Zontwikkelingen "oud"
links
PV-systeem
basics
grafieken
graphs
huurwoningen
nieuws
index
     
 

SOLARENERGYERGY

Nieuws & analyses P.V. pagina 181

meest recente bericht boven

Specials:
Revisie historische CertiQ data II - jaarvolumes en evolutie tm. 2022
Nieuwe CertiQ data analyse (nieuwe methodiek) - januari 2023 354 MWp netto aanwas
CertiQ herziet publicatie systematiek incl. zonnestroom data
PV statistiek Liander tm. QIV 2022 - evolutie en duiding
Zonnepark detail status n.a.v. continu onderzoek Polder PV - analyse tm. 2022
CertiQ update december 2022, met correctie op "november anomalie" - EOY 9.324 MWp gecertificeerde PV capaciteit
RVO SDE update status 1 januari 2023 - 505 MWp PV toegevoegd, 691 MWp verlies, cumulatie 9.112 MWp realisatie

4 januari - 14 februari 2023



14 februari 2023: Revisie van historische maand- en jaarcijfers CertiQ. Deel II. Grafieken, nieuwe jaarvolumes (hoger in 2018-2020, lager in 2021), volledige sequentie Garanties van Oorsprong.

In de eerste analyse van de kakelverse nieuwe CertiQ / VertiCer data heeft Polder PV een eerste inhoudelijk beeld gegeven van de meest recent toegevoegde gegevens in de aparte spreadsheet voor januari 2023, met al de nodige verrassende bevindingen. In het huidige artikel ga ik dieper in op de synthese van deze nieuwe data, met de tweede spreadsheet, die de TenneT dochter gelijktijdig, op 6 februari jl., heeft gepubliceerd. Hierin komt een lange reeks "gereviseerde" oudere, historische data voor, waarmee nu dus weer een bijgestelde "tijdlijn" is te maken voor enkele belangrijke parameters voor de grote populatie gecertificeerde PV systemen in ons land. Wat al enige tijd, wat de opgestelde capaciteit betreft, het meest omvangrijke zonnestroom dossier is van allemaal, in Nederland.

 

(1) Technische voetnoten

De spreadsheets die CertiQ heeft gepubliceerd zijn, ook al zijn ze zeer nuttig voor een verse blik op de bijgestelde historische data, lastig te doorgronden. Je moet goed kijken hoe de belangrijkste data er uit zijn te halen. De maand series zijn soms sterk wisselend van "lengte", omdat in latere tijdvakken nog oudere data voor eerdere maanden kunnen worden bijgeschreven in de dossiers. En die bijschrijvingen gebeuren beslist niet altijd voor alle oudere maanden op dezelfde wijze, of synchroon. Ook worden bijschrijvingen per maand vaak niet over alle grootteklassen gedaan, maar soms maar bij 1 of enkele van de 8 totaal onderscheiden categorieën. Daarom kost het de nodige moeite om "per maand" de historische gegevens bij elkaar te krijgen. Dit vereist zorgvuldig werken, en precies "uitlijnen" van alle maand data, zodat een "logische reeks" gemaakt kan worden.

Toch zijn er, desondanks, soms in de reconstructies wat vreemde hiaten te zien, en sprongs-gewijze verlopen van de curves, waar je dat niet zou verwachten. Er kunnen dus best nog "onlogische" entries in de nieuwe historische data zitten. Er is in ieder geval alweer een majeure ingave fout in de historische data terug te vinden, een extreem hoge, volstrekt onmogelijke opgave voor de grootste installatie categorie, in november 2019. Dit is mogelijk een van de beruchte, veel te hoge opgaves voor 1 of meer zonneparken in die maand door een netbeheerder, die bij CertiQ kennelijk nog niet is gecorrigeerd. Bij de accumulatie van de PV capaciteit vinden we weer enkele "negatieve groei anomaliëen" van maand tot maand terug. Voor een uitgebreide toelichting van CertiQ, hoe dat soort negatieve groeicijfers kunnen ontstaan, zie het artikel van 16 januari jl., op Polder PV.

Daarnaast zijn de 2 spreadsheets (de meest omvangrijke, de "oudere maanden" bevattend, resp de toevoeging in januari 2023, waar óók nieuwe gegevens voor lang vervlogen maanden uit voorgaande jaren in zijn opgenomen) geïntegreerd, om alle data voor de oudere maanden in 1 lange reeks bij elkaar te krijgen. Dit was met name voor de afgegeven Garanties van Oorsprong een nogal lastige operatie. Dit alles heeft nogal wat geduldig uitzoekwerk opgeleverd, waarvan hier de resultaten worden getoond.

Zie verder ook de disclaimer bovenaan het eerste artikel in dit twee-luik.

(2) Accumulatie curves 2006 tm. januari 2023

Uit de 2 nieuwe CertiQ spreadsheets gereconstrueerde lange maandreeks van januari 2006 tot en met januari 2023, met de bijgestelde historische data, voor de aantallen installaties aan het eind van elke maand (blauwe curve, referentie linker Y-as), en de daarmee gepaard gaande capaciteit in MWp (bruine curve, referentie rechter Y-as). Voor nóg oudere data, zie ook de progressie curves in de analyse van de laatst gepubliceerde "klassieke" maandrapportage, van december 2022. Deze zijn niet meer in de huidige historische overzichten van CertiQ terug te vinden.

De curves zijn "bijna logisch", met in ieder geval een glad verloop voor de aantallen installaties. De capaciteit curve vertoont wel enkele op en neer gaande bewegingen, waarvoor CertiQ enkele al eerder gerapporteerde verklaringen heeft afgegeven. De al gesignaleerde, "extreme anomalie", voor november 2019, heb ik in de capaciteits-curve open gelaten. Voor de grootste project categorie (installaties groter dan 1 MWp per stuk) wordt namelijk een bizar volume van 63,2 GWp (!!) opgegeven in het bron-bestand van CertiQ. Dat is fysiek onmogelijk. Niet alleen omdat in december dat jaar nog maar 1,6 GWp wordt opgegeven voor die categorie (een "logisch" volume voor dat tijdvak), maar ook omdat het hoogste nu bij CertiQ bekende volume, voor januari 2023, nog "maar" 5,6 GWp is in de grootste categorie (en 9,8 GWp voor alle 8 grootte-klassen bij elkaar, punt rechtsboven in de bruine curve).

Ook wordt uit de curves duidelijk, dat de aantallen nieuwe gecertificeerde projecten, na aanvankelijk een redelijke toename te hebben doorgemaakt in de jaren 2009-2012 (gedomineerde door kleine residentiële projecten met SDE 2008 - 2010 beschikkingen), langere tijd behoorlijk zijn gestagneerd, om vanaf 2016 weer toe te nemen. Dat werd vooral veroorzaakt door de bouw van de talloze projecten beschikt onder de toen zeer succesvolle SDE 2014 regeling. Vanaf 2018 is de groei in de versnelling gegaan, door de cumulatie van latere succesvol, voor PV projecten, beschikte SDE regelingen, met name vanaf SDE 2016 II. In 2019-2021 was de groei zeer hoog, maar deze is weer opvallend aan het afvlakken vanaf de 2e jaarhelft van 2021, toen netcongestie problemen als een van de belangrijkste oorzaken, het uitbouw tempo voor de grotere projecten weer flink liet afkoelen.

Bij de capaciteit ontwikkeling, is er vanaf 2015 een eerste versnelling te zien, gevolgd door een knik begin 2018, toen het tempo flink werd opgeschroefd. Dit tempo bleef zeer lang aanhouden (met de al gesignaleerde tijdelijke terugvallen), vanwege de steeds grotere, veel capaciteit inbrengende netgekoppelde installaties. Pas in de tweede helft van 2022 is er een beduidend lager tempo te zien. Maar januari 2023 heeft dat tempo - tijdelijk ? - van een extra boost voorzien, ondanks het flink terug gevallen tempo bij de aantallen projecten.

CertiQ grafiek jaar overzicht 2022

CertiQ heeft in hun net verschenen jaaroverzicht 2022 ook weer traditiegetrouw hun progressie grafiek voor aantallen installaties en capaciteit, met de begin februari 2023 actuele stand van zaken voor alle 12 maanden gepubliceerd. Deze zou dus de stand van zaken voor het gedeelte helemaal rechtsboven in mijn hierboven weergegeven grafiek moeten weergeven. Aantallen installaties aan het eind van elke maand in gele kolommen, referentie linker Y-as. Cumulatieve capaciteit van deze projecten aan eind van elke maand weergegeven middels de rode lijn, in MW, met als referentie de rechter Y-as.

Dit soort grafieken gebruikte Polder PV de laatste tijd voor detail extrapolaties van de werkelijke actuele volumes voor beide parameters. Met de nieuwe opzet van data verstrekking door de TenneT dochter is dit niet meer nodig.

(3) Evolutie aantallen en capaciteit per grootte-klasse 2009 tm. januari 2023

100% aantallen installaties grafiek

In deze eerste grafiek van een tweetal heb ik, naar analogie van de bescheiden dataset in het overzicht van januari 2023, in een 100-procents-diagram de relatieve aandelen van de aantallen ingeschreven installaties van de 8 grootte-klassen uitgezet, in de periode 2009 tm. januari 2023.

Kristalhelder is de absolute dominantie van de kleinste categorie installaties tussen de 1 en 5 kWp in de beginjaren, bijna uitsluitend het gevolg van de eerste drie SDE regelingen die dergelijke kleine projectjes nog mogelijk maakten. Het niveau bereikte eind 2009 rond de 90% van het totale volume, maar begon daarna alweer snel te dalen, met drie tempo wisselingen, om in de totale ingeschreven populatie bij CertiQ, eind 2022 op ruim een kwart van het totaal aantal geregistreerde projecten te blijven steken. De iets grotere categorie installaties tussen 5 en 10 kWp had eind 2009 een bescheiden aandeel, maar groeide daarna wel flink aan. Hun maximale relatieve aandeel werd in de jaren 2013-2015 bereikt, waarna het stapsgewijs afnam t.o.v. het totale aantal projecten, om op zo'n 5,5% te eindigen, begin 2023.

Het aandeel van de categorie projecten tussen 10 en 50 kWp is vanaf 2012 redelijk stabiel gebleven, en omvat begin 2023 13% van het totaal aantal installaties.

De grootste vijf categorieën beginnen bij de aantallen allemaal op een (zeer) laag niveau, maar groeien van jaar tot jaar verder uit, om steeds hogere relatieve aandelen te bereiken t.o.v. het totale aantal projecten in de getoonde periode. Met name de relatieve impact van de onder de wat grotere bedrijven zeer populaire categorie 100 - 250 kWp, is opvallend, de laatste drie jaar. Veel van dergelijke projecten vinden we op platte daken van bedrijfs-terreinen, en natuurlijk ook in de agrarische sector, op talloze boerderijen.

De relatieve volumes die begin 2023 werden bereikt bij deze grootste categorieën zijn, achtereenvolgens, 14% (50 - 100 kWp), bijna 22% (100 - 250 kWp), ruim 11% (250 - 500 kWp), 4,6% (500 - 1.000 kWp), en 3,8% (> 1 MWp).

100% capaciteit grafiek

Zoals eerder al gezegd, kunnen nog steeds abrupte overgangen voorkomen in de historische cijfers van CertiQ. Dat is met name in dit diagram met de 100% verdeling van de capaciteiten over de 8 grootteklassen het geval, die verder vergelijkbaar van opzet is als het exemplaar met de aantallen projecten in de vorige grafiek. Op diverse punten zijn er plotselinge wijzigingen in het evolutie tempo zichtbaar, die niet vanuit een normale groei, of afvlakking daarvan, zijn te verklaren. Het meest opvallende afwijkende gedeelte zien we terug in 2019, waar de data nogal merkwaardige sprongen lijken te maken. En waarvan het meest opvallende exemplaar, de al gememoreerde extreme anomalie voor november 2019, zichtbaar is als een vertikale blauwe lijn, die het excessieve (lees: foutief ingevoerde) volume in de grootste project categorie weergeeft voor die maand. Daarna lijkt de evolutie van de data in rustiger vaarwater terecht te zijn gekomen, en zijn de curves "gladder". Ik zal hier nog verder naar kijken, om te proberen te achterhalen waardoor die vreemde "sprongen" kunnen zijn veroorzaakt.

De algehele trend bij de capaciteit is als volgt samen te vatten. In het begin, rond 2010, was er nog een forse impact van de kleinste systemen tussen de 1 en 5 kWp, maar het aandeel daarvan ging stapsgewijs naar beneden, en is sedert 2020 bijna verwaarloosbaar geworden op het totale volume, ondanks het feit dat nog steeds ongeveer een kwart van de aantallen onder deze categorie valt (vorige grafiek). De volgende "kleine klasse", installaties tussen de 5 en 10 kWp, liet een vergelijkbaar beeld als met de aantallen zien, culminerend in de periode 2011 - 2014, maar ook in die categorie droogt het aandeel op het totaal rap op, met zelfs al vanaf 2019 een bijna niet meer zichtbaar rest aandeel.

De capaciteit in de project klasse met installaties tussen de 10 en 50 kWp piekte met het relatieve aandeel van de geaccumuleerde capaciteit tussen 2011 en 2014, en volgde een vergelijkbaar beeld als bij de 2 kleinste klasses. In januari 2023 is het resterende aandeel geslonken naar 1,3%. Een vergelijkbare trend is bij de opvolgende categorie met installaties tussen de 50 en 100 kWp te zien, waarbij het relatieve aandeel rond 2017 nog licht toenam, om daarna weer stapsgewijs af te vlakken, naar zo'n 3,5% in januari 2023. Let op, dat dit gepaard is gegaan met een duidelijke relatieve toename van het aandeel bij de aantallen installaties in de vorige grafiek. Dat komt door de enorme ontwikkeling bij de grootste project categorie, die, ondanks inbreng van relatief (zeer) weinig projecten, een steeds hogere invloed heeft bij het totale volume van de ermee gepaard gaande capaciteit.

De categorie met installaties tussen 100 en 250 kWp begon met een relatief lage impact tm. 2012, maar nam vervolgens stapsgewijs toe bij het relatieve aandeel van de capaciteit, culmulerend in 2017, om in de laatste jaren weer wat af te nemen. Het aandeel is in januari 2023 weer afgevlakt naar ruim 12% van het totale volume. Dit echter ook weer, bij een toenemende impact bij de aantallen (vorige grafiek).

Vergelijkbaar is de evolutie in de categorie met projecten tussen 250 en 500 kWp. Deze categorie had een laag relatief aandeel tm. 2012, maar groeide stapsgewijs vanaf 2013. Bij een toenemend relatief aandeel bij de aantallen (vorige grafiek), bleef dat bij de capaciteit de laatste jaren min of meer stabiel. In januari 2023 was het aandeel van deze categorie bijna 14% van het totale volume.

Met zeer lage, bijna onzichtbare volumes bij de aantallen in de vorige grafiek, was er aanvankelijk een aardige impact bij de capaciteit binnen de op een na grootste categorie, installaties tussen de 500 en 1.000 kWp. Maar dat aandeel slonk in de periode tm. 2014, en begon daarna weer toe te nemen. Hier lijkt de relatieve toename bij de aantallen projecten vergezeld te gaan van een licht toegenomen impact bij de capaciteit. Het aandeel op het totaal volume is voor de capaciteit in januari 2023 op bijna 11% beland.

De grootste project categorie, installaties groter dan 1 MWp, begon "fors", maar dat was het gevolg van het al in 2002 opgeleverde, toen grootste project van Nederland, het Floriade dak te Vijfhuizen (Haarlemmermeer, NH). Door de groei van de overige project categorieën, en "tijdelijke stilstand" in de grootste project-klasse, kwam het relatieve aandeel van deze grootste categorie tijdelijk onder druk te staan, en was ze het laagst in 2012-2013. Doordat de SDE regelingen vanaf de 2011 ronde geen "bovencap" meer hadden voor de capaciteit, werden al rap grotere projecten (regelmatig véél groter dan 1 MWp) aangevraagd, beschikt, en ook daadwerkelijk gerealiseerd. Vanaf 2015 nam de relatieve impact van deze grootste project categorie dan ook stapsgewijs toe, om vanaf 2020 zelfs meer dan de helft van het totale volume te claimen. Daarna groeide deze categorie grote projecten zelfs verder door, tot het enorme aandeel van al bijna 58% op het totale volume, in het overzicht van januari 2023.

Als we het segment voor deze categorie bij de aantallen bekijken in de vorige grafiek, en dat vergelijken met het relatieve aandeel bij de capaciteit, zien we in 1 oogopslag direct, dat de schaalvergroting met name bij deze categorie uitzonderlijk groot is geweest: relatief weinig projecten brengen enorme volumes aan capaciteit (productie vermogen, derhalve ook zonnestroom productie potentieel) in. Een zeer substantieel deel van dat volume vinden we terug in de honderden al gerealiseerde zonneparken, en, een stuk lager op de trede, bij de ook al talloze grote "dozen in het landschap" (distributiecentra en vergelijkbare objecten). Waarvan de een na de ander van grote hoeveelheden zonnepanelen wordt voorzien.

(4) Kalenderjaar volumes - EOY accumulatie, YOY groei en gemiddelde project capaciteit

Uit de volledige, bijgewerkte historische data-set van CertiQ zijn uiteraard ook de (nieuwe) eindejaars-accumulaties te extraheren, alsmede de daarvan afgeleide (nieuwe) jaargroei cijfers. In de onderstaande grafiek eerst een overzicht van de eindejaars-accumulaties, voor 3 parameters.

EOY - eindejaars-accumulaties en gemiddelde systeem omvang

In deze nieuwe grafiek zijn de eindejaars-volumes uitgezet, volgend uit de volledig nieuwe historische data-set van CertiQ. In blauwe kolommen de aantallen gecertificeerde PV projecten aan het eind van elk kalenderjaar tussen 2009 en 2022. In geel de daarmee gepaard gaande opgestelde, cumulatieve capaciteit, in MWp. En van deze 2 hoofd-parameters afgeleid, de evolutie van het systeemgemiddelde project vermogen in kWp, in de groene curve. Voor alle drie de parameters geldt de (rechter) Y-as, die in dit overzicht op een logarithmische schaal is weergegeven om alles passend in 1 grafiek te kunnen tonen. Voor 2009 en 2022 heb ik de bijbehorende waardes vermeld, om een indruk te krijgen van de evolutie in de loop van de getoonde tijdschaal (13 kalenderjaren).

De aantallen beginnen meteen al op een hoog niveau van 3.767 exemplaren in 2009, wat vooral een gevolg is van de snelle implementatie van enkele duizenden SDE (2008-2009) beschikkingen voor, grotendeels, kleine residentiële installaties, bovenop het al langer bestaande geringe potentieel aan oudere projecten ingeschreven bij CertiQ (voornamelijk gesubsidieerd vanuit de beruchte voorganger regeling, de MEP). Het aantal neemt vervolgens toe, maar vanaf 2012 is er een tijdelijke plateau fase, omdat de SDE regelingen na de hausse van enkele duizende kleine installaties op residentiële daken nog weinig stimulerende werking hadden, én omdat de markt zich nog moest instellen op de planning en daadwerkelijke bouw van dergelijke (grotere) projecten. Dit, in combinatie met nog een relatief lange realisatie termijn, resulteerde in een tijdelijke stagnatie bij de aantallen. Er werden wel degelijk wat eerste grotere projecten gerealiseerd, wat is te zien aan het verloop bij de capaciteit. Pas vanaf 2015-2016 kwam er weer wat "schot" in de toename bij de aantallen, maar het tempo bleef relatief bescheiden, en in 2021 - 2022 zien we weer een tijdelijke (?) afvlakking. Dat laatste heeft vooral te maken met de heftige impact van de vele problemen bij de netcapaciteit, waardoor "snelle realisatie" van grotere projecten een illusie is geworden. Ontwikkelaars zullen geduld moeten betrachten bij de oplevering van hun installaties. Eind 2022 waren er volgens de meest recente data van CertiQ 33.349 PV projecten bij hen ingeschreven. Zie ook de grafiek met een kleiner tijdvak in de bespreking van het nieuwe januari overzicht, separaat door CertiQ gepubliceerd.

Bij de capaciteit zien we een veel "agressievere" ontwikkeling, wat zoals al vaak gememoreerd, heeft te maken met een zeer forse toename van de gemiddelde capaciteit per project in de loop der jaren (schaalvergroting). De groei is al van meet af aan onstuimig, beginnend bij 18,7 MWp EOY 2009, vlakt, i.t.t. bij de aantallen, slechts weinig af in 2012-2014, en zet er vervolgens weer flink de sokken in vanaf 2015. Om pas in 2021-2022 weer iets af te vlakken. Eind 2022 stond er volgens CertiQ alweer 9.049,3 MWp aan gecertificeerde PV-capaciteit in hun database.

De zogenaamde compound annual growth rates (CAGR) voor de aantallen en capaciteiten zijn in de weergegeven periode van 2009 tm. 2022 als volgt. Voor de aantallen projecten gemiddeld 18,3% per jaar, voor de capaciteit maar liefst 61,4% per jaar. Vooral de gemiddelde jaarlijkse groei bij de capaciteit is extreem hoog, gemeten over zo'n lange periode.

Een logisch gevolg van een "redelijk gezapige groei" bij de aantallen projecten, en een gelijktijdige forse groei bij de capaciteit is, dat het uit deze parameters berekende gemiddelde systeem vermogen aan het eind van elk kalenderjaar flink is toegenomen (groene curve). Aanvankelijk even stabiel, evolueerde de systeemgemiddelde capaciteit eind 2009, van 5,0 kWp gemiddeld (bijna uitsluitend residentiële projecten), tot 282,1 kWp gemiddeld, eind 2022, na een versnelling in 2014-2019, en weer een lichte terugval in het tempo, in 2020-2022.

YOY - berekende jaargroei volumes en gemiddelde systeem omvang nieuwe projecten

Vanuit de parameters in de vorige grafiek zijn de jaargroei volumes in de betreffende jaren uitgerekend. Uit de aantallen projecten (wederom blauwe kolommen) en de bijbehorende nieuwe capaciteiten per jaar (gele kolommen), zijn ook weer de gemiddelde capaciteiten van de nieuw toegevoegde PV-installaties per kalenderjaar berekend, en geplot in de groene curve. Ook in deze grafiek geldt, dat voor alle 3 de getoonde parameters de rechter Y-as als referentie geldt, opnieuw logarithmisch weergegeven. Omdat het verloop van de curves, die de jaargroei volumes in de loop van de tijd tonen, grilliger is, heb ik zowel bij de start (2009) als eindwaarden (2022), en bij de minima en de maxima, de betreffende data in de grafiek vermeld.

Bij de nieuwe aantallen projecten per kalenderjaar waren de beginjaren aanvankelijk dominant vanwege de vele nieuwe, vooral residentiële en kleinschalige PV projecten op bedrijfspanden, scholen e.d. In 2009 werden 3.765 nieuwe projecten toegevoegd aan de CertiQ database*. Daarna kwam korte tijd de klad er in. Niet alleen omdat de opvolger SDE regelingen installaties achter kleinverbruik aansluitingen uitsloot van participatie. Onder anderen vanwege de nieuwe "ondercap" van 15 kWp per aanvraag, maar al snel werden zelfs alleen nog maar projecten achter grootverbruik aansluitingen voor nieuwe aanvragen geaccepteerd. Ook vanwege de wijzigingen in de subsidie systematiek, en het traag op gang komen van daadwerkelijk bouw van nieuwe (grotere) projecten, vielen de nieuwe aantallen per kalenderjaar terug naar 260 exemplaren in 2014. Mede vanwege het succes van de SDE 2014 "+" regeling, en natuurlijk de daar op volgende regelingen met vele miljarden Euro's aan extra subsidies om aan te vragen, namen de aantallen vervolgens weer toe. Om in 2020 het voorlopige plafond te bereiken, met momenteel 5.503 nieuwe gecertificeerde PV projecten in de databank van CertiQ. Mede vanwege de flink verzwaarde marktomstandigheden, met name de problemen bij de aansluiting en de beschikbare (overblijvende) netcapaciteit, zakte het tempo vervolgens weer in. Van 3.850 nieuwe projecten in 2021, naar nog maar 1.949 nieuwe exemplaren in 2022.

De evolutie van de nieuwe PV capaciteit per kalenderjaar laat een duidelijk ander beeld zien. Generiek bezien is er sprake van een relatief stabiele beginperiode, zeer flinke groei per jaar tm. 2020, waarna weer afkoeling is opgetreden. Meer in detail, op volgende wijze. Na een prima start van 18,7 MWp nieuw PV vermogen in 2009, viel de nieuwe toevoeging in 2010 weer tegen (grotendeels nieuwe residentiële installaties met SDE), met nog maar 13,0 MWp nieuwe capaciteit. Daarna steeg het volume weer enigszins, viel weer iets terug bij de nieuwe capaciteit in 2013, maar nam vanaf 2014 duidelijk toe. Elk nieuw jaar bracht vervolgens (fors) meer nieuw PV vermogen in de databank van CertiQ, uiteindelijk culminerend in Corona-jaar 2020, wat voor PV een record jaar is geweest. CertiQ voegde toen 2.436,9 MWp nieuw project vermogen toe, een factor 124 maal het volume bijgeschreven in 2009.

Door alle problemen in de markt, is sinds 2021 het tempo bij de nieuwbouw weer beduidend afgenomen. Van 1.983,3 MWp in 2021, tot nog maar 1.586,3 MWp in 2022, met de meest recent bekend gemaakte data van CertiQ. Daarmee zijn de jaargroei cijfers van de laatste vijf jaar voor het belangrijke criterium "nieuwe capaciteit" als volgt ge-evolueerd:

  • 2018 EOY 1.648,4 MWp; YOY 915,7 MWp; toename jaargroei t.o.v. YOY 2017 205%
  • 2019 EOY 3.402,8 MWp; YOY 1.754,1 MWp; toename jaargroei t.o.v. YOY 2018 92%
  • 2020 EOY 5.839,7 MWp; YOY 2.436,9 MWp; toename jaargroei t.o.v. YOY 2019 39%
  • 2021 EOY 7.823,1 MWp; YOY 1.983,4 MWp; toename jaargroei t.o.v. YOY 2020 -19%
  • 2022 EOY 9.409,3 MWp; YOY 1.586,3 MWp; toename jaargroei t.o.v. YOY 2021 -20%

De getoonde relatieve toenames / afnames van de jaargroei cijfers zijn, met de nu bekende meest recente cijfers bij CertiQ nog niet de "extremen". In 2010 lag de jaargroei van de capaciteit 30% onder de toename in 2009. In 2015 was de aanwas zelfs 306% hoger dan de jaargroei in 2014. Dit laatste had vooral te maken met het begin van de implementatie van de voor zonnestroom zeer succesvol verlopen SDE 2014 regeling. Die vanaf 2015 een voor die tijd fors nieuw volume toevoegde, in vergelijking met de nog bescheiden nieuwbouw in 2014 (115,7 MWp t.o.v. 28,5 MWp bij de meest recente CertiQ data).

Conclusie: zeer forse groeicijfers van de nieuwe jaarvolumes in 2018 tm. 2020, maar in relatieve zin wel afnemend (van 205% in 2018 tot 39% in 2020). Vanaf 2021 zijn de jaargroeicijfers weer afgenomen t.o.v. de aanwas in de voorgaande jaren, met achtereenvolgens 19%, resp. 20% minder nieuw volume, dan in het voorgaande jaar.

Vervanging jaargroei cijfers CertiQ

Met boven genoemde en in grafiek getoonde nieuwste afgeleide jaargroei cijfers, kan de al jaren door Polder PV bijgehouden "oude grafiek" met de wat chaotische verzameling CertiQ cijfers (maandrapportage cumulaties, jaar overzichten, revisies daarvan, gevolgd door recentere reconstructies van "oude cijfers" door Polder PV), definitief naar de archieven worden afgevoerd. Dat blijkt uit een vergelijking van de oude cijfers uit de (gereviseerde dan wel ongereviseerde) jaar rapportages, met de nu nieuw bijgestelde exemplaren uit de huidige CertiQ update, hierboven weergegeven:

  • 2018 gereviseerd jaar overzicht YOY 914,9 MWp ("oud") . Verschil nieuw t.o.v. oud 0,9%
  • 2019 gereviseerd jaar overzicht YOY 1.636,3 MWp ("oud"). Verschil nieuw t.o.v. oud 7,2%
  • 2020 oorspronkelijk (niet gereviseerd) jaar overzicht ** YOY 2.035,4 MWp ("oud"). Verschil nieuw t.o.v. oud 19,7%
  • 2021 oorspronkelijk (niet gereviseerd) jaar overzicht ** YOY 2.101,1 MWp ("oud"). Verschil nieuw t.o.v. oud -5,6%

Hieruit blijken forse verschillen te zijn opgetreden in vergelijking met de evolutie van de (oude) CertiQ cijfers. Met toenemende "meer" volumes dan eerder gerapporteerd, bij de jaargroei cijfers van 2018 tm. 2020. En een negatieve bijstelling van de jaargroei volgend uit het oorspronkelijke jaaroverzicht, van bijna 6% in 2021. Met daarbij natuurlijk wel de kanttekening, dat hier ook nog wel wat aan gewijzigd kan gaan worden in latere updates.

Gemiddeld vermogen blijft toenemen

Bij het systeemgemiddelde vermogen van de nieuwe projecten per kalenderjaar (groene curve) blijft de ontwikkeling, afgezien van een tijdelijke stabilisatie in 2009-2010, een sterk progressieve ontwikkeling vertonen. Zelfs als het bij de absolute vermogens en/of aantallen in bepaalde jaren wat minder gaat, blijft de gemiddelde capaciteit per project gewoon doorgroeien. In 2009 was dat bij de nieuwe installaties nog een bescheiden 5,0 kWp per installatie. Eind 2022 is dat al zeer sterk toegenomen, naar gemiddeld 813,9 kWp, bij de nieuwe projecten. Een factor 163 maal zo hoog. De schaalvergroting van de PV sector in simpele cijfers getoond.

* De nu resterende hoeveelheid is minder dan de oorspronkelijke hoeveelheden, omdat er tussentijds ook weer projecten vanwege meerdere redenen uit kunnen vallen, en derhalve uitgeschreven worden uit de CertiQ databanken. Voor de SDE projecten houd ik die uitval ook intensief bij, zie de analyse van de RVO cijfers van 1 januari 2022.

** Vanaf 2020 zijn er géén revisies meer verschenen van de begin van elk opvolgend kalenderjaar verschenen jaar overzichten. 2019 is het laatste jaar waarvoor een "gereviseerd jaar overzicht" is gepubliceerd. Bijstellingen van oudere cijfers waren altijd al fors, vandaar dat Polder PV CertiQ met klem heeft verzocht, om de gereviseerde cijfers publiek te maken. Leidend tot de huidige besprekingen van de nieuwe historische data.

(5) Garanties van Oorsprong - de volledige reeks maandproducties

In de bespreking van de rapportage over januari 2023 had ik al een eerste grafiek getoond met de afgifte van de Garanties van Oorsprong (GvO's) voor zonnestroom van gecertificeerde installaties bekend bij CertiQ, met de daarin gepubliceerde cijfers. Ik gaf al aan dat er aan "de linkerkant van de grafiek" gegevens moesten ontbreken. Dat wordt nu in het totaal overzicht, de synthese van de grote spreadsheet met het eerder besproken nieuwe exemplaar, recht getrokken.

Hierbij treden alweer complicaties op, want niets in de energiewereld is simpel. Garanties van Oorsprong worden beslist vaak, en voor een groot deel, zeer snel na de productie bijgeschreven in het register, en worden dus al snel "zichtbaar". Dat gaat om de grootste volumes uit de zogenaamde "maand van productie". Maar het komt ook zeer vaak voor, dat de formele bijschrijving, in terminologie van CertiQ, "de periode van transactie", ver na de productie maand wordt geadministreerd. Ik had aan de spreadsheet van januari 2023 al gezien, dat dit in extreme mate kan optreden, want ik zag al nieuwe bijschrijvingen in die rapportage, voor productie maanden in het lang vervlogen jaar 2014 (!). In het grote historische overzicht vind ik ook talloze bijschrijvingen voor productiejaren ver voor de transactie datum terug. De oudste entry (maart 2006), heeft zelfs een bijschrijving van 2 GvO's (elk goed voor 1 MWh zonnestroom productie) in januari 2017, bijna 11 jaar later na de feitelijke productie maand (!).

Dit alles maakt reconstructie van de tijdlijn voor de afgegeven GvO's in de afgelopen jaren tot een behoorlijk ingewikkelde klus, die Polder PV inmiddels heeft afgerond. De data voor de nieuwe spreadsheet voor januari 2023 is geïntegreerd met die van de grote "verzamelbak" van de oudere gegevens in de grote sheet, en vervolgens is de boel uitgelijnd, met het volgende resultaat.

Afgifte van Garanties van Oorsprong ("productie van gecertificeerde zonnestroom") per maand, vanaf maart 2006, tot en met de eerste afgegeven exemplaren voor december 2022. We zien heel lang "bijna niets" geschieden op dit vlak, pas vanaf 2011 zien we wat "rimpelingen" verschijnen dicht bij de X-as. Vanaf 2015 wordt de productie per maand goed "zichtbaar", maar we zien in de winterperiodes van 2014/2015, 2015/2016, en 2016/2017 wel enkele "onmogelijke" piekjes verschijnen (vraagteken, mogelijk bijschrijvingen in de verkeerde maand en/of "gelumpt" rond de jaarwisseling van productie in eerdere maanden ??). Daarna is het beeld logisch. Steeds hogere productie pieken in de zomermaanden, als gevolg van almaar toenemende capaciteit in de CertiQ databank, en toevoeging van die nieuwe producties bovenop de output van de al langer in de statistieken opgenomen productie volumes. In de laatste drie jaren, zijn de "zomerse pieken" flink toegenomen, van 740 GWh in "record maand mei 2020", via 920 GWh in juni 2021, tot alweer 1.217 GWh in juni 2022. De tweede maand in de CertiQ historie, dat er meer dan 1 terawattuur aan productie werd vastgelegd (na mei 2022). Ook in de wintermaanden stijgen de totale producties mee, al ligt december 2022 nog wel iets onder het niveau van december 2021. De verwachting is echter, dat dit opwaarts bijgesteld zal gaan worden in latere updates, het getoonde volume is nog maar het aller-eerste cijfer voor die maand.

Om een duidelijker beeld van de afgelopen jaren te tonen, heb ik van bovenstaande grafiek een "extract" gemaakt vanaf januari 2017, en een vergelijkbaar concept gebruikt als de al jaren bijgewerkte grafiek met de nu dus achterhaalde data uit de oorspronkelijke maandrapportages (laatste exemplaar onder paragraaf 10 in de bespreking van het december 2022 maand rapport). Deze grafiek dient als "basis" voor komende updates van CertiQ.

Afgifte van Garanties van Oorsprong / productie van gecertificeerde zonnestroom, in de jaren 2017 tm. eind 2022. Met name voor de maand waarden in de meest recente jaren zijn nog wel wat toevoegingen te verwachten, de data voor de eerdere jaren zijn al grotendeels gestabiliseerd ("bijna definitief"). Referentie GvO's (blauwe curve, waarden in GWh per maand): rechter Y-as. De maximaal behaalde producties per kalenderjaar zijn in getallen weergegeven (zomermaanden, veelal juni).

Ook in deze grafiek geplot de accumulatie van de in de registers van CertiQ voorkomende capaciteit (magenta curve, referentie linker Y-as, in MWp). Zoals elders uitgelegd in deze analyse, kunnen toenames per maand soms ook "negatief" uitpakken, waarvan in deze periode 4 exemplaren zijn te zien. De waarde voor november 2019 was onmogelijk (excessief hoog, mogelijk vanwege een "nullen fout" bij de ingave van een relatief groot project door een netbeheerder). En is daarom weggelaten ("gat" in curve).

Voor beide curves zijn de maximale waardes separaat weergegeven met grotere diamantjes: 1.217 GWh gecertificeerde productie in juni 2022, resp. 9.764 MWp geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteit, eind januari 2023. By far het grootste volume van alle zonnestroom capaciteit in Nederland, en bekend bij TenneT dochter CertiQ.

(6) Jaarproducties volgens Garanties van Oorsprong

Uit de opgegeven maandelijkse producties van gecertificeerde zonnestroom, zichtbaar gemaakt in de vorige paragraaf, zijn op eenvoudige wijze de per kalenderjaar afgegeven hoeveelheid GvO's (productie volumes van gecertificeerde zonnestroom) af te leiden. Dat heb ik weergegeven in onderstaande nieuwe grafiek, die het oude exemplaar gepresenteerd in de analyse van het jaaroverzicht van 2021 (2e grafiek onder deze link) vervangt met de meest recent bekende productie volumes, vanaf 2006.

Zeer duidelijk tekent zich, ook hier weer, de enorme progressie in de Nederlandse (gecertificeerde) PV markt af, bij de jaarlijks door CertiQ in de vorm van GvO's afgegeven certificaten voor zonnestroom productie. Van bijna niet meer terug te vinden productie volumes van 1 tot 4 honderdste GWh in 2006 tm. 2008, tot rap aanzwellende jaar volumes van 33 GWh in 2011, 219 GWh in 2015, al 1,6 TWh in 2018, 2,9 TWh in 2019, een enorme sprong naar dik 5 TWh in 2020, en verder naar 6,2 TWh in 2021. En in 2022, met de nu bekende data van CertiQ, alweer ruim 8,3 TWh. Wat al neerkomt op 6,8% van de totale bruto stroom productie in Nederland, in 2021 (122,1 TWh, volgens het CBS).

Zoals de vlag nu staat is de groei van de per jaar afgegeven certificaten in 2019 toegenomen met 82% t.o.v. de aanwas in 2018. In 2020 ging er nog eens 74% overheen (t.o.v. de aanwas in 2019). 2021 deed daar "een bescheiden" 22% bovenop (ditto t.o.v. groei in 2020). En in zeer zonnig 2022 werd nog eens 35% extra volume aan zonnestroom certificaten uitgegeven, t.o.v. het volume in 2021.

3 separate opgaves voor GvO's, netinvoeding dominante factor

Bovenstaande productie volumes zijn, volgens de separate opgaves in de brongegevens van CertiQ, de optelsom van (a) "netlevering", (b) "niet-netlevering" (derhalve: eigenconsumptie van zelf opgewekte zonnestroom), minus de separaat door CertiQ opgegeven "teruggetrokken GvO's". Die kennelijk niet gerealiseerde, doch eerder wel geclaimde producties betreft.

De percentages netlevering en niet-netlevering verschillen per jaar, en zullen zeker voor de meest recente jaren nog, vanwege ontbrekende data, kunnen wijzigen. Tellen we alle jaarvolumes bij elkaar op in de periode 2006 tm. 2022, komen we op een totaal uitgegeven hoeveelheid van bijna 20 TWh voor netlevering, 6,3 TWh voor "niet-netlevering", resp. 204 GWh aan teruggetrokken certificaten. Van het totaal, ruim 26 TWh (a + b - c), betreft slechts 1% teruggetrokken certificaten. 24% betreft eigen-consumptie (niet-netlevering). Driekwart van de aangemaakte certificaten betreft gecertificeerde zonnestroom die aan het net is geleverd, de overgrote meerderheid, dus. Het is dan ook niet vreemd, dat er in de afgelopen jaren forse problemen bij de snelle, en omvangrijke productie van zonnestroom zijn ontstaan, waarvan bij de gecertificeerde projecten, het grootste opgestelde volume in ons land, nog steeds een aanzienlijk deel op het net blijkt te worden ingevoed.

Tot slot, wederom een probleemgevalletje

Dit alles, betreft de extractie van de GvO data uit de op 6 februari jl. geopenbaarde nieuwe spreadsheets van CertiQ. Omdat de totale jaarvolumes ook altijd in de jaaroverzichten worden vermeld, heb ik het gelijktijdig verschenen "eerste" jaaroverzicht 2022 van CertiQ er bij genomen, om die data te controleren. Voor 2022 is het opgegeven volume "productie van duurzame elektriciteit in Nederland" voor zon bijna identiek aan de door mij uit de brondata berekende 8.333 GWh. Maar voor het reeds lang verstreken jaar 2021 wordt een, t.o.v. het jaaroverzicht van dat jaar (5.605 GWh) opwaarts bijgesteld volume opgegeven van "slechts" 5.820 GWh. Terwijl mijn huidige berekening van de detail data van CertiQ, veel hoger uitkomt, op 6.166 GWh (zie de grafiek hierboven). Natuurlijk zijn de cijfers voor de laatste jaren nog steeds "moving targets", en blijven ze regelmatig bijgesteld worden. Maar het vastgestelde verschil tussen het nu berekende volume, en het "nieuwe" volume voor 2021 in CertiQ's eigen jaar overzicht van 2022 is opvallend groot, bijna 6%.

Voorlopig ga ik er van uit dat ik op basis van de brondata van CertiQ de correcte berekening heb gemaakt, en dat genoemde 6.166 GWh de zonnestroom productie van gecertificeerde installaties in 2021 weergeeft. Totdat het tegendeel bewezen is.

Als we naar de separate segmentatie tabel voor productie installaties kijken in hetzelfde jaar rapport, blijken bij de capaciteiten ook weer drie cijfers iets af te wijken van de brondata die op dezelfde dag door CertiQ zijn gepubliceerd. Er blijven dus merkwaardige discrepanties bestaan tussen data afkomstig van een en dezelfde officiële instelling, die op dezelfde dag zijn gepubliceerd.

(7) Bronnen

Actuele statistieken pagina van CertiQ / VertiCer Met voor peildatum 6 februari 2023 de eerste "nieuwe" soort rapportages (Excel spreadsheets voor data "tot transactiemaand juni 2021", resp. het data overzicht van januari 2023)

Jaaroverzicht 2022 (pdf, met een synthese van de belangrijkste cijfers uit de CertiQ databank. Dergelijke jaaroverzichten worden sinds 2020 niet meer opgevolgd door een revisie, en bevatten dus data die snel verouderd zullen blijken, gezien alle continue wijzigingen in de bronbestanden van de TenneT dochter)



8 februari 2023: Januari 2023 flinke toename geregistreerde gecertificeerde zonnestroom capaciteit, 354 MWp, maar het verhaal is complexer bij CertiQ. Deel I.

Zoals in het vorige bericht gemeld, is de wijze van publicatie van gegevens bij TenneT dochter CertiQ (onderdeel van VertiCer) fundamenteel gewijzigd met ingang van de eerste verslaggeving van januari 2023. Er zijn 2 Excel sheets verschenen, waar een grote hoeveelheid data in terug te vinden is. Met wat moeite wist Polder PV hier enkele data voor zonnestroom uit te destilleren. De huidige analyse gaat over het document gepubliceerd voor januari 2023, later kom ik terug op andere data. Eerst hoort hier natuurlijk nog wel de blijvend belangrijke disclaimer bij alle (zonnestroom) data van CertiQ:

* Disclaimer: Status officiële CertiQ cijfers volgens maandelijkse rapportages !

I.v.m. omvangrijke toevoegingen sedert 2018 aan dit dossier (vrijwel exclusief gedreven door grote hoeveelheden, SDE gesubsidieerde, en gemiddeld genomen steeds groter wordende PV projecten), in combinatie met inmiddels al 3 ernstige data "incidenten" bij CertiQ (september 2017, juni 2019, resp. april 2020), die Polder PV meldde aan de TenneT dochter (waarna deels substantiële correcties werden gepubliceerd), sluit de beheerder van Polder PV niet uit, dat de huidige status bij CertiQ niet (volledig) correct zal kunnen zijn. Een vierde casus diende zich aan n.a.v. het februari rapport in 2021. En, helaas, herhaalde dit zich wederom in de december rapportage van 2022.

Met name foute capaciteit opgaves van netbeheerders voor "kleinere" projecten kunnen, ondanks aangescherpte controles bij CertiQ, aan de aandacht blijven ontsnappen en over het hoofd worden gezien. Maar ook cijfermatige incidenten met opgaves van volumes van grotere projecten kunnen nog steeds niet uitgesloten worden. Deze laatsten zullen, indien onverhoopt optredend, hoge impact hebben op het volume aan maandelijkse toevoegingen, en ook, zei het in relatieve zin beperkter, invloed hebben op de totale accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit aan het eind van de betreffende maand rapportage.

Hierbij komt ook nog het feit, dat ooit gepubliceerde volumes in de maandrapportages, al snel bijgesteld kunnen worden door continue toevoegingen en correcties voor de betreffende maanden, bij CertiQ. Wat de directe gevolgen daarvan zijn, vindt u grafisch geïllustreerd in het artikel gepubliceerd op 4 november 2020.

Voor 2020 en 2021 zijn de consequenties van deze continu optredende bijstellingen opnieuw berekend - in de rapportage voor december 2021. Deze bijstellingen werden in analyses van de maand rapportages tot en met 2022 bijgehouden door Polder PV, waaruit o.a. de meest actuele jaargroei volumes werden berekend.

Vanaf januari 2022 is er een complete revisie van de publicatie systematiek van CertiQ in gang gezet.

CertiQ heeft op basis van diverse opmerkingen van Polder PV over deze problematiek stelling genomen met belangrijke achtergrond informatie over de totstandkoming van hun cijfers.

Het overzicht met de eerste cijfers over januari 2023 verscheen in compleet vernieuwde vorm bij CertiQ op 6 februari 2023.

In de analyse hier op volgend wordt ingegaan op de nieuwe data voor zonnestroom, in flink aangepaste en afgeslankte vorm. In een later stadium zal worden ingegaan op eerdere data, die ook bij CertiQ beschikbaar zijn gekomen.

** "Projecten" hier gelijk te stellen aan "inschrijvingen bij CertiQ". Dit kan deels gaan om meerdere deel installaties op een en hetzelfde adres en/of bedrijfs-complex. Vaak gaat het daarbij om separate SDE beschikkingen, waarvoor vereist is dat ze allen een eigen bemetering hebben, tenzij daarvoor afspraken zijn gemaakt met RVO. Er zijn de nodige lokaties met meer dan 1 SDE beschikking, Polder PV heeft daar honderden voorbeelden van in zijn eigen project dossier.

† De "registratie procedure" bij CertiQ is, naar eigen zeggen, als volgt: "Pas nadat uw netbeheerder uw aanmelding heeft goedgekeurd, schrijven wij uw installatie in en ontvangt u hiervan een bevestiging. Als er sprake is van subsidie, dan geven wij uw inschrijving de volgende dag door aan RVO". RVO krijgt de data dus pas ná inschrijving en registratie bij CertiQ. Die direct in het opvolgende maandrapport zichtbaar worden op de website van de TenneT dochter (inmiddels opgegaan in VertiCer). De verwerking, validatie, en registratie van gegevens bij RVO (in het geval van 1 of meer SDE beschikkingen), kan echter zéér lang duren, tot vele maanden lang aan toe. Vandaar dat publiek gemaakte rapportages over de status van de administratie bij RVO altijd (soms zeer sterk) achterlopen bij de maandelijkse rapportages bij CeritQ.

Links naar paragrafen:

 

(1) Evolutie cijfers juli 2021 tm. januari 2023

Nieuwe weergaven van de progressie data in de nogal complexe spreadsheet van CertiQ, die de oude maandrapportages vervangt. Data voorlopig in deze vorm slechts beschikbaar vanaf juli 2021 in het document met data stempel januari 2023. Voor de voorgaande jaren, zie de laatste data gepubliceerd door Polder PV m.b.t. het maandrapport voor december 2022. Ook voor veel uitgebreidere overige informatie m.b.t. de oudere zonnestroom cijfers bij CertiQ. Ik kom later terug op de oudere data van CertiQ.

Bij de accumulatie stijgt uiteraard het volume van maand tot maand, maar er zijn ook tijdelijke afwijkingen mogelijk, waardoor er zelfs kleine "negatieve dips" kunnen ontstaan, die gevolgen hebben voor de presentatie voor de verschillen van maand tot maand (zie verderop). CertiQ heeft omstandig toegelicht wat de oorzaken van dergelijke verschillen kunnen zijn, zie daarvoor het artikel van 16 januari 2023.

In het hier gepresenteerde overzicht stijgen de volumes voor de aantallen installaties (blauwe kolommen, referentie rechter Y-as) in ieder geval van 29.869 eind juli 2021, naar 33.342 installaties in de databank van CertiQ, eind januari 2023. Eind december 2022 staan in deze update nu 33.349 installaties genoteerd. Dat zijn er alweer 185 meer, dan de 33.164 geturfd in het december maandrapport van CertiQ.

Bij de capaciteit in MW (zeer waarschijnlijk generator vermogen, derhalve MWp, gele kolommen, rechter Y-as), is de stijging in deze periode van 6.858,5 MWp (eind juli 2021) tot 9.763,7 MWp (eind januari 2023). Eind december is er bij CertiQ nu 9.409,3 MWp bekend. Dit is momenteel 85,4 MWp meer dan de 9.324,0 MWp die in het december 2022 rapport was opgegeven. Van de bijna 9.475 MWp in de november 2022 rapportage is aardig wat afgesnoept, momenteel staat voor eind die maand nog maar ruim 9.314 MWp, 161 MWp minder. Dit lijkt sterke vermoedens van (een) flink neerwaartse correctie(s) van 1 of meer projecten door een netbeheerder te bevestigen, al kan voor het vaststellen van de exacte oorzaak van de daardoor opgetreden anomalie, door CertiQ, vanwege diverse redenen, geen aandacht (meer) worden besteed.

Uit aantallen installaties en het daarmee gepaard gaande totale vermogen is eenvoudig de gemiddelde project omvang te berekenen (groene curve in de grafiek, referentie linker Y-as). Deze evolueert tussen juli 2021 en januari 2023 van 229,6 kWp naar 292,8 kWp per project. Een flinke toename van 28% in 18 maanden tijd (!), wat de continue schaalvergroting in de bij CertiQ bekende PV projecten sector wederom bevestigt. Eind 2022 zou het gemiddelde 282,1 kWp zijn geworden. Dit is een geringe bijstelling van de 281,1 kWp, met de toen beschikbare cijfers in het december rapport van dat jaar.

In de grafiek heb ik ook de volumes voor eind 2021 weergegeven. Die zijn belangrijk voor het bepalen van de jaargroei in 2022, met de nu bekende (bijgestelde) cijfers. Zie verderop.

(2) Wijzigingen van maand tot maand

Voor de veranderingen in de database van CertiQ, die niet alleen maar "nieuwbouw projecten" betreft, maar óók afbouw, wijzigingen, en wat dies meer zei omvat (zie commentaar CertiQ), en die dus een complex samenspel van "plussen en minnen" weergeven, heb ik wel voor de aantallen en de capaciteiten separate grafieken gemaakt, omdat de impact van de wijzigingen nogal verschillend zijn bij deze eenheden. Eerst de wijzigingen in de aantallen ingeschreven projecten tussen de "einde-maand" (EOM) cijfers. Resulterend in "month-on-month" (MOM) wijzigingen.

In deze eerste presentatie de wijzigingen per maand in de aantallen ingeschreven gecertificeerde PV projecten bij CertiQ, van augustus 2021 tm. januari 2023. Tot en met januari 2022 is er een aardige "netto groei" in het dossier, met toenames van 258 (oktober 2021) tm. 381 (netto) nieuwe installaties in januari 2022. Daarna is er duidelijk sprake van een flinke afkoeling, in de periode tot en met juli 2022 netto toevoegingen tussen de 169 (maart) en 214 nieuwe installaties (juli). Daarna zijn er zeer bescheiden netto toevoegingen te bespeuren, tussen de 22 (november) en 136 (augustus) netto nieuwe installaties. Deels zal dit te maken hebben met vertragingen bij de feitelijke administratie van nieuwe projecten, bovenop andere redenen. Ook zullen beslist niet alle nieuwe projecten direct ingeschreven zijn of worden, maar wat later dan in de maand van oplevering. Deels is het echter ook een vingerwijzing naar een flinke afkoeling in de projecten markt. Later zullen de (nieuwe) volumes per maand in de tweede jaarhelft van 2022 vermoedelijk nog wel wat aantrekken. De grote vraag is natuurlijk, hoe groot die bijschrijving dan wel zal gaan worden. We zullen dit later pas gaan zien in de nieuwe rapportages van CertiQ.

In de laatste kolom zien we weer eens een "negatieve groei" van 7 installaties minder, eind januari, dan er eind december nog stonden. Dit zal vaker voor (gaan) komen. Meestal slaat dit in latere rapportage versies om naar een positieve groei, die echter beslist heel klein kan zijn.

In deze tweede grafiek de wijzigingen tussen 2 opvolgende maanden voor de opgestelde nominale capaciteit, in MWp. Tussen augustus 2021 en juli 2022 is er uiteraard een wisselend beeld, met netto toenames tussen de 135,6 MWp in oktober 2021, en een stevige groei van 303,3 MWp in januari 2022. Bij de "oude" maandrapport cijfers, lag de piek voor 2021 in december (459 MWp), en voor 2022 in mei (264 MWp, zie 2e grafiek in paragraaf 1 van de laatste maandrapport analyse voor december 2022). Dit geeft weer goed aan hoe "dynamisch" de historische cijfers zijn bij CertiQ. Waarvoor ik in het verleden regelmatig heb gewaarschuwd. In de tweede jaarhelft van 2022 zakt september al in de min met de wijzigingen sedert augustus (-13,5 MWp), om daarna stapsgewijs op te veren naar 95,1 MWp netto nieuwe capaciteit in december. En uiteindelijk op een record volume van 354,4 MWp te komen in januari van het nieuwe jaar. Dit, nota bene, bij een licht negatieve netto groei van het aantal installaties in die maand (vorige grafiek) ...

Gezien deze sterk verschillende, soms zelfs tegengestelde bewegingen van de aanwas cijfers, heeft het bepalen van het gemiddelde vermogen per maand (bij de "netto nieuwe installaties") niet zoveel zin, want dan krijg je hele rare, en nietszeggende cijfers.

(3) Jaargroei 2022

Wel kunnen we op basis van de nu verstrekte beknopte dataset alweer een voorlopig nieuwe afschatting doen voor de toename van aantallen en capaciteit in 2022. De piketpalen daarvoor heb ik in de eerste grafiek al aangegeven.

Met de huidige cijfers voor 2022 komen we op een - nog zeer voorlopige - groei uit van 1.949 installaties, gepaard gaand met ruim 1.586 MWp, en een gemiddelde systeem omvang van 814 kWp per nieuw project in 2022. Dit, uiteraard, pending waarschijnlijk weer later komende bijstellingen van de historische data door CertiQ.

Op basis van louter de maandrapportages van CertiQ werden in een eerder stadium nieuwe volumes van 2.615 nieuwe projecten resp. 1.906 MWp voor de nieuwbouw in 2022 vermeld. Kijken we naar het verschil tussen het net ook uitgebrachte jaar rapport voor 2022 en dat voor 2021 (beiden verschenen ongeveer aan het begin van het opvolgende jaar), zouden we op volumes van 2.798 nieuwe installaties resp. 1.991 MWp nieuwe capaciteit zijn gekomen. Ik heb echter in de analyse van het laatste maandrapport voor 2022 al de data uit de meest recente evolutie grafiek ge-extraheerd, en kwam toen op volumes van 1.864 nieuwe installaties, bij een nieuwe capaciteit van 1.504 MWp. Resulterend in een systeemgemiddelde capaciteit van ongeveer 807 kWp voor de nieuwe installaties in 2022. De meest recente reconstructie, op basis van de nieuwste cijfers gepresenteerd in de huidige januari 2023 rapportage, en weergegeven in de vorige alinea, zit op beide fronten, en bij het resulterende systeemgemiddelde vermogen, weer wat hoger in de boom, en moet momenteel als meest nauwkeurige afschatting voor 2022 worden beschouwd. Totdat de brondata weer gaan wijzigen.

Het is nu ook al mogelijk om de jaargroei van de afzonderlijke grootteklassen te bepalen. Die worden door CertiQ namelijk ook bij de maandelijkse cijfers opgegeven (dat was voorheen uitsluitend bij de jaar rapportages het geval), en is de jaargroei van die klassen dus te bepalen door het verschil te nemen van de eindstanden voor december 2021 en december 2022. We krijgen dan het volgende staatje, met de toename van de volumes in kalenderjaar 2022. Ik heb hier ook de procentuele aandelen van elk segment t.o.v. het totaal volume weergegeven direct achter de absolute waardes. En achteraan een kolom toegevoegd van de systeemgemiddelde capaciteit van de (netto) nieuw toegevoegde volumes in het jaar 2022, in kWp.

Nieuwe jaarvolumes 2022 (YOY)
Aantallen
aandeel op totaal (%)
Capaciteit (MWp)
aandeel op totaal (%)
Gemiddelde capaciteit per nieuwe installatie (kWp)
1-5 kWp
-48
-2,5%
-0,066
-0,004%
1,4
5-10 kWp
47
2,4%
0,382
0,02%
8,1
10-50 kWp
99
5,1%
3,212
0,20%
32,4
50-100 kWp
305
15,6%
23,348
1,5%
76,6
100-250 kWp
632
32,4%
110,829
7,0%
175,4
250-500 kWp
437
22,4%
149,808
9,4%
342,8
500-1.000 kWp
223
11,4%
159,253
10,0%
714,1
> 1 MWp
254
13,0%
1.139,513
71,8%
4.486,3
Totaal
1.949
100%
1.586,279
100%
813,9

Bij de jaarlijkse (netto) aanwas in het jaar 2022, zien we een redelijke verdeling van de aantallen nieuwe installaties over de grootte klassen, variërend tussen de 47 nieuwe exemplaren in de categorie 5-10 kWp, en zelfs 632 in de populaire rooftop klasse 100-250 kWp. Er is zelfs ook een forse groei van de aantallen bij de zeer grote projecten, 223 exemplaren voor de klasse van een halve tm. 1 MWp, en 254 bij de grootste categorie, met exemplaren elk groter dan 1 MWp.

Nog even de aandacht hier voor de 2 kleinste klassen. Het gebeurt al jaren in de RVO lijsten, dat er druppelsgewijs lang geleden gerealiseerde kleine projecten uit de bestanden voor de SDE subsidies wegvallen. De redenen voor die wegval zijn divers, maar duidelijk is dat deze verliezen hier zijn terug te zien bij de kleinste categorie installaties tussen de 1 en 5 kWp. Waar 48 projecten (netto) verdwenen zijn, gepaard gaand met 66 kWp (totaal) weggevallen ingeschreven capaciteit. Het zijn kleine installaties van gemiddeld 1,4 kWp per stuk.

Een ander "verhaal" vertelt de aanwas in de categorie 5-10 kWp. Ook hier heb ik eerder al bij jaarrapport analyses gewag van gemaakt: deze categorie blijkt nog steeds te groeien bij CertiQ. Dit kunnen, vanwege de voorschriften, echter beslist géén (nieuwe) SDE projecten zijn, omdat er pas vanaf projecten voor 15 kWp of groter aangevraagd kan worden. Kleinere aanvragen worden direct in de papierbak gegooid, ze voldoen niet aan de voorwaarden. Toch blijkt de categorie 5-10 kWp nog steeds te groeien, en wel met netto 47 installaties, goed voor gezamenlijk 382 kWp, en een systeemgemiddeld vermogen van 8,1 kWp per stuk. Deze installaties betreffen dus géén SDE gesubsidieerde projecten, waarvoor kennelijk door de eigenaar, of door een tussenpersoon, groencertificaten worden verzilverd, waarvoor inschrijving bij CertiQ verplicht is. 1 van de "usual suspects" bij dergelijke projecten, is GvO "broker" Vandebron, die al jaren stroomklanten kennelijk succesvol weet te koppelen aan specifieke PV installaties naar keuze, en daar kunnen ook zeer kleine bij zitten. Er zijn meer van dat soort "brokers" actief, maar Vandebron lijkt de grootste te zijn in dat opzicht.

Mogelijk zitten er ook nog dergelijke projecten in de 15 kWp overschrijdende verzamelbak 10 tm. 50 kWp, die met 99 installaties (netto) is gegroei in 2022, goed voor 3,2 MWp aan nieuw volume, en een gemiddelde installatie omvang van ruim 32 kWp per stuk.

Serieuze capaciteit volumes bij grotere categorieën

Vanaf de categorie 50-100 kWp gaat het om steeds "serieuzere" hoeveelheden. Niet zozeer bij de nieuwe aantallen projecten, die culmineren in de populaire rooftop categorie 100-250 kWp, met 632 (netto) nieuwe installaties (goed voor 32% van totaal volume van nieuwe installaties in 2022). Het is vooral de met deze aantallen gepaard gaande capaciteit, weergegeven in de 4e kolom, die stapsgewijs steeds omvangrijker wordt. Van 23,3 MWp onder klasse 50-100 kWp (1,5% van totale nieuwe capaciteit), 110,8 MWp nieuw in categorie 100-250 kWp (7,0%), 149,8 MWp in categorie 250-500 kWp (9,4%), en 159,3 MWp in de op een na grootste categorie, installaties tussen de 500 en 1.000 kWp per stuk (10% van totaal volume).

By far claimt de grootste project categorie, installaties elk groter dan 1 MWp, echter maar liefst 1.139,5 MWp aan (netto) nieuwbouw in 2022, bijna 72% van het totale volume. Deze "verzamelbak" heeft al langere tijd de grootste hoeveelheid capaciteit onder haar vleugels, en wordt ook nog eens in de loop van de tijd stapsgewijs groter, ook qua aandeel (zie volgende sectie). De gemiddelde systeem omvang in deze categorie is al 4,5 MWp per nieuw project in het jaar 2022. Wat grofweg neerkomt op gemiddeld zo'n tienduizend zonnepanelen à 450 Wp per project in die "super categorie".

Mede door het zeer hoge aandeel van de grootste project categorie, ligt het systeemgemiddelde vermogen van álle (netto) nieuw geregistreerde projecten bij CertiQ in 2022 op een zeer hoog niveau van bijna 814 kWp per project (alle kleintjes inclusief).

(4) Jaargroei cijfers in historisch perspectief

Met bovenstaande nieuwe jaargroei volume voor de capaciteit in 2022, heb ik een "oudere" grafiek uit de december rapportage van 2022 er bij gehaald, om dit nieuwe volume te plotten in de jaarlijkse aanwas grafiek van de CertiQ volumes.

Deze grafiek komt uit de bespreking van de december 2022 rapportage en is op een punt na ongewijzigd. Zie de bespreking daar voor nadere uitleg (paragraaf 6 van die analyse). In de groene stippellijn heb ik nu de meest actuele afschatting voor het jaargroei volume van 2022 geplot, de hierboven besproken 1.586 MWp. De rode streepjeslijnen betreffen mijn laatste afschattingen voor de (werkelijke) jaargroei cijfers voor 2020 en 2021, op basis van reconstructies van die data uit de actuele progressie grafieken voor PV in de "klassieke" maandrapportages. Deze laten een substantieel ander beeld zien van de volumes, dan de cumulaties van de oude maandrapportages (lichtblauwe kolommen), en van de verschillen tussen twee versies van de jaar rapportages (hetzij gereviseerd, hetzij de oorspronkelijke "eerste" versies betreffend, donkerblauwe en gearceerde kolommen). De streepjeslijnen zijn de nu meest actuele stand van zaken voor de jaargroei volumes. Het verschil tussen 2022 (1.586 MWp) en 2021 (2.190 MWp) bedraagt momenteel dus al 604 MWp, de aanwas in 2022 ligt bijna 28% lager dan de groei in het voorgaande jaar. Een "serieuze afkoeling" dus, in het CertiQ bestand. Deze verschillen kunnen nog steeds wijzigen in latere CertiQ updates.

(5) 100 procents grafieken en segmentatie naar grootteklasse

Hierboven werd al de noviteit gememoreerd, dat in het eerst verschenen nieuwe maand overzicht, met ook historische (veelal gewijzigde) data, nu ook op dit niveau de installaties gesegmenteerd zijn naar installatie grootte. Ik heb al in een vroeg stadium aan CertiQ gevraagd naar een dergelijke indeling, die ze al snel opnamen in hun jaar rapportages (zie analyse 2010). Deze is later wat gewijzigd met een iets andere segmentatie. Nu is dit ook terug te vinden in hun nieuwe data overzichten, waarmee dus de evolutie van deze groottecategoriën in de loop van de tijd is te volgen. Ik wilde eigenlijk een fijnere indeling dan is gepresenteerd. De huidige segmenteert namelijk vooral ónder de 1.000 kWp per project. Inmiddels zijn er al vele honderden PV projecten die groter tot véél groter zijn dan 1 MWp. Dus het leek mij zinvol om daar in ieder geval nog wat extra staffels in onder te (laten) brengen. Helaas kreeg ik op dat punt mijn zin niet. De reden zou zijn dat installaties dan individueel traceerbaar zouden zijn, waar ik ernstig aan twijfel, gezien de al gerealiseerde grote hoeveelheden installaties in de "super categorie". Derhalve, bleef de door CertiQ voorgestelde nieuwe indeling, met grote aantallen projecten onder de 1 MWp gesegmenteerd, en dan nog 1 "restcategorie", zo u wilt, de "grote afvalbak", van installaties groter dan 1 MWp. Het gevolg van die indeling is dat met name bij de capaciteit, deze afvalbak categorie een zéér dominant aandeel bij de totale capaciteit inneemt. Wat weer een gevolg is van de enorme schaalvergroting die in de PV sector heeft plaatsgevonden de afgelopen jaren. We zullen het dus met deze indeling moeten doen.

Ik heb van de segmentaties voor de aantallen en de capaciteiten de 2 volgende "100 procents grafieken" gemaakt, waarbij per maand alle installaties bij elkaar tot 100% optellen, en u het verloop van de aandelen in de tijd kunt volgen. Voor de afgeleide jaar volumes in 2022, zie de tabel in de vorige sectie.

Aantallen

In deze grafiek tellen de aantallen installaties voor alle 8 getoonde grootte categorieën telkens per maand op tot 100 procent. Het aandeel per categorie wordt weergegeven door de hoogte van het betreffende kolom segment. Ik heb de verdeling van onder naar boven als "grootste categorie" (installatie groter dan 1 MWp) naar "kleinste categorie" (1-5 kWp volgens de indeling van CertiQ) aangehouden, vanwege de dominante aanwezigheid van installaties > 1 MWp in de capaciteits-grafiek (zie verderop). Helemaal rechts heb ik de absolute volumes voor alleen januari 2023 weergegeven, om een indruk van de verdeling te krijgen.

De verdeling bij de aantallen projecten is enigszins in evenwicht, waarbij natuurlijk de grootste installaties onderaan staan, met beperkte volumes, alhoewel 1.272 exemplaren in de grootste categorie, en 1.541 stuks in de op een-na-grootste (500 - 1.000 kWp per stuk) natuurlijk al lang geen klein bier meer zijn. Dat zijn al substantiële aantallen. Ook categorie 5-10 kWp heeft weinig aantallen (jan. 2023: 1.844), wat te maken heeft met de wijze van subsidiëren voor de oude - toen nog veelal residentiële - projecten in de SDE 2008 tm. 2010 regelingen. Vervolgens groeien de aandelen voor categoriën 250 - 500 kWp (jan. 2023 3.832 exemplaren), 10 - 50 kWp (4.290 stuks), en 50 - 100 kWp (4.692 stuks). De meeste impact bij de aantallen hebben de categorie 100 - 250 kWp (veelal rooftops in het wat grotere dak segment, jan. 2023 al 7.174 installaties), en, natuurlijk, de kleinste categorie. Installaties van 1 - 5 kWp, grotendeels uit de oudste drie SDE regelingen, en meestal op residentiële daken geplaatst. Daarvan waren er in januari 2023 nog 8.697 exemplaren over, want er zijn in de afgelopen jaren continu installaties van die omvang "verdwenen" uit de CertiQ databank. In het (niet gereviseerde) jaaroverzicht over 2021 waren er nog 8.749 projecten in deze kleinste categorie, dus er lijken netto alweer 52 projectjes te zijn verdwenen bij CertiQ. De redenen kunnen divers zijn. Voor een overzicht van dergelijke verliezen, vanuit de SDE beschikkingen bezien, zie de detail analyse van de RVO update van 1 januari 2023 (met name de tabel in dat artikel).

Goed is in de grafiek te zien, dat de relatieve aandelen van de 8 grootteklassen in de loop van de tijd langzaam wijzigen. Het aantal kleinste installaties neemt in de loop van de tijd af, ten bate van met name de categorie 100 - 250 kWp. Bij de andere categorieën zijn de wijzigingen iets minder opvallend, maar ze bestaan wel. In januari 2023 lagen de procentuele aandelen tussen de 3,8% bij de grootste categorie, en 21,5% resp. 26,1% voor de categorieën 100 - 250 kWp, resp. 1 - 5 kWp.

Capaciteit

U zult het al geraden hebben. Bij de capaciteit gaat het om compleet andere verhoudingen. Bovendien zijn verschuivingen in de relatieve aandelen hier opvallender dan bij de aantallen. De categorie > 1 MWp is dominant aanwezig, en groei zelfs opvallend, bij de totale volumes verzameld binnen deze grote projecten bevattende "verzamelbak", die natuurlijk ook de zeer grote zonneparken, en enorme rooftops op distributiecentra omvat. Helemaal rechts is het aandeel weergegeven, ruim 5.624 MWp in deze categorie, is goed voor een hoog relatief aandeel van 57,6% (van het totale geaccumuleerde volume van 9.764 MWp in die maand).

De categorieën 250 - 500 kWp, 100 - 250 kWp, en 500 - 1.000 kWp doen nog aardig mee, met in januari verzamelde capaciteiten van 1.355 MWp (13,9% van totaal volume), 1.215 MWp (12,4%), resp. 1.062 MWp (10,9%). Er is een duidelijke afname van het relatieve aandeel van categorie 100 - 250 kWp te zien, wat erg jammer is, omdat het een populair daksegment betreft, met veel potentie. Categorie 50 - 100 kWp kan nog enigszins aanklampen bij de Grote Jongens, met 346 MWp in januari 2023 (3,5% van totaal). De rest, is klein bier en doet eigenlijk voor spek en bonen mee. De volumes voor de kleinste twee categorieën zijn op deze schaal niet eens te zien, ze claimen in januari 2023 slechts 0,23% (1 - 5 kWp), resp. 0,15% (5 - 10 kWp) van het totale volume in die maand. Ook de impact van de iets grotere categorie 10 - 50 kWp neemt af. Heel veel bedrijven nemen niet eens de moeite meer om binnen dat segment (SDE) subsidie aan te vragen, of groenestroom certificaten via CertiQ te (willen) verzilveren. Die installaties worden gewoon gekocht en geplaatst, zonder (veel) publiciteit. CertiQ zal steeds grotere volumes in deze categorie niet terug gaan zien in hun gecertificeerde bestanden.

De conclusie m.b.t. deze twee grafieken is duidelijk. Bij de aantallen is de verdeling enigszins evenredig verdeeld over meerdere grootte categoriën, en dominant bij de kleinere segmenten. Er zijn "relatief weinig" zeer grote projecten. Maar die nemen van de totale geplaatste capaciteit wel het leeuwendeel van de volumes voor hun rekening. Zonder die grote categorieën, zou het PV "landschap" er in Nederland compleet anders uitzien, en zou zonnestroom véél minder impact maken dan ze nu al doet.

(6) Garanties van Oorsprong / groene (zonne)stroom productie

Tot slot publiceer ik hier de eerste resultaten over de per maand van uitgifte weergegeven hoeveelheid garanties van oorsprong voor zonnestroom, zoals die zichtbaar zijn gemaakt in de ingewikkelde spreadsheet met status januari 2023, op de site van CertiQ. Hier lijkt nog een substantieel deel van de oudere volumes te ontbreken, waarvan gehoopt mag worden dat die worden aangevuld (door mij gestippeld weergegeven linker sectie in de grafiek). Voor de volledige sequentie op basis van de oude maandrapportages, zie mijn exemplaar in paragraaf 10 van de analyse van het december 2022 rapport.

In ieder geval zijn er beslist wel al resultaten "bijgeplust" over de periode medio 2021 tm. eind 2022 (met de eerste hoeveelheid GvO's bijgeschreven voor wintermaand december). Als we naar de "pieken" kijken, is er voor de producties van alleen de bij CertiQ aangemelde, gecertficeerde capaciteiten in juni 2021 inmiddels 920 GWh aan zonnestroom GvO's uitgegeven. Dit was in het overzicht tm. december 2022 nog maar 823 GWh. M.a.w., er is alweer 12% meer zonnestroom productie bijgeschreven voor die zomermaand. De piek voor juni 2022 ligt uiteraard ook weer een stuk hoger, op 1.217 GWh. Dat was in de december 2022 grafiek nog 1.126 GWh. Er is voor die zomermaand dus 8% aan productie bijgeschreven. Met de huidige cijfers, is er bij de gecertificeerde PV installaties in juni 2022 dus alweer ruim 32% meer productie cq. GvO's ingeboekt, dan in juni 2021 !

Ook is opvallend, dat de neerwaartse "knik" in de grafiek van de december 2022 rapportage voor juli 2022, in het huidige cijfer overzicht is verdwenen, de curve heeft nu geen flinke inzinking meer in die maand, een fenomeen wat al im Frage werd gesteld, door Polder PV, in zijn besprekingen van de eerdere maand rapportages.

(7) "Mystery project"

Tot slot, er is kennelijk ook nog een "mystery" project bekend bij CertiQ, waarvoor weliswaar als technologie platform "solar" is opgegeven, maar ook als sub-categorie "unspecified". In ieder geval niet thermische zonne-energie, omdat dit "geval" onder elektra wordt geschaard. Thermische zonne-energie wordt onder warmte ("heat", letter H) ondergebracht, daar kom ik later nog wel een keer op terug. Mogelijk betreft het hier een PVT installatie o.i.d. ? De omvang ervan is 750 kW, en hij is bij CertiQ opgenomen vanaf mei 2022. Dit afwijkend project wordt in ieder geval buiten de klassieke PV installaties gehouden door Polder PV. Die staan bij CertiQ in ieder geval bekend als fotovoltaïsche zonne-energie "unspecified". Er wordt daarbij verder geen onderscheid gemaakt tussen bijvoorbeeld dunne film of kristallijne PV installaties, omdat zeer waarschijnlijk die informatie helemaal niet bekend is. Niet bij netbeheer, niet bij CertiQ, en (dus) ook niet bij RVO.

(8) Bronnen

Certiq maandrapportages "nieuwe stijl" (statistieken overzicht, Excel documenten, vanaf jan. 2023)

Link pagina naar maandrapportages "oude stijl" (archief met pdf's, tm. december 2022)

Intern Polder PV: zie link lijst analyses "klassieke" maand rapportages laatste twee jaren onder analyse december 2022 maand rapport

Voor het vervolg van dit twee-luik over de nieuwste CertiQ data, zie artikel "Revisie van historische maand- en jaarcijfers CertiQ. Deel II. Grafieken, nieuwe jaarvolumes (hoger in 2018-2020, lager in 2021), volledige sequentie Garanties van Oorsprong.", gepubliceerd op 14 februari 2023.



8 februari 2023: CertiQ herziet cijfer presentatie methodiek - een nieuw tijdperk ?

Polder PV houdt al sedert 2012 trouw de maandelijkse rapportages over gecertificeerde zonnestroom bij, aanvankelijk onder de paraplu van EnerQ en zusterbedrijf CertiQ (beiden in het leven geroepen op 1 juli 2003, later gefuseerd), en na de fusie met de "groen gas" evenknie Vertogas per 1 januari 2023, verder als VertiCer. Dit alles onder de hoede van hoogspanningsnetbeheerder TenneT TSO, wat direct onder het Ministerie van Financën valt. Presentatie van de zeer ingewikkelde cijfers is nooit makkelijk geweest, maar gaandeweg wist Polder PV de belangrijkste cijfers voor zonnestroom uit de complexe maand rapportages te extraheren. En voor u, jarenlang, maandelijks van een analyse te voorzien, gelardeerde met talloze grafieken en inhoudelijk commentaar en duiding. Het laatste exemplaar was voor december 2022, alhier besproken.

Daarnaast werden door CertiQ jaaroverzichten gepubliceerd, en na langere tijd werden ook gereviseerde jaaroverzichten geopenbaard, waarin vaak fors bijgestelde cijfers voor (ook) zonnestroom werden opgesomd. Ook hierover heeft Polder PV trouw bericht, en getracht de vele wijzigingen te duiden, en, heel belangrijk, de "jaargroei cijfers" (aantallen projecten, nieuw geïnstalleerd gecertificeerd vermogen, gemiddelde systeem omvang) duidelijk te krijgen. Het laatst verschenen "revisie rapport" was van 2019 (zie detail analyse). Daarna zijn, om onduidelijke redenen (vermoedelijk veel werk ?) géén revisies meer verschenen van de jaar rapportages.

Alweer een tijd geleden, ergens begin 2022, vroeg Polder PV of die revisies alsnog gepubliceerd zouden worden, omdat het niet mogelijk was te achterhalen wat de bijgestelde cijfers waren voor PV projecten in de CertiQ database. Helaas werd bevestigd, dat er geen revisies meer zouden worden gepubliceerd. Nadat Polder PV hierover nogal ontstemd had gereageerd, werd hij uitgenodigd om zijn ervaringen met CertiQ te delen, waaruit een on-line workshop volgde, en Polder PV enkele van zijn grafieken en data toonde die hij in de loop der jaren had geopenbaard, en waarin ook de context met de nationale zonnestroom statistieken werd benadrukt (CBS data). Daarvoor werd Polder PV begin 2022 nog bedankt op Linkedin, waarbij ook zijn toen kersverse uitgebreide update van de animatie van de import van garanties van oorsprong voor elektra werd getoond.

Naar aanleiding van het herhaalde verzoek van Polder PV is CertiQ toch aan de slag gegaan om op de een of andere wijze historische (gecorrigeerde) data zichtbaar te maken, zonder dat deze zijn terug te voeren op individuele installaties. Daar ging wat tijd overheen omdat het om diep ingrijpende, complexe data protocollen gaat. Maar nu lijkt, met de publicatie van het eerste "maandrapport" voor januari, een eerste aanzet daartoe gegeven.

Het wordt nog even puzzelen om de meest essentiële (zonnestroom) info hier op een decente wijze uit te extraheren, maar in het volgende artikel doet Polder PV een eerste poging om dit te effectueren. Een waarschuwing is daarbij wel op zijn plaats. Veel van de in de maandrapporten tot nog toe zichtbare informatie, is niet meer makkelijk uit de gepresenteerde spreadsheets te halen. Er lijken geen klassieke maandrapporten meer te verschijnen, dus de verslaggeving over de nieuwe publicaties van CertiQ / VertiCer zal er nogal anders uit gaan zien, dan u tot nog toe gewend bent van Polder PV. De klassieke maandrapportages tm. 2022 zijn in ieder geval nog wel op de archief pagina van CertiQ terug te vinden.

Voor een eerste, nieuw overzicht, voor de maand januari en de meest recente gewijzigde gegevens, zie het volgende artikel. Dit werd op 14 februari gevolgd door een uitgebreid overzicht van gewijzigde historische data, met jaaroverzichten, en de volledige sequentie van uitgegeven GvO's.

https://www.certiq.nl/nl/archief/statistieken-archief/ (archief van "klassieke", in pdf vorm gegoten maandrapportages bij CertiQ)



6 februari 2023: Kwartaal data zonnestroom tm. 2022 bij grootste netbeheerder, Liander (Alliander). Eind januari dit jaar gebeurde er iets opvallends. Waar netbeheerders een nogal eigen weg volgen bij publicatie van cijfers over zonnestroom in de afgelopen jaren, werd er nu opeens gezamenlijk opgetrokken, en werden zowel op de website van Netbeheer Nederland, als op de sites van de meeste regionale netbeheerders aandacht besteed aan enkele cijfers over zonnestroom in hun respectievelijke netgebieden. Polder PV verwees hier naar in een serie links op Twitter. Consequentie was daarbij wel weer ver te zoeken, de gepresenteerde resultaten zijn moeilijk vergelijkbaar, maar de boodschap was duidelijk. In ieder geval was er op het gebied van de groei bij kleinverbruik een record historische groei vastgesteld, met toenames tussen de 25 en 40% in 2022.

Dochter van de grootste netbeheerder Alliander, Liander, presenteerde zelfs 5 separate - grotendeels gelijkluidende - artikelen en een verzamel exemplaar op haar website. Daarnaast werd ook begin februari op de website van moederbedrijf Alliander een update gegeven van de accumulatie volumes van de PV capaciteit in haar diverse regio. Vermoedelijk heeft deze flinke, gesynchroniseerde publicatie activiteit bij de netbeheerders te maken met het wetsvoorstel afbouw salderen, waarover (uitgesteld) op 7 februari in de Tweede Kamer wordt gestemd. In dit artikel enkele grafieken over de nu bekende resultaten van Liander, in historische context.

en verder

(1) Introductie

In deze eerste grafiek de accumulatie aan het eind van elke maand, van de "totale capaciteit" aan PV installaties, in het netgebied van Liander. Dit is, zoals te doen gebruikelijk, en sedert enige tijd ook aangegeven op de betreffende web pagina van Alliander, een artificiële optelling van het generator vermogen bij kleinverbruik (in MWp), en het gecontracteerde AC vermogen bij grootverbruik (MWac), dus een beetje een merkwaardig, kunstmatig totaal resultaat gevend (referentie rechter Y-as, optelling in "MW AC / DC"). Wel is het zo, dat de lange tijd nog in de gegevens voorkomende grote anomalie in de jaren 2019-2020 eindelijk in de vorige versie (publicatie van data voor QIII 2022) is verdwenen, en dat er geen vreemde "knikken" meer in de grafiek voorkomen. Voor de eindejaars-cijfers heb ik de bijbehorende waarden vermeld in de grafiek, evenals de resultaten voor alle vier de kwartalen in 2022, rechtsboven in het diagram. De groei is onmiskenbaar, en in Liander gebied vrijwel rechtlijnig, "stevig omhoog".

De blauwe streepjeslijn (referentie linker Y-as) geeft de groei per kwartaal weer t.o.v. het voorgaande kwartaal, in procent. Deze had een tijdelijke, zeer hoge piek in QIV 2012 (47% groei t.o.v. QIII 2012), toen er nog zeer lage groei volumes waren en elke afwijking nog behoorlijk opviel. In 2014 - 2017 lagen die percentages rond de 10%. In 2018-2019 was er een opleving met groei percentages richting de 15%, waarna deze weer zijn afgenomen, om in 2022 rond de 5-7% uit te komen.

In Q2 2022 werd op het grondgebied van Liander de 5 GW (AC + DC) grens gepasseerd (horizontale streepjeslijn), in QI 2023 zal vermoedelijk de 6 GW worden bereikt / overschreden.


(2) Accumulatie PV capaciteit Alliander netgebied, per regio - evolutie in de loop van de tijd

In deze 2e grafiek wordt het verloop van het totale vermogen (DC generator + AC aansluiting) per deel-regio in Liander netgebied weergegeven, tm. QIV 2022. De verschillen zijn groot, wat natuurlijk alles heeft te maken met de zeer verschillende (type) regio die zijn weergegeven, van alleen een stad (Amsterdam), via alleen het noordelijke deel van provincie Zuid-Holland, tot de zeer grote provincie Gelderland, met een combinatie van diverse grotere steden, én veel agrarisch achterland, met vele honderden boerderijen met dakvullende installaties, én het grootste aantal zonneparken van alle provincies, op het grondgebied.

Gelderland doorbrak de 1 GW piketpaal al in Q2 2020, en de 2 GW 2 jaar later (Q2 2022). Noord-Holland incl. Amsterdam is nog lang niet zo ver, het geaccumuleerde vermogen is daar eind 2022 nog 1.616 MW (zonder Amsterdam 1.410 MW). Friesland zit eind 2022, met 962 MW, nog onder de 1 GW, en zou in theorie, bij een redelijke groei in Q1 2023, deze eerste piketpaal kunnen gaan bereiken. Flevoland heeft een wat grillig verloop, wat het gevolg is van de onregelmatige toevoeging van behoorlijk grote zonneparken, die in een gebied met niet heel erg veel totale capaciteit, direct effect hebben op de accumulatie curve. Zuid-Holland "noord", waartoe ook de domicilie van Polder PV hoort, is het "kleinere deel" van de dichtbevolkte provincie Zuid-Holland, met een beperkt volume aandeel t.o.v. het véél grotere volume in het grote zuidelijke deel, waar netbeheerder Stedin de scepter zwaait. De groei is in het noordelijke deel van Zuid-Holland al jaren vrijwel stabiel, rechtlijnig. Eind vorig jaar werd 375 MW verzameld (DC + AC) vermogen bereikt.

Dat geldt ook voor hoofdstad Amsterdam, wat met haar gestage groei eind 2022 voorlopig is uitgekomen op 206 MW (DC + AC). Op 3 februari verscheen een artikel bij het Havenbedrijf van de hoofdstad, dat hun doelstelling om eind 2024 25 hectare met zonnepanelen te hebben liggen, al begin 2023 is bereikt, en dat die doelstelling nu met 10 hectare wordt verruimd (wat uiteindelijk goed zou zijn voor zo'n 63 MWp aan PV capaciteit, 21% van de gemeentelijke doelstelling van 300 MWp in 2025).

Tot slot, heb ik de "categorie overig" ook weer meegenomen in de grafiek, die afgezien van het opvallende piekje in Q4 2017, slechts marginale volumes bevat (16 MW eind Q4 2022). De installaties in deze rest categorie kunnen kennelijk (nog) niet goed toegewezen worden aan 1 van de getoonde regio, en/of ze bevinden zich in rand-regionen met andere netbeheerders, waar mogelijk andersoortige aansluitingen (in het andere netgebied) zijn gerealiseerd.

Overigens zijn alle data in de grafiek op de Alliander site door Polder PV weer gecheckt op eventuele wijzigingen in historische records. In de vorige update is er een forse, late correctie geweest in de anomalie periode 2019-2020. Maar in de huidige update zijn er verder geen wijzigingen geweest in de oudere data.

Liander vs. CBS

Omdat Liander zelf een "gemengde" opgave doet van DC generator en AC omvormer vermogen, treden er verschillen op met de opgaves van het CBS, die altijd in (totale) DC generator vermogens worden opgegeven, voor de hele populatie (dus kleinverbruik + grootverbruik). Eind 2019 was er een nogal grote anomalie met de cijfers voor Amsterdam. Weliswaar is die inmiddels met de meest recente cijfers bijgetrokken, maar het CBS heeft nu voor de hoofdstad 90 MWp staan voor eind dat jaar. Liander geeft inmiddels 82 MW (DC + AC) op, een vrij groot gat. Dit verschil is beduidend minder groot in de cijfers voor eind 2021 (die dus ook niet goed vergelijkbaar zijn), CBS 160,5 MWp, Liander 161 MW (DC + AC).

Kijken we naar de verschillen bij de provincies voor de laatst bekende opgaves bij het CBS (medio 2022), zit het nationale statistiek instituut telkens een stuk hoger bij haar opgaves, maar wel met vrij sterk verschillende percentages: Friesland 4% meer (dan DC + AC opgave Liander), Gelderland 10% meer, Noord-Holland (incl. Amsterdam) 11% meer, tot zelfs 14% meer in Flevoland. Deze opvallende verschillen zijn vrij curieus, want je zou veel homogener resultaten verwachten als van standaard conversie kengetallen (AC > DC) uitgegaan zou zijn.

Zie verder ook een eerdere discussie over de discrepanties tussen de Liander en CBS data (bijdrage 15 juli 2021).


(3) Evolutie van nieuwe kwartaal volumes bij Alliander

In deze grafiek laat ik de nieuwe aanwas cijfers per kwartaal bij Liander zien, zoals berekend uit de door hen, op de Alliander site publiekelijk getoonde accumulatie cijfers van de PV capaciteit aan het eind van elk kwartaal. Vanwege de in de voorgaande update doorgevoerde correcties voor de periode Q3 2019 tm. Q2 2020, hebben de kolommen een veel normaler verloop gekregen dan in eerdere updates, en worden ze voor die periode dan ook als "definitief" beschouwd. Globaal bezien is er een "relatief lage groei" tm. eind 2017 te zien, en een "relatief hoge groei" vanaf begin 2018, maar wel met flinke uitschieters, zowel naar boven als naar beneden.

De hoogste kwartaalgroei tot nog toe is vastgesteld voor Q2 2021. Wat, met 397 MW, ruim 29% lag boven de groei in Q2 2020. Het op een na laatste hoogste groeicijfer zien we bij Q2 2022, wat met 356 MW echter weer ruim 10% onder het record in hetzelfde kwartaal een jaar eerder lag.

Opvallend laag in de afgelopen jaren, is Q3 2020. Wat met 171 MW maar liefst 45% lager uitkwam dan Q3 in 2019. Dat was midden in Corona tijd, mogelijk een van de oorzaken van die tijdelijk lage groei.

2022

Het eerste kwartaal van 2022 zit, met 227 MW, ruim 14% onder de aanwas in QI 2021. Het tweede kwartaal komt, met 356 MW weliswaar hoog in de totaalscores, maar is zoals gezegd nog steeds lager dan de aanwas in Q2 2021. Ook Q3 moet, met haar 245 MW groei, het afleggen tegen het derde kwartaal van het voorgaande jaar (301 MW), en wel met bijna 19%. En ook in het laatste kwartaal is de aanwas lager dan in het vierde kwartaal van 2021: 312 om 327 MW, een bescheiden 5% minder.

Deze serie van 4 opeenvolgende negatieve aanwas volumes t.o.v. dezelfde periodes in het voorgaande jaar, wijzen duidelijk op een markt afkoeling in 2022, in het netgebied van Liander.

De actueel beschikbare netcapaciteit zal bij de verdere markt ontwikkeling voorlopig nog wel een tijd een van de dominante bepalende factoren blijven. Daarnaast spelen voldoende gekwalificeerd personeel, de hogere grondstof, energie, en hardware kosten (artikel Financieel Dagblad), en de stikstof uitstoot problematiek in de bouwfase (met name voor zonneparken) een rol bij het te behalen uitbouw tempo. Zeker voor SDE projecten zijn de smalle tijdvensters waarin gerealiseerd kan worden een extra kopzorg geworden. De hierdoor veroorzaakte uitval voor SDE 2020 ronde I beschikkingen was, bijvoorbeeld, ronduit dramatisch (analyse Polder PV, 14 april 2022). En is later, op een wat lager niveau, gecontinueerd (zie laatste analyse Polder PV, status update 1 januari 2023).

Kwartaal gemiddeldes

In de grafiek heb ik met gekleurde stippellijnen ook verschillende gemiddeldes uitgezet voor diverse periodes, weergegeven in de legenda. De gemiddelde kwartaal groei in de periode 2013 tm. Q4 2022 (zwarte stippellijn) is 145 MW geweest.

Kijken we alleen naar de recente periode met hoge groei, 2018 tm. Q4 2022, ligt het gemiddelde op 249 MW groei per kwartaal (rode stippellijn). Bekijken we alleen de laatste vier jaargangen, zien we eerst progressie, gemiddeld 153 MW per kwartaal in 2018 (magenta stippellijn), en 249 MW per kwartaal in 2019 (groene stippellijn, flink bijgesteld in de vorige update). Vervolgens een lichte afkoeling, naar 236 MW in 2020 (grijze stippellijn, ook bijgesteld), en, tot slot, 2021, wat een flink gestegen gemiddelde van 323 MW per kwartaal liet zien (lichtbruine stippellijn). Wat al ruim het dubbele is van het gemiddelde kwartaal volume in 2018 (vier kwartalen). In 2022 is, bij toevoeging van het vierde kwartaal, het gemiddelde inmiddels uitgekomen op 285 MW (geelbruine stippellijn). Weliswaar flink onder dat van het voorgaande jaar liggend (12%), en daarmee een afkoeling in de jaargroei bevestigend. Maar het ligt wel beduidend hoger dan de eerder aangepaste gemiddeldes voor de jaren 2019 en 2020.


(4) Jaargroei volumes zonnestroom capaciteit bij Alliander volgens Q4 update - hardnekkig statistiek probleem 2020 blijft onopgelost

Uit de accumulatie data in de publiek toegankelijke grafiek van Alliander zijn ook de jaarlijkse groei cijfers te bepalen. Zoals te doen gebruikelijk, heb ik deze weer laten zien als stapel kolommen met de belangrijkste contribuerende regio in 2021-2022 (Gelderland) onderop, en de categorie "overige" - in theorie althans - bovenaan (bijna niet zichtbaar). Uitzondering daar weer op vormt de jaargroei in 2018, die een negatieve groei van laatstgenoemde categorie liet zien (onderaan de X-as zichtbaar). Een gevolg van het vreemde verloop van de accumulatie cijfers van die "rest" categorie (piek eind 2017, daarna weer sterke afname, zie tweede grafiek in dit artikel).

In dit diagram zijn de jaargroei volumes voor 2019 en 2020 sedert de update voor Q3 2022 "genormaliseerd" als gevolg van de aanpassingen voor de data van vier kwartalen in die 2 jaren in die revisie. Zie ook het commentaar daar over in de analyse van de cijfers voor Q3 2022. Daar ben ik ook direct ingegaan op het vervolgens weer ontstane nieuwe statistiek probleem, dat er door de doorgevoerde wijzigingen, een grote discrepantie is ontstaan tussen de resulterende jaargroei cijfers bij Liander, en die bij het CBS. Die met name voor de jaargroei in 2020 (record jaar voor heel NL volgens CBS data) een zeer sterk afwijkend beeld laat zien van dat bij Liander (slechts het vierde jaar wat volume groei betreft, in de historische reeks) ... Dit hardnekkige, grote data probleem, wat ik al een tijd geleden heb aangereikt bij een medewerker van de netbeheerder, is helaas nog steeds niet opgelost.

En ook nog een opdoemend "regionaal statistisch probleempje" er bij ...

Dit even terzijde leggend, rechts in de grafiek vinden we de nu bekende jaargroei voor 2022 met toevoeging van het vierde kwartaal, die is uitgekomen op 1.140 MW. Dat is bijna 12% minder aanwas (150 MW DC + AC) dan in 2021: de markt is vorig jaar duidelijk weer afgekoeld in het netgebied van Liander. Maar nog steeds groter dan de jaargroei in 2019 en 2020, boven vermeld statistiek probleem m.b.t. 2020 even latend voor wat het is.

Per provincie / regio heb ik van de laatste twee jaar ook de contributies laten zien aan de jaarlijkse groeicijfers. Opvallend daarbij is, dat de aanwas bij de grootste regio, Gelderland, Noord-Holland excl. Amsterdam, en Friesland, is afgenomen (in relatieve zin gezien het grootst bij Friesland, minus 23,0%). Maar dat in Flevoland, Zuid-Holland noord, én in Amsterdam, de nieuwe jaarvolumes zijn toegenomen (relatief bezien het grootst bij Flevoland, plus 35,0%). Er treden dus forse regionale verschillen op in de ontwikkeling van de markt.

Een deel van dit soort regionale verschillen is stelselmatig terug te voeren op de netkoppeling van zeer grote zonneparken in bepaalde regio. Flevoland kreeg er bijvoorbeeld in 2022 al zes flinke exemplaren (netgekoppeld) bij, incl. het grootste project, Biddinghuizen (144 MWp). We zien hier mogelijk een oorzaak waarom de officiële Liander statistieken op meerdere punten al niet kúnnen kloppen. Want Polder PV heeft met de 6 nieuwe zonneparken in 2022 in Flevoland zelfs als 268 MWp nieuw DC generator vermogen geturfd voor dat jaar. Alleen dat volume is al 65% hoger dan het totale nieuwe (DC + AC) vermogen wat Liander opgeeft voor Flevoland ! En, in een tabel in het persbericht van 27 januari jl., voor alle nieuwe capaciteit bij grootverbruik aansluitingen voor deze provincie in 2022 slechts gewag maakt van 103 MW !! Zelfs al zou ik een groot zonnepark niet meerekenen, wat volgens de nieuwe eigenaar eind 2022 al zou moeten zijn opgeleverd, maar waarvoor nog geen officiële opgave bekend is, blijf ik met een al veel hogere capaciteit nieuw opgeleverd in 2022 zitten, dan Liander momenteel claimt voor het GVB segment ...

Voor Friesland kwam ik alleen al bij de nieuwe zonneparken in 2022 op een toevoeging van 52 MW uit, Liander claimt voor álle capaciteit onder grootverbruik slechts 41 MW voor die provincie.

De conclusie moet derhalve zijn: de cijfers voor 2022 kunnen nog beslist niet compleet zijn, er zal ook voor dat jaar hoogstwaarschijnlijk nog een behoorlijk volume bijgeplust moeten gaan worden ...

Curiosa gecontinueerd en vergezeld van nieuw vreemd cijfer

Wederom in deze grafiek opgenomen is het hoogst curieuze jaargroei cijfer voor 2021 wat nota bene door de netbeheerder zelf werd geventileerd in hun "zonnestroom" persbericht van 17 januari 2022. Daarin werd namelijk "1.169 MW" groei voor 2021 genoemd, wat niet strookt met de al enige tijd bekende cijfers in hun eigen databank (zie eerste blauwe horizontale streepjeslijn in de grafiek).

Deze heeft inmiddels gezelschap gekregen van een vergelijkbaar streepje voor 2022. Want in het persbericht van 27 januari 2023 wordt gewag gemaakt van de frase "De zonnepanelen die in 2022 op het net van Liander zijn aangesloten hebben samen een capaciteit van 1.087 megawatt (MW)". Dat is allemaal leuk en aardig, maar het strookt weer niet met de reconstructie van de jaargroei cijfers uit de EOY accumulaties getoond in de bekende grafiek op de Alliander website, waar de jaargroei op 1.140 MW (DC + AC) komt.

Onduidelijk blijft, waar die merkwaardige getallen in de persberichten van Liander vandaan zijn gekomen. Het kan beslist niet de (DC) generator capaciteit zijn, want de 1.290 MW (2021) resp. 1.140 MW (2022), volgend uit de eindejaars-cijfers in hun eigen data betreft, zoals eerder reeds benadrukt, een mix van DC generator capaciteit voor kleinverbruik, en AC aansluitvermogen van de omvormers bij de installaties achter GVB aansluitingen. Omdat de laatste altijd zijn ondergedimensioneerd t.o.v. de generator capaciteit, is het werkelijke aangesloten nominale PV generator vermogen bij Liander, beslist véél hoger dan genoemde 1.290 resp. 1.140 MW in de afgelopen twee jaar. Wat het verschil met de vreemde, zeer lage opgegeven jaargroei cijfers in de persberichten alleen maar nóg groter maakt ... Er blijven dus hoogst irritante vraagtekens bestaan rond de "publiek geventileerde" Liander, dan wel de "harde cijfers" op de Alliander website. Heel erg vervelend, in ieder geval.


(5) Segmentaties kleinverbruik en grootverbruik provincies in 2022

Liander heeft in haar persbericht van 27 januari jl. ook twee tabellen gegeven met de verdeling van zowel de aantallen installaties, als de vermogens tussen kleinverbruik (KVB, in MWp), en grootverbruik (GVB, in MWac) over de subregio die zij hanteren, voor eind 2022. Met bovenstaande problemen gesignaleerd met de opgaves (vermoedelijk allemaal nog later opwaarts bij te stellen), geef ik hier drie grafieken gereconstrueerd uit genoemde tabellen van Liander.

In deze eerste van drie nieuwe grafieken de segmentatie van de aantallen PV installaties in het netgebied van Liander per provincie / regio, klein- grootverbruik, en totale volumes, volgens de opgaves in het persbericht van 27 januari 2023. Geheel links de aantallen bij kleinverbruik aansluitingen (KVB), in het midden ditto voor projecten achter grootverbruik aansluitingen (GVB), en helemaal rechts de optelling tot de totalen per regio. Opgelet: de Y-as is telkens logarithmisch weergegeven, om alle cijfers duidelijk zichtbaar te krijgen in 1 grafiek.

Bij KVB is al duidelijk dat er forse verschillen zijn in de aantallen projecten, die sterk gedomineerd worden door residentiële installaties. Deze variëren tussen de 54.201 exemplaren in de relatief kleine provincie Flevoland, tot hoge volumes in de grote / dicht bevolkte provincies Noord-Holland (252.846), en Gelderland (277.493 PV projecten). Friesland en het noordelijke deel van Randstad provincie Zuid-Holland, zitten tussen deze extremen in (108.274 resp. 67.823 installaties). Er is ook nog een restcategorie van 1.359 installaties, die kennelijk (nog) niet toegewezen kunnen worden aan 1 van de getoonde regio. In totaal zouden er eind 2022 in het hele Liander netgebied 761.996 PV projecten achter kleinverbruik aansluitingen zijn geaccumuleerd.

Bij GVB zijn de volumes natuurlijk véél kleiner, dat zijn veelal bedrijfs-projecten, rooftops op grotere instellingen e.d., en natuurlijk de veldopstellingen in Nederland die meestal op een GVB aansluiting zijn aangesloten. Hier is het noordelijke deel van Zuid-Holland rode lantaarndrager, met 598 projecten, gevolgd door Flevoland (748), en Friesland (1.042 projecten). Noord-Holland en Gelderland hebben by far de meeste van dergelijke grote projecten staan, en houden elkaar aardig in evenwicht (2.800 om 2.921 installaties). De "rest" categorie bevat slechts 25 projecten die niet aan een van bovenstaande regio toegewezen (kunnen) worden. Het totale volume bij GVB komt neer op 8.134 projecten, wat slechts 1% is van het volume bij de KVB aansluitingen.

Alles bij elkaar opgeteld (rechter kolommen blok), komen we aan volumes tussen de bijna 55 duizend projecten in Flevoland en ruim 280 duizend in Gelderland, met een rest categorie van bijna 1.400 "niet plaatsbare" overige projecten. En een totaal volume van 770.130 PV installaties in het netgebied van Liander, eind 2022.

De netbeheerder geeft in haar persbericht op, dat de aanwas sedert eind 2021 neergekomen zou zijn op groeipercentages van 23,3% in Friesland, tot zelfs 26,6% in Flevoland bij KVB. En tussen de 7% in Friesland en Flevoland, en 15,6% in Noord-Holland bij GVB. De kleinverbruikers-markt groeit bij de aantallen dus nog steeds fors verder door, t.o.v. van het veel lagere percentage in het ook verder groeiende GVB segment.

In deze tweede grafiek van dit trio een vergelijkbaar plaatje als de vorige, maar nu met de opgestelde capaciteiten, eind 2022. Hier geldt zoals te doen gebruikelijk de waarschuwing, dat onder KVB de capaciteit als nominaal generator vermogen staat vermeld (MWp), onder GVB staat het gecontracteerde (meestal omvormer) vermogen (MWac). En rechts volgt dan de artificiële optelling van die twee, die we zullen afdoen met de "eenheid" MW. Maar die in werkelijkheid natuurlijk niet bestaat, het blijven appels en peren bij Liander.

Bij KVB variëren de accumulaties tussen de 248 MWp (Flevoland), 261 MWp (Noordelijk Zuid-Holland), en 478 MWp bij Friesland. Het verschil tussen Noord-Holland (942 MWp) en Gelderland (1.252 MWp) is wat groter dan bij de aantallen, wat betekent dat in laatstgenoemde provincie de installaties gemiddeld iets groter zijn (zie ook laatste grafiek). De rest categorie heeft slechts 5 MWp, in totaal zou volgens de uitsplitsing van Liander er 3.186 MWp aan nominaal generator vermogen bij kleinverbruikers staan in hun netgebied.

Biij GVB gaat het om een geheel ander "type vermogen", de gecontracteerde aansluit capaciteit. Hier blijft noordelijk Zuid-Holland beduidend achter, met slechts 112 MWac. Flevoland (401 MWac) staat relatief dicht in de buurt van Friesland (483 MWac). Noord-Holland (671 MWac) moet hier duidelijk veren laten t.o.v. Gelderland, wat flink hoger zit bij de PV projecten achter GVB aansluitingen (1.000 MWac). Bij de aantallen projecten was hier nog een balans tussen de 2 grote provincies. De 25 "overige" projecten hebben slechts een aangesloten AC vermogen van 7 MWac. In totaal staat achter GVB aansluitingen bij Liander 2.674 MWac aan vermogen.

In de laatste kolommen verzameling rechts, zoals gezegd een compleet artificiële optelling. Waarbij noordelijk Zuid-Holland het "maar" tot 373 MW weet te brengen, en Liander kampioen Gelderland 2.252 MW op de teller heeft staan. Dit, naast de 12 MW totaal in categorie "onbekend", brengt het totale volume eind 2022 volgens Liander op 5.860 MW. Wat afwijkt van de opgave van 5.874 MW van het eigen moederbedrijf Alliander, in de beroemde accumulatie grafiek. En waarvan de reden van afwijking niet bekend is.

Groei percentages capaciteit

Liander stelt, dat de aanwas bij de capaciteit sedert eind 2021 neergekomen zou zijn op hoge groeipercentages van 25,9% in Friesland, tot zelfs 29,6% in Gelderland bij KVB. Hogere groei cijfers bij het vermogen dan bij de aantallen, dus, wat betekent dat in 2022 de gemiddelde capaciteit per woning verder is gestegen. In het hele netgebied van Liander zou de groei bij KVB zelfs 28,1% zijn geweest, met een nieuw record volume, van 699 MWp. Zeer hoog, gezien het feit dat we in Nederland al zo'n hoog residentieel volume hebben.

Bij GVB waren de groeicijfers sterk verschillend. Waarbij wel de al gesignaleerde "missende volumes" bij o.a. de zonneparken, die Polder PV in het voorgaande deel van deze analyse heeft opgemerkt, in gedachten gehouden moeten worden. Volgens Liander zou de groei in 2022 tussen de 9,3% in Friesland en zelfs 34,5% in Flevoland hebben gelegen, bij GVB. Gemiddeld over het hele netgebied echter "slechts" 17%. Dat is weliswaar een mooi volume, maar beduidend lager dan in het KVB segment. En véél lager dan de 45,7% groei die Liander voor 2021 opgeeft voor het GVB segment.

In absolute zin, zou het in het GVB segment om een groei van "slechts" 388 MWac zijn gegaan, verdeeld over 842 projecten. Zelfs al houden we rekening met forse overdimensionering van de PV generator t.o.v. de gecontracteerde capaciteit: er is volgens deze cijfers van Liander dus véél minder capaciteit nieuw opgeleverd dan het nieuwe generator vermogen in het KVB segment. Zouden we 30% overdimensionering nemen, zou genoemde 388 MWac GVB aangesloten kunnen zijn op zo'n 504 MWp generator vermogen. Wat slechts zo'n 72% van het nieuw toegevoegde generator vermogen in het KVB segment zou zijn geweest. Als de cijfers "volledig" zijn, wat m.b.v. het GVB segment echter betwijfeld wordt door Polder PV.

Liander geeft ook de wijziging t.o.v. de cijfers in 2021 weer. In 2021 zouden er 1.410 nieuwe projecten achter GVB aansluitingen zijn geïnstalleerd, goed voor 716 MWac nieuw gecontracteerd vermogen. In 2022 zouden met de huidige opgaves van Liander, dus 40% minder projecten in dit segment nieuw zijn opgeleverd, en zelfs 46% minder gecontracteerde capaciteit, serieus lagere volumes, dus. Ook het gemiddelde (AC) vermogen van de nieuwe installaties is hierbij lager geworden, van 507 kWac bij de nieuwe installaties in 2021, naar nog maar 460 kWac (opgaves Liander). Als er later alsnog GVB projecten bijgeplust moeten gaan worden, voor met name 2022, zoals Polder PV vermoedt, kunnen ook deze relatieve capaciteits-cijfers weer gaan wijzigen.

Concluderend: in 2022 een record groei in de residentiële markt bij Liander, en nog steeds groei bij grootverbruik, maar duidelijk op een veel lager pitje dan in 2021. Pending nog eventueel later bij te schrijven installaties (met name 2022).

Uit de voorgaande twee data-sets, aantallen installaties, en bijbehorende capaciteiten, heb ik voor het KVB en GVB segment de gemiddelde installatie grootte berekend en deze in bovenstaande derde grafiek weergegeven. De status voor eind 2022 toont, dat bij kleinverbruik de gemiddelde installatie grootte ligt tussen de 3,73 kWp in Noord-Holland, en al 4,58 kWp in Flevoland. In het hele netgebied van Liander zou het gemiddelde neerkomen op 4,18 kWp. Dit is aardig in lijn met de evolutie van de gemiddelde systeem capaciteit op woningen in heel Nederland, waarvan de CBS cijfers bekend zijn gemaakt tm. medio 2022 (analyse Polder PV, 2e grafiek onder deze link). Voor de accumulatie medio 2022 kwam het CBS met gemiddeld 3,76 kWp bij woningen in heel Nederland. Liander zou daar eind van dat jaar dus alweer beduidend boven liggen, wat in lijn is met de forse groei van de gemiddelde systeemcapaciteit in dit segment, de afgelopen jaren.

In de rechter kolommen verzameling de gemiddelde systeem capaciteit in het GVB segment eind 2022, in kWac (gecontracteerd vermogen bij de aansluiting). Hier treden duidelijke verschillen op, wat alles heeft te maken met (a) het aantal grote zonneparken binnen het getoonde gebied, en (b) de aanwezigheid van zeer grote volumes grote rooftops, waarop ook daadwerkelijk zonnepanelen zijn geplaatst en aangesloten, eind 2022. Hier moet het relatief kleine deel van noordelijk Zuid-Holland (regio Polder PV) het duidelijk laten afweten, met maar 187 kWac gemiddeld. We hebben hier vrijwel géén zonneparken, en een chronisch gebrek aan zeer grote rooftops. Waardoor het gemiddelde vermogen achter GVB aansluitingen vrij beperkt blijft. Ook Noord-Holland blijft wat achter (gemiddeld 240 kWac per installatie), wat mogelijk heeft te maken met zeer veel kleinere rooftop projecten, die een hoge invloed op het gemiddelde hebben.

De kampioenen op dit punt zijn, achtereenvolgens, Gelderland (342 kWac gemiddeld), Friesland (464 kWac), resp. Flevoland (536 kWac). Vooral in Flevoland vinden we een behoorlijke hoeveelheid grote zonneparken, die dit gemiddelde flink opkrikken, naast ook de aanwezigheid van talloze boerderijen met vaak meerdere daken gevuld met zonnepanelen. De "rest" categorie overig heeft gemiddeld een installatie omvang van 280 kWac. In heel Liander netgebied is het systeemgemiddelde niveau achter GVB aansluitingen 329 kWac. Daar gaan installaties achter schuil, van gemiddeld zo'n 430 kWp, als ze, zoals vaak geschiedt, 30% overdimensionering van de generator hebben t.o.v. de omvormer waarde / gecontracteerde capaciteit. Dat zijn forse installaties van gemiddeld bijna 1.450 zonnepanelen van, gemiddeld, 300 Wp per stuk. Daarbij rekening houdend met de oudere populaties panelen, met veel lagere vermogens dan heden ten dage worden geplaatst.


(6) Poging prognose evolutie capaciteit netgebied Liander

Omdat met toevoeging van het vierde kwartaal het jaar weer "vol" is gemaakt, heb ik in bovenstaande grafiek de capaciteit data eind van elk kwartaal, minus de categorie "onbekend", weer uitgezet, en een prognose een jaar na eind 2022 laten berekenen via twee extrapolaties, voor eind 2023. Als ik een rechtlijnige groei veronderstel tussen eind 2018 en eind 2023, blauwe lijn, kom ik grofweg op zo'n 7.000 MW uit in het netgebied van Liander. Trek ik een vierdegraads polynoom door de getoonde kwartaal resultaten door (rode stippellijn), kom ik eind 2023 rond zo'n 7.800 MW uit. Middelen we deze twee extrapolaties uit, zou Liander in haar netgebied eind van het huidige jaar ongeveer zo'n 7,4 GW (DC + AC) PV capaciteit kunnen gaan verwachten.


(7) Conclusie

De nieuwe cijfers voor kalenderjaar 2022 geven een duidelijk afkoeling van de realisaties in de zonnestroom markt weer in het netgebied van Liander, voorlopig 12% minder dan de jaargroei in 2021. Dit, bij een blijvend hoog jaargroei volume, en een duidelijke verschuiving van nieuw project vermogen achter GVB aansluitingen, naar een record toevoeging van de capaciteit bij de kleinverbruikers, in 2022. Desondanks blijven er nog grote vraagtekens bestaan rond (a) het nieuwe jaarvolume voor 2020 in relatie tot de omliggende jaargangen, (b) officiële opgaves van de persdienst van Liander in relatie tot van de Alliander website afgeleide jaargroei cijfers. En (c) de cijfers voor 2022 kunnen nog lang niet volledig zijn, zoals geïllustreerd aan de hand van het voorbeeld van de al gerealiseerde zonneparken in Flevoland, in relatie tot gepubliceerde cijfers door moederbedrijf Alliander.

Uiteraard hoopt Polder PV dat er klare wijn geschonken zal gaan worden over de door hem gesignaleerde data problemen, en dat de Liander cijfers spoedig bijgesteld, én, vooral ook, ondubbelzinnig zullen worden vastgesteld.

Voor een uitgebreide beschouwing van het separate Alliander nieuwsbericht van 29 oktober 2021, over de status van diverse (zonnestroom) cijfers m.b.t. de energietransitie, zie mijn bespreking in de analyse van de data tm. Q3 2021.

Bronnen:

Onze actuele prestaties. Ontwikkeling energietransitie (website Alliander, status begin februari 2023)

Historische groei zonnepanelen op woningdaken in Noord-Holland, Friesland, Flevoland, Gelderland en Zuid-Holland (website Liander, 27 januari 2023, met daar aan gelinkt links naar nog eens 5, grotendeels overeenkomende "aparte" artikelen over de status in 5 provincies in Liander netgebied)

In 2022 historische groei zonnepanelen op woningdaken (bericht website Netbeheer Nederland, 27 januari 2023)

Zeldzame samenwerking #netbeheerders. Cijfers #zonnestroom (Tweet Polder PV, 27 januari 2023, n.a.v. de "gezamenlijke statistiek storm" van de meeste netbeheerders, aan de vooravond van het vervolg debat over afbouw salderen van zonnestroom bij kleinverbruikers, en met links naar berichten bij de diverse netbeheerder)

Intern

Analyse tm. Q3 2022 (27 oktober 2022, met de volledige revisie van de data voor Q3 2019 tm. Q2 2020, en Q3 2022 toegevoegd)
Analyse tm. Q2 2022 (21 juli 2021, nog met de niet aangepaste, "artificiële" verdeling van de data voor Q3 2019 tm. Q2 2020)
Analyse tm. Q1 2022 (26 april 2021)

Voor eerdere gedetailleerde besprekingen van de PV statistieken bij Liander, zie paragraaf bronnen in de analyse van de status van oktober 2021



1 februari 2023: Goede start van het nieuwe jaar met zonnestroom productie Polder PV. Na de zeer hoge opbrengsten in afgelopen jaar is het altijd even afwachten of er opnieuw hoog gescoord kan gaan worden in het nieuwe jaar. Januari heeft ons niet teleurgesteld, met een bovengemiddelde opbrengst, van een steeds ouder wordend PV systeem.

Hieronder worden de primaire productie gegevens voor januari 2023 weergegeven. Data verkregen uit maandelijkse meterstand opnames van de 13 micro-inverters van onze, voor het kern-systeem inmiddels minimaal 21 jaar oude PV installatie (netkoppeling 1e vier zonnepanelen: 13 maart 2000; 2e set van 6 op 12 oktober 2001, gevolgd door kleinere toevoegingen in 2007 en 2010).

De tabel met de producties van de verschillende "sets" zonnepanelen van Polder PV. Links is de productie in januari 2023 weergegeven; rechts de resultaten voor januari 2022 (specifieke opbrengst). Naast het opgestelde vermogen in Wp wordt de productie per groep in Wattuur (Wh) vermeld, ernaast de belangrijke afgeleide specifieke opbrengst (in kWh/kWp, hetzelfde als Wh/Wp), waarmee de uit verschillende vermogens bestaande deelgroepjes goed vergeleken kunnen worden.

De beste specifieke opbrengsten in deze maand werden weer door de (vorig jaar een tijd wat minder presterende) Kyocera paneeltjes behaald, 26,6 kWh/kWp. De in de achterste rij geplaatste set van 4 108 Wp modules was weer de rode lantaarndrager, met slechts 22,5 kWh/kWp. Dat is verklaarbaar, want met de lage zonnestanden in de winterse maanden, wordt bij zonnig weer de achterste rij door de voorste partieel beschaduwd (zie artikelen uit 2004). En valt een deel van de potentiële productie weg. De oudste set van 4 stuks 93 Wp modules, op 1 februari 2023 reeds 8.360 dagen productief sedert de netkoppeling in maart 2000, zat ditmaal op een iets lager niveau dan de best presterende setjes, maar doet het met 24,8 kWh/kWp nog prima. Het kern-systeem van 10 panelen / 1,02 kWp (lichtgroene band) had een opbrengst van ruim 24 kWh, wat neerkomt op een specifieke opbrengst van 24,0 kWh/kWp. Dat is beduidend beter dan in januari 2022, toen er slechts 18,2 kWh/kWp werd behaald (rechter kolom).

Het KNMI publiceerde op 1 februari een voorlopig overzicht van de maandrapportage over de eerste maand van het jaar. En kwalificeerde januari als "Zacht, zeer nat en vrij somber". Er zijn, landelijk bezien, gemiddeld 62 uren zon gemeten t.o.v. 68 zonuren voor de historische "normaal" (referentie periode 1991 - 2020). In ZW Nederland was het iets zonniger, Vlissingen telde 89 zonuren (normaal: 76 uren). Het noordelijk van agglomeratie Venlo liggende Limburgse Arcen zat het laagst, met maar 42 zonuren (normaal: 66 uren). In langjarig "middenmoter" meetstation de Bilt in Utrecht, werden 55 uren zon gemeten (normaal: 67 uren). Januari 2022 was nog minder zonnig, volgens het KNMI gemiddeld 59 zonuren in die maand.

In deze grafiek alle maandproducties van het kern-systeem van 10 panelen (1,02 kWp) bijeen, met elk kalenderjaar een eigen kleur. 2023 is toegevoegd, met een lichtgele kleurstelling. Tot oktober 2001 waren er nog maar 4 panelen in het eerste systeem, en de producties daarvan zijn dan ook niet vergelijkbaar met de rest van de datapunten. Oktober 2010 was het hele systeem grotendeels afgekoppeld van het net, vandaar de zeer lage waarde voor die maand. Die wordt dan ook niet meegenomen in de berekening van het langjarige gemiddelde per maand, de dikke zwarte lijn in de grafiek.

Januari 2023 is bovengemiddeld uitgevallen, met voor de hier getoonde set van 1,02 kWp (10 panelen) een productie van 24,4 kWh, ruim 6% boven het langjarige gemiddelde over 2001 tm. 2023 (bijna 23,0 kWh). De spreiding van de productie is voor deze wintermaand relatief hoog. Dat heeft te maken met grote verschillen in wolken bedekkingsgraad. Als het regelmatig bewolkt is, is de productie in deze maand sowieso zéér laag, ook door de ongunstige zonnestand, en de zeer korte daglengte. Komen er de nodige (deels) onbewolkte dagen voor, is mede door de koude lucht, zeker in combinatie met wind, het rendement van de panelen hoog, vanwege de vaak slecht begrepen "negatieve temperatuur coëfficiënt" van kristallijn Silicium. Vandaar de behoorlijke verschillen die optreden, sterk afhankelijk van het generieke weertype in januari.

In deze vergelijkbare grafiek zijn alleen de maandproducties van de laatste vier jaar getoond. In het huidige nieuwe exemplaar is 2019 verwijderd, en 2023 toegevoegd (met nieuwe kleurstelling). Zelfs in zo'n relatief korte periode zijn de verschillen soms groot, met name in de lange zomerse periode. En komen ook buiten het hoge productie seizoen soms flinke extremen voor, zoals de record productie in maart 2022, en het zwaar tegenvallende resultaat in oktober 2020. Links het eerste resultaat voor januari 2023, met het hoogste resultaat van de afgelopen vier jaar voor die maand. En iets hoger dan het langjarige gemiddelde van 23 kWh voor januari.

In deze grafiek geef ik normaliter de cumulatieve opbrengsten per kalenderjaar voor alle voorgaande maanden per kalenderjaar. Uiteraard hebben we nu alleen nog maar de productie van januari voor 2023. Met daarin echter beslist al forse verschillen tussen de jaren onderling. De eerste twee jaren (2000, 2001) gelden niet voor het gemiddelde of de mediaan, omdat er toen grotendeels nog maar 4 panelen aanwezig waren en de producties dus veel lager dan met tien panelen. Het gemiddelde voor 12 kalendermaanden is in de laatste oranje kolom weergegeven en bedraagt (periode 2002-2023) 23,0 kWh voor dit deel-systeem.

We zien dat er 7 jaren zijn die in die periode hier duidelijk (en 4 gering) bovenuit steken. 2009 was hier record houder, met 31,0 kWh ("zeer zonnig" volgens het KNMI). Januari 2023 zit in de "sub-top", met 24,4 kWh in ieder geval 6% boven het langjarige gemiddelde (achteraan weergegeven in de oranje kolom). En beduidend hoger dan januari 2022 (18,6 kWh), een vrij sombere maand volgens de kwalificaties van het KNMI. Er zijn ook jaren met sombere januari maanden, waar de productie duidelijk achterbleef. Januari 2004 had weliswaar een normale hoeveelheid zon, maar we werden toen met meerdere, destijds nog buiten onder de zonnepanelen gemonteerde uitvallende micro-inverters geconfronteerd, waardoor het productie verlies behoorlijk opliep, en er slechts 15,0 kWh totaal werd geproduceerd.

In de grafiek is wederom de mediaan waarde voor de jaren 2002 tm. 2023 weergegeven, in de vorm van de horizontale, magenta streepjeslijn. Deze waarde ligt wat lager dan het gemiddelde, op een niveau van 22,8 kWh. De productie in januari 2023 ligt 7% boven deze mediaan waarde.

In deze grafiek zijn de voortschrijdende cumulaties van de energie (stroom) productie van het 1,02 kWp basis-systeem te zien, met elk jaar een eigen kleur. In de vorige versie, die het hele kalenderjaar 2022 reeds toonde, voor de meeste "nieuwkomers" met zonnepanelen een absoluut record jaar, werd de op 1 na hoogste opbrengst voor het kern-systeem van Polder PV getoond. Wat lager dan de recordhouder 2003. Links onderaan is het eerste resultaat voor 2023 terug te vinden, wat al een bovengemiddelde start heeft (24 kWh in januari). En waarvan we gaan zien hoe dat in het huidige jaar zal gaan evolueren. Sowieso blijven de producties bij Polder PV tot nog toe zeer goed, dus we hebben er vertrouwen in, dat het weer een mooi jaar gaat worden.

Data Anton Boonstra, Siderea.nl, NKP

Boonstra publiceerde 2 van zijn vermaarde zonne-kaartjes van Nederland al meteen op 1 februari van het nieuwe jaar, zie links naar zijn Tweets onderaan dit artikel.

In januari 2023 was de horizontale instraling in Nederland gemiddeld 20,2 kWh/m², wat een flinke "plus" van 7,2% is t.o.v. januari 2022. Bijna alle provincies zaten boven het instralingsniveau van januari 2022. In absolute zin, scoorde Overijssel ditmaal het slechtst, met 17,9 kWh/m²; Zeeland zat weer eens hoog in de boom, met 25,1 kWh/m² (veel hoger dan de andere provincies). Bij de relatieve verschillen t.o.v. januari 2022 valt op, dat alle provincies in de plus zaten, tussen de 5,5% in Groningen, tot zelfs een plus van 19,5% in Utrecht. Op 2 provincies na. Limburg ontving 0,8% mínder instraling dan in januari 2022, Friesland zelfs, opvallend, 4,5% minder.

Hiermee gepaard gaand, extraheerde Boonstra uit het PVOutput.org portal bij ruim 1.200 (meestal residentiële) PV installaties de specifieke productie in januari 2023. Deze lag op gemiddeld 18,2 kWh/kWp, wat 11,7% boven het productie niveau ligt in januari 2022 (16,3 kWh/kWp). Friesland gaf wederom de laagste productie te zien, met 15,4 kWh/kWp. Zeeland was wederom, niet verrassend, "kampioen", met 24,5 kWh/kWp. Er is ook weer een grote spreiding in de relatieve verschillen (procent verschil met productie in januari 2022). Variërend van +4,5% productie in Groningen en forse meerproductie in mijn provincie, Zuid-Holland (26,8% meer), tot negatieve uitschieters Friesland (-2,4%), en Limburg (zelfs -15,2%).

De producties van de deel installaties van Polder PV zaten, met specifieke maandproducties tussen de 22,5 en 26,5 kWh/kWp in januari dit jaar, op een beduidend hoger niveau dan het door Boonstra vastgestelde gemiddelde van de PVOutput.org projecten in mijn provincie Zuid-Holland (20,2 kWh/kWp gemiddeld). Dit heeft vermoedelijk te maken met de "gevoelige" micro-inverters in ons systeem, die al bij lage lichtintensiteiten inschakelen, en pas relatief laat op de dag uit gaan.

Siderea.nl en het Nationaal Klimaat Platform (opvolger van de Klimaatakkoord website) hadden nog geen nieuwsberichten over januari tijdens de afronding van dit artikel. Voor een voorlopige samenvatting voor heel 2022, zie het betreffende artikel van 28 december 2022 op de NKP website, en mijn commentaar in de vorige maand productie rapportage van Polder PV.

Energieopwek.nl

De brondata voor het Nationaal Klimaat Platform worden als vanouds berekend door de computers van En-Tran-Ce van Martien Visser (energieopwek.nl website). In januari 2023 waren de hoogste gemiddelde vermogens, berekend voor de output van zonnestroom in Nederland, achtereenvolgens, 1,1, resp. 1,08 GW (17 en 18 januari), 1,09 GW (28 jan.), en 1,02 GW op 30 januari.

Het record van de 17e komt neer op een berekende zonnestroom productie van 1,1 (GW) x 24 (uren) = 26,4 GWh. Het hoogste niveau in januari 2022 was 24,5 GWh (op 30 januari dat jaar). De piek dagopbrengst lag in januari 2023 dus bijna 8% hoger dan de maximale opbrengst in januari 2022. De laagste gemiddelde output werd voor januari 2023 berekend voor de 14e (142 MW, een dag productie van 3,4 GWh aan zonnestroom, iets lager dan het laagste niveau in december 2022, 3,5 GWh).

Op 18 en 17 januari werden voor die maand de hoogste momentane vermogens berekend midden op de dag, 6,06 GW resp. 5,99 GW.

Het absolute record tot nog toe zou op 22 juni 2022 zijn behaald, met een momentane (berekende) output van maar liefst 13,15 GW. Er is echter al lange tijd wat vreemds aan de hand met die curve, er ontbreken rond het middag-uur data (glitch bij het KNMI ?).

Bronnen:

Meetdata Polder PV sedert maart 2000

Januari 2023. Zacht, zeer nat en vrij somber (KNMI, voorlopig maandoverzicht, 1 februari 2023)

Recordzachte start van 2023 (KNMI, nieuwsbericht 1 februari 2023)

Het klimaatverhaal van 2022 (KNMI, 27 december 2022, updated 1 januari 2023 met data van oudjaar 2022)

Anton Boonstra

1 februari 2023 Horizontale instraling per provincie in januari 2023 in vergelijking met het niveau in januari 2022

1 februari 2023 Gemiddelde productie in januari 2023 t.o.v. ditto 2022, bij ruim 1.200 zonnestroom installaties op het PVOutput.org platform

28 december 2022 Voorlopige samenvatting groei energie uit hernieuwbare bronnen in 2022, op het nieuwe Nationaal Klimaatplatform portal

Recordopbrengsten in Nederland in 2022: 0,98 kWh/Wp (SolarCare bericht, met kaartje)

Martien Visser / En-Tran-Ce, meestal met hoogst interessante weetjes in de "grafiek van de dag":

1 februari 2023 Aandelen wind en zon in de elektriciteits-vraag in NL, per dag

1 februari 2023 Berekende zonnestroom productie per maand 2016 tm. 2023 (jan. 2023 plm. 1,6 PJ is ongeveer 444 GWh)

30 januari 2023 Poging berekening baten residentieel PV-systeem afgelopen 4 jaar

27 januari 2023 Toekomstscenario impact wind/zon op elektra systeem

26 januari 2023 Impact opgestelde capaciteit PV - berekende productie al over gemiddelde NL-se stroomvraag heen (NB: getoonde 17,7 GW = AC potentie !)

24 januari 2023 Visser's grafische bijdrage aan de verhitte salderings-discussie en de "gesocialiseerde kosten". Let ook op de reacties !

23 januari 2023 (voor diepgravers) Daling "profielwaarde" (ook wel "marktwaarde" van zonnestroom in loop van de tijd


31 januari 2023: Zonnepark detail analyse status 23 jan. 2023. Aantallen nieuwe projecten beduidend minder, maar capaciteit toegenomen in 2022. Momenteel 683 projecten, op weg richting 4 GWp. In navolging van de laatste revisie van de zonnepark statistieken in april 2022, doet Polder PV weer verslag van de meest recente stand van zaken rond dit belangrijke thema, waar men zelfs in de Tweede Kamer wat omheen probeert te praten (o.a. tijdens het nu al beruchte debat over afbouw salderen, vorige week). Hierbij worden wederom harde cijfers gepresenteerd op basis van eigen detail onderzoek. Zoals de inmiddels 683 louter klassieke netgekoppelde grondgebonden zonneparken, en bijna 3,9 GWp aan opgesteld generator vermogen die, minimaal, eind 2022 al aanwezig zijn in ons land (en: zonnestroom produceren) op peildatum 23 januari 2023. De gepresenteerde volumes zijn zeker wat het laatste jaar (2022) betreft minima, en kunnen bij een toekomstige status update nog gaan toenemen. Er wordt uitgebreid getals-matig, en in grafische zin, stilgestaan bij de status rond de gerealiseerde zonneparken. Inmiddels is er een geclaimde oppervlakte bereikt van ruim 3.400 hectare aan grondgebonden zonneparken, deels niet op cultuurgrond, en een equivalent voorstellend van slechts 0,19% van het totale areaal aan cultuurgrond, eind 2022. Er is een zeer flinke toename in zowel het gemiddelde opgeleverde project vermogen, als de opgestelde capaciteit per hectare te zien bij de nu al bekende netgekoppeld opgeleverde veldopstellingen projecten in 2022.

Het nieuwe volume in 2021 blijkt, met de meest recent bekende data, duidelijk lager te zijn uitgepakt dan in recordjaar 2020 (846 om 1.048 MWp). In 2022 is juist, bij een flink gekrompen aantal nieuwe projecten, 84 stuks (2021: 139), de capaciteit weer toegenomen bij de nu bekende installaties, 928 MWp in 2022. Tellen we ook de drijvende zonneparken, en zon op infra (geluidswallen e.d.) mee, zaten we eind 2022 al op minimaal 4.137 MWp aan "vrijeveld installaties sensu lato". Waarbij ook nog de byzondere categorie vrijstaande carports en dergelijke opstellingen benoemd dienen te worden (75 MWp, eind 2022). Voor de stand van zaken, medio 2022, waarvoor het eerst bekende cijfer van het CBS voor de totale volumes bekend is gemaakt, zou het aandeel van eerstgenoemde 3 project categorieën ruim 22% zijn van de totale accumulatie op dat moment. Er wordt uitgebreid grafisch stilgestaan bij de grond-claims van de klassieke zonneparken.

Dit artikel beschrijft kort de actuele status van grondgebonden zonneparken in Nederland in diverse facetten, en de status van andere "vrije veld projecten". Onderaan het artikel is een link opgenomen naar een volledige analyse, met veel meer details, grafieken, tabellen, en project foto's.


Op 22 april 2022 voerde Polder PV de 600e individuele, grondgebonden "vrijeveld installatie" in Nederland in, in de grote zonneparken spreadsheet die al jaren wordt bijgehouden. Het betrof hier het 20,3 MWp grote "Zonneweide Groetpolder" project in Hollands Kroon (NH). Een maand eerder, 28 maart 2022, werd een geaccumuleerde capaciteit van 3 GWp bereikt, bij het invoeren van het netgekoppeld opgeleverde 60 MWp grote Zonnepark Mosselbanken van Gutami in Hoek (Terneuzen, Zld). Met de invoer van het tot nog toe grootste grondgebonden zonnepark, Dorhout-Mees te Biddinghuizen, op 28 juli 2022, werd de 3,5 GWp overschreden voor alleen dat "type installatie". Inmiddels zijn we al een eind op weg richting de 4 GWp voor uitsluitend dit type grote projecten.

Op peildatum 23 januari 2023, waarbij het aantal alweer was toegenomen naar 683 exemplaren, werd een volledige inventarisatie van de data bij Polder PV opgemaakt.

Voor alle hierna gemelde, en in de detail analyse opgenomen cijfers geldt, dat het zeer waarschijnlijk minimum hoeveelheden zijn, die de projecten betreft die tot nog toe zijn gevonden en gedocumenteerd. In werkelijkheid zal er meer volume reeds aanwezig zijn, met een functionerende elektra aansluiting (derhalve, groene stroom producerend).

Jaarlijkse nieuwbouw van louter grondgebonden zonneparken, in de grote grafiek (oranje kolommen, MWp), in de inset (blauwe kolommen) de aantallen nieuwe projecten per kalenderjaar. Bij deze volumes moeten nog, zeker vanaf 2016, een 19-tal kleinere, relatief oude projecten met een gezamenlijke capaciteit van 0,4 MWp worden opgeteld, die (nog) niet aan een bepaald kalenderjaar konden worden toegewezen; deze zijn in de achterste kolom weergegeven. Opgaves zijn in het jaar van fysieke netkoppeling. In 2022 werden door de tussentijdse toevoegingen reeds 2 nieuwe piketpalen bij de cumulatieve capaciteit gepasseerd (zie detail analyse voor accumulatie grafiek), 3 resp. 3,5 GWp, in de spreadsheets van Polder PV. Goed is de flinke terugval van nieuwe aanwas in 2021 te zien, na het recordjaar 2020. In 2022 is tot nog toe weer groei van de capaciteit geweest bij de nieuw gevonden projecten (928 MWp), maar bij een substantieel lager aantal nieuwe installaties (84 t.o.v. de 139 nieuw in 2021). Cijfers voor met name 2022 zijn nog lang niet zeker, en kunnen later aangepast gaan worden, omdat veel info nog niet voorhanden is (derhalve: gearceerde kolommen). Het systeemgemiddelde vermogen van de nieuw gevonden projecten in 2022, weergegeven door de grijze lijn, is zéér hoog (11,1 MWp), maar mogelijk kan dit nog wat gedempt worden als de nodige kleine projecten aan dat jaar worden toegevoegd.

Met de huidige beschikbare, meest actuele data is weer een hogere capaciteits-groei geweest, van 928 MWp t.o.v. de nu bekende 846 MWp in 2021. Dat is echter gepaard gegaan met slechts 84 nieuwe installaties in deze categorie. Veel minder dan de 139 nieuwe exemplaren in 2021. De nieuwe capaciteit toename, die nog flink aangepast kan gaan worden, ligt in ieder geval ook nog duidelijk onder dat van recordjaar 2020 (1.048 MWp). In dat Covid jaar werd ook een record niveau van 154 nieuwe projecten bereikt.

De systeemgemiddelde capaciteit bij de nieuwe zonneparken is in enkele jaren tijd aanzienlijk toegenomen, van minder dan een halve MWp in 2015, via een voorlopig record van 6,8 MWp bij de nieuwe projecten in 2020, weer iets terugvallend naar 6,1 MWp in 2021. Het getoonde "dominante record" van 11,1 MWp per nieuw project in 2022 is nog lang niet zeker, zo lang veel informatie over dat jaar nog ontbreekt. Bij de geaccumuleerde volumes, is de gemiddelde capaciteit eind 2022 in ieder geval alweer toegenomen naar 5,9 MWp, voor alle 683 projecten die Polder PV tm. dat jaar heeft gevonden.

Als we de detail data van Polder PV vergelijken met de beschikbare cijfers van het CBS, blijkt het aandeel van de capaciteit van klassieke grondgebonden zonneparken sterk te zijn toegenomen van 1,5% van het nieuwe totaal volume in 2015 (alle capaciteit in heel Nederland), naar 27% bij de totale aanwas in 2020, waarna dat weer terugviel naar ruim 22% in 2021. Afgaande op een prognose van Holland Solar in de EU Market Outlook for Solar Power 2022-2026, van de Europese branche organisatie SPE, mogelijk 3,9 GWp totale PV nieuwbouw in 2022, zou het tot nog toe gevonden volume aan nieuwe zonneparken dat jaar een aandeel van bijna 24% kunnen krijgen, maar ook hiervoor geldt natuurlijk dat dit nog een zeer voorlopige afschatting is. Hiermee wordt in ieder geval beslist wel al de hoge impact van alleen al de veldopstellingen op de nationale markt goed weergegeven.

Kijken we naar de eindejaars-accumulaties van de opgestelde capaciteiten, hebben grondgebonden zonneparken volgens de detail overzichten van Polder PV reeds een aandeel van bijna 20% op het geaccumuleerde totaal volume in Nederland bereikt, eind 2021 (2.964 MWp / 14,91 GWp). Rekenen we ook de drijvende zonneparken mee, komen we eind 2021 op 3.168 MWp, ruim 21% van totaal volume. Dit zou medio 2022 alweer ruim 22% geworden kunnen zijn, nog zonder andere "exoten" (PV op infra, vrijstaande carports).

Regionale segmentaties

Bij de segmentaties naar provincie, blijft Groningen op alle fronten boven de rest uit steken, met, op peildatum 23 januari 2023, een record opgestelde capaciteit van minimaal 715 MWp, verdeeld over 67 grondgebonden projecten (beslist géén record wat aantal betreft). Een belangrijke verandering is de situatie in Drenthe, die door stevige uitbouw met enkele flinke grote zonneparken, de cumulatie zag toenemen naar 610 MWp, verdeeld over 60 projecten. Het hoogste gemiddelde project volume (17,5 MWp gemiddeld), vinden we echter inmiddels terug in provincie Flevoland, ook weer door toevoeging van grote projecten, 4 grote exemplaren in 2022. Gelderland heeft de meeste reeds opgeleverde zonneparken, 108 stuks. Die echter per stuk gemiddeld relatief klein zijn (3,5 MWp); zie ook het kaartje hier onder.

Polder PV heeft voor 2021 wederom een update van de gedetailleerde kaart gemaakt van de verdeling van drie parameters bij de twaalf provincies en voor heel Nederland (linksboven in de kaart). En wel, de status van de geaccumuleerde capaciteit van grondgebonden veld-projecten (groen), ditto voor alle niet-woning gerelateerde capaciteit volgens het CBS (blauw), en alle capaciteit volgens het CBS (geel), met de relatieve aandelen van alleen de klassieke, grondgebonden zonneparken t.o.v. die totaal volumes (weergegeven in percentages in rood). De verschillen tussen de provincies zijn opmerkelijk, met name Groningen onderscheidt zich in dat jaar, met 59% aandeel van zonneparken van de totale capaciteit, sterk t.o.v. de overige provincies. Linksboven zien we de wijzigingen in de totale volumes voor heel Nederland, tussen de jaren 2020 (rechter kolommen set), en 2021 (linker diagram).

Het aandeel van klassieke veldinstallaties nam in die twee jaar toe, van 19,1% naar 19,9%, met de meest recent beschikbare cijfers. Tegelijkertijd steeg het aandeel van de capaciteit die niet "op woningen" is aangebracht (dat is dus inclusief alle vier de "vrije-veld" categorieën besproken door Polder PV), weergegeven in blauw, licht, van 60% in 2020, naar 61% in 2021. Daar zitten ook al veel (zeer) grote rooftop projecten bij op bedrijven en instellingen.

Voor details m.b.t. deze en andere grafieken, zie de complete analyse, onderaan gelinkt.

Bijna 18% van het totaal aan op 23 januari 2023 bekende 683 zonneparken, vinden we al bij rioolwater zuiverings-installaties (122 stuks). Omdat ze echter niet zeer groot zijn, gemiddeld ongeveer 953 kWp, is hun aandeel bij de totale capaciteit relatief bescheiden, 3,0%. Dat is alweer kleiner dan de 3,6% in de vorige update, en komt vooral, doordat er zeer grote zonneparken (niet op RWZI terreinen) worden opgeleverd, her en der in Nederland.

Netbeheerder Enexis heeft uiteraard nog steeds by far het overgrote merendeel aan zonneparken aangesloten in haar netgebied, in totaal 1.845 MWp, een factor 1,7 maal de capaciteit bij de grootste netbeheerder Liander, en ruim 47% van het totale volume aan klassieke veld-projecten omvattend.

Terwijl het aantal zonneparken het grootste is in de kleinere project categorieën, zijn de geaccumuleerde capaciteiten vooral terug te vinden bij de grootste zonneparken. Met name in de categorie 5-15 MWp, en de grootste categorie, met zonneparken groter of gelijk aan 30 MWp per stuk, zijn de volumes zeer hoog, met 1.129 resp. 1.584 MWp aan opgestelde capaciteit. Laatstgenoemde categorie heeft maar 29 projecten, die per stuk dus omvangrijk zijn (gemiddeld bijna 55 MWp per project).

Zonneparken en geclaimde oppervlaktes

Een speciale sectie wordt weer gewijd aan het geclaimde oppervlak van alle grondgebonden zonneparken. Dat komt, in totaal, inclusief enkele kleinere exemplaren waarvan het oppervlak nog niet goed kon worden gemeten, uit op 3.426 hectare, het equivalent van slechts 0,19% van het totaal aan cultuur (landbouw) grond in Nederland. En goed voor 3,89 GWp aan opgesteld vermogen. De gemiddelde oppervlakte wordt per jaargang wel steeds groter, tussen 2015 en 2021 nam dat toe van 0,9 naar 5,9 ha per project. In 2021 is er een lichte terugval, naar 5,2 ha per project, maar de nog zeer onvolledige data voor 2022 lijken te wijzen op een enorme schaalvergroting van de in aantal flink afgenomen projecten. Er werd gemiddeld 9,8 ha per stuk "bezet" door de 84 tot nog toe gevonden installaties in dat jaar. De specifieke grond claim nam toe van 857 kWp/ha (2015) naar 1.201 kWp/ha in 2021, en alweer 1.237 kWp/ha in 2022. Er wordt dus steeds meer vermogen op dezelfde oppervlakte eenheid geplaatst.

Het gemiddelde van 646 zonneparken waarvan de oppervlakte gemeten kon worden, van klein tot groot, komt neer op 1.049 kWp/ha. Per grootte categorie liggen de "extremen" van de gemiddeldes tussen de 858 kWp/ha (projecten tussen de 15 en 50 kWp) en 1.243 kWp/ha (grootste project categorie met zonneparken van minimaal 30 MWp). De vermogens-"dichtheden" lijken nog steeds van jaar tot jaar hoger te worden, in alle categorieën. Er is wel een grote spreiding, wat te maken heeft met project-specifieke omstandigheden. Elk zonnepark is daarin uniek.

In bovenstaande nieuwe versie van de in de voorgaande update eerste maal gemaakte grafiek wordt de evolutie van de specifieke capaciteit per hectare bij de klassieke grondgebonden zonneparken voor elke jaargang afgezet tegen de capaciteit van elk project afzonderlijk (puntenwolk). Waarbij tevens de jaargemiddeldes zijn berekend, en weergegeven in bijpassend gekleurde grote diamantjes. Hieruit wordt kristalhelder, dat zonneparken, gemiddeld genomen, van jaar tot jaar steeds groter worden, en ook, dat het vermogen per oppervlakte eenheid flink is toegenomen, van 119 kWp/ha in 2011 (slechts 1 project), tot al 1.237 kWp/ha bij de voorlopig 84 nieuw toegevoegde projecten in 2022.

Veel zonnepanelen

Het totale aantal zonnepanelen opgesteld in de tot nog toe gevonden (exclusief) grondgebonden zonneparken telt inmiddels op tot ruim 10,6 miljoen exemplaren. Alleen al de grootste project categorie >= 30 MWp, die 29 zonneparken omvat, heeft 4,1 miljoen zonnepanelen. 34% van de zonneparken bevatten (deels) oost-west opstellingen, waarbij de oriëntatie uiteraard sterk kan afwijken van "pal O-W". Het aantal projecten met dergelijke oriëntaties is van jaar tot jaar toegenomen, in 2017 was het aandeel onder de nieuwkomers zo'n 14%, in de jaren 2020-2021 was het al rond de 40%. En bij de nog zeer voorlopige cijfers voor 2022 is dat alweer 49%. Ook dat laatstgenoemde percentage kan nog flink worden bijgesteld, vanwege een momenteel nog groot gebrek aan volledige informatie over afgelopen jaar.

Grootste projecten dominant "in het vrije veld"

De 100 grootste netgekoppelde installaties in het reeds ruim twaalf-duizend records tellende PV project overzicht van Polder PV bestaan uit 82 grondgebonden zonneparken, 9 floating solar (drijvende) projecten en slechts 9 grote rooftop installaties, waaronder de zeer grote solar carport van SolarFields bij pretpark Walibi, in Biddinghuizen. Van hun gezamenlijke capaciteit, ruim 2,9 GWp, valt bijna 2,6 GWp (ruim 87%) toe aan uitsluitend grondgebonden veldinstallaties. De grootste 25 klassieke veldopstellingen hebben een factor 4,3 maal het gezamenlijke vermogen van de 25 grootste rooftop projecten in mijn overzicht (dat is inclusief het grote carport project te Biddinghuizen).

Ruim 21% volume niet op dak, eind 2021, naar ruim 22% medio 2022

Als we bij de hierboven uitgebreid besproken categorie klassieke grondgebonden veldopstellingen ook nog de separaat geïnventariseerde netgekoppelde drijvende zonneparken meenemen, heeft Polder PV eind 2021 al 5,0% meer capaciteit staan dan het CBS claimt. Nemen we ook opstellingen op geluidswallen e.a. verkeers-infra optellen mee, zit Polder PV eind 2021 al op 5,9% meer vermogen "niet op dak". Zouden we dan ook nog de vrijstaande carports en vergelijkbare derivaten (incl. 1e aangesloten grotere agri-PV projecten) meenemen (feitelijk ook "niet-gebouwgebonden"), komen we eind 2021 voorlopig al op een volume van 3.248 MWp aan niet dakgebonden "veldsystemen sensu lato", 8,1% meer dan het "veldopstelling volume" volgens CBS.

Met de nog voorlopige CBS data voor 2021, 14.911 MWp accumulatie, zou het aandeel in de verzamelbak veldsystemen, drijvende projecten, en zon op / in infra, eind dat jaar al opgelopen kunnen zijn tot ruim 21% van het totaal opgestelde volume in Nederland. Medio 2022 kan dat opgelopen zijn tot ruim 22%. Zouden vrijstaande carports e.d. daar toe gerekend (mogen) worden, zou het totale aandeel van de genoemde vier project categorieën medio 2022 al opgelopen kunnen zijn naar 22,7%.

Portfolio

Er komt nog veel meer volume in deze deelmarkten aan. Alleen al in de SDE portfolio's zitten reeds beschikte capaciteiten voor 4,7 GWp voor klassieke vrijeveld opstellingen, 191 MWp voor drijvende zonneparken, bijna 11 MWp voor zon op / in infra, en nog eens 20 MWp voor carport projecten. Een veelvoud van deze volumes staat daarnaast nog in planning, van nog nat achter de oren, tot op het punt van het doen van een aanvraag voor een (of meer) SDE beschikking(en) bij RVO.

In de detail analyse vindt u veel (extra) cijfers, toelichtingen, grafieken, tabellen, en een stel geselecteerde project foto's terug. Volg daarvoor onderstaande link.

Zonneparken in Nederland. Status update 23 januari 2023. Cijfers, tabellen, en grafieken

Bron: projecten overzichten Polder PV, vrijwel dagelijks bijgehouden sedert 2015


16 januari 2023: Reactie CertiQ / VertiCer n.a.v. "negatieve groei anomalie" voor zonnestroom capaciteit in laatste maandrapportage 2022. Zoals in de voorgaande analyse, waarin helaas weer van een forse "negatieve anomalie" van de progressie in capaciteit in het gecertificeerde zonnestroom dossier wordt gerept, al aangestipt, had Polder PV direct op 4 januari 2023 een e-mail naar de organisatie gestuurd, met een verzoek tot opheldering en nadere duiding van deze voor buitenstaanders volstrekt onbegrijpelijke ontwikkeling in hun statistiek.

Vlak voor het weekend kreeg ik een reactie, met een nadere toelichting van de wijze, waarop de cijfers bij CertiQ tot stand komen. Hieruit blijkt eens te meer, dat het allemaal nog complexer in elkaar steekt dan wellicht gewild door velen. Maar het is goed om deze uitleg tot u te nemen, zodat er een duidelijker begrip zal ontstaan over deze maandelijks gepubliceerde cijfers. En wat ze wél, en wat ze beslist niét zeggen.

Het volledige antwoord (vetdruk van Polder PV):

"In onze maandelijkse rapportages vermelden wij het aantal installaties (en het bijbehorende vermogen) dat op dat moment geregistreerd staat voor de uitgifte van garanties van oorsprong (GvO’s). Er valt niet zonder meer te stellen dat de delta* tussen twee maanden toe te schrijven is aan een toename of afname van het opgestelde vermogen:

  • Het is niet verplicht om GvO’s aan te vragen voor de productie van (hernieuwbare) energie.
  • Installaties met een vermogen groter dan of gelijk aan 15 kW moeten iedere vijf jaar opnieuw worden ingeschreven. Doen zij dit niet, dan worden zij na vijf jaar automatisch uitgeschreven.
  • Installaties kunnen worden verwijderd of vervangen, en dat geldt dus ook voor inschrijvingen van installaties voor GvO’s.
  • Producenten kunnen ervoor kiezen om hun installatie uit te schrijven, bijvoorbeeld wanneer hun subsidiebeschikking verloopt.

Het is de taak van de netbeheerders om de juistheid van het vermogen te controleren op het moment dat de installatie bij VertiCer wordt aangemeld. Net als u vermoeden wij dat het vermogen van een of meer installaties is bijgesteld door de netbeheerders.

Echter, het vergt helaas (te) veel werk om de delta tussen twee maanden uit te splitsen:

  • Het aantal records is te groot.
  • Er zijn verschillende redenen waarom de inschrijving van een installatie kan worden beëindigd (zie hierboven).
  • Het komt voor dat bestaande installaties met nieuwe IDs (EAN-code) worden (her)ingeschreven. Zonder uitgebreide vergelijking t.a.v. velden over het adres en het vermogen zijn deze niet te onderscheiden van nieuwe installaties."

(slot van verklaring van CertiQ / VertiCer)

* Met "delta" wordt hier bedoeld, het "verschil in omvang van de bedoelde parameter tussen de 2 opvolgende maand rapportages".

Herstel capaciteit door netbeheerder waarschijnlijk, maar niet zeker

Gezien de omvang van de "negatieve groei" (zo u wilt, "de delta") tussen de november en december rapportages in 2022, was het Polder PV al duidelijk dat, los van de gesignaleerde bronnen van wijziging, er zeker (weer, zoals in het verleden) een (of meer dan een) forse wijziging geweest moet zijn van (een) in november ingediend(e) project(en) van een (of meer) netbeheerders, omdat het verschil, minus 151 MWp zéér groot is, zelfs voor het omvangrijke PV dossier. En een vergissing zou kunnen berusten op een aanvankelijk veel te hoge entry van 1 (of meer) zonneparken. Die in december zou zijn bijgesteld. In de reactie van CertiQ ziet u, dat men daar ook van uit lijkt te gaan, maar ook, dat, gezien de enorme bestanden waarmee men al een tijd werkt, men dit niet meer kan nagaan. En er zijn verschillende extra redenen van bijstellingen mogelijk.

Interessant is de vaststelling, dat "bestaande installaties met een nieuwe identeit (EAN code) kunnen worden (her-) ingeschreven", en dat niet, zonder forse inspanningen, na te gaan is, of zo'n installatie met een nieuw ID inderdaad is ontstaan.

Blijven oppassen met interpretatie progressie cijfers

Al met al kunnen we dus blijven stellen, dat de maandelijkse rapportages van CertiQ / VertiCer wel degelijk een redelijk beeld van de progressie van (gecertificeerde) PV capaciteit, en ander als "hernieuwbaar verondersteld productie vermogen) blijven geven. Maar dat in situaties van anomalieën en/of vreemde groei cijfers, er verschillende oorzaken zijn aan te wijzen, die niet op voorhand zijn te identificeren.

Zeer grote negatieve groeicijfers bij PV lijken nog steeds te wijzen op (herstelde) grote fouten in de opgaves van grote projecten als zonneparken. Maar zeker kleinere wijzigingen, zullen (a) niet goed opvallen, en (b) de oorzaak van die wijzigingen kunnen verschillend zijn, zoals de reactie van CertiQ laat zien.

Het is dus goed om deze reactie in uw oren te knopen, zodat u geen vreemde gevolgtrekkingen zult maken als u de "harde cijfers" van CertiQ voor u ziet.

Polder PV zal vanaf een volgende maandrapport analyse zijn al jaren bovenaan de berichten toegevoegde disclaimer verder aanscherpen, met verwijzing naar dit artikel.

Bron: e-mail CertiQ (VertiCer) medewerker (13 jan. 2023)

9 januari 2023: Sinterklaas surprise november rapport CertiQ 2022 bleek een fopspeen: december rapport wederom "negatieve groei", 1e status update †.

In de vorige maandrapportage van TenneT dochter CertiQ werd, vanwege een zeer hoge toename van de gecertificeerde capaciteit aan het eind van de maand, impliciet een "record groei" volume gemeld van 461 MWp. Ook al had die groei "in theorie" beslist gekund, als er meerdere zonneparken aangesloten hadden geweest in die maand, gezien diverse door Polder PV in de afgelopen jaren gemelde data incidenten, kunnen (zeer) hoge groeicijfers in CertiQ maandrapporten ook op foute data berusten. Dat is in het verleden meermalen gebeurd, en het is dan ook niet voor niets, dat Polder PV al jaren terecht een strenge disclaimer bovenaan zijn CertiQ data analyses publiceert, zie het aangepaste exemplaar hier onder.

In de december rapportage van CertiQ, die vlak voor het weekend verscheen op 4 januari in het nieuwe jaar, was het namelijk weer eens zover. Voor de eindejaars-accumulatie in dat dossier werd voor gecertificeerde PV capaciteit namelijk 9.324,0 MWp gemeld, terwijl het eind november 9.474,6 MWp zou zijn geweest. Een "onmogelijke", negatieve groei van 150,6 MWp in december zou daarvan het gevolg zijn. Polder PV klom zoals te doen gebruikelijk, in de pen, en stuurde direct op 4 januari een e-mail naar CertiQ, met de vraag om opheldering, en nadere duiding van de waarschijnlijk wél correcte cijfers voor genoemde maanden. Met name voor november, want het vermoeden rijst, dat er wederom een of meerdere ingave blunders door (een) netbeheerder(s) is gemaakt in de november rapportage, die vervolgens weer, ondanks alle toegezegde controles, niet is opgemerkt door de TenneT dochter. Zoals eerder al meermalen is geschied, met dramatische consequenties voor de "logica" van de publiek gemaakte CertiQ cijfers.

Polder PV wacht nog steeds op antwoord, en de situatie is inmiddels nog steeds niet gewijzigd (de 2 gepubliceerde maandrapportages staan onveranderd op de website van CertiQ), terwijl dit eerste artikel wordt geschreven. Vandaar dat er af en toe vreemde zaken opduiken in de (capaciteits-) grafieken, die direct het gevolg zijn van deze zoveelste data anomalie. Data voor de productie en geïmporteerde en ge-exporteerde garanties van oorsprong voor zonnestroom zijn hoogstwaarschijnlijk (wel) correct. Dat gaat namelijk over gecertificeerd bemeten installaties, en het hele (Europese) GvO systeem berust op dat waterdicht geachte certificatie systeem. Helaas is dat niet zo voor de ook genoteerde opgestelde en nieuwe capaciteiten (en, in mindere mate, de aantallen projecten). Waarvoor in Nederland géén snoeiharde wettelijke, en gevalideerde registratie verplichtingen gelden (i.t.t. de situatie in bijvoorbeeld Duitsland).

Ergo: u zult het met de nu bevonden "status quo" moeten doen, zo lang CertiQ geen uitsluitsel geeft over de wel correcte cijfers.

* Disclaimer: Status officiële CertiQ cijfers volgens maand rapportages !

I.v.m. omvangrijke toevoegingen sedert 2018 aan dit dossier (vrijwel exclusief gedreven door grote hoeveelheden, SDE gesubsidieerde, en gemiddeld genomen steeds groter wordende PV projecten), in combinatie met inmiddels al 3 ernstige data "incidenten" bij CertiQ (september 2017, juni 2019, resp. april 2020), die Polder PV meldde aan de TenneT dochter (waarna deels substantiële correcties werden gepubliceerd), sluit de beheerder van Polder PV niet uit, dat de huidige status bij CertiQ niet (volledig) correct zal kunnen zijn. Een vierde casus diende zich aan n.a.v. het februari rapport in 2021. En, helaas, herhaalde dit zich wederom in de december rapportage van 2022 (huidige artikel).

Met name foute capaciteit opgaves van netbeheerders voor "kleinere" projecten kunnen, ondanks aangescherpte controles bij CertiQ, aan de aandacht blijven ontsnappen en over het hoofd worden gezien. Maar ook cijfermatige incidenten met opgaves van volumes van grotere projecten kunnen nog steeds niet uitgesloten worden. Deze laatsten zullen, indien onverhoopt optredend, hoge impact hebben op het volume aan maandelijkse toevoegingen, en ook, zei het in relatieve zin beperkter, invloed hebben op de totale accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit aan het eind van de betreffende maand rapportage.

Hierbij komt ook nog het feit, dat ooit gepubliceerde volumes in de maandrapportages, al snel bijgesteld kunnen worden door continue toevoegingen en correcties voor de betreffende maanden, bij CertiQ. Wat de directe gevolgen daarvan zijn, vindt u grafisch geïllustreerd in het artikel gepubliceerd op 4 november 2020.

Voor 2020 en 2021 zijn de consequenties van deze continu optredende bijstellingen opnieuw berekend - in de rapportage voor december 2021. Deze bijstellingen worden in analyses van de maand rapportages verder bijgehouden door Polder PV, waaruit o.a. de meest actuele jaargroei volumes worden berekend.

Het overzicht met de cijfers over december 2022 (en voor de Garanties van Oorsprong, GvO's, tm. november 2022) verscheen bij CertiQ op 4 januari 2023.

In de analyse hier op volgend wordt ingegaan op de wijzigingen en aanvullingen, deels grafisch verbeeld.

** "Projecten" hier gelijk te stellen aan "inschrijvingen bij CertiQ". Dit kan deels gaan om meerdere deel installaties op een en hetzelfde adres en/of bedrijfs-complex. Vaak gaat het daarbij om separate SDE beschikkingen, waarvoor vereist is dat ze allen een eigen bemetering hebben, tenzij daarvoor afspraken zijn gemaakt met RVO. Er zijn de nodige lokaties met meer dan 1 SDE beschikking, Polder PV heeft daar honderden voorbeelden van in zijn eigen project dossier.

† De "registratie procedure" bij CertiQ is, naar eigen zeggen, als volgt: "Pas nadat uw netbeheerder uw aanmelding heeft goedgekeurd, schrijven wij uw installatie in en ontvangt u hiervan een bevestiging. Als er sprake is van subsidie, dan geven wij uw inschrijving de volgende dag door aan RVO". RVO krijgt de data dus pas ná inschrijving en registratie bij CertiQ. Die direct in het opvolgende maandrapport zichtbaar worden op de website van de TenneT dochter (inmiddels opgegaan in VertiCer). De verwerking, validatie, en registratie van gegevens bij RVO (in het geval van 1 of meer SDE beschikkingen), kan echter zéér lang duren, tot vele maanden lang aan toe. Vandaar dat publiek gemaakte rapportages over de status van de administratie bij RVO altijd (soms zeer sterk) achterlopen bij de maandelijkse rapportages bij CeritQ.

1. Aantallen gerealiseerde PV projecten / entiteiten


In bovenstaande grafiek de aantallen gerealiseerde beschikkingen voor gecertificeerde zonnestroom projecten volgens de CertiQ maandrapportages, vanaf eind december 2003. Maandelijkse toevoegingen in rode curve, referentie linker Y-as. Maandelijkse waarden konden negatief uitpakken vanwege tijdelijke uitschrijvingen, gevolgd door latere her-inschrijvingen vanwege registratie voorwaarden bij CertiQ. Deze voorwaarden zijn later strenger geworden. In de grafiek staan ook 3 vertikale stippellijnen die de afgrenzing van de drie SDE "regimes" weergeven: voor eerste lijn nog geen SDE (wel: MEP subsidie registraties); start SDE (april 2008); start SDE "+" (juli 2011); start SDE "++" (oktober 2020). Sterke fluctuaties per maand, in 2020 hoogtepunt, daarna structureel (veel) minder nieuwe registraties per maand. Record nieuw volume december 2020 (netto 616 nieuwe projecten, gemarkeerd). Curve toont netto effect van inschrijvingen en uitschrijvingen in dezelfde maand.

Status december 2022: netto 240 nieuwe registraties, 51 meer dan in november. Cumulatie, met als referentie rechter Y-as, blauwe curve: eind 2022 33.164 PV projecten (beter: entiteiten vanwege mogelijkheid meer dan 1 SDE beschikking op 1 adres) in het CertiQ bestand.

Nieuw toegevoegde aantallen PV projecten / entiteiten in alle maandrapporten van CertiQ, vanaf 2009, elk jaar met eigen kleur. Voor 2022 (magenta) zijn de aantallen nieuw gerealiseerde projecten fors teruggevallen t.o.v. de voorgaande 2 jaren. Met de 240 nieuw toegevoegde projecten in december kwam het totaal aantal volgens de maandrapportages in dat jaar op 2.615 installaties, met een gemiddelde van 218 per maandrapport (horizontale magenta stippellijn, en een hoogste volume van 264 netto nieuwe projecten in mei dat jaar. Het maandgemiddelde in 2020 ligt daarmee iets boven het gemiddelde voor 2018, maar ver beneden dat van 2021 (339), 2019 (350), resp. record (Corona !) jaar 2020, met gemiddeld 445 netto nieuwe installaties per maand. Het hoogste historische maandrapport volume werd geturfd in december 2020 (616 nieuwe toevoegingen).

Hierbij uiteraard wel een disclaimer: de maandcijfers kunnen (al lang) zijn gewijzigd, zoals een vergelijking van 2 datasets van CertiQ kristalhelder heeft aangetoond (analyse 4 november 2020). Er kunnen nog steeds records worden gewijzigd van de afgelopen jaren. De meest recente stand van zaken met gereconstrueerde aantallen vindt u in paragraaf 9 (reconstructies vanuit meest actueel beschikbare CertiQ grafiek). Aangezien er vanaf het kalenderjaar 2020 geen revisie rapportages meer verschijnen bij CertiQ, moest op die nieuwe reconstructie techniek worden overgestapt, die voor het eerst werd toegepast voor de analyse van het december 2020 rapport. In maandrapportages als onderhavige, wordt altijd van de oorspronkelijke rapportages uitgegaan, om een uniform vergelijkingscriterium te kunnen hanteren, en historische trends te kunnen duiden.

2. Capaciteit evolutie van gecertificeerde zonnestroom installaties - wederom een zeer nare verrassing

Naar analogie van de verbeelding van de progressie van de aantallen CertiQ installaties in paragraaf 1 hierbij het equivalent voor de daarmee gepaard gaande netto capaciteit toevoeging per maandrapport van de TenneT dochter in bovenstaande grafiek. De verschillen zijn veel groter dan bij de aantallen, omdat de schaalvergroting in de projecten markt vleugels heeft gekregen onder de opvolgende SDE regimes. De "oudere jaren" vindt u derhalve dicht bij de X-as, met nauwelijks waarneembare nieuwe volumes. Vanaf 2018 is het echter hard gegaan met de toegevoegde nieuwe capaciteiten, die tot nog toe zijn gecumuleerd in een nieuwe volume van 409,9 MWp in het november rapport van 2019.

Deze lijkt later te zijn overvleugeld door een nieuw record voor november 2022 (461,1 MWp nieuw), maar dat lijkt dus wederom het resultaat te zijn van een grote fout in de ingaves (weer een blunder van een data leverende netbeheerder ?), gezien de direct daar op volgende negatieve groei van -150,6 MWp in het december rapport van 2022. Daarmee lijkt het "voorval" van april 2020 herhaald te zijn, toen ook een negatieve groei van 108,5 optrad, wat het gevolg was van correctie van cijfers van 1 netbeheerder door CertiQ nadat - op aanwijzing van Polder PV - die anomalie was "ontdekt". Nog niet is duidelijk wat er precies in de laatste 2 maandrapportages van 2022 is fout gegaan (antwoord is nog "pending"), maar duidelijk is dat er helaas weer iets goed fout is gegaan. Vandaar ook, dat de "record" toevoeging voor november met een rode ovaal is voorzien: waarschijnlijk moet dat véél lager zijn (geworden). En de december groei moet natuurlijk "positief" zijn. Hoe hoog beide cijfers dan wel moeten zijn, dat weten we nog niet.

Dit laat onverlet, dat voor de 12 maanden wel een gemiddelde is te bepalen, getoond in de horizontale magenta stippellijn. Inclusief het "schijnrecord" in november en de negatieve groei in december, komt dat namelijk op 158,9 MWp gemiddeld per maandrapport. Dat niveau ligt wel duidelijk onder het hoogste niveau tot nog toe, 191,3 MWp in de maandraportages voor 2021. Maar het ligt ook iets hoger dan het niveau in 2020 (wat op 158,1 MWp/mnd uitkwam in de maandrapportages). Dit laat, wederom, onverlet, dat latere bijstellingen van maand data, hier alsnog verandering in kunnen gaan brengen (met name bij de uiteindelijk vastgestelde maandgemiddeldes voor 2021 en 2022). Zie voor een nieuwe afschatting wederom paragraaf 9.

Actuele grafiek CertiQ toont "gladstrijken" veel te hoge november opgave

In de screendumps van de actuele grafieken in de november en december rapportages, is goed te zien dat de veel te hoge ingave in november, inmiddels in de (actueelste grafiek in de) december rapportage is "glad gestreken". Zie de zwarte pijl bij de november 2022 volumes: piekje in de rode lijn in het november rapport (bovenste diagram), wat geheel is "glad gestreken" in de update in het maandrapport van december dat jaar (onderste diagram). Derhalve: een forse correctie op een in het november rapport gemaakte grote fout bij de capaciteit.

3. Gemiddelde nieuwe capaciteit in december - pending

Aangezien nog niet duidelijk is hoe de verhoudingen tussen november en december 2022 liggen, is ook nog niet helder hoe de gemiddelde capaciteit per (netto) nieuwe beschikking zich heeft ontwikkeld eind vorig jaar. Pas wanneer de data daarover beschikbaar komen, is hier iets zinnigs over te zeggen. Zie voor paragraaf 8 voor het gemiddelde voor de totale (eind december 2022 geaccumuleerde) PV populatie bekend bij CertiQ.

4. Kwartaal cijfers CertiQ maandrapportages - 2022 geheel bekend incl. "negatieve groei december"

Er van uitgaand dat het "teveel" aan volume in november in het laatste maandrapport voor 2022 correct is verwerkt, komen we op de volgende evolutie van de kwartaalcijfers tm. QIV 2022.

Accumulatie cijfers van maandrapportages in kwartalen per jaargang. Bijna onzichtbare groeicijfers in de jaren tm. 2015, vervolgens matige groei. En zeer hoge groeivolumes vanaf 2018, maar wel met soms zeer grote verschillen tussen de kwartalen onderling. Het record volgens de maandrapportages werd bereikt in het laatste kwartaal van Corona jaar 2020 (874 MWp), daarna ging stapsgewijs, met fluctuaties, de groei terug naar lagere niveaus. Om in QIV 2022, met "netto" 408 MWp toegevoegd in de maandrapportages (incl. veel te hoog volume in november en "negatieve groei" in december), op het voorlopig laagste punt sedert QIV 2021 te eindigen. Die groei was 9,3% lager dan in het voorgaande kwartaal (QIII 2022, 450 MWp). En véél lager dan de 672 MWp toevoeging in QIV 2021: 39,3% minder. De jaren lange voort-denderende "SDE trein" is duidelijk aan het stokken, en de vraag is hoe dat er in 2023 uit zal komen te zien bij de statistieken.

In het al langer in deze grafiek opgenomen rood omlijnde witte kader heb ik, naast de eerder voorgekomen "april 2020 anomalie", nu ook de onmogelijke "negatieve groei" in het december 2022 maandrapport aangegeven. Dit, om de weergegeven statistiek goed te kunnen duiden.

5. Half-jaar cijfers CertiQ maandrapportages - 2e half-jaar bekend, maar tegenvallend

Naar analogie van de kwartaal cijfers in bovenstaand diagram de equivalenten voor het eerste (HI) resp. het tweede half-jaar (HII) per kalenderjaar, dus de cijfers voor 6 maandrapportages per jaarhelft. Hier is de 2e jaarhelft van Corona jaar 2020 overduidelijk kampioen, met 1.432 MWp toevoegingen in de maand rapportages van CertiQ. Daarna gaat het bijna constant (op overgang 2021 HI - HII na) bergafwaarts. De tweede jaarhelft van 2022 bracht 858 MWp nieuwe capaciteit. Wat 18,2% lager is dan in het eerste half-jaar van vorig jaar (1.049 MWp nieuwe capaciteit in de maand rapportages). En 16,4% lager dan in hetzelfde tweede half-jaar van 2021 (1.026 MWp nieuw). Wederom, ook al kunnen de cijfers voor recente jaargangen met terugwerkende kracht nog worden aangepast: een duidelijke afkoeling van de realisatie van - met name - SDE gesubsidieerde grotere projecten.

Ook in deze grafiek heb ik het rood-omlijnde witte kader aangepast n.a.v. de "negatieve groei in december 2022 anomalie".

6. Kalenderjaar cijfers CertiQ maandrapportages & jaar-revisies - tm. december 2022, inclusief revisie 2019, eerste jaar rapport cijfers 2020 en 2021, en meest recente herzieningen

Samenvatting van optellingen van PV capaciteiten in de CertiQ maandrapport cijfers per kalenderjaar (lichtblauwe kolommen), de jaargroeicijfers volgend uit (gereviseerde) jaaroverzichten van de TenneT dochter (donkerblauwe resp. gearceerde kolommen), en de meest actuele resultaten volgend uit de nieuwe reconstructie techniek gehanteerd door Polder PV, vanwege het ontbreken van jaar revisies sedert kalenderjaar 2020 (horizontale rode streepjes).

Uit de eerste dataset volgen de eerste ruwe jaargroei cijfers, met een ogenschijnlijke "piek" in 2021, toen er 2.295 MWp uit de maandrapportages was te halen. Tot en met 2019 heeft CertiQ revisies van jaar rapportages gepubliceerd, waaruit de flinke groei in de donkerblauwe kolommen blijkt, piekend in 1.636 MWp in 2019. En daarbij meteen al aantonend, dat bij de revisie de jaargroei wat lager lag dan uit de maandrapportages bleek (1.702 MWp). Voor de jaargroei van 2020 is provisorisch gerekend met het verschil in de eindejaarsvolumes in het gereviseerde jaarrapport voor 2019 en het niet gereviseerde (eerste) jaarrapport voor 2020. Daarbij komt de gereconstrueerde jaargroei duidelijk bóven het niveau uit volgend uit de cumulatie van de maandrapportages in 2020: 2.036 MWp i.p.v. 1.897 MWp. Voor 2021 is hetzelfde gedaan, maar ditmaal met de twee ongereviseerde jaarrapportages, voor 2020 en 2021. Daarbij is het effect weer andersom: het jaarvolume is daar beduidend minder dan dat volgend uit de maandrapportages: 2.101 MWp t.o.v. 2.295 MWp.

Met behulp van de per maandrapport gepubliceerde actuele vermogens-grafiek die CertiQ al jaren publiceert in haar maandrapporten, maar zonder duidelijke benoeming van cijfers, heb ik m.b.v. de reconstructie techniek voor het eerst toegepast begin 2021, weer de meest recente EOY volumes voor zowel 2019, 2020 als 2021 bepaald, en indien nodig gewijzigd.

De door Polder PV gereconstrueerde, meest recente EOY cijfers:

  • 2019 kan als redelijk stabiel beschouwd worden, met ongeveer 22.020 installaties, resp. 3.250 MWp
  • Meest recent gereconstrueerde data voor 2020, 27.500 installaties, met plm. 5.630 MWp
  • Idem voor 2021, 31.300 installaties, met plm. 7.820 MWp.
  • Uit het maandrapport voor december volgt voorlopig voor EOY 2022 een geaccumuleerde capaciteit van 9.324 MWp, verdeeld over 33.164 "installaties".

Hieruit volgen de meest recente wijzigingen, weergegeven in de rode streepjes voor de jaren 2020, 2021, en 2022, in de grafiek:

  • Jaargroei 2020 2.380 MWp (met plm. 5.480 nieuwe installaties)
  • Jaargroei 2021 2.190 MWp (met plm. 3.800 nieuwe installaties)
  • Nog zeer voorlopige jaargroei 2022 "slechts" 1.504 MWp, 1.864 nieuwe installaties (nog de nodige wijzigingen te verwachten). Volgens de maandrapportage optellingen waren de oude cijfers 1.906 MWp resp. 2.615 nieuwe installaties, dus dat zijn alweer forse verschillen.

Met deze nog (steeds) niet officieel door CertiQ gepubliceerde, noch bevestigde, gereconstrueerde jaargroei volumes, komt Polder PV op de volgende bevindingen voor de daar bekende cijfers voor de Nederlandse projecten markt, grotendeels gestimuleerd via de diverse SDE regelingen:

  • Jaargroei 2020 46% hoger dan jaargroei 2019 voor capaciteit, 21% voor hoger aantallen nieuwe installaties
  • Jaargroei 2021 8% lager dan jaargroei 2020 voor capaciteit, 31% lager voor aantallen nieuwe installaties (schaalvergroting verder gecontinueerd, i.v.m. veel lager verschil percentage bij capaciteit)
  • Jaargroei 2022 31% lager dan jaargroei 2021 voor capaciteit, maar liefst 51% lager voor aantallen nieuwe installaties.

Concluderend: als bovenstaande gereconstrueerde cijfers bij benadering kloppen, zijn de wijzigingen in de projectenmarkt de afgelopen drie jaar aanzienlijk geweest. Wat ook weer niet vreemd is, gezien alle marktproblemen, met name de netcongestie problematiek daarbij in gedachten houdend.

7. Accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit

De reeds talloze jaren door Polder PV gepubliceerde accumulatie grafiek wordt in onderstaand diagram getoond, waarbij de kolom randen zijn verwijderd om een minder "druk" beeld te krijgen. December 2022 toegevoegd, helemaal rechts:

De vertikale blauwe stippellijnen geven de passages van de 1 GWp pieketpalen weer, die rap op elkaar zijn gevolgd sedert de eerst GWp werd gepasseerd in de zomer van 2018. Eind 2022 werd de negende piketpaal "genomen", en zitten we eind van dat jaar reeds op 9.324,0 MWp, in uitsluitend het gecertificeerde CertiQ dossier (exclusief alle andere capaciteit volumes, grotendeels residentieel). Eind dat jaar stond er alweer 72 maal meer capaciteit dan medio 2015, voordat de projecten markt als kool begon te groeien.

De rode lijn is een voortschrijdend gemiddelde trendlijn (telkens gemiddelde van de laatste 3 maanden tonend). Goed zijn de 2 "onmogelijke" data dips te zien, veroorzaakt door veel te hoge, foutieve maandrapportages in de voorafgaande maanden, die vervolgens moesten worden gecorrigeerd (april 2020 en december 2022).

8. Evolutie systeemgemiddelde capaciteit bij accumulaties CertiQ dossier

Met de aanhoudend sterke groei van de accumulatie van (gecertificeerde) zonnestroom capaciteit, bleef jaren lang ook de gemiddelde projectgrootte fors groeien in de cijfers van CertiQ. In twee korte periodes was er even een terugval (voorjaar 2020, en in februari 2021). Het gevolg van verkeerde ingaves met veel te hoge capaciteiten, die o.a. na meldingen van Polder PV werden gecorrigeerd. Hetzelfde is wederom geschied in december 2022, na de veel te hoge ingave voor november dat jaar, die kennelijk in december werd ontdekt, met een "negatief maandrapport resultaat" als gevolg. We hopen dat het eindejaars-resultaat hiermee weer correct is, pending latere wijzigingen van eerdere maandcijfers.

Er zijn eerder al twee piketpalen gepasseerd, in maart 2019 werd een gemiddelde van 100 kWp gehaald, in januari 2021 ging het al over de 200 kWp heen (bovenste 2 horizontale stippellijnen). De toename van het systeemgemiddelde was hoog in 2020-2021, toen vele grote projecten werden toegevoegd. De groei was in 2022 duidelijk minder sterk vanwege vele problemen met het bouwen en on-line brengen van gerealiseerde projecten. Maar eind december van dat jaar werd alsnog, na correctie van de "november anomalie", een hoog gemiddeld niveau bereikt, van 281,1 kWp. Het eind lijkt nog steeds niet in zicht.

Het maximale niveau eind 2022 is een hoge factor van 48,5 maal het gemiddelde begin 2010. En een factor van 18,7 maal zo hoog dan de minimum omvang waarvoor een SDE "+", resp. SDE "++" project sedert SDE 2011 (volgens wettelijk voorschrift) wordt geaccepteerd door RVO (15 kWp, onderste horizontale blauwe stippellijn). Ook in deze grafiek is, vanwege de trendbreuk begin 2020, afgestapt van een polynoom trendlijn, en is deze vervangen door een voortschrijdend gemiddelde lijn, met gemiddelde waarden van de laatste drie maanden (rode curve).

De gemiddelde omvang van de netto toevoeging in december is nog niet bekend, vanwege het herstel van de "november anomalie" (en resulterende negatieve groei in het december rapport). Normaliter wordt het gemiddelde vermogen van de nieuw bij CertiQ ingeschreven aantal installaties vermeld in paragraaf 3. Het in de grafiek getoonde gemiddelde voor alle geaccumuleerde projecten ligt normaliter (veel) lager dan bij de maandelijkse toevoegingen, vanwege het blijvend "drukkende effect" van de duizenden kleine residentiële PV installaties uit de eerste 3 SDE regelingen (vaak met een omvang van maar een paar kWp per stuk).

9. Totaal CertiQ volume - nieuws m.b.t. revisie cijfers en extrapolatie tm. medio 2023

Voor een uitgebreide analyse van gereviseerde cijfers voor de afgelopen twee jaren (2020 en 2021), zie paragraaf 9 in de bespreking van het december 2021 rapport.

Op basis van de actuele grafiek in het december 2022 rapport van CertiQ heb ik voor 2019 tm. 2022 geldende eind cijfers (EOY) opnieuw bepaald, met behulp van de eerder besproken lay-over techniek. Deze heb ik reeds getoond en besproken in paragraaf 6; ze geven het meest actuele resultaat aan voor die jaren. De verwachting is dat deze resultaten nog lang niet definitief zijn, en met elk maandrapport nogmaals zullen worden bijgesteld, met name voor de jaren 2021 en 2022. Die zullen dan ook in komende analyses direct worden meegenomen.

Nieuwe extrapolatie, voor medio 2023, op basis van maandrapportages

Er is inmiddels een nieuwe prognose voor medio 2023 gedaan voor de PV capaciteit accumulatie bij CertiQ. Ten eerste de lineaire extraolatie medio 2018 via eindresultaat 2022 >> 10.300 MWp medio 2023 (zwarte lijn). De 3e graads polynoom door de historische resultaten voor de CertiQ maandrapportages (rode curve) snijdt de lijn iets lager, op 10.000 MWp, wat een gemiddelde oplevert van zo'n 10.150 MWp voor deze 2 benaderingen.

Gaan we de conservatieve 3e graads polynoom door de gereviseerde EOY cijfers (revisie rapporten tm. 2019, daarna reconstructie data van Polder PV gemeld in paragraaf 6) vervolgen, komen we veel hoger uit medio 2023, rond de 12,5 GWp. Het "zoekgebied" voor de capaciteit bij CertiQ valt in de gestreepte ovaal rechtsboven, met een voorkeur voor het lagere deel, gezien de vele problemen met realisatie en netkoppeling van grotere projecten in de huidige marktomstandigheden. Dus mogelijk rond de 11 GWp, medio 2023.

Het eindejaars-resultaat voor 2022, voorlopig 9.324 MWp, ligt veel lager dan de prognose in de vorige update (10,2 GWp), wat het directe gevolg is van de veel te hoge entry voor november bij CertiQ, waardoor we op een totaal verkeerd spoor werden gezet.

10. Gecertificeerde zonnestroom productie tm. november 2022 - lagere maand opbrengsten, en wederom enkele record volumes bij GVO uitgifte in 12 maanden tijd, en export

De "gemeten" producties van gecertificeerde zonnestroom worden door CertiQ ook in hun maand rapportages weergegeven, en wel over de daar aan voorafgaande maand. Dit zijn, wederom, altijd minimum inschattingen, omdat er vaak nog de nodige productie cijfers "na worden geleverd". De grootste volumes zijn wel al bekend, in de rapportage maand, volgend op de verslag-maand.


^^^
Voor totale presentatie vanaf 2003, zie de tm. juli 2022 bijgewerkte grafiek in het betreffende rapport

Omdat al lange tijd in deze grafiek voor 2014 er nauwelijks meer iets was te zien, heb ik enkele updates geleden de weergegeven periode flink verkort. Vanaf de analyse van het aug. 2022 rapport worden alleen de data sedert eind 2012 getoond, waardoor een "mooier" beeld ontstaat bij met name de progressie van de uitgegeven garanties van oorsprong voor gecertificeerde zonnestroom (blauwe curve). In magenta is de geaccumuleerde gecertificeerde PV capaciteit in de CertiQ databank weergegeven (volgens maandrapportages). Eindigend op 9.324 MWp in het december 2022 rapport (geel omrand punt rechtsboven, referentie: linker Y-as). De hogere gepubliceerde capaciteit in het rapport van november is kennelijk veel te hoog geweest, gezien de "negatieve groei in december", en dus niet representatief. De productie curve is sedert het laatste dieptepunt, in december 2021 voorlopig een volume van 94,4 GWh (43% hoger dan december 2020) weer, als vanouds, rap gegroeid tot en met de zomer van 2022. Juni brak weer alle records, met een volume van 1.125,8 GWh (blauw data punt met rode rand, rechtsboven in de grafiek). Dat is 37% meer dan de 822,5 GWh genoteerd voor juni 2021. Goed om te beseffen dat dit uitsluitend het gecertificeerde volume betreft, en dat dit nog opwaarts zal worden bijgesteld.

De verwachting uitgesproken in het juli rapport, dat de gecertificeerde productie voor die maand nog hoger zou kunnen gaan uitpakken, is echter gelogenstraft. Juli 2022 heeft inmiddels een lager niveau van 1.026,2 GWh gehaald. Onduidelijk is, waar dat aan ligt, de maand was zeer zonnig en er zou meer capaciteit aan het net moeten zijn gekoppeld. Mogelijk is, vanwege de vakantie, een deel van de wel bereikte productie cijfers, nog niet gearriveerd bij CertiQ, en worden die data later bijgeplust. Of er is iets anders aan de hand. Een van de zaken die in ieder geval vaker zal gaan optreden, is curtailment van productie in overbelaste netregio's, hier zijn echter geen publieke cijfers van beschikbaar.

Niet geheel verrassend, is het resultaat, voor augustus 2022, weer een stuk hoger dan dat voor juli, maar liefst 1.068,2 GWh, 63% hoger (!) dan de productie in die maand in het voorgaande jaar. Dat komt natuurlijk, omdat augustus in 2022 "extreem zonnig" was in de terminologie van het KNMI. En zelfs bij het oude PV systeem van Polder PV toen een record voor die maand werd gehaald. Dit heeft ook zijn weerslag gekregen in de resultaten in eerste instantie ontvangen door CertiQ, vandaar het "2e piekje" dat jaar.

Vanaf september ging de curve weer, naar verwachting, steil omlaag. Er werden volumes van 695,1 GWh voor september, 464,6 GWh voor oktober, resp. 225,5 GWh voor november aan gecertificeerde productie door CertiQ opgegeven. Voor november was dat maar liefst 54% (!) hoger dan het volume in november 2021. Zoals verwacht kon worden, is het ook bijna 52% minder dan het niveau in oktober 2022.

De producties in de winterse december maanden worden elk jaar steeds hoger, zoals rechts onderaan de grafiek goed is te zien. Ook dit is een onherroepelijk gevolg van de enorme toename aan opgestelde capaciteit, waarvan de productie in de winter, hoe laag ook, wordt toegevoegd aan dat van de bestaande populatie.

Totale gecertificeerde jaarproducties zonnestroom in 2021

In het jaarverslag van CertiQ over 2021 wordt gerept van 5,9 TWh "issuance" van zonnestroom certificaten in dat jaar (Annual Report 2021, zie download pagina). Wel is vreemd, dat in hetzelfde jaarverslag 3,8 TWh voor 2020 wordt verondersteld, wat niet in lijn is met de ruim 3,9 TWh vermeld in het eerste jaaroverzicht van 2021 voor dat jaar. Mogelijk betreft dat een - byzondere - neerwaartse bijstelling van de eerder gepubliceerde cijfers.

De tot nog toe geregistreerde productie van de twaalf maanden tot en met november 2022 laat voor de zoveelste maal een nieuw, wederom opvallend record volume voor de maand rapportages zien van 8.316 GWh (ruim 8,3 TWh). De netto nationale stroom productie was in 2021 ongeveer 118 TWh (lager dan in 2020, zie CBS tabel), zonnestroom is dus structureel impact aan het maken in de Nederlandse elektriciteits-mix, en het aandeel zal verder blijven toenemen.

11. Andere cijfers zonnestroom certificaten CertiQ

GvO import

CertiQ publiceert ook separate import- en export cijfers van GvO's voor zonnestroom. Door eerder gerapporteerde problemen met de registraties daarvan (verdwenen nieuwsberichten op de website), zijn de import cijfers mogelijk niet representatief voor de laatste maanden van 2021. In november dat jaar was het niveau relatief laag, slechts 25,5 GWh. In december is dat plots 410,5 GWh geworden, toen een record. Januari 2022 gaf echter alweer een nóg hoger volume te zien (mogelijk deels vanwege administratief inhaalwerk), 520,6 GWh. Daarna wisselden de import volumes, tussen de 38 GWh in maart, en 456 GWh in september. In december werd voor 133 GWh aan solar certificaten geïmporteerd. Het laagste niveau in 2022 was slechts 0,7 GWh in april.

GvO export - weer een record

Gelijktijdig met de import van GvO's voor zonnestroom, werden er in november 2022 ook weer zonnestroom GvO's ge-exporteerd, uit Nederland, naar buitenlandse opkopers onder de Europese paraplu. Na de hoge volumes in de eerste maanden van 2022, bereikte dat in juni een dieptepunt van slechts 11,1 GWh. In juli tm. november trok dat, gemiddeld genomen, weer flink aan, naar ruim 118, 156, 160, 152, resp. 101 GWh. Het export maandrecord werd echter gevestigd in het laatste maandrapport, december. Met een volume van 398 GWh.

12 maand accumulaties

Voor de accumulaties van de laatste 12 maanden nam de import fors toe, van 418 GWh (juli 2021), naar, alweer, een nieuw record volume van 2.882 GWh in november 2022. In december lag het op een wat lager niveau, 2.604 GWh. Bij de 12 maandelijkse accumulatie voor de export werd, voor de derde maal achter elkaar, ook alweer een nieuwe record volume, van 1.441 GWh gehaald in december 2022. Het is veel meer dan de 1.097 GWh in november. Mogelijk heeft dit te maken met de beperkte "houdbaarheid" van in Nederland aangemaakte GvO's (maximaal een jaar te gebruiken). En is er door meerdere partijen besloten om ze versneld richting buitenlandse opkopers van de hand te doen, gezien het feit dat er weer enorm veel nieuw volume aan gaat komen, in 2023.

Afgezien van mogelijke fouten bij de ingaves bij CertiQ, schommelt de balans tussen de import- en export volumes van GvO's voor zonnestroom ook continu. In 2022 is drie maal een negatief volume genoteerd (minder aan certificaten ge-importeerd dan het land uit ge-exporteerd). Met een record in december 2022, vanwege het export record die maand: 265 GWh in de min. In mei was het krap positief, 4 GWh, in juni alweer fors hoger, 149 GWh. In juli was het nog maar 33 GWh. De hoogste positieve balans werd al in januari bereikt (ruim 428 GWh, import minus export volume). Bij de 12-maandelijkse accumulaties is vanaf februari 2022 elke maand een overschot van meer dan 1 TWh geweest (meer import dan export in die 12 maanden). Met als recordhouder november 2022, die een positief resultaat van 1.785 GWh liet zien. Waarmee het oude record van 1.771 GWh overschot in oktober 2018 inmiddels naar de annalen van de zonnestroom historie is verwezen. In juli 2021 lag dat 12 maandelijks voortschrijdend gemiddelde nog op een record negatief niveau van -161 GWh (meer export dan import in die periode). In december is de positieve balans 1.163 GWh.

GvO maandgemiddeldes

De langjarige maandgemiddeldes voor de zonnestroom GvO's in de periode januari 2016 tm december 2022 waren als volgt: 96,6 GWh/mnd (import) resp. 36,8 GWh/mnd (export). Dus blijvend veel meer (netto) import dan export, waarmee een nog steeds relatief klein deel van de dominant fossiele stroom consumptie "administratief wordt vergroend". Het gemiddelde voor de export is wel flink gestegen, vanwege het record niveau in december vorig jaar.

Januari 2022 blijft voorlopig de maand met de hoogste import volumes van zonnestroom GvO's (521 GWh), voor de export is dat nu dus december 2022 geworden (398 GWh, meer dan het dubbele volume t.o.v. vorig recordhouder, september 2021). Bij de voortschrijdende 12-maand accumulaties is de record maand november 2022 (import, 2.882 GWh), en, inmiddels, december 2022, met een geaccumuleerde export van 1.441 GWh. Als we de "balans" van import minus export volumes van zonnestroom certificaten in een aaneengesloten periode van 12 maanden berekenen, zien we sedert het eerste datapunt (maart 2015) een zeer grote spreiding. Variërend van 1.785 GWh (november 2022 en 11 maanden daar aan voorafgaand) positief, tot 161 GWh negatief (meer export dan import van zonnestroom GvO's in die periode) voor juli 2021 en de daar aan voorafgaande 11 maanden.

Eind december 2022 was de "voorraad" van nog niet aangesproken GvO's bij CertiQ (van groot naar klein: wind, biomassa, zon, water, en [nihil] geothermie GvO's) 20,71 TWh, wederom wat lager dan de 20,79 TWh in het voorgaande maandrapport. Dat blijft, desondanks, een opvallend hoog volume t.o.v. de 117,9 TWh verbruik in 2021 (CBS data), bijna 18% van dat totaal. Die enorme voorraad blijft een aanzienlijke marktwaarde aan "groenheid" vertegenwoordigen. Zeker in de extreem volatiele energie markt van vandaag de dag. Een feit wat slechts weinigen in ons land beseffen. Opvallend is hierbij, dat het volume op voorraad liggende zonnestroom certificaten de afgelopen 3 maanden hóger is geworden dan dat voor biomassa. Het verschil in december was 4.230 GWh "zon" t.o.v. 4.143 GWh "biomassa".

12. Status thermische zonne-energie

Er is sedert de juli 2022 rapportage langere tijd geen wijziging geweest in het gecertificeerde thermische zonne-energie vermogen. In de november rapportage kwam er 1 nieuwe installatie bij (totaal 50 stuks). In het rapport over december werden nog eens 2 nieuwe projecten toegevoegd, en steeg het thermische vermogen van dergelijke projecten, van 53,2 naar 53,9 MWth. Dus vrij kleine projecten van gemiddeld zo'n 0,3 MWth betreffend. De totale thermische capaciteit in het CertiQ register is in de december rapportage echter flink afgenomen, van 3.798 naar 3.718 MTth, bij een netto verlies van totaal 4 projecten. Het vermogen blijft gedomineerd worden door biomassa projecten die warmte "uit hernieuwbare bronnen" produceren (toegenomen naar 3.189 MWth, bijna 86% van totaal volume "warmte" projecten).

13. Jaarverslagen en jaaroverzichten

Voor cijfers uit het jaarverslag over 2020 zie paragraaf 12 in de analyse van maart 2021. Er is nog geen jaaroverzicht over 2022 verschenen (en revisies daarvan verschijnen sinds 2020 niet meer, helaas).

Voor links naar besprekingen van de jaaroverzichten van 2020 en 2021, en de maandoverzichten vanaf 2021, zie bronnen overzicht hier onder.


Eerdere analyses van maandrapportages 2021-2022 op Polder PV

Huidige rapportage: december 2022

November 2022
Oktober 2022
September 2022
Augustus 2022

Juli 2022
Juni 2022
Mei 2022
April 2022
Maart 2022
Februari 2022
Januari 2022

December 2021
November 2021
Oktober 2021
September 2021
Augustus 2021
Juni & juli 2021
Mei 2021
April 2021
Maart 2021
Februari 2021
Januari 2021

Detail analyse eerste jaar rapport 2021 van CertiQ (zonnestroom). Zie ook introductie (2 februari 2022)

Detail analyse eerste jaar rapport 2020 van CertiQ (zonnestroom). Zie ook introductie (6 maart 2021)

Bronnen:

Jaarverslagen CertiQ

Statistische overzichten CertiQ (per maand)

NB: de website van CertiQ is volledig vernieuwd op 20 september 2021. Aanvankelijk waren alleen de maandrapportages van 2021 toegankelijk. Eind oktober 2021 werden weer alle maandrapportages beschikbaar gemaakt via downloadbare zip-files per kalenderjaar, vanaf 2004 (archief pagina).

9 januari 2023: RVO update alle SDE regelingen zonnestroom incl. SDE 2021, 1 januari 2023 - wederom behoorlijke groei, 505 MWp realisaties, maar ook weer 691 MWp beschikte capaciteit verloren gegaan.

Recent verscheen het laatste status overzicht voor de SDE regelingen bij RVO, met peildatum 1 januari 2023, met alle overgebleven beschikkingen tot en met de SDE 2021 regeling (2e SDE "++") die in een vorige update werd toegevoegd. In deze analyse wordt het grote zonnestroom deel-dossier weer in detail tegen het licht gehouden. Er is in een kwartaal tijd gelukkig wederom een behoorlijke groei vastgesteld, van 505 MWp (verdeeld over slechts 397 nieuw gerealiseerde beschikkingen), bij, helaas, ook weer een hoog verlies van 691 MWp ooit beschikte PV capaciteit, verdeeld over 878 toekenningen. Ook nu weer werd het grootste verlies vastgesteld bij de eerste SDE "++" regeling (SDE 2020 II), 501 MWp toegekend PV volume ging daar verloren, verdeeld over 685 afgevoerde beschikkingen.

Het weer flink gegroeide realisatie tempo leidde eind december 2022 tot een totaal van 9.112 MWp aan beschikt gerealiseerd PV vermogen, verdeeld over inmiddels 29.049 gerealiseerde aanvragen. Die daarbij niet gelijk gesteld mogen worden aan "projecten" i.v.m. de mogelijkheid van meerdere beschikkingen per project. De nieuwe toevoeging van 505 MWp beschikt vermogen is wel 14% lager dan de 584 MWp toename in de voorgaande update. De najaars-ronde van SDE 2018 is, met een accumulatie van 1.521 MWp aan beschikte realisaties, iets verder uitgelopen op de najaars-ronde van SDE 2017, waar inmiddels 1.449 MWp van is gerealiseerd (volgens beschikt volume). Relateren we de nieuwe volumes aan het opgeleverde (beschikte) vermogen per dag, is er in de huidige versie, weer een relatief hoog volume bereikt, van 5,5 MWp per dag, in het laatste kwartaal van 2022, voor het totaal van alle SDE regelingen. Het lag wel iets lager dan het gemiddelde niveau in het 3e kwartaal, ruim 6,3 MWp gemiddeld per dag.

De verliezen van talloze eerder beschikte projecten blijven ook in de huidige update aanhouden, en , helaas, wederom op een zeer hoog niveau. Met ook nu weer de eerste SDE "++", SDE 2020 II regeling als grootste verliezer. Voor alleen de SDE "+" regelingen is, mede door het enorme geaccumuleerde verlies onder SDE 2020 I, reeds 38% van het oorspronkelijk toegekende vermogen verloren gegaan. In totaal is er bij alle ooit toegekende SDE beschikkingen (SDE, SDE "+", en de eerste 2 SDE "++" regelingen, SDE 2020 II en SDE 2021) een enorm volume van ruim 8,2 GWp aan beschikte PV capaciteit, verdeeld over ruim 25 duizend oorspronkelijke beschikkingen verdwenen. Hiermee heeft de PV sector reeds een maximale marktwaarde aan subsidies van bijna 8,1 miljard Euro laten verdampen sedert de start van de eerste SDE regeling.

Met deze update resteert, tot en met SDE 2021, de tweede officiële SDE "++" ronde, een nog in te vullen, beschikt volume van ruim 9,2 GWp, verdeeld over nog 5.712 overgebleven PV project beschikkingen in dit omvangrijke dossier. Dit artikel behandelt de actuele status update volgens de recentste cijfers gepubliceerd door RVO.

Het door RVO wederom her-berekende RES doel van 35 TWh elektra uit zon en wind op land voor 2030 lijkt verder gevaar te lopen. Het Agentschap komt inmiddels ruim 5 TWh tekort voor dat jaar in hun nieuwste prognose, op basis van resterende SDE-beschikte capaciteit volumes.


Dit artikel behandelt in ieder geval de status update voor zonnestroom en, kort, thermische zonne-energie, gedateerd 1 januari 2023. Een analyse van uitgebreide updates over de laatste 5 jaar vindt u onder de volgende publicatie data op Polder PV: 13 oktober 2022, 26 augustus 2022, 14 april 2022, 11 februari 2022, 10 december 2021, 4 augustus 2021, 8 april 2021, 22 januari 2021, 29 oktober 2020, 21 juli 2020, 9 april 2020, 15 januari 2020, 30 december 2019, 19 augustus 2019, 16 mei 2019, 18 februari 2019, 13 december 2018, 12 juli 2018, 19 april 2018, 13 februari 2018, en voor 2017 onder 18 november, 4 september, 31 augustus, en 31 mei 2017.

In deze meest recente update is bij de opgeleverde capaciteit, door RVO een "officieel" SDE beschikt zonnestroom volume opgegeven van 9.112,3 MWp, dus al ruim 9,1 GWp (voor peildatum 1 oktober 2022 was dat nog 8.607 MWp), verdeeld over 29.049 project beschikkingen. In het overzicht van 1 okt. 2022 lag dat laatste nog op een volume van 28.652 gerealiseerde toekenningen. Van de oudste regelingen staan er nog steeds 2 (SDE 2015), resp. 10 (SDE 2016 II) beschikkingen open. Er zijn geen openstaande beschikkingen meer voor SDE 2016 I.

De SDE 2017 I regeling had al sinds lange tijd het stokje van SDE 2014 overgenomen m.b.t. de door RVO bestempelde gerealiseerde capaciteit, en was de eerste SDE regeling ooit, waarvoor de invulling meer dan 1 GWp was. Dat is in de huidige update marginaal toegenomen naar ruim 1.449 MWp. Het realisatie niveau is al enige tijd hoger onder nieuwe kampioen SDE 2018 II, wat al bijna 1.521 MWp in de boeken heeft staan. Er zijn nog steeds 3 regelingen met meer dan 1 GWp bij de realisaties, naast genoemde twee hierboven, heeft de najaars-regeling van SDE 2017 inmiddels 1.235 MWp. De volgende potentiële kandidaat, SDE 2019 I, heeft momenteel nog maar 972 MWp, dus dat duurt waarschijnlijk niet lang meer, voordat die de 1 GWp piketpaal gaat halen. Dit gaat waarschijnlijk wel lukken, ondanks nog volgende uitval in komende updates (er staat nog 442 MWp open voor die regeling).

Vanaf SDE 2016 II zijn er al 8 SDE regelingen die het gerealiseerde volume van langjarig oud-kampioen, de SDE 2014 (al lang), 575 MWp, zijn gepasseerd.

Op het vlak van opgeleverde aantallen beschikkingen is SDE 2017 I weer iets verder uitgelopen op SDE 2014, met 2.755 t.o.v. (finaal) 2.144 exemplaren. Er staan nog 16 beschikkingen voor SDE 2017 I open, dus het verschil kan nog iets oplopen. SDE 2018 II, SDE 2019 I, en SDE 2017 II, zijn op dat punt de SDE 2014 ook al voorbij gestreefd, met inmiddels 2.385, 2.240, resp. 2.209 stuks.

Er is, tm. de hier besproken RVO update, die alle resterende beschikkingen omvat inclusief de in een vorige rapportage toegevoegde SDE 2021, in totaal al een historisch volume van ruim 8,2 GWp, 8.218 MWp, aan beschikte SDE capaciteit, verdeeld over 25.074 beschikkingen, voor zonnestroom verloren gegaan (!) om diverse redenen. Hier wordt verderop in dit artikel dieper op ingegaan. Daarnaast staan er nog 5.712 SDE subsidie beschikkingen voor zonnestroom projecten open, vanaf de 2 overgebleven exemplaren voor SDE 2015 tm. de slechts 807 overgebleven exemplaren voor "grote verliezer" SDE 2020 I (SDE "+"), de nog maar 939 resterende beschikkingen voor SDE 2020 II (SDE "++"), en nog bijna alle, 3.552 overgebleven, exemplaren voor SDE 2021. Met een gezamenlijke, beschikte capaciteit van 9.214 MWp. In de vorige update was dat volume nog 10.410 MWp.

Gelieve voornoemde artikelen te raadplegen voor achtergronden van de getoonde data. In het huidige artikel presenteer ik zoveel mogelijk de harde, actuele, "officiële" cijfers, mijn commentaar, en interpretaties. En geef ik uiteraard ook weer actuele updates van grafieken en tabellen.

* Veel projecten worden de laatste jaren (soms fors) kleiner gerealiseerd dan waarvoor ze oorspronkelijk zijn beschikt. Wat mogelijk (deels) met de grote problemen met aansluitingen, en overgebleven capaciteit voor grootverbruikers op het net heeft te maken. In ieder geval is het gevolg de al jaren door Polder PV gesignaleerde trend, dat RVO de omvang van de gepubliceerde beschikkingen neerwaarts bijstelt in de meest actuele updates over de SDE regelingen. Als dit geschiedt bij een SDE regeling, waarbinnen weinig "activiteit" (lees: nieuwbouw) is geweest sinds de voorlaatste rapportage, kan het gevolg zijn, dat de totale overgebleven beschikte capaciteit binnen die regeling lager uitpakt dan in de voorgaande update.



Update van de grafiek gepresenteerd voor de status van 1 oktober 2022, met de nieuwe cijfers voor 1 januari 2023 toegevoegd (laatste kolom achteraan). Ik heb voor het huidige overzicht wederom de fysieke optelling genomen van de (overgebleven) beschikte volumes van alle gerealiseerde projecten in de recent gepubliceerde spreadsheet van RVO. Bovenaan de kolommen zijn de volumes aan gerealiseerde PV beschikkingen vanaf de SDE 2018 II tm. 2020 I rondes het meest significant gegroeid, met de grootste toename bij de najaars-regeling van SDE 2019. De totale groei is iets minder sterk geweest t.o.v. de aanwas in de voorgaande versie, maar wel substantieel. De wijzigingen t.o.v. de vorige update zijn als volgt.

Tot en met SDE 2016 II is er, op de nodige neerwaartse correcties van oudere aantallen beschikkingen en capaciteiten (eerste vier SDE regelingen) na, weinig gewijzigd. SDE 2017 I en SDE 2017 II voegden bescheiden aantallen beschikkingen toe (8 resp. 7 exemplaren), met hoeveelheden van 924 kWp, resp. 4,4 MWp. Daarmee kwamen de geaccumuleerde capaciteiten op ruim 1.449 MWp, resp. ruim 1.235 MWp voor die 2 regelingen. Onder SDE 2018 I kwam er maar 1 beschikking bij, maar werd er tegelijkertijd een negatieve groei van dik 6,5 MWp vastgesteld, waardoor het overgebleven gerealiseerde beschikte volume nog maar op ruim 776 MWp kwam te staan in de RVO boeken.

De najaars-ronde van SDE 2018 kwam in accumulatie voor het eerst in de SDE historie op de eerste plaats, en heeft, met inmiddels, 1.521 MWp toegekend volume haar eerste plaats verstevigd. Hier bovenop zijn de hoogste volumes gerealiseerde beschikkingen, voor de twee SDE 2019 regelingen in de huidige toegevoegd. De voorjaar-ronde met netto 115,1 MWp groei (44 nieuw gerealiseerde beschikkingen), komt momenteel op 972 MWp. De eerder met massieve afwijzingen geconfronteerde SDE 2019 II, voegde netto een record volume van 193,5 MWp toe (met slechts 29 nieuw gerealiseerde beschikkingen), en staat momenteel op 804 MWp aan gerealiseerde (beschikte) capaciteit.

In deze update werden onder de laatste officiële SDE "+" regeling, SDE 2020 I, 139 nieuwe beschikkingen met een "ja" vinkje voorzien, waarmee 65,0 MWp werd toegevoegd. In totaal kwam voor SDE 2020 I de accumulatie aan gerealiseerde beschikkingen daarmee uit op ruim 665 MWp.

De eerste officiële SDE "++" regeling, SDE 2020 II, voegde het hoogste aantal realisaties toe in de huidige update, 152 stuks, goed voor 66,6 MWp aan capaciteit. In accumulatie kwam deze ronde daarmee op bijna 223 MWp.

Hier bovenop volgden, tot slot, nog 44 realisaties, resp. 15,3 MWp capaciteit aan kleine nieuwe projecten onder SDE 2021. Daarmee zwol het totale volume aan tot ruim 46 MWp.

Totale progressie

Sedert de voorlaatste update van oktober 2022 (8.067 MWp geaccumuleerd) is er 505 MWp gerealiseerde beschikte capaciteit bijgekomen. Dat is 14% minder dan de 584 MWp in de oktober update.

Achtereenvolgens waren de nieuwe volumes t.o.v. de voorgaande updates, in de afgelopen jaren als volgt: in 2017 50 MWp (jan.-apr.), 49 MWp (apr.-juli), 72 MWp (juli-okt.), 69 MWp (okt. 2017-jan. 2018), 133 MWp (jan.-apr. 2018), 122 MWp in de korte periode apr. - juni 2018), 235 MWp (juni - okt. 2018), 244 MWp (okt. 2018 - jan. 2019), 447 MWp (voormalig record, jan. - mei 2019), 216 MWp (mei - aug. 2019), 432 MWp (aug. - nov. 2019), 308 MWp (nov. 2019 - jan. 2020), het voormalige record volume van 548 MWp (jan. - apr. 2020), 344 MWp (apr. - juli 2020), resp. 356 MWp (juli - sep. 2020). In de periode sep. 2020 - jan. 2021 werd een historisch record gevestigd van 891 MWp nieuw toegevoegd volume. Tussen jan. en apr. 2021 was de toevoeging 610 MWp, gevolgd door ruim 587 MWp tussen april en juli 2021, en nog maar 328 MWp tussen juli en oktober van dat jaar. Het groeitempo is met de 609 MWp tussen oktober 2021 en januari 2022 echter weer flink omhoog gegaan, en verder gestegen, met 790 MWp tot 1 april. Tm. juni volgde een zeer sterke terugval naar een toename van slechts 189 MWp. We moeten naar medio 2018 terug grijpen voor een nog slechter kwartaal resultaat. Gelukkig veerde de markt weer op, en werd 584 MWp nieuw beschikt vermogen genoteerd door RVO, tussen juli en begin oktober 2022. In het laatste kwartaal van 2022 werd daar nog eens 505 MWp nieuw beschikt vermogen toegevoegd.

Als we, voor een eerlijker vergelijking, terug rekenen naar het aantal dagen tussen de peildata, (die behoorlijk kunnen verschillen, zie de afstanden tussen de updates in de grafiek), komen we met de volgende bevindingen. Een al langer geleden gevestigde oude record toename was bereikt tussen 6 januari en 6 april 2020, met, gemiddeld genomen, 6.021 kWp groei per dag, in uitsluitend het SDE dossier. Dit, althans, als "beschikt volume". De exacte realisatie van die beschikte volumes is onbekend, en kan behoorlijk afwijken (!). De twee periodes daarna vielen deze progressies wat terug, rond de 4 MWp per dag gemiddeld, maar tussen 22 september 2020 en 4 januari 2021 werd het oude record flink omhoog geschroefd naar gemiddeld 8,6 MWp gemiddeld per dag. Daarna viel het weer terug, naar een lage 3,6 MWp/dag tussen 1 juli en 1 oktober 2021. Tot 1 januari dit jaar ging dat omhoog naar ruim 6,6 MWp/dag gemiddeld, maar werd dit in de periode tm. 1 april alweer verbroken met het nieuwe record van bijna 8,8 MWp toegevoegd sedert 1 januari.

In het kwartaal tussen april en juli 2022 was de groei sterk ondermaats, slechts 2,1 MWp gemiddeld per dag. We moeten naar de update van 4 oktober 2018 teruggrijpen voor nog lagere relatieve groeicijfers (iets lager dan 2 MWp/dag). Dat is dik 3 en een half jaar geleden, dus dat zegt wel iets over de status quo in de huidige projecten markt. Mogelijk was dit echter een tijdelijke dip, want tussen juli en oktober hebben we weer een hoog niveau te pakken, van gemiddeld 6,3 MWp/dag. Gevolgd door een iets lager, maar nog steeds hoog niveau, van 5,5 MWp/dag tussen begin oktober en eind december 2022.

Genoemde 5,5 MWp gemiddeld per dag in het SDE dossier komt uiteraard bovenop andere realisaties bij projecten die andere incentives kennen (zoals EIA, subsidies voor sportinstellingen, VvE's, MIA / Vamil, etc.), of zelfs helemaal geen subsidies. Zoals vaak bij nieuwbouw projecten, waarin eventuele PV daken in de bouwsom worden meegenomen. Dit nog exclusief de ook nog steeds booming residentiële markt, inclusief de grote portfolio's die bij de huur corporaties worden uitgerold (volumes: qua toegevoegde MWp-en onbekend, maar groot).

Alles bij elkaar opgeteld is er inmiddels, binnen het SDE dossier, voor een beschikt volume van 9.112 MWp aan "officieel gerealiseerde" PV-projecten, en dus met "ja vinkje" in de gepubliceerde lijst, bekend bij RVO, die een (of meer) SDE beschikking(en) hebben. Zoals te zien bovenaan de laatste kolom in bovenstaande grafiek. In werkelijkheid is er echter al meer aan het net gekoppeld, omdat er flinke administratieve vertragingen zijn in de verwerking van data bij RVO, Polder PV heeft daar honderden voorbeelden van in zijn eigen project overzichten.


RVO cijfers blijven achter lopen op laatst bekende cijfers bij CertiQ

Met de beschikte gerealiseerde volumes in de huidige, kerverse update voor de status begin januari 2023, blijft RVO nog steeds onder de ook recent gepubliceerde accumulatie cijfers bij CertiQ voor eind 2022. Toen stond er, volgens het laatst gepubliceerde maandrapport van de TenneT dochter, 9.324 MWp in de database van de TenneT dochter. RVO zit, met de huidige 9.112 MWp voor SDE projecten in de zeer recente update voor 1 januari in het nieuwe jaar, met een beschikt volume met "ja" vinkje, dus sowieso alweer op een 2,3% lager niveau dan CertiQ. Dat verschil gaat natuurlijk wederom verder oplopen richting de volgende update(s) bij CertiQ.


(Nieuwe) afvallers update 1 januari 2023

Terugkerend naar bovenstaande grafiek: bij de oudste regelingen, SDE 2008 tm. SDE 2014 en SDE 2016 I zal er niets meer bijkomen, er staan geen beschikkingen meer "open" voor die regelingen. Wel zijn er in recentere updates nog steeds, regelmatig, om niet gespecificeerde redenen beschikkingen, soms zelfs voor reeds (lang) gerealiseerde projecten, afgevallen. Redenen zouden kunnen zijn: brand, diefstal, hagel schade, installatie afgebroken, verhuizing / nieuwe eigenaar niet geïnteresseerd in subsidie perikelen, of een onbekende, andere reden. Die verloren gegane volumes zijn hier onder in detail weergegeven t.o.v. de update van 1 oktober 2022. Zie ook de bespreking van de uitgebreide update voor de totale volume accumulaties in de tabel verderop.

Let hierbij op, dat het aantal verloren gegane beschikkingen en de capaciteiten beslist niet hoeven te "corresponderen". Zoals eerder in een voetnoot opgemerkt, zie ik al langere tijd, dat RVO, inmiddels zeer regelmatig forse (altijd: neerwaartse) bijstellingen van eerder beschikte capaciteiten doorvoert in haar SDE lijsten, die dus niet gepaard gaan met uitschrijving van de betreffende beschikte projecten. NB: "projecten" derhalve beter te lezen als "beschikkingen", omdat er regelmatig meer dan 1 beschikking voor een en hetzelfde "PV project" wordt aangevraagd en afgegeven (meestal uit verschillende jaargangen, maar niet noodzakelijkerwijs). RVO besteedde recentelijk ook weer een webpagina met gelinkte documenten aan wat zij de "vrijval" van capaciteit noemen, met de nodige cijfers. Al was dat deels weer met achterhaalde cijfers tm. eind 2021 (CBS heeft namelijk al lang weer opwaartse correcties van het nationale vermogen doorgevoerd, voor zowel 2020, als voor 2021). Zie ook link onderaan.

Polder PV heeft van projecten met meer dan 1 SDE beschikking vele tientallen voorbeelden in zijn overzichten staan. De grootste twee-en-een-half-duizend projecten, waarvoor SDE beschikkingen zijn uitgegeven in mijn overzicht, hebben gemiddeld zo'n 1,23 beschikking per project. Ook dat is in de sector kennelijk extreem slecht bekend, want je hoort er verder niemand over, en/of de implicaties worden verzwegen. Zelfs door bekende analisten in de markt.

  • SDE 2008 27 beschikkingen minder, 51 kWp (waarschijnlijk grotendeels residentieel, of kleine projecten achter andersoortige kleinverbruik aansluiting; mogelijk begin uitval van oorspronkelijk beschikte eerste SDE projecten bij beginnende afloop subsidie periode ?)
  • SDE 2009 7 beschikkingen minder, 44 kWp
  • SDE 2010 11 beschikkingen minder, 59 kWp
  • SDE 2011 2 beschikkingen minder, 101 kWp
  • SDE 2014 constant aantal beschikkingen, maar 20 kWp minder (hoogstwaarschijnlijk neerwaarts bijgestelde beschikking[en] betreffend, is vaker op deze wijze geschied bij voorgaande updates)
  • SDE 2016 II constant aantal beschikkingen, maar 4 kWp minder
  • SDE 2017 I 1 beschikking minder, 251 kWp minder
  • SDE 2017 II 1 beschikking minder, 15,1 MWp minder (idem, waarschijnlijk meerdere beschikkingen capaciteit neerwaarts bijgesteld)
  • SDE 2018 I 2 beschikkingen minder, 16,8 MWp minder (idem)
  • SDE 2018 II 14 beschikkingen minder, 33,2 MWp minder (idem)
  • SDE 2019 I 8 beschikkingen minder, 25,5 MWp minder (idem)
  • SDE 2019 II 40 beschikkingen minder, 29,3 MWp minder (idem)
  • SDE 2020 I 74 beschikkingen afgevoerd, 48,3 MWp minder (idem)
  • SDE 2020 II 685 (!) beschikkingen afgevoerd, 500,6 MWp (voor beide parameters by far de hoogste volumes verloren gegaan in deze update)
  • SDE 2021 6 beschikkingen minder, 21,3 MWp minder (idem).

De totale uitval t.o.v. de vorige update betreft een volume van 878 beschikkingen (in vorige update lag dat een stuk hoger, 1.596 stuks), met bijna 691 MWp aan verdwenen / reeds afgeboekte beschikte capaciteit (in de vorige update ruim 752 MWp). De grootste klappen werden ook ditmaal weer voor zowel de aantallen als de capaciteit geïncasseerd door de eerste SDE "++" regeling, de SDE 2020 II. In eerdere updates waren het vooral de twee SDE 2017 rondes die zeer fors moesten incasseren met talloze verdwenen beschikkingen en capaciteiten. De grote klappen werden daarna vooral aan de twee SDE 2018 rondes, SDE 2019 I en SDE 2020 I toebedeeld. SDE 2018 II leden in de huidige update grofweg vergelijkbare verliezen, goed voor 25-33 MWp.

Triest lijstje verliezen

In de historie van het SDE gebeuren zijn de volgende grote volumes aan afgegeven beschikkingen gerelateerd aan capaciteit verloren gegaan, per RVO update. Vanaf januari 2019 achtereenvolgens 160, 101, 74 MWp, 257 MWp (update november 2019), 473 MWp (update januari 2020), een eerder record van 608 MWp (update april 2020), 353 MWp (update juli 2020), 382 MWp (update september 2020), 346 MWp (update januari 2021), 451 MWp (update april 2021), ruim 210 (update juli 2021), bijna 477 MWp (update oktober 2021), en 314 MWp (update januari 2022). In de april 2022 update werd een nieuw record van ruim 1.624 MWp gevestigd, begin juli een bescheiden 295 MWp, begin oktober 752 MWp, en nu dus nog eens bijna 691 MWp afgevoerd. Om u een idee te geven van de impact van dat laatste cijfer: gerekend met moderne PV modules van 400 Wp (plm. 1,86 m²) per stuk, hebben we het, wat het verlies in de huidige, laatste update betreft, alweer over een niet gerealiseerd potentieel van ruim 1,7 miljoen zonnepanelen, met een gezamenlijke oppervlakte van zo'n 321 hectare ... (in een periode van 3 maanden tijd).

Uitval totalen en percentages t.o.v. oorspronkelijke beschikkingen

In absolute zin hebben sedert de vorige update alweer 4 opvolger regelingen de SDE 2017 I naar de 5e plaats verwezen wat verliezen betreft (bijna 851 MWp verdwenen, goed voor bijna 37% van oorspronkelijk toegekend). SDE 2020 I staat, met stip, bovenaan, met inmiddels al totaal 1.521 MWp aan weggevallen beschikte capaciteit (ruim 44% van de oorspronkelijk toegekende 3.440 MWp). Trieste volger in absolute zin, is de najaars-ronde van SDE 2018, die alweer 1.111 MWp kwijt is, bijna 38% van de oorspronkelijk beschikte capaciteit (2.953 MWp). SDE 2019 I komt op er vlak na, op de derde plaats bij de capaciteits-verliezen, 1.101 MWp, van de oorspronkelijk beschikte 2.515 MWp (bijna 44% teloor gegaan). De voorjaarsronde van 2018 is ook bij de verliezen verder uitgelopen op 2017 I, met een teloorgang van 920 MWp van oorspronkelijk 1.710 MWp.

Procentueel bezien, blijven de eerste drie SDE "+" regelingen de grootste verliezers bij de capaciteit, met verlies percentages tussen de 56% (SDE 2013) en 74% (SDE 2012). Drie latere regelingen, met grote beschikte volumes, beginnen inmiddels echter ook al zeer zorgwekkende verliespercentages te tonen: SDE 2019 I en 2020 I al 44%, en SDE 2018 I nu al bijna 54% (!).

Bij de aantallen project beschikkingen was SDE 2018 I, al sedert de april versie van 2020 "negatief kampioen", maar daar is ook al langer het een en ander in gewijzigd. Nieuwe verlies kampioen bij de aantallen beschikkingen is al weer eventjes SDE 2020 I. Die inmiddels in totaal al 4.073 toekenningen zag verdampen, wat zelfs fors hoger is dan de bijna uitsluitend kleine residentiële beschikkingen kennende oude SDE 2008 (3.671 beschikkingen verdwenen). Onder SDE "+" zijn de opvolgende grote absolute verliezers SDE 2019 I (2.346 beschikkingen kwijtgeraakt), resp. SDE 2018 II (1.945 exemplaren in de min), op de voet gevolgd door SDE 2018 I, SDE 2017 II, en SDE 2017 I (1.899, 1.723 resp. 1.615 beschikkingen verdwenen).

Procentueel bezien t.o.v. de oorspronkelijke beschikte volumes zijn ook hier vooral de eerste drie SDE "+" regelingen flink in de min geraakt: 43-69% verlies bij de aantallen. Daarbij is het in absolute zin echter om véél lagere volumes gegaan dan bij de latere SDE 2016 - 2021 regelingen. De grootste "relatieve verliezers" in deze latere regelingen zijn wederom SDE 2020 I (ruim 59% !), SDE 2018 I (ruim 50%), resp. SDE 2019 I (bijna 50%). Het allergrootste deel van de omvangrijke verliezen betreft beschikkingen voor dakgebonden projecten. Toekenningen voor grondgebonden en/of drijvende zonneparken worden zelden terug getrokken, omdat er door ontwikkelaars vaak al veel geld in de plannen is gestoken, en er een grondige voorbereiding heeft plaatsgevonden.

Voor de eerder gesignaleerde forse uitval onder SDE 2017 was al vroeg gewaarschuwd, door Siebe Schootstra op Twitter (m.b.t. SDE 2017 en 2018, en later wederom m.b.t. SDE 2018). Dit in verband met een geclaimd slecht business model voor bedrijven met hoog eigenverbruik van via een SDE beschikking gegenereerde hoeveelheid zonnestroom, waarvoor lagere subsidie bedragen dan voor directe net-invoeding zijn gaan gelden (rooftop projecten). Polder PV is benieuwd of de reeds heftige gematerialiseerde aderlatingen nog langer zullen aanhouden in latere updates. De signalen zijn hier met name voor de voorjaars-regeling van SDE 2018 niet best, gezien de al grootschalige uitval die we tot nog toe hebben gezien bij de capaciteit. Daar zijn echter nog maar 20 exemplaren van over, met een totale capaciteit van 14 MWp die nog moeten worden ingevuld, dus heel erg veel groter kan het totale verlies niet echt meer worden.

De grote gesignaleerde en gedocumenteerde verliezen in de eerdere updates zijn in ieder geval beslist slecht nieuws, ook voor Den Haag. Alle moeite die voor de hier dus definitief afgevoerde projecten is gedaan, honderden miljoenen Euro's aan SDE subsidie toezeggingen, alle duur betaalde ambtelijke tijd (en flinke consultancy uitgaven voor ontwikkelaars) die hiermee zinloos is verspild: dat alles is voor niets geweest...

Bijna 8,1 miljard Euro misgelopen door de PV sector

Bovendien is het voor de branche organisatie ook zeer slecht nieuws, zeker in de huidige crisis tijd, met de hoge energie- en grondstof prijzen, flinke problemen bij de uitvoering van - vaak enorme - project portfolio's, grote krapte op de arbeidsmarkt voor gespecialiseerd - en kundig - personeel, en chronische problemen met beschikbare net-capaciteiten. Alle beschikte (overgebleven) PV projecten tm. SDE 2021 hebben een maximale subsidie claim van, inmiddels, bijna 15,8 miljard Euro (over een periode van max. 15 jaar exclusief "banking year"). In de versie van 1 oktober 2022 was het overgebleven maximale subsidie bedrag tm. SDE 2021 nog bijna 16,3 miljard Euro, waarmee inmiddels alweer maximaal 486 miljoen Euro in een kwartaal tijd is verdampt voor de sector. Dat lag in de update van januari 2022 ongeveer op 288 miljoen Euro, in april was er een catastrofaal verlies van 1.284 miljoen Euro vanwege de enorme hoeveelheid beschikkingen die toen met name voor de SDE 2020 I regeling verloren gingen. In juli 2022 was het 273 miljoen Euro, en in oktober werd een verlies geïncasseerd van nog eens ruim 584 miljoen Euro. Deze vijf updates bij elkaar zagen al ruim 2,9 miljard Euro aan PV potentie verloren gaan...

Oorspronkelijk is er vanaf SDE 2008 tot en met SDE 2021 voor zonnestroom maximaal voor zo'n 23,9 miljard Euro aan subsidie toekenningen uitgegeven door RVO en haar voorgangers. Gezien bovenstaande cijfers, hebben de zonne-energie branche, en de talloze niet aangesloten binnenlandse en buitenlandse organisaties die ook PV projecten ontwikkelen, nu al voor bijna 8,1 miljard Euro aan (maximaal haalbare) subsidie beschikkingen voor fotovoltaïsche capaciteit laten liggen. Daar hadden mooie dingen mee gedaan kunnen worden, de afgelopen jaren ...


(Nieuwe) realisaties update 1 januari 2023

Uiteraard zijn er ook projecten cq. beschikkingen tussentijds "volgens de administratieve definities" van RVO gerealiseerd. Deze zijn, per regeling, benoemd in de sectie onder de eerste grafiek in dit artikel.

Bij elkaar is er een totaal van 444 nieuwe formeel gerealiseerde beschikkingen, met een beschikt volume van 512,2 MWp t.o.v. de oktober 2022 update toegevoegd. Tegelijkertijd zijn er, bij de oudste vier regelingen, 47 beschikkingen verdwenen, en is (bij 6 regelingen) in totaal 6,8 MWp aan beschikte capaciteit afgeschreven (dit betreft zeer waarschijnlijk neerwaartse bijstellingen van kleiner dan beschikt opgeleverde projecten).

Het absolute record bij de capaciteit nieuwbouw was te vinden in de update van 4 januari 2021, toen 891 MWp werd toegevoegd aan de SDE records bij RVO. In eerdere regelingen werden hogere aantallen beschikkingen gerealiseerd, maar die waren per stuk flink kleiner, dan wat er tegewoordig gemiddeld genomen wordt opgeleverd vanuit de SDE regelingen.

Disclaimer

Let altijd op, dat de "capaciteit" (deze update, 505 MWp "netto groei" sedert oktober 2022) beslist niet het daadwerkelijke, fysiek gerealiseerde volume is, of hoeft te zijn. RVO geeft dat namelijk in de meeste gevallen niet op. Zoals meermalen gesteld, heb ik van talloze projecten met SDE subsidies fors verschillende opgeleverde capaciteiten in mijn spreadsheet staan, die soms wel tot 30% kunnen afwijken van het capaciteit cijfer getoond in de RVO lijsten. Zowel afwijkend naar boven, als naar onder. RVO stelt de laatste paar jaar wel, en steeds vaker, de opgevoerde toegekende projecten middels (neerwaartse !) correcties bij t.o.v. de eerder beschikte volumes. Daar staat tegenover, dat voor projecten die groter worden uitgevoerd dan waarvoor staat beschikt, zeker in het verleden vaak gesignaleerd, RVO de beschikte capaciteiten niet aanpast in hun overzichten. Bovendien kunnen we nog heel wat meer neerwaartse bijstellingen gaan verwachten van reeds opgeleverde projecten, omdat informatie over feitelijke realisaties pas (zeer) laat op de RVO burelen kan arriveren. Die correcties verschijnen dan pas achteraf, in toekomstige updates.

Voor de details van alle wijzigingen en "overgebleven" aantallen bij de verschillende categorieën, en de diverse SDE regelingen, zie de volgende tabel hier onder.


Progressie bij de deel-dossiers van de SDE regelingen

Voor uitgebreide toelichting bij de (inhoud van de) tabel, zie artikel met analyse status 3 april 2017.


^^^
KLIK
op plaatje voor uitvergroting (komt in apart tabblad ter referentie, naast tabblad met tekst artikel)

In deze regelmatig door Polder PV ververste hoofd-tabel alle relevante bijgewerkte zonnestroom cijfers voor de aantallen en Megawatten voor alle (bekende) SDE regelingen, waar in de vorige update de beschikkingen voor de 2e SDE "++" ronde (SDE 2021) aan zijn toegevoegd, onder de 2e stippellijn, en ook weer van de eerste wijzigingen zijn voorzien. En tevens de cijfers van de update van 1 januari 2023 bevattend voor alle oudere regelingen. Links de oorspronkelijk beschikte volumes, in rood de actuele status van wat RVO met de huidige (detail) update nog in portfolio heeft staan, in blauw de daar uit resulterende, verloren gegane hoeveelheden t.o.v. oorspronkelijk toegekend. In groen volgen de fysieke volumes, volgens administratieve normen van RVO geldende "opgeleverde" (gerealiseerde) project beschikkingen. De laatste vier kolommen betreffen de overgebleven hoeveelheden, nog in te vullen (of t.z.t. af te voeren) beschikkingen van de betreffende SDE regimes.

Zowel voor de aantallen als voor de beschikte capaciteit waren de oorspronkelijke toevoegingen onder de najaars-ronde van SDE 2018 aanvankelijk wederom record hoeveelheden, die de voorgaande records onder de voorjaars-ronde van 2017 hebben vervangen. Het aantal beschikkingen onder de voorjaars-ronde van SDE 2019 had het stokje op dat punt van die van het voorgaande jaar overgenomen, met een record van 4.738 toekenningen door RVO. SDE 2019-II viel echter weer sterk terug, vanwege zeer hoge uitval als gevolg van de extreme overtekening van het beschikbare budget. En het feit, dat door felle competitie met andere projecten, alleen de beschikkingen overbleven die laag hebben ingezet met het betreffende fase bedrag. Dat zijn grotendeels alleen de grotere projecten geweest, talloze kleinere rooftop projecten zijn binnen die regeling gesneuveld.

De laatste SDE "+" ronde, SDE 2020 I, verzette wederom alle piketpalen. Onder die ronde zijn zowel bij de aantallen oorspronkelijk goedgekeurde beschikkingen (6.882 exemplaren), als de daarmee gepaard gaande toegekende capaciteit (3.440,1 MWp), destijds nieuwe records gevestigd (dikke rode kader voor aantallen). Waarbij ook rekenschap gehouden moet worden met het feit, dat onder SDE 2017 I tm. SDE 2018 II er telkens 6 miljard Euro was te vergeven, sedert SDE 2019 I echter nog maar 5 miljard Euro per ronde (NB: voor álle projecten, niet alleen voor zonnestroom). Op het gebied van de toegekende capaciteit, werd dat record echter al snel verbroken onder de SDE 2020 II regeling, met 3.602,9 MWp aan toegekende capaciteit in. Dat was geen lang leven beschoren, want SDE 2021 heeft dat alweer verbeterd naar 3.790 MWp (rood kader), met slechts ruim de helft van het aantal beschikkingen onder SDE 2020 I. Daarbij de voortdurende schaalvergroting in de projecten markt nogmaals benadrukkend: er worden gemiddeld genomen steeds grotere projecten aangevraagd, en toegekend.

Bij de oudere "SDE" voorgangers waren de aantallen maximaal bij SDE 2008 (8.033 oorspronkelijke beschikkingen), bij de capaciteit was het SDE 2009, die voor de twee varianten bij elkaar ("klein" resp. "groot" categorie) 29,0 MWp kreeg beschikt (dunne rode kaders).

In oranje veldjes heb ik in het blok "overgebleven beschikte volumes" bij de primaire data wederom aangegeven dat er negatieve wijzigingen zijn geweest t.o.v. de status in de voorgaande update (oktober 2022). Ditmaal zijn er bij vier oudere regelingen projecten en/of capaciteit verloren gegaan. Vanaf SDE 2017 I zien we weer de gebruikelijke, soms forse neerwaartse bijstellingen terugkomen bij zowel de aantallen als de daarmee gepaard gaande capaciteiten van de project beschikkingen in de recentere regelingen.

Data in de overige "blanco" veldjes zijn niet meer gewijzigd sedert de vorige update van 1 oktober 2022.


(a) Verloren gegane beschikkingen t.o.v. de oorspronkelijk toegekende volumes (blauwe sectie in tabel), accumulaties - ruim 8,2 GWp aan capaciteit teloor gegaan

Er is t.o.v. de accumulatie status getoond in de vorige update wederom een fors volume verdwenen. Beschikkingen die, om wat voor reden dan ook, ingetrokken of alsnog ongeldig zijn verklaard door RVO, zie ook paragraaf "nieuwe afvallers" hier boven. Voor de langdurig een dominante rol spelende, in de vorige update formeel afgesloten SDE 2014 is na al die jaren in totaal een (theoretische) capaciteit van 307 MWp verspeeld (829 project beschikkingen). Het capaciteits-verlies is opgelopen tot bijna 35% (aantallen: bijna 28%) ten opzichte van oorspronkelijk beschikt. Deze populaire oudere regeling is op het gebied van capaciteit verlies echter in (extreem) negatieve zin overtroefd door meerdere latere regelingen. Cumulatief gingen daarbij met name de volgende grote volumes aan beschikte capaciteiten verloren: 384,9 MWp onder SDE 2016 II, 619,7 MWp onder SDE 2017 II, 850,5 MWp onder SDE 2017 I, 919,9 MWp onder SDE 2018 I, 1.100,8 MWp onder de voorjaars-regeling van SDE 2019, resp. 1.110,8 MWp onder SDE 2018 II. Record houder werd in een vorige update de toen met catastrofale verliezen geconfronteerde laatste SDE "+" regeling, SDE 2020 I, met inmiddels alweer 1.521,3 MWp aan verloren gegane beschikte capaciteit (gemarkeerd in de tabel).

De najaars-regeling van SDE 2019 heeft nog een relatief beperkt teloorgegaan volume van 209,1 MWp, maar bekend is dat er voornamelijk (zeer) grote beschikkingen zijn overgebleven, na een grote slachtpartij onder de kleinere rooftop aanvragen vanwege de enorme overtekening in die ronde. De verwachting is dat de meeste van dergelijke grote beschikkingen wel gerealiseerd zullen gaan worden, ook omdat er grote (financiële) belangen bij zullen spelen.

Het verlies bij de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020 II pas vrij recent toegevoegd aan de lange lijst, begint al bedenkelijke vormen aan te nemen, met momenteel alweer 946,0 MWp in het afvoerputje. Voor de recent toegevoegde SDE 2021 zijn de verliezen nog beperkt, 48,0 MWp verdeeld over 28 toekenningen.

Gezamenlijk verloren alle SDE regelingen bij elkaar, "geholpen" door het al massieve verlies onder SDE 2020 I, 25.074 project beschikkingen met een geaccumuleerde capaciteit van 8.218 MWp, dus al ruim 8,2 GWp wat verloren is gegaan ... Voor alleen de regelingen onder het SDE "+" regime waren die hoeveelheden 16.530 stuks, wat al sedert de april 2020 update meer is dan het geaccumuleerde verlies van de oude drie SDE regelingen (inmiddels alweer 6.487 beschikkingen teloor gegaan). Dat is t.o.v. de enorme hoeveelheid oorspronkelijke beschikkingen (36.470 onder SDE "+", incl. SDE 2020 I) al ruim 45%. Kijken we naar de beschikte capaciteit, is het totaal verlies voor SDE "+" 7.203 MWp (!). T.o.v. het oorspronkelijk beschikte volume (19.082 MWp) is dat al een totaal verlies van bijna 38%.

Claim Schootstra deels onwaar

Energie specialist Siebe Schootstra plaatste op 5 september 2018 een nogal onrustbarende tweet waarin hij claimde: "dat van de voorjaarsronde van 2018 nog niet de helft gerealiseerd zal worden. Voor 2017 geldt ook zoiets". Wat de aantallen beschikkingen voor SDE 2017 betreft, heeft hij echter al geruime tijd ongelijk gekregen, het realisatie percentage is daar inmiddels al opgelopen naar 62,8 resp. 56,0%, met nog 29 beschikkingen te gaan. Wat de beschikte capaciteit betreft, is dat voor SDE 2017 I inmiddels op 61,6% gearriveerd (1.449 MWp). De najaars-ronde van SDE 2017 heeft echter al een invulling van 64,6% van de lagere oorspronkelijk beschikte capaciteit bereikt. Dus ook in dat opzicht, heeft Schootstra voor in ieder geval de SDE 2017 regelingen reeds ongelijk gekregen. Er staat bovendien nog een volume van 110 MWp open voor beide SDE 2017 regelingen, dus de relatieve prestatie zal bij de capaciteit nog verder gaan toenemen, zelfs als er alsnog veel uitval zal optreden.

SDE 2018 I haalt 50% (net) niet

De voorjaars-ronde van SDE 2018 zit wat de capaciteit betreft momenteel nog maar op 45,4% van realisatie t.o.v. oorspronkelijk beschikt (verslechtering t.o.v. vorige update). En is zelfs al 53,8% van de ooit toegekende capaciteit kwijt (ingetrokken of anderszins). Zelfs als alle resterende openstaande capaciteit, bijna 14 MWp, daadwerkelijk ingevuld zou gaan worden, kan die regeling nog maar maximaal 46,2% van oorspronkelijk beschikt volume halen. En is in ieder geval voor SDE 2018 I Schootstra's claim al correct wat de capaciteit betreft. Wat de aantallen beschikte projecten betreft zit deze regeling al een stuk hoger, op 49,2% realisatie, maar ook daarmee wordt de helft van ooit beschikt waarschijnlijk net niet gehaald, met nog maar 20 open staande beschikkingen. Dit alles nog zonder aanname van verdergaande uitval van openstaande beschikkingen, dus zowel voor aantallen als voor capaciteit is de bewering - voor SDE 2018 I "waar".

Het totaal verloren gegane volume van 8.218 MWp aan ooit beschikte SDE capaciteit voor zonnestroom (SDE, SDE "+", en eerste, forse verliezen voor SDE "++"), is al fors meer dan de eindejaars-accumulatie in heel Nederland (7.226 MWp), aan het eind van 2019, volgens de meest recente CBS cijfers van 15 december 2022. Het totale verlies is al 31,0% van de oorspronkelijk beschikte volumes voor al die regelingen tezamen, inclusief de in een vorige update toegevoegde SDE 2021 regeling, die een record volume van 3,8 GWp aan beschikte capaciteit inbracht in het totaal. En die nog nauwelijks forse verliezen kent tm. de huidige update.

Aan dit reeds kolossale verloren volume kan beslist nog het nodige worden toegevoegd, gezien de vele "riskante" grote project beschikkingen van de afgelopen rondes in 2016-2021. M.b.t. de aantallen is het verlies al fors groter, ruim 25 duizend projecten, bijna 42% van oorspronkelijk toegekend door RVO en haar voorgangers. Dat lag aanvankelijk vooral aan de enorme verliezen bij de oude SDE regelingen, zoals hierboven gemeld. Die staan boven de eerste stippellijn in de tabel. Het betreft veelal beschikkingen voor particulieren, maar ook woningbouw projecten die niet zijn doorgegaan, of die om diverse andere redenen zijn ge-cancelled. Helaas is de SDE "+" al langere tijd ook bij de aantallen project beschikkingen massale verliezen aan het lijden, cumulerend in de enorme afschrijvingen onder SDE 2020 I, en de nog steeds optredende grote verliezen bij andere regelingen. Het SDE "+" regime heeft de hoeveelheden teloor gegane project beschikkingen bij de oude SDE regelingen sedert de update van april 2020 ingehaald. Inmiddels komt dat alweer neer op 16.530 om 6.487 stuks.

Nieuwe grafieken - updates

Om goed zichtbaar te maken wat de volumes aan teloor gegane (beschikte) aantallen en capaciteiten zijn, heb ik in deze analyse wederom de 2 volgende, bijgewerkte grafieken opgenomen.


In bovenstaande grafiek links de stapel kolom met de aantallen oorspronkelijk uitgegeven PV beschikkingen, voor alle SDE (2008-2010), SDE "+" (2011-2020 I), resp. SDE "++" (2020 II-2021) regelingen. Met bovenaan de sommatie van wat ooit is uitgegeven voor solar: 59.835 beschikkingen tm. SDE 2021. NB: niet "projecten", omdat veel project sites meerdere beschikkingen hebben gekregen. In de rechter kolom de hoeveelheden die er in de RVO update van 1 januari 2023, tot en met SDE 2021, in totaal zijn overgebleven, als gevolg van voortdurende eliminatie van om wat voor reden dan ook weer verwijderde project beschikkingen uit de RVO database. Er zijn nu nog in totaal 34.761 beschikkingen over. Inclusief de in een vorige update toegevoegde SDE 2021 beschikkingen, waarvan zelfs al een klein aantal vrij snel zijn gerealiseerd (zie later). Dat laatstgenoemde totaal cijfer is 58,1% van het oorspronkelijke toegekende volume (blauwe pijl). In de vorige update was dit percentage nog 59,6%. Ergo: reeds bijna 42% van alle oorspronkelijk toegekende project beschikkingen is alweer verdwenen.

Vooral de forse verliezen bij de populaire SDE "+" 2017-2018 regelingen vallen hier al op, maar het nieuwe drama is zich al enige tijd aan het aftekenen onder SDE 2020 I: de hoeveelheid overgebleven beschikkingen is nog maar minder dan 41% van het oorspronkelijke volume, in relatief korte tijd. Onder de oude 3 SDE regelingen zijn destijds ook al grote volumes verloren gegaan (de nodige op kleinzakelijke projecten, en bij veel particulieren). Nog steeds "lekken" er ook van de oudste, inmiddels vier regelingen, af en toe een gering aantal beschikkingen weg, in bijna elke RVO update. RVO besteedt geen enkele aandacht aan de wegval van die oudere, reeds lang geleden opgeleverde project beschikkingen. Van de oorspronkelijk uitgegeven 16.047 beschikkingen voor genoemde eerste drie SDE regelingen zijn er inmiddels nog maar 9.560 over (minder dan 60%). Mogelijk heeft inmiddels een klein deel van het verdwijnen van de oude beschikkingen te maken met het bijna verstrijken van de subsidie termijn (15 jaar vanaf 2008 = 2023), maar dat is vooralsnog speculatie.

Voor de feitelijke realisaties t.o.v. de rechts weergegeven overgebleven beschikkingen, zie de nieuwe grafiek onder aantallen in sectie f.


In deze tweede grafiek een vergelijkbaar beeld als bij de aantallen beschikkingen, maar ditmaal met de oorspronkelijk beschikte capaciteit per regeling (in MWp, links), resp. de daarvan overgebleven beschikte volumes in de update van 1 januari 2023 (ditto, MWp, rechter kolommen stapel). Aan de stapels waren in een vorige update ook de volumes voor de tweede SDE "++" regeling, SDE 2021, toegevoegd. Ook daarvoor zijn de actuele volumes, met nog relatief beperkte verliezen getoond.

In totaal is er, tm. SDE 2021, een spectaculair volume van 26.543 MWp (26,5 GWp) ooit beschikt onder SDE en haar opvolger regelingen, onder de noemers SDE "+", resp. SDE "++". Daarvan zou op 1 januari jl. een volume van in totaal 18.326 MWp zijn overgebleven volgens de RVO boekhouding, een nog steeds relatief hoge score van 69,0% (blauwe pijl bovenaan). In de vorige update was dit nog 71,6%, dus er is wederom flink wat beschikt volume verloren gegaan.

Dat het totale percentage, in verhouding tot de aantallen beschikkingen (58,1%, vorige grafiek), zo hoog ligt, komt vooral doordat de verliezen bij de aantallen zeer groot zijn geweest, aanvankelijk bij de drie oude SDE regelingen, en culminerend onder SDE 2020 I. Terwijl de recent toegevoegde record regeling SDE 2021, met nog bijna de volledige beschikte capaciteit (inmiddels 3.742 MWp) nu nog volop de rest domineert. Als hier veel van zal gaan afvallen, net als bij veel van de "succesvolle" voorganger regelingen onder SDE "+", wordt de verhouding waarschijnlijk heel anders. Veel zal ook afhangen van het overblijven van veel grote projecten. Als die om wat voor reden dan ook alsnog zouden afvallen, kan dit een forse invloed gaan hebben op de ratio overgebleven versus oorspronkelijk toegekend, in deze capaciteit grafiek.

In het "kader" gevormd door de twee lange zwarte stippellijnen heb ik de volumes voor de vier "historisch succesvolle" SDE 2017 en 2018 regelingen weergegeven. Oorspronkelijk was dat een volume van 8.928 MWp, maar daar is nog maar 5.426 MWp van overgebleven. Derhalve, een verhouding van 60,8%. Dat is beduidend minder dan de 69,0% voor alle project beschikkingen bij elkaar. Wat aangeeft, dat de verliezen bij deze vier, bij zowel de aanvragen als de beschikkingen succesvolle regelingen bovenmatig hoog zijn geweest. Een vergelijkbaar lot gaan de opvolger regelingen SDE 2019 I en SDE 2020 I tegemoet, waarvoor nog maar 56,2%, resp. 55,8% van de oorspronkelijk beschikte capaciteit van over is.

Voor het feitelijke gerealiseerde volume aan beschikte capaciteit t.o.v. de rechts weergegeven overgebleven beschikkingen, zie de nieuwe grafiek onder capaciteit in sectie f.


(b) Fysieke realisaties per SDE jaar-ronde "volgens de officiële RVO cijfers" (groene sectie in tabel), accumulaties

In totaal is er tot en met de huidige officiële RVO update een volume van 9.112 MWp "SDE beschikt" opgeleverd (ruim 9,1 GWp), verdeeld over 29.049 project beschikkingen, waarbij we de interne administratieve vertragingen bij RVO voor lief nemen. De volumes zijn derhalve minimale hoeveelheden, er is aan het begin van 2023 al veel meer netgekoppelde, SDE gesubsidieerde capaciteit opgeleverd.

De opleverings-sequentie van de beschikte capaciteiten volgens de RVO updates was, van meest recent naar ouder, als volgt: okt. 2022 8.607 MWp, juli 2022 8.023 MWp, april 2022 7.835 MWp, januari 2022 7.045 MWp, oktober 2021 6.436 MWp, juli 2021 6.108 MWp, april 2021 5.521 MWp, januari 2021 4.911 MWp, september 2020 4.019 MWp, juli 2020 3.663 MWp, apr. 2020 3.319 MWp, jan. 2020 2.771 MWp, nov. 2019 2.463 MWp, aug. 2019 2.031 MWp, mei 2019 1.815 MWp, jan. 2019 1.368 MWp, oktober 2018 1.124 MWp.

Genoemde aantal van ruim 29 duizend beschikkingen in de huidige update betreft echter beslist veel minder projecten, omdat er veel sites meerdere beschikkingen hebben, een van vele eigenaardigheden van de SDE regelingen die nooit de pers halen, maar die Polder PV al vele jaren signaleert en inhoudelijk toelicht. Aanvankelijk kwam het merendeel van dat "aantal" uit de oude SDE regelingen, toen duizenden particulieren mee konden doen. Dat is echter al in recente updates omgeslagen naar het SDE "+", en, in de vorige update, toegevoegde SDE "++" volume, wat vrijwel exclusief op en door bedrijven, instellingen, gemeentes e.d. wordt gerealiseerd, achter grootverbruik aansluitingen. Veel grote rooftop projecten hebben meerdere beschikkingen, deels onder dezelfde regeling, deels onder verschillende SDE rondes. Een deel betreft uitbreidingen van eerder gerealiseerde projecten, een fors deel is gewoon opsplitsing van projectplannen voor dezelfde lokatie, verdeeld over meerdere tranches. Hetzelfde geldt voor diverse grote veld-installatie projecten. Alle individuele beschikkingen moeten separaat, fysiek gecertificeerd en geijkt bemeten worden (pers. comm. CertiQ), dus dat gaat vaak om technisch-logistiek bezien nogal complexe bedradings-, en, gezien de hoge capaciteiten die daarmee gepaard gaan, ingewikkelde afzekerings-trajecten.

Alle anderszins gefinancierde projecten, inclusief de al vele honderden PCR of, recenter, SCE ("postcoderoos 2.0") gesubsidieerde installaties die geen SDE "component" hebben, recentere installaties met EIA belasting voordelen, en ook de projecten zonder enige vorm van directe overheids-subsidie, zult u in de hier geanalyseerde SDE overzichten in het geheel niet terugvinden. Goed om dat in de oren te blijven knopen.

Het aandeel van alleen SDE op totaal realisatie SDE + SDE "+" + SDE "++" bedraagt momenteel 9.560 (overgebleven !) beschikkingen = 32,9% bij de aantallen, inclusief de in een recente update toegevoegde SDE 2021 regeling. Dat aandeel was nog 60% in de augustus 2019 update (zonder de SDE 2019 - SDE 2020 I rondes), en dit zal stapsgewijs verder blijven dalen, naarmate er meer SDE "+" en SDE "++" projecten zullen worden opgeleverd. Bovendien verdwijnen er nog steeds druppelsgewijs eerder afgegeven beschikkingen, maar dat geschiedt zowel bij de oude SDE, als bij de latere SDE "+" en SDE "++" rondes. Het aandeel van alleen opgeleverde SDE beschikkingen is slechts 48,4 MWp op een totaal van momenteel 9.112 MWp (SDE + SDE "+" + SDE "++") = 0,53% (okt. 2022 0,56%, juli 2022 0,61%, april 2022 0,62%, januari 2022 0,69%, oktober 2021 0,76%, juli 2021 0,8%, april 2021 0,9%, januari 2021 1,0%, sep. 2020 1,2%, juli 1,3%, apr. 1,5%, jan. 2020 1,8%, nov. 2019 2,0%, aug. 2019 2,4%, mei 2019 2,8%; dit was nog zonder SDE 2017 II in de april 2018 update 6,4%; in juli 2017 was het nog ruim 10%). Wezenlijk verschillend, dus, van de situatie bij de aantallen beschikkingen.

Dat heeft alles te maken met de enorme schaalvergroting onder het SDE "+" regime, waar onder de "bovencap" van, ooit, 100 kWp is ge-elimineerd, en er enorm grote projecten werden beschikt, en inmiddels, in een steeds rapper tempo, zijn, en worden opgeleverd. Zoals Zonnepark Harpel / Vlagtwedde, het daar op volgende nog grotere Zonnepark Vloeivelden Hollandia, het recent opgeleverde grote Dorhout Mees project op de oude golfbaan in Biddinghuizen, en het al langer in stappen voorbereide grootschalige project Energielandgoed Wells Meer (Limburgse gemeente Bergen, zie de aparte website). Een eerste (SDE 2021 "++") beschikking voor een 1 hectare grote "pilot" van 2.000 zonnepanelen voor Wells Meer is al afgegeven door RVO (nieuwsbericht van 4 februari 2020, op de project website). Als alle beschikkingen voor de "zon op dijken" projecten van drie ontwikkelaar groepen voor de westkust van de Noordoostpolder (Fl.) bij elkaar worden geveegd, zou je op een nog groter project volume komen (beschikt ruim 400 MWp). Ik houd de aparte delen echter vooralsnog gescheiden, vanwege het gesplitste eigenaarschap van die grote deelprojecten.

Relevant in dit aspect blijft, dat de opgevoerde beschikte capaciteit bij RVO zeker bij de duizenden oudere installaties bijna nooit het daadwerkelijk gerealiseerde vermogen van de installaties weergeeft. Daar kunnen behoorlijke afwijkingen in zitten. Bovendien kunnen beschikkingen door RVO later nog aangepast worden. Zo verloor de beschikking voor het bekende, in 2017 opgeleverde Woldjerspoor project van GroenLeven in Groningen maar liefst 6 MWp (!) t.o.v. de oorspronkelijk beschikte capaciteit. Het resultaat lijkt echter, met de huidige update van 1 januari 2023, nog steeds niet de daadwerkelijk opgeleverde capaciteit weer te geven, volgens de detail project informatie beschikbaar bij Polder PV, het verschil is dik 20%. Er zijn geen andere (al dan niet anonieme) veldopstelling beschikkingen bekend in dit gebied. Ook van andere (grote) projecten heb ik realisaties die (veel) hoger, óf véél lager uitvallen dan de beschikking van RVO toont.

Relatieve recordhouders bij de realisaties

Kijken we bij de realisaties naar de percentages t.o.v. de oorspronkelijke beschikkingen, duiken andere "record houdende SDE jaarrondes" op dan bij de absolute volumes. Voor de "oude SDE" was dat SDE 2009 voor zowel aantallen en capaciteiten (inmiddels, door historische uitval 66 resp. 76 procent van oorspronkelijk beschikt). Hierin zal geen (positieve) wijziging meer komen, die regelingen zijn al lang "afgerond". Alleen wegval van dergelijke projecten zou nog tot kleine neerwaartse bijstellingen kunnen gaan leiden. Waarbij "wegval" beslist niet persé hoeft te betekenen, dat het project is afgebroken o.i.d. Het kan zijn verhuisd (zonder de beschikking "mee te nemen"), of overgenomen, waarbij de nieuwe eigenaar geen trek had in SDE administratie "gedoe", of er zijn andere redenen waarom de beschikking zou kunnen zijn vervallen. Wie weet hoort "fraude" daar ook bij, al hoor je daar nooit iets over in relatie tot de oude, kleine beschikkingen jaren geleden verstrekt.

Voor het "SDE+ regime" zijn de "records" inmiddels voor de aantallen (72%) nog steeds de inmiddels afgesloten SDE 2014 regeling, ook al is in absolute zin al sedert een eerdere update SDE 2017 I deze ooit populaire regeling voorbij gestreefd (inmiddels 2.755 versus 2.144 opgeleverde project beschikkingen). En ook de najaars-ronde van SDE 2018, de voorjaars-ronde van SDE 2019, en de najaars-ronde van SDE 2017 zijn, met 2.385, 2.240, resp. 2.209 gerealiseerde beschikkingen, SDE 2014 in absolute zin al voorbij.

De zeer weinig volumes leverende SDE 2015 heeft op het vlak van invulling van de capaciteit een "score" van bijna 72% t.o.v. oorspronkelijk beschikt. SDE 2016 I was even tweede, verloor die positie door een neerwaartse aanpassing van de beschikte capaciteit in de update van januari 2020, maar is terug op de tweede positie sedert de update van april 2020, met ondertussen 68,4% t.o.v. oorspronkelijk beschikt. Dit zal niet meer wijzigen, er staan geen beschikkingen meer open voor die regeling. Daardoor is SDE 2014, met 65,2%, op de 3e plaats beland onder het SDE "+" regime. SDE 2014 was in de update van april 2022 al definitief afgerond met het verschijnen van het laatste "ja" vinkje bij RVO.

Opvallend is de zeer slechte prestatie voor de (ook reeds lang afgeronde) SDE 2012: slechts 31% van aantal oorspronkelijke beschikkingen opgeleverd, en zelfs maar 27% van de capaciteit. Uiteraard was er ook maar heel weinig beschikt (oorspronkelijk 17,1 MWp, waarvan er echter maar 4,5 MWp is overgebleven), anders had dat een "ramp-subsidie-jaar" geworden.

De latere regelingen gaan nog spannend worden, mede gezien de enorme verliezen van beschikkingen binnen die rondes, die waarschijnlijk nog verder zullen gaan oplopen. SDE 2017 I zit nog op maar 61,6% realisatie t.o.v. oorspronkelijk beschikt, maar heeft nog wel wat volume te gaan (54 MWp, 2,3% t.o.v. oorspronkelijk toegekend volume). De verwachting is, echter, dat er nog wat volume van zal gaan wegvallen. Er zal dus maximaal minder dan 64% gerealiseerd kunnen gaan worden van de oorspronkelijk beschikte capaciteit.

De najaarsronde van dat jaar zit met de realisaties zelfs al wat hoger, 64,6% bij de capaciteit, met nog bijna 56 MWp (bijna 3% van oorspronkelijk beschikt volume) te gaan. Deze kan bij beperkte verdere wegval dus beslist nog flink over de 65% realisatie heen gaan. Latere SDE regelingen zitten bij de capaciteits-realisatie nu nog meestal op percentages (ver) onder de 50% t.o.v. de oorspronkelijk beschikte volumes, maar SDE 2018 II zit al op 51,5%, met nog bijna 11% van oorspronkelijk beschikte capaciteit pending.

Gemiddelde beschikking grootte bij de realisaties

In de kolom realisaties ziet u achteraan de uit de aantallen en beschikte capaciteiten berekende gemiddelde omvang per beschikking, volgens de toekenningen van RVO. Hierin is een duidelijk trend van schaalvergroting herkenbaar. Van zeer klein (gemiddeldes van zo'n 2-9 kWp per beschikking onder de 1e 3 SDE regimes), tot fors uit de kluiten gewassen in groeiende tendens onder de "SDE+" regimes vanaf SDE 2011. Groeiend van gemiddeld 48 kWp onder SDE 2011 tot volumes tussen de 214 en 268 kWp gemiddeld in de SDE 2014-2016 I regelingen. Een vorig recordhouder, SDE 2016 II in de april 2020 update nog op 489 kWp zittend, is door de nieuwe, gemiddeld genomen kennelijk kleinere realisaties in de latere updates weer een stuk lager uitgekomen, inmiddels op 458 kWp. In een van de vorige updates is een nieuwe recordhouder opgedoken, de najaars-ronde van SDE 2019, die momenteel op een record van 1.690 kWp gemiddeld per beschikking is gekomen. Dat was in de oktober 2022 versie nog 1.367 kWp, in juli 2022 nog 1.208 kWp, in april van dat jaar 1.181 kWp, in januari 2022 864 kWp, in de oktober update van vorig jaar 702 kWp, en daarvoor zelfs nog maar 184 kWp bij de realisaties (in juli 2021 was het tijdelijk fors hoger, 762 kWp). Dat gemiddelde is dus aanzienlijk gegroeid in de loop van de tijd, er zijn dus zeer forse project realisaties toegevoegd aan dat deel-dossier. Nog steeds zijn er relatief weinig beschikkingen ingevuld, 476 stuks, maar dat is wel al bijna de helft van de oorspronkelijk beschikte hoeveelheid.

Na het hoge niveau van deze najaars-ronde van SDE 2019, vallen de overige gemiddeldes globaal genomen weer terug naar 638 kWp (SDE 2018 II), 559 kWp (SDE 2017 II), 526 kWp (SDE 2017 I), 458 kWp voor SDE 2016 II, en 419 kWp onder SDE 2018 I. De inmiddels 2.002 gerealiseerde beschikkingen van SDE 2020 I betreffen nog relatief kleine projecten, met gemiddeld slechts 332 kWp per stuk (volgens beschikking). De laatstgenoemde regeling moet uiteraard nog een beetje "op stoom" komen, met name wat de grote project realisaties betreft. SDE 2020 II heeft nog maar 634 gerealiseerde beschikkingen, met ook nog een relatief bescheiden gemiddelde van 351 kWp per realisatie. De recent toegevoegde SDE 2021 zit op gemiddeld 339 kWp, voor de eerste 136 opgeleverde beschikkingen. Typische "beginner" projectjes bij een recent opgenomen SDE regeling in de RVO verzameling.

Voor alle realisaties bij elkaar heeft het gemiddelde per beschikking inmiddels al een omvang bereikt van 314 kWp. In de vorige updates waren die gemiddeldes achtereenvolgens: oktober 2022 300 kWp, juli 2022 287 kWp, april 2022 286 kWp, januari 2022 266 kWp, oktober 2021 251 kWp, juli 2021 245 kWp, apr. 2021 229 kWp, jan. 2021 215 kWp, sep. 2020 184 kWp, juli 2020 175 kWp, apr. 2020 167 kWp, jan. 2020 150 kWp, nov. 2019 138 kWp, aug. 2019 121 kWp, mei 2019 114 kWp, jan. 2019 90 kWp, daar voor 77 kWp. Ook al groeit dat gemiddelde dus continu door, het wordt nog steeds fors gedrukt door de vele kleine residentiële projecten onder de 3 oudste SDE regimes, zoals ook al bekend is uit de maandelijks door Polder PV geanalyseerde CertiQ data over de gecertificeerde zonnestroom capaciteit in ons land.

Splitsen we die twee regimes uit (onderaan in de tabel), is de oude SDE op de gemiddelde overgebleven beschikking grootte blijven steken van 5,1 kWp. SDE "+" heeft een aanzienlijk groter gemiddelde bij de realisaties, inmiddels 470 kWp. Maar dat is nog wel slechts 79% van het gemiddelde volume van alle overgebleven beschikkingen (rode cijfer veld, 596 kWp gemiddeld). In de update van juli 2020 lag het laatst genoemde gemiddelde op 604 kWp, flink hoger lag dan de 532 kWp in de update van april van dat jaar. Deze fluctuaties zijn het gevolg van het opnemen van de SDE 2019 najaars-ronde in de cumulatie van de beschikkingen (april 2020), die per stuk gemiddeld zeer grote installaties heeft toegevoegd, gevolgd door de SDE 2020-I ronde, die gemiddeld weer veel kleinere project beschikkingen heeft opgeleverd, al was het wel in grote aantallen.

De gemiddelde project groottes bij de overgebleven beschikkingen (rode veld in tabel) zijn, voor de regelingen waarvoor nog (veel) projecten open staan, ook bij de deel regelingen hoger dan die bij de realisaties. Dit komt omdat vele (zeer) grote projecten nog niet zijn gerealiseerd. Als die worden opgeleverd, zullen ze een opwaartse druk geven aan het systeem gemiddelde van de uiteindelijk gerealiseerde projecten cumulaties. Voor alle overgebleven beschikkingen is het gemiddelde momenteel 527 kWp. Dat is iets lager dan de 534 kWp in de vorige update. Genoemde 527 kWp is een factor 1,7 maal zo hoog dan bij de realisaties tot nog toe.


(c) Actuele portfolio aan overgebleven SDE beschikkingen voor PV (zwarte sectie in tabel), accumulaties

Dit alles (oorspronkelijk beschikt minus verloren gegane beschikkingen cq. realisaties) leidt tot een "overgebleven" pool aan beschikte projecten die nog opgeleverd moet gaan worden. Of, bij pech, tot extra verlies om wat voor reden dan ook. Zie de laatste, zwarte sectie in de tabel.

In de januari 2023 update waren er bij RVO voor SDE 2015 tm. SDE 2021, exclusief SDE 2016 I, waarvoor de laatste toekenning is ingevuld, nog 5.712 beschikkingen over, resp. 9.214 MWp (oktober 2022 10,4 GWp, juli 2022, mét SDE 2021 11,7 GWp, april 2022, nog zónder SDE 2021, 8,5 GWp, januari 2022 10,9 GWp, oktober 2021, incl. SDE 2020 II, 11,8 GWp, juli 2021, nog zónder SDE 2020 II, bijna 9,0 GWp, april 2021 9,8 GWp, januari 2021 10,9 GWp, sep. 2020, met SDE 2020 I toegevoegd, 12,1 GWp, juli 2020, nog zonder SDE 2020 I 9,4 GWp, apr. 2020, nog zonder SDE 2019 II 8,1 GWp, jan. 2020 nog 9,3 GWp, nov. 2019 10,1 GWp, aug. 2019, nog zonder SDE 2019 I, nog ruim 8,2 GWp). Ondanks de doorgaande verliezen van beschikkingen bij diverse oudere SDE regelingen, heeft de toevoeging van SDE 2021 recent weer voor een forse opwaartse bijstelling van de populatie "nog op te leveren" gezorgd.

Deze resterende capaciteit van ruim 9,2 GWp is een zeer groot volume, voor een klein land wat medio 2022, volgens de meest recente CBS update, inclusief de projecten markt, én residentieel, na al die jaren, 16.857 MWp aan PV capaciteit had staan. Puur theoretisch zou dat volume alleen al vanwege de resterende, nog niet ingevulde SDE beschikkingen met 54% kunnen toenemen, maar helaas gaat daar natuurlijk nog heel veel capaciteit om diverse redenen van wegvallen.

De marginale resterende volumes voor SDE 2015 en 2016 II, 1,13 MWp, zullen, afhankelijk van realisatie of definitieve "afvoer", niets meer uitmaken gezien hun zeer geringe omvang. Wat de forse resterende volumes voor de opvolgende regelingen betreft, moet daar deels wel voor worden gevreesd, als ze niet op tijd gebouwd of aan het net kunnen worden gekoppeld. Mede gezien de smaller geworden tijd-vensters voor de oplevering (ondanks het geaccordeerde uitstel onder voorwaarden van een jaar extra realisatie tijd in Den Haag), gecombineerd met om zich heen grijpende netcapaciteit problemen en tekorten aan personeel bij de netbeheerders. Voorspellingen zullen op dit vlak met prudentie moeten worden genoten, want het aantal onzekerheden over de (potentie aan) realisaties neemt alleen maar toe. Zelfs als we er van uitgaan dat er al verschillende "oplossingsrichtingen" voor de beperkte net capaciteit in gang zijn gezet. Makkelijk zal het allemaal beslist niet gaan.


(d) Ratio SDE+/SDE

Onderaan twee velden in de tabel heb ik ook nog de ratio berekend van de officieel overgebleven beschikte volumes voor alle SDE "+" t.o.v. de oude SDE regelingen (rode veld), en dit herhaald voor de reeds door RVO als opgeleverd beschouwde project beschikkingen (groene veld). Die verhouding ligt, vanwege heftige toevoegingen van beschikkingen onder met name de laatste acht SDE "+" rondes, verminderd met de tussentijdse aanzienlijke hoeveelheden reeds verloren gegane exemplaren, net als in de vorige update, rond de 2,1 voor de aantallen overgebleven beschikkingen. In de update van juli 2017 was het slechts een factor 0,6. De SDE werd door duizenden particuliere toekenningen gedomineerd, en die was tot niet zo lang geleden bepalend voor deze inmiddels aardig "recht getrokken" verhouding. Bij de realisaties is die verhouding inmiddels ongeveer 2,0. Dit, omdat veel grote projecten uit latere SDE "+" regelingen nog niet zijn opgeleverd, en de vele reeds afgeronde oude SDE micro projectjes die som nog zwaarder onder druk zetten.

Bij de capaciteiten is de verhouding precies andersom, omdat SDE "+" gedomineerd wordt door talloze zeer grote projecten. Bij de overgebleven beschikkingen, incl. de zeven toegevoegde SDE 2017-2019 en SDE 2020 I-SDE 2021 regelingen, is die factor weer verder afgenomen, een verhouding 245 : 1 (SDE "+" staat tot SDE; in update van oktober 2022 factor 248 : 1, juli 2022 factor 255 : 1, 1 april 2022 factor 260 : 1, 1 januari 2022 factor 293 : 1, oktober 2021 factor 299 : 1, juli 2021 factor 308 : 1, apr. 2021 factor 313 : 1, jan. 2021 factor 322 : 1, in sep. 2020 nog 326 : 1; in juli 2020 261 : 1; in juni 2018 120 : 1, wel ook tussentijdse afname vanwege uitval van beschikkingen !).

Bij de realisaties ligt die verhouding een stuk lager, inmiddels een factor 182 : 1 (in oktober 2022 nog 172 : 1, in juli 2022 162 : 1, in april 2022 159 : 1, in januari 2022 143 : 1, in oktober 2021 131 : 1, juli 2021 124 : 1, apr. 2021 112 : 1, jan. 2021 100 : 1, sep. 2020 81 : 1; in juli 2020 73 : 1; in de juni 2018 update was dat nog 17 : 1, dus nog steeds verder oplopend). Met dezelfde oorzaak: veel zeer grote projecten in de beschikkingen zijn nog niet opgeleverd, inclusief de grote volumes uit SDE 2017 I tm. SDE 2021. Tot slot, bij de gemiddelde systeemgrootte vinden we die trend wederom terug. SDE "+" staat tot SDE bij de overgebleven beschikkingen 118 : 1, maar bij de realisaties nog "maar" een factor 93 : 1 (juni 2018 update 43 : 1). Ook deze verhoudingen kunnen wijzigen, naar gelang er een fors aantal grote "SDE + projecten" daadwerkelijk alsnog gerealiseerd zal gaan worden.

Uiteraard zijn dergelijke vergelijkingen ook te maken tussen de SDE en SDE "++" regelingen, of tussen SDE "+" en SDE "++", maar omdat de eerste SDE "++" ronde, SDE 2020 II, en de SDE 2021 pas redelijk recent zijn toegevoegd, heeft dat nog niet veel zin. Wellicht wil ik daar in een later stadium nog wat woorden aan spenderen.


(e) Evolutie systeemgemiddelde capaciteit volgens RVO beschikkingen

In een van de artikelen over de effecten van de beschikkingen van SDE 2019 I, heb ik reeds uitgebreid stil gestaan bij de belangrijke factor "gemiddelde capaciteit" per beschikking, en bij de realisaties. Zie daarvoor het 5e artikel in die reeks (16 november 2019), paragraaf 3.


(f) Verzamel grafieken alle SDE regelingen - Aantallen en capaciteit bij beschikkingen / realisaties

In deze paragraaf toon ik weer de meest recente versies van de 2 bekende "stapel grafieken" met de begin juli dit jaar overgebleven volumes bij de beschikkingen (weergegeven in de grafiek hierboven, onder a), en bij de door RVO opgegeven "realisaties". Die vindt u hier onder.


Stapelgrafiek met links de kolommen stapel met de overgebleven (!!) hoeveelheden beschikkingen van SDE 2008 tm. SDE "++" 2021. SDE 2021 is in een recente update toegevoegd, en nog grotendeels met intacte oorspronkelijke volumes (bruin-rode segment bovenaan). In combinatie met de voortgaande uitval bij de oudere SDE regelingen, zien we momenteel een cumulatie in de resterende, overgebleven hoeveelheid van 34.761 toekenningen voor zonnestroom (project beschikkingen). Dat waren bij de ooit oorspronkelijk vergeven exemplaren nog 59.835 beschikkingen (zie tabel en eerste grafiek onder a). De rechter stapel kolom geeft de in de update van 1 januari 2023 door RVO formeel als "gerealiseerd" verklaarde hoeveelheden beschikkingen per regeling weer. Met als voorlopige cumulatie 29.049 beschikkingen gerealiseerd. Wat 83,6% van het overgebleven aantal "totaal overgebleven beschikt" (linker stapel) is. Wederom een forse toename t.o.v. de 80,4% in de vorige update. Dit komt door een combinatie van voortgaande wegval van oudere beschikkingen (linker kolom wordt lager), en, natuurlijk, toename van het aantal realisaties (rechter kolom wordt hoger).

Goed is hier het grote verschil tussen de SDE 2019 II en SDE 2020 I regelingen te zien. De eerste had relatief zeer weinig beschikkingen, die gemiddeld per stuk echter wel "zeer groot" waren. De laatste SDE "+" regeling, 2020 I, had een record aantal aan gemiddeld genomen véél kleinere toekenningen, waar, ondanks de massieve uitval, nog steeds veel volume van over is. Daar bovenop zijn links de nieuwe volumes voor SDE 2020 II en SDE 2021 gestapeld, waarvan echter nog maar weinig beschikkingen zijn opgeleverd. "Onderin" de kolommen stapel is er, tm. SDE 2016 II vrijwel geen activiteit meer, omdat bijna al die oudere regelingen geen openstaande beschikkingen meer hebben (of nog maar een handvol). Wel is er regelmatig geringe uitval bij de oudste 3-4 SDE regelingen. Die uitvallers zien we druppelsgewijs in deze, en de voorgaande grafiek terug komen, al hebben ze relatief weinig impact.


Vergelijkbare stapelgrafiek, met nu niet de aantallen (overgebleven) beschikkingen, maar links ditto, de totale capaciteit in MWp die er over is gebleven in de laatste update (met reeds aanzienlijke volumes door RVO virtueel weg gekieperd en dus niet meer zichtbaar). Zie ook de tweede grafiek onder paragraaf (a), voor een vergelijking tussen oorspronkelijk beschikte volumes en op 1 januari dit jaar daarvan overgebleven hoeveelheden.

De in een vorige update relatief nieuw toegevoegde SDE 2021 regeling is, nog bijna ongeschonden sinds de in de kamerbrief genoemde volumes, bovenaan zichtbaar, met nog 3.742 MWp aan beschikt vermogen (oorspronkelijk toegekend 3.790 MWp). Het totale volume voor alle regelingen culmineert in (inmiddels overgebleven) 18.326 MWp. Dat was bij het ooit oorspronkelijk vergeven / beschikte project volume nog 26.543 MWp (zie tabel en grafiek onder paragraaf a). Vooral de verliezen bij de SDE 2017 tm. SDE 2020 I regelingen wegen zwaar. Rechts het nog zeer beperkte "gerealiseerde" volume, althans van de beschikkingen (voor een belangrijk deel niet de werkelijk opgeleverde capaciteit !). Met in totaal "officieel" 9.112 MWp gerealiseerd, ruim 9,1 GWp. Wat nog maar 49,7% is van het (overgebleven) beschikte volume (vorige update 45,3%). Er is dus in ieder geval wat het RVO - SDE dossier betreft, op het gebied van te realiseren capaciteit nog iets meer dan de helft van het nu (overgebleven) beschikte volume te gaan.

Het CertiQ dossier (met fysiek gerealiseerde volumes) blijkt in hun laatste status update van begin dit jaar alweer een stuk verder te zijn, t.o.v. de gerealiseerde volumes beschikkingen van RVO. Bij CertiQ stond op 1 januari 2023 9.324 MWp aan fysieke opleveringen, waarvan het allergrootste deel SDE beschikte projecten is (en nog een onbekend, hoogstwaarschijnlijk "zeer beperkt" deel zonder SDE beschikking). Wat, ondanks de huidige, zeer recente RVO update, alweer 2,3% meer geaccumuleerd volume is dan wat er begin dit jaar in totaal als gerealiseerd beschikt staat bij het Agentschap. Zouden we het bereikte CertiQ volume afmeten aan het overgebleven beschikte totaal volume bij RVO, zouden we al op 50,9% realisatie komen, ruim de helft (kader in grafiek). Met de voorbehouden die daar bij horen.

Normaliter ligt CertiQ altijd (ver) voor op het RVO - SDE dossier. Feit blijft, dat sowieso bij RVO talloze reeds netgekoppelde projecten nog niet met een "ja" vinkje zijn gezegend in de publiek beschikbare data overzichten. Die dus nog niet in hun cijfers kunnen zitten. Die projecten staan al lang in de CertiQ databank, omdat er al meteen garanties van oorsprong aangemaakt moeten gaan worden, "zodra de stekker in het betreffende project gaat". De meeste projecten achter grootverbruik aansluitingen dienen maandelijks (automatisch) meetgegevens via de meet-gemachtigde in, die direct naar CertiQ worden doorgesluisd na validatie. Registratie bij CertiQ gebeurt in het grootste deel van de gevallen zeer rap na fysieke netkoppeling. Dagelijks worden updates gedraaid met de nieuwste toevoegingen die door de exploitanten worden doorgegeven, en waarvoor de netbeheerders hun formele fiat hebben gegeven (pers. comm. CertiQ). Wat daarna geschiedt in het RVO traject kan echter vele maanden kosten, voordat dit leidt tot een "formeel ja vinkje" in hún databestand.

Het verschil tussen "overgebleven beschikt" volume en "gerealiseerd volume status 1 januari 2023" bedraagt 18.326 - 9.112 = 9.214 MWp (ruim 9,2 GWp). Sowieso gaat hier nog heel veel volume van afvallen, gezien de trend van de afgelopen overzichten van RVO. En het is nog steeds niet het "gerealiseerde" volume. Dat kunnen we alleen te weten komen als exacte project informatie beschikbaar komt, zoals in ultimo bij CertiQ bekend moet zijn of worden. Polder PV heeft in ieder geval van de "top" in de markt, de grootste projecten, inclusief de 662 reeds gerealiseerde grondgebonden zonneparken (excl. andere "niet rooftop" projecten zoals drijvende projecten), die de grootste volumes aan MWp-en inbrengen, het meest complete, gedetailleerde overzicht van Nederland.


RES doel "elektra" loopt nog steeds gevaar op basis van alleen SDE projecten volgens RVO berekening

RVO insereert de laatste tijd ook een tabblad bij de projecten status sheets, met de volgens hen gehanteerde prognoses hoe het staat met de haalbaarheid van het zogenaamde RES doel. Dat was lange tijd: productie van 35 TWh aan extra, "subsidiabele" stroom uit de hernieuwbare bronnen wind en zonnestroom op land (incl. floating solar etc., installaties groter dan 15 kW), aan het eind van het jaar 2030. RVO heeft wederom nieuwe berekeningen gedaan op basis van de meest actuele situatie bij de SDE regelingen. En komt nu op een prognose uit die alweer slechter is dan in de vorige update. Toen was dat nog 30,9 TWh (daarvoor nog 31,1 TWh). Met de versie van 1 januari 2023 komt RVO nog maar op "slechts" 30,7 TWh in 2030. Hierbij wordt onder anderen uitgegaan van slechts (gemiddeld) 60% realisatie van de beschikte capaciteit bij de nog niet gerealiseerde PV projecten, voor wind ligt die aanname veel hoger (98%). Genoemde 30,7 TWh is verdeeld over realisatie wind (10,9 TWh) en zon (8,6 TWh), onder uitsluitend SDE (!), totaal 19,4 TWh. En een nog te verwachten realisatie van nog eens 11,2 TWh voor projecten die in 2030 kunnen gaan bijdragen aan de "RES doelstelling" (wind 6,0 TWh, zon 5,2 TWh).

Het lijkt er dus structureel op, dat ook RVO verwacht dat de marktcondities voor realisaties van SDE beschikte projecten verder verslechteren, gebaseerd op hun laatste cijfers. Polder PV signaleert al langer, dat de perspectieven voor realisatie van grote volumes aan nieuwe zonnestroom projecten eroderen, en dat optimisme over de uitbouw enigszins gedempt moet gaan worden.

Ook al geeft RVO ook aan dat er geen "rechten" aan deze berekening ontleend kunnen worden, het geeft wel aan dat we voor die oorspronkelijke RES doelstelling inmiddels al ruim 5 TWh tekort zouden komen, als je alleen van het SDE potentieel zou uitgaan. Dat is grofweg het equivalent van de maximaal haalbare jaarproductie van oude kernsplijter Borssele. Er moet dus meer gebeuren om dat doel te halen, in weerwil van de heel wat optimistischer berekeningen die Martien Visser van Energieopwek.nl begin 2021 nog publiceerde (33,2 TWh, zie artikel bij Sargasso.nl). Visser gaf in zijn berekening toen trouwens slechts 50% invulling van de PV beschikkingen op, en was dus pessimistischer dan het uitgangspunt bij RVO. Voor een reactie op een vraag aan Visser over de actuele stand van zaken, zie het antwoord in de paragraaf "Nagekomen" in de vorige update van oktober 2022.


Thermische zonne-energie

Over dit kleine andere zonne-energie dossier is al wat langer niet zeer veel zinnigs te melden, gezien de trage ontwikkeling. In de huidige update zijn er 2 project beschikkingen verdwenen uit het dossier (1 maal met SDE 2018 I beschikking, alsmede de voorlaatste [!] toekenning voor SDE 2020 II), en er zijn twee projecten met een SDE 2019 ronde I resp. ronde II toewijzing opgeleverd. Deze 4 wijzigingen bij elkaar hebben tot een bescheiden wijziging van zowel de totale beschikte, als gerealiseerd staande capaciteit opgeleverd. Vandaar dat de kolom helemaal rechts in de grafiek slechts weinig hoger ligt dan de voorlaatste kolom (status 1 okt. 2022), op 53,3 MW thermisch vermogen.

In de voorgaande update verdwenen er ook al 11 beschikkingen, momenteel zijn met het verlies van nog eens 2 exemplaren begin dit jaar nog maar 91 beschikkingen voor thermische zonne-energie projecten over, met een geaccumuleerd vermogen van 105,7 MWth. De oudste beschikking komt uit de SDE 2012 (al lang gerealiseerd), SDE 2015 en SDE 2017 II hebben géén beschikkingen voor dergelijke installaties (meer).

Naast deze puur thermische zonne-energie installaties ontdekte ik in de vorige update ook nog een "innovatief" project in de groslijst met SDE beschikkingen. Dat is een PVT-project in combinatie met een warmtepomp, met een beschikking voor 3,75 MW thermisch vermogen, die door RVO in de deel-categorie "CO2-arme warmte" van SDE 2021 is ondergebracht. Dat gaat dus deels om een combi-systeem thermische zonnewarmte / fotovoltaïsche omzetting, en deels om genoemd warmtepomp systeem om de opgewekte warmte (ook) direct te gebruiken. Het betreft een project van Escom.nu in een flatgebouw vlakbij metrostation Reigersbos in Amsterdam.

Voor details van de status quo bij de realisaties, zie ook onder de analyse van de 1 april 2022 update (onderaan het artikel).

Frequente updates over de SDE regelingen bij Polder PV, sedert 2008. Huidig exemplaar: status 1 januari 2023

Bron (extern):

Feiten en cijfers SDE(+)(+) - RVO, status 1 januari 2023)

Monitoring zonne-energie - RVO, status 13 oktober 2022 (echter cijfers betreffende stand van zaken tm. 2021, deels met verouderde CBS data werkend; diverse gelinkte pagina's en rapportages, incl. "Monitoring zon-pv 2021 (peildatum 31-12-2020)"

de meeste van dergelijke grote projecten st
 
 
 
© 2023 Peter J. Segaar / Polder PV, Leiden (NL)
^
TOP