier.

Aan de gemiddeldes voor de project categorieën is te zien dat voor de drie typen installaties inmiddels over de hele linie beter scoren ("goedkoper zijn"), dan in de voorgaande regeling. Wat een goede ontwikkeling is. Solar moet natuurlijk steeds betaalbaarder worden, zodat een toenemend aantal stakeholders ook de stap naar eigen duurzame opwek kunnen gaan maken. Daartoe zal vooral de maximale subsidie voor rooftop projecten nog lager dienen te worden. het is momenteel de "duurste categorie", met gemiddeld 4,61 ct/kWh bij de nieuwe beschikkingen onder SDE 2022, ook al is lager, tot zelfs 2,27 ct/kWh kennelijk mogelijk.

De drijvende projecten zitten iets lager bij de gemiddelde subsidie, rond 4,16 ct/kWh, daarna komen de veldopstellingen, die substantieel lager zitten, rond 3,33 ct/kWh gemiddeld.

Tussen de uitersten bij de gemiddelde waarden voor alle projecten is de spread weer toegenomen. Onder SDE 2020-II was deze nog 0,9 cent per kWh bij de verschillende grootteklassen, bij SDE 2021 was dat weer toegenomen naar 1,33 ct/kWh, en onder SDE 2022 verder omhoog, naar 1,71 ct/kWh. Dit was zelfs nog maar 0,4 cent per kWh onder SDE 2020-I, bij de 2019-I lag dat op een veel hoger niveau van 2,4 cent/kWh, en onder SDE 2019-II op bijna 1,1 cent/kWh. Hoe de uitvoering van de verschillende projecten zal zijn / worden blijft natuurlijk het geheim van de smid. Er kan en zal beslist opportunistisch zijn ingezet bij de aanvragen. En er kan beslist vaak veel goedkoper worden gerealiseerd dan dat er is "ingezet". Anders zou er beslist niet zoveel - blijvende - belangstelling voor zonneprojecten onder de diverse SDE regimes zijn. Wel zal er steeds strategischer ingezet moeten worden bij de aanvragen, vanwege de verdere inperkingen, en de blijvend felle concurrentie met andere technologie platforms.


(6) Resulterende project portfolio veldopstellingen sensu lato

Met de toevoeging van de SDE 2022 beschikkingen, is de portfolio aan te bouwen veldopstellingen sensu lato weer flink groter geworden. De teller voor deze belangrijke categorie staat inmiddels op 325 projecten, met een geaccumuleerd beschikt vermogen van 5,2 GWp. Meerdere projecten zijn al gebouwd, of in een zeer late bouwfase, maar er is nog geen bericht van netkoppeling gesignaleerd, en dus staan ze voorlopig nog in het grote "pending" overzicht van Polder PV, totdat kristalhelder is, dat het betreffende project daadwerkelijk aan het net is gekoppeld. Voor de categorie drijvende PV projecten staan er 37 beschikkingen klaar met nog eens 210 MWp (exclusief 1 via een Europese regeling ondersteund groter 1e offshore project). Totaal resteert er dus voor alleen de vrijeveld "klassiek", plus de floating solar projecten, een totaal volume van 5,4 GWp nog in te vullen aan capaciteit.

Ook voor andersoortige, nog relatief byzondere categorieën zoals vrijstaande carport projecten, zon op infra, e.d., zijn de afgelopen jaren de nodige beschikkingen afgegeven, die het totale potentieel aan wat boven de markt hangt nog verder vergroten. Naast de SDE beschikte populatie aan projecten, staat alleen al bij de klassieke veldopstellingen nog steeds een enorme hoeveelheid van ruim 500 projecten in diverse stadia van ontwikkeling, met nog veel meer potentie. Daar komen nog eens een 160 tal plannen voor projecten van exotischer aard bij, waarover al berichten in de pers zijn verschenen. De drukte op de markt, en ook, de claims op de ook constant uitgebreide netcapaciteit, blijven voorlopig in alle hevigheid aanhouden.


(7) Realisaties SDE 2022

Het feit dat RVO de laatste jaren zo lang doet over het vaststellen van de definitieve lijst met alle beschikkingen maakt, dat vroeg al toegekende beschikkingen in de tussentijd zelfs al verzilverd kunnen zijn. Dat is natuurlijk ook voor de 3e SDE "++" regeling, SDE 2022, al het geval geweest bij de allereerste publicatie over deze regeling. In totaal zijn er namelijk alweer 29 beschikkingen met een "ja" vinkje voorzien, met een totaal vermogen van 6.131 kWp en een gemiddelde omvang (volgens toekenning) van 211 kWp. Wederom kleine, grotendeels rooftop, projecten dus, zoals te doen gebruikelijk in de realisatie historie bij voorgaande SDE regelingen. Het project met de grootste beschikking, goed voor 999 kWp, is aangelegd op de daken van een varkensbedrijf in het Brabantse Heeswijk-Dinther (gem. Bernheze). Er zitten ook al twee kleine veldopstellingen bij de door RVO opgegeven realisaties, 1 voor een 130 kWp beschikt projectje voor een jachthaven in Drimmelen (NB), en een exemplaar met een paar honderd zonnepanelen, op het erf van een klooster in een andere Brabantse gemeente. Dat laatste is niet uniek, er zijn enkele andere kloosters cq. abdijen, met kleine veldopstellingen in Nederland (stroom opwek voor eigen gebruik).

Tot slot, heeft Polder PV zelfs ook al twee projecten gevonden uit het SDE 2022 overzicht, die al netgekoppeld en stroom genererend zijn opgeleverd, maar die in de RVO lijst nog een "Nee" vinkje hebben. Het betreft een grondgebonden installatie in combinatie met een rooftop systeem naast een industriële loods in gemeente Raalte (Ov.), en een klein exemplaar, 1 van de 11 beschikte drijvende projecten, op een bassin bij een bloementeler in het Westland (ZH), in combinatie met zowel rooftop- als veldopstelling extra's on-site.

Er zullen uiteraard nog veel meer realisaties gaan volgen. Maar, ook dat is vast onderdeel geworden van de schokkende SDE historie, er zullen tevens veel, met name beschikte rooftop projecten, vroegtijdig gaan sneuvelen. Hoe groot dat volume gaat worden, ligt nog in de onzekere toekomst.

Dit is deel 3 in de serie artikelen die naar aanleiding van het verschijnen van de SDE "++" 2022 ronde beschikkingen is / zal worden gepubliceerd op Polder PV. Voor de overige artikelen zie:

Derde SDE "++" ronde (nazomer 2022) iets meer aangevraagd dan subsidie plafond. Zonnestroom blijvend populair, maar significant lager dan in SDE 2021 (2.268 MWp) (28 november 2022)

Toekenningen SDE 2022 (derde SDE "++") gepubliceerd, deel 1 - grofweg halvering beschikte aanvragen PV sedert SDE 2021 onder moeilijke marktomstandigheden (27 april 2023)

SDE 2022 (derde SDE "++"). Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "++" beschikkingen (27 april 2023)

SDE 2022 (derde SDE "++"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (7 juni 2023; huidige artikel)

SDE 2022 (derde SDE "++"). Deel 4. RVO update alle SDE regelingen zonnestroom tm. SDE 2022, 1 juli 2023 - weer versnelde groei, 598 MWp nieuwe realisaties in 2e kwartaal, en 143 MWp beschikte capaciteit verloren gegaan (25 juli 2023)

Voor overzicht van alle SDE "++" 2020-II en 2021 analyses, zie bronnen onder artikel van 14 juli 2022

Bron (extern):

Stand van zaken SDE aanvragen (website RVO)


3 juni 2023: CertiQ / VertiCer update mei 2023 - "negatieve maandgroei" aantal installaties, stabilisatie capaciteit; eerste vijf maanden 356 MWp, 38% van nieuwe capaciteit t.o.v. zelfde periode 2022. Voor uitgebreide toelichting van de voorliggende historie van de CertiQ data voor gecertificeerde zonnestroom in Nederland, zie de bespreking van 7 maart jl (februari rapportage).

In de huidige analyse brengt Polder PV de nieuwe resultaten uit de data rapportage van CertiQ, voor de maand mei 2023. Met daarin deels weer gewijzigde cijfers sedert juli 2021. Wederom is er géén update van nog oudere data verschenen. Ook voor die gegevens en grafieken daaromtrent, verwijs ik naar de hier boven gelinkte analyse, waarin die gegevens wel waren bijgesteld in een separate rapportage.

Niets nieuws onder de zon

Benadrukt moet blijven worden, dat de voor sommigen wellicht verwarrende, continu wijzigende cijfers bij de TenneT dochter beslist geen "nieuw fenomeen" betreffen. Dit is altijd al staande praktijk geweest bij CertiQ. Niet alleen werd dat zichtbaar in de soms fors gewijzigde cijfers in de herziene jaar rapportages tot en met het exemplaar voor 2019. Helaas zijn daarna geen jaarlijkse revisies meer verschenen. In een tussentijdse analyse van "oorspronkelijk gepubliceerde", en "toen actuele, bijgestelde", werd al duidelijk, dat de databank van de TenneT dochter continu wijzigingen ondergaat, zoals geïllustreerd in de Polder PV analyse van 4 november 2020. In dit opzicht, is er dan ook niets nieuws onder de zon. De wijzigingen zijn er altijd al geweest, alleen zijn ze inmiddels, met weliswaar de nodige moeite, dan ook regelmatig "zichtbaar te maken", door de nieuwe wijze van rapporteren door CertiQ.

Voordat we de huidige resultaten bespreken, blijft de belangrijke disclaimer bij alle (zonnestroom) data van CertiQ recht overeind:

* Disclaimer: Status officiële CertiQ cijfers volgens maandelijkse rapportages !

I.v.m. omvangrijke toevoegingen sedert 2018 aan dit dossier (vrijwel exclusief gedreven door grote hoeveelheden, SDE gesubsidieerde, en gemiddeld genomen steeds groter wordende PV projecten), in combinatie met inmiddels al 3 ernstige data "incidenten" bij CertiQ (september 2017, juni 2019, resp. april 2020), die Polder PV meldde aan de TenneT dochter (waarna deels substantiële correcties werden gepubliceerd), sluit de beheerder van Polder PV niet uit, dat de huidige status bij CertiQ niet (volledig) correct zal kunnen zijn. Een vierde casus diende zich aan n.a.v. het februari rapport in 2021. En, helaas, herhaalde dit zich wederom in de december rapportage van 2022.

Met name foute capaciteit opgaves van netbeheerders voor "kleinere" projecten kunnen, ondanks aangescherpte controles bij CertiQ, aan de aandacht blijven ontsnappen en over het hoofd worden gezien. Maar ook cijfermatige incidenten met opgaves van volumes van grotere projecten kunnen nog steeds niet uitgesloten worden. Deze laatsten zullen, indien onverhoopt optredend, hoge impact hebben op het volume aan maandelijkse toevoegingen, en ook, zei het in relatieve zin beperkter, invloed hebben op de totale accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit aan het eind van de betreffende maand rapportage.

Hierbij komt ook nog het feit, dat ooit gepubliceerde volumes in de maandrapportages, al snel bijgesteld kunnen worden door continue toevoegingen en correcties voor de betreffende maanden, bij CertiQ. Wat de directe gevolgen daarvan zijn, vindt u grafisch geïllustreerd in het artikel gepubliceerd op 4 november 2020.

Voor 2020 en 2021 zijn de consequenties van deze continu optredende bijstellingen opnieuw berekend - in de rapportage voor december 2021. Deze bijstellingen werden in analyses van de maand rapportages tot en met 2022 bijgehouden door Polder PV, waaruit o.a. de meest actuele jaargroei volumes werden berekend.

Vanaf januari 2023 is er een complete revisie van de publicatie systematiek van CertiQ in gang gezet.

CertiQ heeft op basis van diverse opmerkingen van Polder PV over deze problematiek stelling genomen met belangrijke achtergrond informatie over de totstandkoming van hun cijfers.

Het overzicht met de eerste cijfers over mei 2023 verscheen in de nieuwe, drastisch gewijzigde vorm bij CertiQ op 1 juni 2023.


2. Evoluties basis parameters

2a. Evolutie van drie basis parameters gecertificeerde PV-installaties CertiQ juli 2021 - mei 2023

In deze grafiek, met de meest recente actuele en gewijzigde data uit de mei rapportage van CertiQ, de stand van zaken tussen juli 2021 en mei 2023. De blauwe kolommen geven de ontwikkeling van de aantallen installaties weer (ref.: rechter Y-as), voorlopig culminerend in 33.953 exemplaren, begin juni dit jaar. Wat, wederom, een negatieve groei weergeeft van 58 projecten t.o.v. de status, eind april. Wel is er t.o.v. het herziene eindejaars volume van 2022 netto bezien een lichte groei geweest van 200 projecten in het CertiQ bestand. Wat echter slechts 16% is van het veel hogere niveau in dezelfde periode in 2022 (1.256 nieuwe projecten genoteerd). Diverse data zijn alweer gewijzigd t.o.v. de april update. Zo is de stand van zaken voor eind (december) 2022 inmiddels 33.753 projecten, in de vorige rapportage waren dat er nog 33.688.

In de gele kolommen (ref. rechter Y-as, in MWp) de bijbehorende geaccumuleerde gecertificeerde PV-capaciteit, die begin juni 2023 op 10.103,9 MWp is gekomen, wat een stabilisatie is t.o.v. de gereviseerde stand voor eind april (nu 10.104,0 MWp). Dit kan uiteraard nog substantieel gaan wijzigen in komende updates. Eind 2022 is de geaccumuleerde capaciteit inmiddels op een niveau gekomen van 9.748,4 MWp, in het eerste flink gewijzigde januari rapport was dat nog 9.409,3 MWp. Voor EOY 2022 is dus alweer bijna 340 MWp / 3,6% meer volume bijgeschreven dan oorspronkelijk gerapporteerd.

Met de huidige, gereviseerde cijfers, is de nog zeer voorlopige groei in de eerste vijf maanden van 2023 bijna 356 MWp geweest. Dat is, zoals eerder al aangegeven, een forse afkoeling van de marktgroei. In dezelfde periode in 2022 was het - nu weer bijgestelde - volume namelijk 934 MWp. De groei in 2023 is dus tot nog toe slechts 38% van het volume in 2022 in de maanden januari tm. mei. Dat is wel beduidend meer dan bij de aantallen nieuwe projecten.

In de groene curve is de uit voorgaande parameters berekende systeemgemiddelde capaciteit voor de gehele gecertificeerde populatie PV-projecten bij CertiQ, in kWp (referentie linker Y-as) weergegeven. Dit blijft door de bank genomen almaar toenemen, en is sedert eind 2022 verder gegroeid, van 288,8 naar 297,6 kWp, eind mei dit jaar. Vanwege de tijdelijk (?) negatieve groei in februari, is het systeemgemiddelde vermogen toen ook tijdelijk iets terug gevallen, maar nam het in maart tm. mei weer op een bescheiden niveau toe. Ook deze onregelmatigheid kan in latere updates worden "glad gestreken".

Links in de grafiek vindt u ook de meest recent bekende EOY cijfers voor 2021 weergegeven. Die zijn gewijzigd van 31.408 naar, momenteel, 31.419 projecten, resp. van 7.829,1 naar 7.839,8 kWp. Deze zijn belangrijk voor de vaststelling van de aangepaste jaargroei cijfers voor 2022, zie paragraaf 3c.

2b. Evolutie van drie basis parameters gecertificeerde PV-installaties CertiQ EOY 2009 - 2022

Ik geef hieronder de in een vorige versie volledig gereviseerde jaargroei grafiek weer, waarbij alleen voor de nu bekende weer gewijzigde cijfers, voor de jaargroei in de jaren 2021 en 2022, zijn toegevoegd.

Deze tweede grafiek in deze sectie geeft niet de maandelijkse progressie (paragraaf 2a), maar de evolutie van de eindejaars-accumulaties van 2009 tm. 2022 weer, met alle ondertussen weer gewijzigde data in de huidige CertiQ update. De opbouw van de grafiek is vergelijkbaar met die voor de laatste maand-cijfers, maar om alle data in 1 grafiek te krijgen zonder extreme verschillen, is de Y-as voor alle drie de parameters hier logarithmisch gekozen. Het aantal installaties is fors toegenomen, van 3.767 exemplaren, eind 2009, naar, inmiddels, 33.753, eind 2022, resulterend in een Compound Annual Growth Rate (CAGR) van gemiddeld 18,4% per jaar in de getoonde periode.

Bij de capaciteits-ontwikkeling is het echter nog veel harder gegaan. Deze nam toe van 18,7 MWp, eind 2009, tot alweer 9.748,4 MWp, eind 2022. Resulterend in een byzonder hoge CAGR, van gemiddeld 61,8% per jaar (!). Wel begint er, voorstelbaar, na zo'n langdurige, spectaculaire groei periode, een lichte afvlakking zichtbaar te worden in de expansie.

Historische bijstellingen

Dat de cijfers in de databank behoorlijk worden bijgesteld, bezien over een langere periode, laten de nu actuele eindejaars-cijfers voor 2021 weer goed zien. Die zijn momenteel namelijk 31.419 installaties, en een verzamelde capaciteit van 7.839,8 MWp. In het "klassieke" maandrapport voor (eind) december 2021, alsmede in het gelijktijdig verschenen eerste jaaroverzicht, waren die volumes nog maar 30.549 installaties, resp. 7.417,8 MWp. In de huidige cijfer update, zijn de verschillen t.o.v. de oorspronkelijke, "klassieke" maandrapport opgaves derhalve, opgelopen tot 2,8% (aantallen), resp. bijna 5,7% (capaciteit). Uiteraard hebben deze bijstellingen ook flinke gevolgen voor de uit de EOY cijfers te berekenen jaargroei volumes (YOY).

Uit voorgaande twee parameters werd door Polder PV weer de gemiddelde systeem-capaciteit aan het eind van elk kalenderjaar berekend (groene curve). Ook deze nam spectaculair toe, van slechts 5,0 kWp, eind 2009, tot alweer 288,8 kWp, eind 2022. Een factor 58 maal zo groot, in 13 jaar tijd. Wat de enorme schaalvergroting in de projecten sector goed weergeeft.


3. Maandelijkse, kwartaal- en jaarlijkse toenames aantallen en capaciteiten bij CertiQ

3a. Maandelijkse toenames van aantallen en capaciteit van gecertificeerde PV-installaties CertiQ augustus 2021 - mei 2023

Ook al moet ook bij deze grafiek de waarschuwing, dat de cijfers nog lang niet zijn uitgekristalliseerd, en nog de nodige bijstellingen kunnen verwachten, de trend bij de nieuwe aantallen projecten door CertiQ geregistreerd van maand tot maand, in de huidige versie van mei 2023, laten een zeer duidelijke afkoeling van de PV-projectenmarkt zien sedert de zomer van 2021. Werden er in januari 2022 nog netto 384 nieuwe gecertificeerde PV-projecten bijgeschreven, is dat in de rest van het jaar al zeer duidelijk minder geworden, en vanaf augustus zelfs zeer sterk "afgekoeld". Met wat ups en downs, is het laagste volume voorlopig bereikt in november 2022, met, inmiddels, 71 nieuwe installaties. Daarna veerde het weer even op, daalde stapsgewijs, en bereikte in april 2023 zelfs een licht negatieve groei van -7 projecten in deze update. Waarbij mei zelfs een netto verlies liet zien van 58 projecten. Maart 2023 is met de huidige stand van zaken de laatste maand met een - zeer bescheiden - positieve netto groei van 54 nieuwe projecten in die maand.

Ook al kan dus ook de nu nog vastgestelde "negatieve netto groei" in april en mei beslist nog in positieve zin ombuigen in latere updates, zoals in het verleden is geschied, de trend is bij de aantallen onmiskenbaar: er worden, netto bezien, nog maar weinig netgekoppelde projecten bijgeschreven bij CertiQ, per maand. Een van de redenen kan zijn, dat er een toenemend aantal uitschrijvingen uit de databank van de TenneT dochter is begonnen, die de instroom (tijdelijk) afremt of zelfs overvleugelt. Een belangrijke reden kan hierbij zijn de beginnende uitval van de oudste onder SDE 2008 gesubsidieerde kleine projectjes, die immers 15 jaar subsidie konden genieten. We moeten gaan zien hoe het verloop bij de aantallen zich ontwikkelt, nu de subsidie termijn voor de eerste projecten aan het aflopen is. Uiteraard betekent uitschrijving uit de CertiQ databank verder beslist niet dat de betreffende projecten zijn, of worden verwijderd. Ze kunnen nog vele jaren lang met een aardig rendement worden ge-exploiteerd door de eigenaren.

Een vergelijkbare grafiek als voor de aantallen (vorige exemplaar), maar ditmaal de ermee gepaard gaande maandelijkse toename (of zelfs afname) van de capaciteit van gecertificeerde PV-projecten, in MWp. De evolutie laat een nogal afwijkend beeld van dat bij de aantallen zien, met sterk fluctuerende verschillen tussen de maanden onderling. Ook deze kunnen uiteraard naderhand nog worden bijgesteld. De "netto negatieve groei" in september 2022, al gesignaleerd in het januari rapport, is uiteindelijk in latere updates in ieder geval omgeslagen in "normale, positieve groei", van, inmiddels, 65,6 MWp. De ook al hoge piek in januari 2023, nog 354,4 MWp in de januari rapportage, is wederom verder opgeplust, en geeft nu al een netto groei t.o.v. eind 2022 van 395,2 MWp aan. In het "klassieke" december rapport van 2022 was nog een zeer hoge november piek zichtbaar. Het lijkt er op, dat een groot volume daarvan naar het begin van het nieuwe jaar is geschoven (de vermoedelijke feitelijke datum van netkoppeling). Ook in januari 2022 zagen we eerder al een "nieuw-jaars-piek", maar die is duidelijk kleiner, inmiddels neerkomend op 306,4 MWp nieuw volume.

Voor februari 2023 was er aanvankelijk een magere positieve groei van 28,1 MWp positief. Deze sloeg echter in de maart rapportage om in een enorme negatieve bijstelling van 316,1 MWp negatief (!), bij een netto aanwas van 65 nieuwe projecten. In de april update was er een marginale opwaartse correctie naar 312,3 MWp. En in het mei rapport is de negatieve "groei" verder geslonken naar minus 277,1 MWp. Zoals al vaker gemeld, kunnen de redenen voor zulke, soms forse bijstellingen, zeer divers zijn, zoals gerapporteerd door CertiQ na vragen van Polder PV daar over (artikel 16 januari 2023). Mogelijk is, of zijn, er wellicht correctie(s) geweest van de hoge ("record") capaciteit weergegeven voor de maand januari ?

Het eerste resultaat voor maart was fors positief, 197,4 MWp, maar dat is ook alweer flink minder geworden, 123,5 MWp in de huidige update. De rapportage voor april 2023 begon weer met een netto negatieve "groei" van 15,4 MWp, maar is inmiddels omgeslagen naar een positieve aanwas van 114,0 MWp. In mei gebeurde er netto bijna niets, er was een zeer kleine netto negatieve groei van -0,2 MWp terug te vinden in de cijfers van de TenneT dochter.

Als we de nieuwe maandvolumes voor de eerste vijf maanden bij elkaar optellen, komen we voor 2022 op een groei van 934 MWp uit, voor 2023 op slechts 38% daarvan, bijna 356 MWp. Dit wordt vooral veroorzaakt door het (fors) negatieve maandgroei cijfer voor februari. Zelfs bij de verwachting, dat deze cijfers nog flink bijgesteld zullen gaan worden, moet de conclusie nu al luiden, dat de groei in het nieuwe jaar significant lager zal uitpakken dan in 2022.

3b. Kwartaal groeicijfers QIV 2021 - QI 2023 & eerste resultaten QII 2023

In een vorige update heb ik de kwartaal cijfers weer van stal gehaald en in grafiek weergegeven tm. de toen net "volledig", geworden cijfers voor de kwartalen QIV 2021 tot en met QI 2023. In het huidige exemplaar heb ik de soms weer licht gewijzigde data gebruikt, en de eerste resultaten voor QII 2023 achteraan toegevoegd (cumulatie resultaten april en mei). Gearceerd, want uiteraard nog verre van volledig.

Wederom met de disclaimer, dat de getoonde cijfers nog kunnen wijzigen, en de verhoudingen tussen kwartalen onderling dus ook, lijkt een conclusie al duidelijk getrokken te kunnen worden: Zowel bij de aantallen netto nieuw geregistreerde PV projecten per kwartaal, als de daarmee gepaard gaande capaciteit volumes, zijn sinds het eerste kwartaal van 2022 stapsgewijs beduidend afgenomen, en lijkt de PV projecten markt in Nederland dus duidelijk af te koelen, waarvoor ook diverse andere aanwijzingen zijn. Het aantal nieuwe projecten per kwartaal is afgenomen van, momenteel, 898 exemplaren in QIV 2021, tot nog maar 265, met de nu bekende cijfers, voor QI 2023. De eerste resulaten voor QI (april + mei) zijn zelfs negatief voor de aantallen projecten (-65 stuks), en bescheiden positief voor de capaciteit (+114 MWp). Maar daar gaan uiteraard nog 1 maand volume voor juni, én de nodige latere wijzigingen overheen komen. Waarschijnlijk resulterend in netto positieve groei, ook voor de aantallen nieuwe projecten.

De nieuwe gerapporteerde netto capaciteit nam even toe, van, momenteel, 553 MWp in QIV 2021, naar 624 MWp, in QI 2022, maar is daarna ook stelselmatig minder geworden. Om een voorlopig dieptepunt te bereiken in QI 2023, met nog maar 242 MWp nieuw gerapporteerd volume. Dat is nog maar 39% van het nu bekende nieuwe volume in QI 2022, een jaar eerder. En het is slechts 71% van de nu bekende nieuwe aanwas in het voorgaande kwartaal, QIV 2022 (342 MWp). Voor de aanwas voor QII 2023 geldt een netto groei van 114 MWp, waar later ongetwijfeld nog veel aan zal gaan wijzigen. Voor de evolutie van de gemiddelde systeem omvang, zie ook de grafiek onder paragraaf 2a.

3c. Jaarlijkse toenames van aantallen en capaciteit van gecertificeerde PV-installaties CertiQ YOY 2009 - 2022

Wederom naar analogie van de grafiek voor de eindejaars-volumes, ditmaal de daar uit afgeleide jaargroei cijfers volgens de laatste data update van CertiQ, in bovenstaande grafiek (alle drie parameters met referentie de rechter schaal, logarithmisch weergegeven). Omdat de langjarige historie de laatste maanden van dit jaar geen update heeft gehad bij CertiQ, is de grafiek samengesteld uit de (gereviseerde) data beschikbaar in de update van 1 maart, tot en met het jaar 2020, en zijn de nieuwe data voor 2021 en 2022 toegevoegd, gebruikmakend van de huidige update van de data tm. mei 2023. De grafiek toont dus de huidige situatie, met de laatst beschikbare bron-cijfers. Mochten toekomstige "historische" jaarcijfers alsnog wijzigen, zullen die in latere updates worden toegevoegd aan deze grafiek.

Duidelijk is te zien dat er een verschil is in de trend bij de nieuwe jaarlijkse aantallen installaties (blauwe kolommen) en bij de nieuwe capaciteit per jaar (gele kolommen). Bij de aantallen beginnen we op een hoog niveau van 3.765 [overgebleven* !] nieuwe installaties in 2009, het gevolg van de vele duizenden grotendeels particuliere kleine SDE beschikkingen die in de eerste jaren van de SDE (2008 tm. 2010) werden opgeleverd. Die bron droogde al snel op omdat particuliere installaties de facto uit de opvolger regelingen werden gedwongen (eis minimaal 15 kWp, later ook nog verplicht grootverbruik aansluiting), en zakte de hoeveelheid nieuwe installaties dan ook stapsgewijs naar het dieptepunt van 259 nieuwe projecten in 2014. Daarna zwol het jaarlijkse volume weer aan door een reeks van (deels) succesvol geïmplementeerde SDE "+" regelingen, tot een voorlopig maximum van 5.503 nieuwe projecten in Corona jaar 2020.

Daarna is het tempo weer fors afgenomen, waar met name de wijdverspreide net-problemen een belangrijke (maar niet de enige) oorzaak van zijn. In 2021 en 2022 zijn met de recentste cijfers nu 3.869, resp. 2.334 nieuwe projecten toegevoegd. Dat laatst bekende volume voor 2022 is slechts 42% van het niveau in 2020.

Bij de capaciteit is de jaarlijkse aanwas in de beginjaren relatief "stabiel" geweest, met wat kleine op- en neerwaartse bewegingen, van 18,7 MWp nieuw in 2009, tijdelijk zakkend naar 13,0 MWp nieuw volume in 2010, nog eens 4 jaar iets boven dat niveau blijvend, om vanaf 2015 sterk te stijgen. Dat was in het begin vooral vanwege de implementatie van de toen succesvolle SDE 2014 regeling. Er werd elk jaar weer meer capaciteit toegevoegd, tot een maximum van 2.436,9 MWp, wederom in het Corona jaar 2020. Maar ook de nieuwe capaciteit kreeg met afnemende aantallen nieuwbouw projecten uiteraard klappen in de laatste twee jaren.

In 2021 was het nieuwe volume nog 2.000,1 MWp, dat is in 2022 momenteel nog maar 1.908,6 MWp. Dat is, met ruim 78% van het maximale nieuwbouw volume in 2020, in ieder geval beduidend beter dan de flinke terugval bij de aantallen nieuwe projecten (42%), maar het is en blijft een grote stap terug in de aanwas van nieuwe capaciteit. Met, uiteraard, de blijvende disclaimer, dat ook deze jaargroei cijfers nog niet "in beton zijn gegoten", en nog verder kunnen wijzigen. Opvallend is in ieder geval, dat met de laatste updates, het jaargroei volume voor de capaciteit in 2022 steeds dichter toekruipt naar dat van het voorgaande jaar.

Wederom heb ik uit deze uit de eindejaars-data afgeleide jaargroei cijfers uiteraard ook weer de gemiddelde systeemcapaciteit van de nieuwe aanwinsten per jaar berekend, en getoond in de groene curve (vermogen in kWp gemiddeld per nieuwe installatie). Deze vertoont, na een lichte inzinking tussen 2009 en 2010, een zeer sterke progressie, van 5,0 kWp bij de nieuwe projecten in 2009, tot alweer 817,7 kWp gemiddeld per nieuw project in 2022. Een factor 164 maal zo groot, in 13 jaar tijd. Deze enorme schaalvergroting, sterk gedreven door de oplevering van honderden zonneparken en enorme distributiecentra bomvol zonnepanelen op de platte daken, is een van de belangrijkste oorzaken, van de nieuwe realiteit bij de stroomvoorziening in Nederland: de overal zichtbaar wordende netcongestie. Wat uiteraard ook zijn weerslag heeft gekregen op de progressie van de uitbouw van de gecertificeerde nieuwe volumes in de CertiQ databank: de uitbouw is sterk aan het vertragen.

* Met name uit de oudere SDE regelingen, vallen regelmatig lang geleden bij CertiQ ingeschreven projecten weg. Hier zijn verschillende redenen voor. In de uitgebreide SDE project analyses van Polder PV wordt hier gedetailleerd over gerapporteerd (exemplaar 1 april 2023, zie hier).


4. 100 procents-grafieken en segmentatie naar grootteklasse

Een van de nieuwe mogelijkheden van de herziene presentaties bij CertiQ, is de segmentatie naar grootteklasse. Daar kon tot voor kort uitsluitend iets over gezegd worden op basis van de jaaroverzichten, waar, al lang geleden op basis van een verzoek in die richting door Polder PV, inderdaad werk van gemaakt is door CertiQ. Zoals in de eerste analyses van de januari rapportage al duidelijk werd, is dit nu ook op maandelijkse basis mogelijk. Met, we blijven dit herhalen, de waarschuwing, dat alle cijfers bijgesteld kunnen worden in latere updates, met name m.b.t. de meest recente data. Bij de al wat oudere periodes vinden wijzingen minder vaak plaats, en zijn ze meestal van een bescheiden omvang.

In het 3e artikel over de eerste resultaten van januari heb ik al meer-jaarlijkse trends laten zien bij de evolutie van de diverse grootte klasses. Inclusief een nog in de bestanden van CertiQ voorkomende enorme anomalie, die niet bleek te zijn hersteld (artikel 14 februari 2023). Van dat historische overzicht zijn, om onbekende redenen, tm. de huidige maand cijfers, geen updates verschenen. Maar uiteraard wel op de wat kortere termijn. De aangepaste nieuwe data voor mei en de meest recente periode daar aan voorafgaand vindt u hier onder.

4a. 100 procents-grafiek aantallen per categorie

Een zogenaamde "100-procents-grafiek" voor de evolutie trends van de 8 door CertiQ onderscheiden grootteklassen van de gecertificeerde PV-populatie die zij bijhouden, dit exemplaar voor de aantallen projecten aan het eind van elke maand. Voor eind mei / begin juni 2023 zijn de absolute waarden per grootteklasse rechts weergegeven. Globaal genomen nemen de kleinste categorieën (1-5 kWp, 5-10 kWp, en 10-50 kWp) in betekenis verder af sedert juli 2021, de impact van de grotere categorieën wordt groter. In de mei 2023 update, is het totale aantal installaties groter of gelijk aan 50 kWp, medio 2021 al meer dan de helft, met het gezamenlijke volume al op bijna 56% van het totaal gekomen (18.980 van, in totaal, 33.953 projecten). De categorie 100-250 kWp omvat het grootste aantal projecten, 7.278 exemplaren, afgezien van de kleinste installaties tot 5 kWp (8.689 stuks, eind mei 2023). Uiteraard hebben de grotere project categorieën, vanaf 250 kWp, weinig tot bescheiden aantallen. Maar schijn bedriegt: ze omvatten de allergrootste volumes bij de capaciteit, zie de volgende grafiek.

Plussen en minnen

Een klein deel van de afnemende betekenis van de kleinste project categorieën wordt veroorzaakt door continue uitval uit het databestand van CertiQ (diverse redenen mogelijk, ook al heel lang waargenomen bij de SDE portfolio's, analyse status 1 april 2023). Daar staat ook weer tegenover dat volledig buiten de populaire SDE regelingen om gerealiseerde kleinschalige projecten bijgeschreven kunnen worden in de registers van CertiQ. In de eerste 5 maand rapportages van 2023 werden er bijvoorbeeld netto 5 installaties in de kleinste project categorie uitgeschreven, maar kwamen er tegelijkertijd een verrassende hoeveelheid van 110 exemplaren bij in de categorie 5 tm. 10 kWp, waarvoor normaliter beslist geen (nieuwe) SDE beschikking afgegeven kan zijn sedert SDE 2011. Dat soort kleine projecten zijn mogelijk afkomstig uit portfolio's van bedrijven zoals Powerpeers en Vandebron, die geoormerkt garanties van oorsprong (GvO's) van door de afnemer aangewezen projecten afboekt, ter "vergroening" van de stroomconsumptie van de klant. Daar kunnen ook (zeer) kleine residentiële projecten bij zitten.

De grootste categorie, projecten groter dan 1 MWp per stuk, omvat eind mei 1.369 installaties (33 meer dan in de vorige update tm. april), wat slechts 4,0% van het totale aantal is op dat moment. Op herhaalde verzoeken van Polder PV, om deze grote "verzamelbak" verder op te splitsen, gezien de dominante hoeveelheid capaciteit in deze categorie, is CertiQ tot nog toe helaas niet ingegaan.

4b. 100 procents-grafiek capaciteit per categorie

Een vergelijkbare "100 procents-grafiek" als voor de aantallen projecten, maar nu voor de periode juli 2021 tm. mei 2022, voor de daarmee gepaard gaande capaciteiten in MWp. Voor eind mei 2023 zijn wederom de absolute volumes rechts weergegeven. Een totaal ander beeld is hier te zien, met "überdominant" de grootste project categorie (installaties groter dan 1 MWp). Waarvan het aandeel op het totale volume in de getoonde periode verder flink is toegenomen, van bijna 51% eind juli 2021, tot 58% eind mei 2023 (5.864 MWp, t.o.v. het totale volume van 10.104 MWp in die maand). Waarmee de almaar voortdurende schaalvergroting in de projecten sector wederom wordt geïllustreerd. Dit, met tevens een vingerwijzing naar het relatief bescheiden aantal projecten (vorige grafiek: 1.369 projecten in mei 2023), terug te voeren op een steeds hoger wordende systeemgemiddelde capaciteit van de projecten in deze grootste categorie. In juli 2021 was dat nog 4,0 MWp gemiddeld, eind mei 2023 is dat alweer toegenomen naar bijna 4,3 MWp, een toename van bijna 8%.

Voor de overige categorieën blijft er dan niet zeer veel "ruimte" meer over op het totaal. Nemen we ook nog de drie opvolgende categorieën mee (flinke projecten van een halve - 1 MWp, 250 - 500 kWp, resp. 100 - 250 kWp), claimen de grootste vier project categorieën het allergrootste geregistreerde volume in de totale markt. Dit was in juli 2021 al 93,3%, eind mei 2023 is dat alweer verder gegroeid naar 94,9%. De kleinste 2 categorieën zijn op deze schaal al vrijwel niet meer zichtbaar. Hun aandeel is in mei 2023 geslonken naar nog maar 0,15% van totaal volume (15,2 MWp, projecten van elk 5 - 10 kWp, ondanks tussentijdse groei), resp. 0,22% (22,0 MWp, projecten van elk 1 - 5 kWp).


5. Jaarvolume segmentaties 2022 - 2023

5a. 2022 revisited - status update 1 juni 2023

In de maandrapport analyse voor januari dit jaar publiceerde ik ook een tabel met de nieuw gereconstrueerde cijfers voor de jaargroei voor kalenderjaar 2022. Daar zijn natuurlijk weer veel wijzigingen in gekomen, die ik hier onder weergeef in tabelvorm. Voor nadere toelichting, zie de analyse bij het januari rapport. Wijzigingen van de oorspronkelijke gegevens (aantallen en capaciteit) t.o.v. het vorige exemplaar, van april, zijn cursief weergegeven. Slechts enkele cijfers zijn ongewijzigd gebleven in de huidige versie. De meeste afgeleide cijfers zijn uiteraard (deels "achter de komma") mee gewijzigd.

Nieuwe jaarvolumes 2022 (YOY)
Aantallen
aandeel op totaal (%)
Capaciteit (MWp)
aandeel op totaal (%)
Gemiddelde capaciteit per nieuwe installatie (kWp)
1-5 kWp
-49
-2,1%
-0,050
-0,003%
1,0
5-10 kWp
50
2,1%
0,406
0,02%
8,1
10-50 kWp
158
6,8%
5,097
0,3%
32,3
50-100 kWp
384
16,5%
29,522
1,5%
76,9
100-250 kWp
735
31,5%
127,828
6,7%
173,9
250-500 kWp
492
21,1%
169,901
8,9%
345,3
500-1.000 kWp
257
11,0%
182,952
9,6%
711,9
> 1 MWp
307
13,2%
1.392,942
73,0%
4.537,3
Totaal
2.334
100%
1.908,598
100%
817,7

Aantallen nieuw "totaal" wijzigde van 2.277 naar 2.334; de capaciteit "totaal" nam wederom behoorlijk toe, van 1.877,39 MWp naar 1.908,598 MWp. De systeemgemiddelde capaciteit van de toevoegingen in 2022 veranderde mee, en is ditmaal weer iets lager geworden: van 824,5 kWp naar 817,7 kWp bij de totale volumes. Zie de tabel voor de overige details bij alle segmentaties.

Overduidelijk is, dat de grootste groei bij de aantallen nieuwe projecten in 2022 lag bij de installaties van 100 tm. 250 kWp (inmiddels 735 nieuwe exemplaren bekend, 31,5% van totale jaarvolume), met categorie 250 tm. 500 kWp als goede tweede (492 nieuwe projecten, 21,1%). Opvallend is het ook forse volume van alweer 307 (vorige update 301) nieuwe installaties in de grootste projecten categorie >1 MWp (13,2%), waar de meeste grondgebonden zonneparken en grote rooftop installaties op distributiecentra e.d. onder vallen. Ook valt de negatieve groei van de kleinste project categorie op, er zijn nu netto 49 projecten uit de databank van CertiQ "uitgeschreven". Daarvoor zijn diverse redenen mogelijk, waar onder misschien eerste oude projecten met een SDE 2008 beschikking, die door hun subsidie termijn heen zijn, en waarvan de eigenaren actief de registratie bij CertiQ hebben be-eindigd.

Bij de capaciteit is het verhaal compleet anders. Hier blijft de categorie projecten groter dan 1 MWp alles veruit domineren, met maar liefst 1.392,9 MWp (vorige update 1.371,5 MWp) van het totale 2022 jaarvolume (73,0%) op haar conto, een zoveelste illustratie van de schaalvergroting in de projecten markt. De drie opvolgende categorieën kunnen nog enigszins - op grote afstand - meekomen, met aandelen van 9,6, 8,9, resp. 6,7% van het totale toegevoegde project volume (capaciteit). De kleinste 3 categorieën doen uitsluitend voor spek en bonen mee bij dit grote projecten-geweld (aandelen 0,27% of veel minder bij de capaciteit).

5b. Groei in de eerste vijf maanden van 2023 - status update 1 juni 2023

Naar analogie van de - gewijzigde - cijfers voor de nieuwe aanwas in heel 2022 (vorige tabel), geef ik hier onder de nog zeer voorlopige data voor de als "zeer rustig" te bestempelen eerste vijf maanden van 2023 (cumulatie januari tm. mei):

Nieuwe "jaar" volume 2023 (jan. tm. mei)
Aantallen
aandeel op totaal (%)
Capaciteit (MWp)
aandeel op totaal (%)
1-5 kWp
-5
-2,5%
0,017
0,01%
5-10 kWp
110
55,0%
0,986
0,3%
10-50 kWp
-27
-13,5%
-0,819
-0,2%
50-100 kWp
40
20,0%
3,213
0,9%
100-250 kWp
-2
-1,0%
-0,217
-0,1%
250-500 kWp
19
9,5%
4,066
1,1%
500-1.000 kWp
24
12,0%
17,729
5,0%
> 1 MWp
41
20,5%
330,462
93,0%
Totaal
200
100%
355,437
100%

Uit dit overzicht blijken 2 zaken kristalhelder: de groei is in de eerste 5 maanden in bijna alle kleinere categorieën "niet van betekenis" geweest, en/of, vanwege de vele wijzigingen in de actuele databestanden bij CertiQ, hebben deze zelfs (tijdelijk ?) tot negatieve groeicijfers geleid t.o.v. de herziene status aan het begin van het jaar (= status EOY 2022, vorige tabel). Er zijn nogal wat wijzigingen geweest, sommige voorheen "negatieve groeicijfers" zijn nu omgeturnd in positieve exemplaren, en vice versa. Nogmaals wijs ik op het uitgebreide commentaar van CertiQ, hoe dergelijke (tijdelijke) negatieve groeicijfers en wijzigingen daarin tot stand kunnen komen in hun databestanden. Het berekenen van systeemgemiddeldes bij negatieve groeicijfers heeft niet zoveel zin, dus die heb ik voor dit specifieke overzicht voorlopig weggelaten. De licht positieve groei in de categorie 100-250 kWp (2 installaties toename) is in ieder geval in de mei update omgeslagen in een lichte netto negatieve groei van 2 installaties (minus 217 kWp bij de capaciteit).

In totaal zijn er netto bezien dit jaar nog maar 200 nieuwe projecten bijgekomen in de eerste 5 maanden, al zal dat nog wel aardig bijgesteld kunnen gaan worden in komende updates. Het is in ieder geval extreem laag, laat dat duidelijk zijn. Een neergaande trend bij de netto bijkomende projecten was al veel langer zichtbaar in de klassieke maand rapportages. Zie de eerste grafiek in de analyse van het laatste "gangbare" maandrapport van CertiQ (december 2022).

"Redelijke" groei van capaciteit

Wat overblijft, is het enige positieve punt, namelijk de groei van de capaciteit. De facto is die vrijwel exclusief neergekomen op een toename in, het wordt eentonig, de grootste project categorie (registraties per stuk groter dan 1 MWp). Want daar werden tussen januari en begin juni dit jaar al een "behoorlijke" 330,5 MWp aan toegevoegd, 93% van het totale volume van 355,4 MWp. Al moet daarbij ook worden verteld, dat het totale volume voor deze 5 maanden tussentijds 2 maal toe flink neerwaarts is bijgesteld t.o.v. de hoge 399 MWp voor de eerste 2 maanden in een vorig rapport.

De in een vorige update gerapporteerde disclaimer, dat voor de grootste project categorie een schier onmogelijk hoog project gemiddelde van 31,5 MWp per project resulteerde voor het eerste kwartaal, lijkt met de recente forse bijstellingen in ieder geval alweer achterhaald, zoals ook al voorspeld. Het gemiddelde met de huidige cijfers is, over de 1e vijf maanden van dit jaar terug naar een veel "logischer" gemiddelde van 8,1 MWp voor de grootste projecten.

De enige categorie die nog enigszins iets voorstelt, is de op een na grootste, met projecten tussen de 500 en 1.000 kWp, die momenteel een verzameling van bijna 18 MWp telt. De overige categorieën stellen nog weinig voor bij de capaciteit.


6. Evolutie van gecertificeerde zonnestroom productie / uitgifte van GvO's

Ook voor deze parameter geldt, dat er geen update van de historische cijfers is gegeven, behalve voor de meer recente data vanaf mei 2021. In onderstaande grafiek daarom ook alleen de situatie van de meeste recente jaren. Voor een fraaie grafiek die verder terug gaat in de tijd, zie de update in de bespreking van het februari rapport van dit jaar, en het commentaar daarbij.

De extractie van een continue reeks van zonnestroom productie data uit de nieuwe spreadsheets van CertiQ is niet eenvoudig omdat er terug gerekend moet worden naar maand van productie, er continu wijzigingen / bijstellingen zijn, en alle over verschillende periodes uitgegeven garanties van oorsprong (GvO's) voor gecertificeerde zonnestroom uiteindelijk per maand opgeteld moeten worden. Bovenstaande grafiek is het uiteindelijke resultaat, met de meest recent beschikbare reeks van mei 2021 tm. april 2023. In de maand rapportages lopen de productie resultaten altijd 1 maand achter op die van de opgestelde capaciteit. De productie is weergegeven in de blauwe curve (rechter Y-as als referentie, eenheid GWh = 1 miljoen kWh).

Er zijn twee "drijvende krachten" achter het verloop van deze curve. Ten eerste natuurlijk de seizoens-variabiliteit, die zich uit in hoge producties in de zomermaanden ("toppen"), resp. lage output in de wintermaanden ("dalen"). Meestal is december de slechtst producerende maand. Eerder zagen we al dat, sterk afhankelijk van de gemiddelde instralings-condities in de betreffende maand, in de zomerperiodes hetzij mei (2020), juni (2019, 2021, 2022), of juli (2017, 2018) de best performer waren bij de productie. Voor de hier getoonde recentere periode zijn de waargenomen "zomer pieken" beiden in juni gevallen. De piek in juni 2021 is gelijk gebleven t.o.v de vorige update (921 GWh). Die voor juni 2022 is inmiddels wederom aangepast, met 0,2% bovenop de waarde in de april 2022 rapportage (1.232 GWh), naar alweer een nieuw record van 1.234 GWh in de huidige revisie.

April 2023 zit momenteel, met de eerst beschikbare data, op 937 GWh. Dat is momenteel al 1,9% hoger dan de 920 GWh (gereviseerd) in april 2022. Dit, met de wetenschap, dat de instraling in april 2023 9,4% láger lag dan in april 2022 (data extract Anton Boonstra, zie productie bespreking van die maand). En, dat de hoeveelheid bij te schrijven GvO's voor april 2023 beslist een stuk hoger zal zijn dan voor april 2022. Dit kan dus alleen maar liggen aan een flink toegenomen, bij CertiQ geregistreerd zonnestroom productie volume wat in het tussenliggende jaar is toegevoegd aan de databank van de TenneT dochter.

Sowieso zullen ook de piek volumes uit met name de laatste 2 jaar later nog wel wat worden bijgeplust. Zeker van de kleinere projecten, die niet maandelijks door een meetbedrijf worden gemeten, komen productiecijfers namelijk heel erg laat pas beschikbaar, en worden ze dan pas aan de databestanden van CertiQ toegevoegd. En worden ze "zichtbaar" in de hier getoonde productie historie.

De tweede drijvende kracht achter deze curve is uiteraard de in het recente verleden zeer onstuimige groei van de projecten markt, met telkens flink meer, gemiddeld genomen steeds grotere PV projecten, wier nieuwe productie volumes in de loop van het kalenderjaar toegevoegd worden aan de output van het eerder al bestaande productie "park". Dat is dé drijvende kracht achter de steeds hoger wordende pieken (bovenop de verschillen in instraling van jaar tot jaar). De verwachting is, dat zelfs bij "redelijke" instraling (in vergelijking met de hoge niveaus in 2022), en met sterk vertraagde uitbouw van nieuwe productie capaciteit, komende zomer weer nieuwe piketpalen verzet zullen gaan worden. En dat er in een van de drie "zomerse" maanden mei, juni of juli, weer een nieuwe productie record gehaald zal gaan worden door de gecertificeerde PV populatie in Nederland.

Progressie in winter"dips"

In de productie curve is goed te zien dat de zogenaamde "winter-dips" ook op een steeds hoger niveau komen te liggen, a.g.v. de almaar toenemende productie capaciteit, die ook in de winter aan een toenemende hoeveelheid zonnestroom productie bijdragen. In deze laatste update blijkt december 2022 ook alweer een wat hoger volume te tonen, dan in de januari tm. april rapportages. December 2022 komt inmiddels uit op 133,5 GWh. Dat is al 10,9% hoger dan in december 2021 (120,4 GWh), en is zelfs al een factor 4,5 maal het niveau van de "dip" in het winterseizoen van 2017/18 (jan. 2018 29,8 GWh, zie eerder gepubliceerde historische grafiek). De verwachting is dat met name de recentere maand productie cijfers later nog opgeplust zullen gaan worden.


7. Jaarproducties volgens Garanties van Oorsprong

Een herziene versie van de grafiek met de jaarlijkse uitgifte van Garanties van Oorsprong (GvO's) werd gegeven in de analyse van de februari cijfers (link). Er is nog steeds geen nieuwe revisie van de oudere cijfers, alleen van de data vanaf mei 2021. Omdat de oudere cijfers ondertussen flink gewijzigd kunnen zijn, kunnen er nog geen nieuwe totale volumes worden bepaald.


8. Bronnen

Intern

CertiQ / VertiCer update april 2023 - wederom "negatieve maandgroei"; eerste vier maanden slechts 14% van nieuwe capaciteit t.o.v. zelfde periode 2022 (4 mei 2023)

CertiQ / VertiCer update maart 2023 - nieuwe en bijgestelde cijfers gecertificeerde zonnestroom, eerste kwartaal 41% van nieuw volume QI 2022 (4 april 2023)

CertiQ / VertiCer update februari 2023 - nieuwe en bijgestelde cijfers gecertificeerde zonnestroom, hoge toevoeging capaciteit januari, zeer lage hoeveelheden in februari (7 maart 2023)

Revisie van historische maand- en jaarcijfers CertiQ. Deel II. Grafieken, nieuwe jaarvolumes (hoger in 2018-2020, lager in 2021), volledige sequentie Garanties van Oorsprong. (14 februari 2023)

Januari 2023 flinke toename geregistreerde gecertificeerde zonnestroom capaciteit, 354 MWp, maar het verhaal is complexer bij CertiQ. Deel I. (8 februari 2023)

CertiQ herziet cijfer presentatie methodiek - een nieuw tijdperk ? (8 februari 2023)

Sinterklaas surprise november rapport CertiQ 2022 bleek een fopspeen: december rapport wederom "negatieve groei", 1e status update. (9 januari 2023, laatste analyse van "klassieke" maandrapportage, en links naar eerdere analyses in 2021 en 2022)

Meer licht in de duisternis (?) omtrent ontwikkeling gecertificeerde zonnestroom portfolio in (2019-) 2020 bij CertiQ. (4 november 2020; vroege signalering van sterk wijzigende historische CertiQ data door Polder PV)

Extern

Statistische overzichten CertiQ (met vanaf begin 2023 nieuwe publicaties in de vorm van - ingewikkelde - spreadsheets, per maand een update, en een generieke update voor alle oudere records vanaf 2006)

Statistieken archief CertiQ (zip files met alle oudere maandrapportages "klassiek pdf format")


2 juni 2023: Bijgestelde CBS data voor PV-capaciteit en zonnestroom productie kalenderjaar 2022. Record jaargroei volume >4,2 GWp. In het voorjaar publiceerde het CBS de allereerste afschatting voor de mogelijke accumulatie van zonnestroom capaciteit aan het eind van 2022, wat toen neerkwam op een volume van ruim 18,8 GWp. Vandaag heeft het data instituut de eerste bijstelling gepubliceerd, evenals diverse andere nieuwe cijfers voor installaties en productie gebruikmakend van diverse hernieuwbare energie bronnen. Voor zonnestroom is de accumulatie bijgesteld naar 19.143 MWp. Ook is voor het eerst een afschatting voor het aantal PV installaties aan het eind van het jaar gepubliceerd. Dat zou voorlopig neerkomen op een respectabel volume van 2,22 miljoen installaties. Daarmee zijn nieuwe record jaargroei cijfers bereikt van ruim 4,2 GWp, resp. ruim 490 duizend nieuwe PV installaties, in 2022. In onderstaande analyse gaat Polder PV nader in op de nieuwe cijfers.

Zonnestroom capaciteit - absolute cijfers

Het CBS heeft voor 2 juni. een update doorgevoerd van, o.a., de tabel "Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen". Dit soort type wijzigingen vinden elk jaar plaats, en worden, gaandeweg, ook in andere, gerelateerde tabellen geïmplementeerd. De cijfers voor 2020 waren eerder al definitief, die voor 2021 betreffen nog steeds "nader voorlopige cijfers", maar zijn t.o.v. de update van 15 december 2022 nog steeds ongewijzigd. De cijfers voor 2022 zijn aangepast, maar zullen later zeker nog gaan wijzigen ("voorlopig"). Voor het eerst is ook het aantal PV-installaties benoemd voor het eind van 2022.

De wijzigingen voor 2022 vindt u in de rood gemarkeerde data onderaan deze al jaren lang van updates voorziene tabel van de hand van Polder PV:

New methodology CBS data developed as of year 2012; YOY growth 2012 uncertain !
Growth in 2011, 2012 according to "old methodology" CBS

In deze bijgewerkte tabel weer in de eerste kolom het betreffende kalenderjaar, in de 2e het allereerste officiële EOY accumulatie cijfer wat het CBS (ooit) heeft gepubliceerd voor het betreffende jaar, in de derde kolom het meest recent gepubliceerde (actuele) cijfer voor dat jaar. In de vierde kolom het verschil percentage tussen de eerste en de laatst bekende officiële opgaves. En in de laatste kolom de uit de meest recente data volgende jaargroei in het betreffende jaar.

Nieuw toegevoegd, onderaan in rood, de eerste bijstelling van de eindejaars-accumulatie in 2022, 19.143 MWp. Dit is alweer 1,6% hoger dan het eerst gepubliceerde volume, 18.849 MWp (6 maart dit jaar; 2e kolom). Hiermee is ook alweer wat afstand genomen van de afschatting in het Nationaal Solar Trendrapport 2023 van DNER (18,8 GWp, dus ook 1,6% meer). Maar de verwachting blijft dat dit in een later stadium zeker nog behoorlijk verder kan worden bijgesteld. Zeer grote wijzigingen, zoals in recente jaren zijn voorgekomen, worden echter onwaarschijnlijker, omdat er al langere tijd een duidelijke afkoeling van de hoge capaciteit volumes inbrengende projecten markt is waar te nemen. Waardoor latere wijzigingen van de CBS cijfers vermoedelijk lager zullen uitpakken dan in recente, bij de grote projecten sterke groei vertonende jaren. Er zijn echter ook aanwijzingen, dat nog steeds het totaal volume in de Nederlandse markt flink wordt onderschat.

Genoemde 19,1 GWp, EOY 2022, is alweer een toename van 28,4% t.o.v. het - nog niet definitief vastgestelde - EOY volume in 2021 (14,9 GWp).

De uit het EOY cijfer bepaalde voorlopige nieuwe jaarvolume (YOY) voor 2022 is momenteel al 4.232 MWp, wat een nieuw jaar record is. Het ligt alweer 7,5% hoger dan de eerste afschatting in het artikel op 6 maart jl. (groei daar nog bepaald op 3.938 MWp). Dit nieuwe jaargroei record is alweer 9,0% hoger (350 MWp) dan het vorige record van 3.882 MWp YOY in 2020 (definitief volume), en zelfs 11,3% hoger dan de nog nader voorlopig berekende 3.803 MWp aanwas in 2021. Afhankelijk van latere wijzigingen in de EOY volumes van 2021 en, vooral, 2022, kunnen deze verhoudingen beslist nog verder wijzigen. In theorie is het zelfs nog mogelijk, dat de jaargroei in 2021 boven die in 2020 uit zou kunnen komen, als de laatste bijstellingen van het CBS (meestal: opwaartse capaciteit aanpassingen) substantieel zullen blijken te zijn.

Bovengenoemde (ruim) 4,2 GWp jaargroei in 2022 is, op basis van de eerste half-jaar cijfers van het CBS, gepubliceerd medio december 2022, beduidend hoger dan een verdubbeling van het toen vastgestelde eerste half-jaar groeivolume (1.946 MWp). Dit kan op twee zaken wijzen. Ten eerste kan dat half-jaar volume inmiddels zijn gewijzigd door het CBS op basis van nieuwe data (zeer waarschijnlijk, alleen is dat nieuwe half-jaar volume niet door CBS geopenbaard). Ten tweede, kan het ook zijn, dat de tweede jaarhelft meer nieuwe capaciteit heeft opgeleverd dan de eerste. Gezien het beperkte aantal nieuwe grote zonneparken, wat in de tweede helft van 2022 netgekoppeld is opgeleverd (volgens de laatste informatie bekend bij Polder PV), lijkt een grote onbalans tussen de 2 jaarhelften wat minder waarschijnlijk. Er is vermoedelijk over het hele jaar genomen fors meer capaciteit toegevoegd door het CBS.

Wp/inwoner ratio Australia vs. NL - het wordt spannend

Op basis van een eerdere vraag van Emiel van Druten op Twitter, heb ik ook weer uitgezocht hoe het zit met het opgestelde vermogen aan zonnestroom installaties per hoofd van de bevolking (capacity/capita), n.a.v. berichten in 2022, dat Nederland wereldkampioen Australië op de hielen zou zitten, op dat punt.

De afgelopen drie jaren was dat, op basis van de meest recent beschikbare officiële cijfers van Australië (Australian PV Insititute, resp. Population.net), 802 (2020), 981 (2021), resp. 1.121 Wp/inwoner (2022) voor "Down Under". Voor Nederland waren de cijfers, gebruikmakend van officiële, voor 2022 gereviseerde CBS statistieken, achtereenvolgens, 636 (2020), 848 (2021), resp. 1.075 Wp/inwoner (2022). De ratio tussen deze "capacity/capita" cijfers voor Australië t.o.v. Nederland, is afgenomen van factor 1,26, via 1,16, naar nog maar 1,04. Het gaat dus erg spannend worden, of Nederland in staat is, om in 2023 wereldkampioen te gaan worden op dit vlak. Bovendien hebben we nog wijzigingen van het CBS voor 2022 tegoed, dus wellicht wordt het gaatje nog kleiner, dat jaar.

Ik ga hierboven uit van de cijfers van de Australische branche organisatie en het Nederlandse CBS. Zouden we de data van IRENA erbij gaan halen (merkwaardige, nergens anders terug te vinden opgave van 22.590 MWp voor Nederland, resp. een te lage opgave van 26.792 MWp voor Australië, voor eind 2022), zou Nederland "Down Under" al in 2022 hebben ingehaald. Maar ik zet vraagtekens bij die cijfers van IRENA. Duitsland stond eind 2022 volgens de zeer betrouwbare cijfers van Energy-Charts icm gegevens van het nationale statistiek instituut Destatis.de, slechts op een ratio van 801 Wp/capita.

(Te verwachten) aanpassingen CBS cijfers

Dat er regelmatig forse aanpassingen worden doorgevoerd bij het CBS, heeft deels te maken met het feit, dat met name in het SDE dossier van RVO er nog veel wijzigingen en aanvullingen worden gepubliceerd, omdat daar geen "actuele stand van zaken" bekend is. Veel informatie, zeker ook voor (zeer) grote projecten als grote rooftops en zonneparken, die al lang geleden netgekoppeld zijn opgeleverd, komt pas zeer laat beschikbaar, hier kunnen soms vele maanden overheen gaan. Polder PV komt regelmatig nieuw door RVO vastgestelde "opleveringen" uit de jaren 2020 en 2021 tegen, die bij voorgaande (CBS) updates nog helemaal niet bekend (konden) zijn. Al deze late toevoegingen leiden tot - soms forse - aanpassingen in de RVO registraties. En die worden vervolgens weer gebruikt door het CBS om cijfers uit voorgaande jaren aan te passen. In 2020 ging het om een zeer aanzienlijk volume van 895 MWp t.o.v. de allereerste afschatting door het CBS. In 2021 is er 662 MWp meer volume bekend dan tijdens de eerste schatting op 7 maart. Met de allereerste wijziging voor 2022 is er al een volume van 294 MWp bijgeplust.

Daar staat tegenover, dat ik de laatste tijd veel grotere projecten op satelliet- en luchtfoto's tegenkom, waarbij de PV generator al langere tijd op het dak of op de veldopstelling ligt, maar een "ja" vinkje bij de SDE beschikking(en) bij RVO zeer lang op zich laat wachten. Dit is een zeer duidelijke indicatie, dat er fikse vertragingen bij de netaansluitingen bij dergelijke grote, hoge impact hebbende projecten, optreden. M.a.w., projecten die aan het eind van het jaar wel al een complete generator hebben, maar die nog niet zijn aangesloten aan het net, zullen pas in het opvolgende jaar in de statistieken gaan verschijnen.

Een andere factor is de registratie van de extreem gegroeide residentiële markt. Mij bereiken berichten, dat de opvolger van het zgn. PIR register, CERES, inmiddels steeds betrouwbaardere cijfers over dat zeer belangrijke, grote marktsegment weet te genereren, en dat er veel meer feitelijk staat geregistreerd dan jaren lang het geval was. Dit heeft onder anderen te maken met aangescherpte voorwaarden bij de energieleveranciers om te "mogen salderen" met PV installaties achter kleinverbruik aansluitingen. Registreren bij energieleveren.nl wordt verplicht, en weigeraars wordt het zeer moeilijk dan wel onmogelijk gemaakt om daar aan te ontkomen. Het gevolg is, dat het CERES dossier flink is gegroeid, en dat hier grote extra verrassingen uit kunnen gaan voorkomen. De marktvolumes zijn jarenlang nog steeds onderschat, zo lijkt het.

Nieuw - aantallen installaties en project gemiddelde

Voor het eerst heeft het CBS ook een totaal volume gepubliceerd voor het aantal "getelde" PV installaties, eind 2022. Dat komt neer op 2.215.623 projecten (ruim 2,2 miljoen installaties). Wat een toename zou zijn van 490.425 nieuwe installaties dat jaar. Een absoluut record. In de eindejaars-update van 2022 werd nog gewag gemaakt van een toenmalig record volume van ruim 341 duizend nieuwe installaties in 2021, in 2022 is dat dus alweer toegenomen met zo'n 44%. Een spectaculaire groei, vooral veroorzaakt door de enorme hoeveelheden nieuwe residentiële installaties in 2022. We hebben bij o.a. Stedin, en bij Enexis reeds eerder gezien, dat de groeipercentages in het kleinverbruik segment zeer hoog hebben gelegen in dat jaar.

Met het nieuwe vermogen van 4.232 MWp toegevoegd in 2022, komt de combinatie met bovenstaande aantal nieuwe installaties in dat jaar, de gemiddelde systeem capaciteit van de toevoegingen neer op 8,63 kWp. En voor alle installaties, eind 2022, fractioneel hoger, 8,64 kWp. Dit betekent op dat punt een stabilisatie van de markt voor het totale project volume eind van het jaar (8,64 kWp gemiddelde EOY 2021). Maar bij de nieuwbouw per jaar, is er een duidelijke terugval te bespeuren. Het systeemgemiddelde vermogen was namelijk bij de aanwas in 2021 11,14 kWp, volgens dezelfde gelinkte grafiek. Dat was al terug gevallen vanaf 12,07 kWp, voor het nieuwe volume in 2020. En is bij de nieuwe projecten in 2022 dus weer een stuk lager geworden, 8,63 kWp. Dit betekent onherroepelijk, dat het residentiële / kleinverbruik segment in Nederland weer een "greep terug" heeft gedaan op het totale marktvolume, en dat de groei in de grote projecten markt in 2022 een flinke "tik" heeft gekregen en het met heel wat minder heeft moeten doen dan ze in recente jaren gewend was geworden. Ongetwijfeld een gevolg van de diep ingrijpende problemen bij de beschikbare netcapaciteit, overal in het land.

We zullen later bij diepere segmentaties gaan zien wat er exact is gewijzigd in de verhouding tussen het residentiële en het (klein)zakelijke segment, in 2022.

Jaarlijkse productie zonnestroom

In dezelfde tabel als waar uit het nieuwe capaciteit cijfer voor 2022 is gehaald, houdt het CBS de productie cijfers voor hernieuwbare en niet hernieuwbare bronnen bij in de Nederlandse elektriciteits-markt. Voor de totalen bij de "hernieuwbare energie bronnen" zijn hierbij alle data in de update van 2 juni 2023 gewijzigd voor de jaren 2020-2021. Voor zonnestroom zijn, vrij byzonder, en mogelijk het gevolg van aangepaste rekenmethodieken, de productie cijfers en de aandelen t.o.v. de totale stroom consumptie iets neerwaarts aangepast (vergelijk met de grafiek in de update van 6 maart jl.). De licht gewijzigde productie data voor 2022 zijn rechts in de grafiek toegevoegd.

De door het CBS berekende jaarlijkse zonnestroom productie, van 1998 tm. 2022. Data tm. 2021 zijn stabiel gebleven, rechts zijn kleine wijzigingen voor de productie in 2022 toegevoegd. De productie van zonnestroom nam van 2019 tm. 2022 enorm toe, van 5.399 GWh (2019), via 8.568 GWh (2020), en 11.495 GWh in 2021 (nader voorlopig cijfer), naar alweer een volume van 16.827 GWh†, in 2022 (in de vorige update was dat nog 17,65 TWh; nog zeer voorlopige afschatting). Daarmee is het relatieve aandeel van de "niet-genormaliseerde" zonnestroom productie in het binnenlandse bruto stroomverbruik alweer gestegen, van 4,42% in 2019, via 7,10% in 2020, en 9,39% in 2021, naar alweer 14,34% in 2022. Relateren we de productie aan de totale netto elektriciteitsproductie (exclusief eigenverbruik van o.a. gas en kolencentrales), zouden we in 2022 al op een aandeel zonnestroom van 14,81% van totaal zitten. Met name de afschatting voor 2022 kan nog flink worden aangepast in latere CBS updates, die voor 2021 vermoedelijk slechts in geringe mate.

In de totale productie cijfers bij elektra uit hernieuwbare bronnen zijn er ook de nodige wijzigingen geweest voor (alleen) het jaar 2022. Deze nieuwe totaal volumes vindt u in onderstaand staatje terug, grotendeels uit de tabel HE productie en vermogen van het CBS.

  • Bruto elektra productie alle HE bronnen (niet genormaliseerd) 2020 32.740 GWh; 2021** 40.443 GWh; 2022* 48.167 GWh
  • Netto elektra productie alle HE bronnen (niet genormaliseerd) 2020 31.792 GWh; 2021** 39.365 GWh; 2022* 47.116 GWh
  • Aandeel bruto productie HE bronnen in binnenlands verbruik (n.g.) 2020 27,14%; 2021** 33,05%; 2022* 41,04%
  • Aandeel netto productie HE bronnen in binnenlands verbruik (n.g.) 2020 27,12%; 2021** 33,18%; 2022* 41,47%
  • Genormaliseerde bruto productie alle HE bronnen 2021** 40.831 GWh; 2022* 46.716 GWh (eerste cijfer CBS)
  • Aandeel genormaliseerde bruto productie in binnenlands verbruik 2021** 33,36%; 2022* 39,81% (eerste cijfer CBS)
  • NB: het netto totale stroomverbruik in Nederland was in de afgelopen 3 jaren 112,5 TWh (2020), 113,8 TWh (2021), resp. 109,4 TWh (2022). De totale bruto stroomproductie was in die jaren 123,3 TWh, 122,1 TWh, resp. 122,0 TWh.
  • Aandeel van zonnestroom in het bruto eindverbruik nam toe van 41,4 PJ (2021**) naar 60,6 PJ (2022*)
  • Het relatieve aandeel van zonnestroom bij het bruto eindverbruik steeg van 2,06% (2021**) naar 3,28% (2022*).

† Kleine discrepanties kunnen voorkomen t.o.v. cijfers in andere CBS tabellen, en zijn meestal terug te voeren op afrondings-verschillen. Het verschil met de huidige opgave in de elektriciteitsbalans tabel is echter wel behoorlijk groot, daar wordt een volume van 17.675 GWh genoemd voor 2022. Aangezien die tabel 31 mei 2023 als peildatum heeft, rijst het vermoeden dat dat volume nog moet worden aangepast in die CBS tabel. Feitelijk zouden al die opgaves in verschillende tabellen gelijk moeten zijn, maar dit soort data incidenten blijven voorkomen.

Artikel CBS

Het CBS wijdde vandaag een artikel aan de progressie van duurzame energie (daar "hernieuwbare" energie genoemd), met als een van de onderdelen de toename van zonnestroom, zoals hierboven in detail weergegeven. Het aandeel "hernieuwbare" energie (HE) is verder toegenomen, van 13% in 2021 naar 15% in 2022. Zonne- en windenergie groeiden fors, biomassa inzet is lager geworden. Het Europese doel voor Nederland is 27% in 2030. Er werd 6% meer HE verbruikt, in 2022 was het volume 277 petajoule (PJ). Door de flinke daling van de inzet van aardgas (crisis, oorlog) is het finale eindenergie verbruik ook behoorlijk afgenomen, met ruim 7% naar 1.850 PJ. Het laagste energieverbruik sedert "Kyoto jaar" 1990. Mede vanwege deze daling in het totale verbruik van energie, zijn de aandelen van de HE bronnen op het resterende totaal toegenomen.

Het CBS liet in bovenstaand staafdiagram de aandelen van de hier onderscheiden HE modaliteiten zien in procent van het totale eindverbruik van energie. Het aandeel van zonne-energie is gestegen van 2,12% (2021) naar, nog zeer voorlopig, 3,34%, in 2022. Het "verbruik" van zonne-energie steeg met 45% in 2022, naar een volume van 62 petajoule. Let op, dat dit de combinatie zonnestroom en thermische zonne-energie betreft, laatstgenoemde stelt qua energie"verbruik" echter nauwelijks iets voor t.o.v. Grote Broer PV.

CBS stelt verder ook dat 2022 een zonnig jaar was, wat we al weten uit talloze meldingen, inclusief de zeer hoge opbrengst gemeten door Polder PV.

"Zonneparken en carports"
Ook is interessant de melding van het CBS, "Van de opgestelde zonnepanelen staat 20 procent in zonneparken en 80 procent op het dak of als zonwering boven parkeerplaatsen". Dit wordt verder niet gespecificeerd door het data instituut. Zonneparken is sowieso een rekkelijk begrip bij het CBS. Floating solar wordt er wel onder geschaard, vrijstaande carports "in het veld" dan weer niet. Verder wordt er niet in detail ingegaan op wat er nu precies in zit, dus hier staan nog wel de nodige vraagtekens overeind, bij Polder PV, die altijd diep heeft gesegmenteerd in dergelijke projecten.

Medio 2022 had Polder PV al 21% van het toen bekende totale CBS volume in uitsluitend grondgebonden projecten staan (detail analyse zonneparken van eind januari 2023). Derhalve, "no surprises here". Wel de verwijzing naar de kennelijk als zodanig bedoelde solar carports, die het CBS in de enorme verzameling rooftops gooit. Solar carports worden uiteraard wel iets populairder, maar in de intensief door Polder PV bijgehouden Nederlandse PV projectenlijst, is het aandeel van het vermogen van PV carports op uitsluitend het aandeel grondgebonden zonneparken momenteel slechts 1,8%. Dat is bijna peanuts, dus ...

De overdracht truuk
Let in bovenstaande CBS grafiek op de anomalie "statistische overdracht" in 2020, waar geen land bij wordt genoemd, maar dat is natuurlijk Denemarken geweest. De oorspronkelijke doelstelling voor Nederland werd in dat jaar, zoals al meermalen voorspeld, niet gehaald, en dat is op deze wijze, met goedkeuring van de Europese Commissie, "rechtgebreid" voor 2020. Dat was en is geen "publiek geheim". Genoemde overdracht onverlet latend: in 2021 werd er, zonder "overdracht", een minder hoog aandeel formeel in de boeken te noteren hoeveelheid duurzame energie bereikt ...

Overige modaliteiten
Windenergie nam met 13% toe, naar een verbruik van 78 PJ, het grootste aandeel kwam van wind op land, waarvan het verbruik in 2022 flink groeide, met 25%. Wat capaciteit betreft waren de toenames bij wind 110 MW op zee, en 950 MW op land.

De enorme verzamel"bak" biomassa nam bij het eindverbruik met 15% af in 2022, o.a. door een kwart minder inzet bij de veelbesproken bijstook in kolencentrales. Ook zijn er strengere normen voor de "duurzaamheid" van biomassa stromen, en worden de buiten de normen vallende inzetten niet (meer) in de hernieuwbare energie statistieken opgenomen. Desondanks blijft biomassa in Nederland nog steeds de grootste contribuant van het verbruik van duurzame energie, 40%, omdat er ook een fors deel warmte bij zit.

De bijdrage van populaire warmtepompen is nog bescheiden maar stijgt snel. Er werd 25% meer warmte onttrokken voor de inzet in huis / bedrijfspand dan in 2021, en kwam neer op een verbruik van ruim 20 petajoule. Het aandeel op het totale verbruik kwam daarmee op 7% t.o.v. het totaal van alle hernieuwbare energie bronnen.

Onderaan het CBS artikel vindt u een hele reeks verwijzingen naar bijgewerkte statistiek tabellen die alle modaliteiten verder uitdiepen.

Bronnen

Aandeel hernieuwbare energie in 2022 toegenomen naar 15 procent (artikel CBS, 2 juni 2023)

Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen (CBS tabel, update 2 juni 2023)

Elektriciteitsbalans; aanbod en verbruik (CBS tabel, update 31 mei 2023, data moeten mogelijk nog worden ververst daar)

Hernieuwbare energie; verbruik naar energiebron, techniek en toepassing (CBS tabel, update 2 juni 2023)

 
 
 
© 2023 Peter J. Segaar / Polder PV, Leiden (NL)
^
TOP