Zontwikkelingen "oud"
links
PV-systeem
basics
grafieken
graphs
huurwoningen
nieuws
index
   
 

SOLARENERGYERGY

Nieuws & analyses P.V. pagina 183

meest recente bericht boven

Specials:
Zonnestroom cijfers Liander - tm. Q1 2023, groei 348 MW
CertiQ / VertiCer update april 2023 - netto negatieve groei in april, geringe capaciteits-groei in 2023
Wederom tegenvallende productie Polder PV in april 2023
SDE 2022 (derde SDE "++"). Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "++" beschikkingen
Toekenningen SDE 2022 (derde SDE "++") gepubliceerd, deel 1 - grofweg halvering beschikte aanvragen
PV sedert SDE 2021 onder moeilijke marktomstandigheden

Enexis update II - status opwek installaties kleinverbruik aansluitingen (peildatum 1 januari 2023)
Enexis update - status wind- en zonnestroom vermogen grootverbruik (peildatum 23 maart 2023)

21 maart - 1 juni 2023



1 juni 2023: Zonnestroom productie Polder PV in mei: 8% lager dan in mei 2022, en nieuw record voor PPV. In dit artikel worden de primaire productie gegevens van Polder PV's oude PV-systeem voor mei 2023 weergegeven. De data zijn verkregen uit maandelijkse meterstand opnames van de 13 micro-inverters van onze, voor het kern-systeem inmiddels minimaal 22 jaar oude PV installatie (netkoppeling 1e vier zonnepanelen: 13 maart 2000; 2e set van 6 op 12 oktober 2001, gevolgd door kleinere toevoegingen in 2007 en 2010).

De tabel met de producties van de verschillende "sets" zonnepanelen van Polder PV. Links is de productie in mei 2023 weergegeven; in het 2e blok de resultaten voor januari tm. mei 2023; helemaal rechts ter vergelijking de specifieke productie in de vrij zonnige maand mei 2022, resp. in de periode jan. - mei 2022. Naast het opgestelde vermogen in Wp wordt de productie per groep in Wattuur (Wh) vermeld, ernaast de belangrijke afgeleide specifieke opbrengst (in kWh/kWp, hetzelfde als Wh/Wp), waarmee de uit verschillende vermogens bestaande deelgroepjes goed vergeleken kunnen worden.

De "beste" specifieke opbrengsten in mei 2023 werden wederom door onze oudste set panelen, 4 stuks 93 Wp modules, op 1 juni 2023 reeds 8.480 dagen productief sedert de netkoppeling in maart 2000, behaald, 131,9 kWh/kWp. Ook ditmaal waren het 2 in de voorste rij staande 108 Wp modules die flink tegenvielen, met slechts 99,2 kWh/kWp in die maand (rode band). Het kern-systeem van 10 panelen / 1,02 kWp (lichtgroene band) had een opbrengst van 124 kWh, wat neerkomt op een specifieke opbrengst van 121,6 kWh/kWp. In Polder PV's productie historie is dat, wederom, een tegenvallende opbrengst. 8,1% lager dan in (zonnig) mei 2023. In de reeks sedert 2001, ligt de absolute productie in mei iets onder het gemiddelde tm. mei 2023 (124,5 kWh).

Volgens het KNMI werd mei gekarakteriseerd met "Normale temperatuur, droog en vrij zonnig", met 255 uren zon t.o.v. gemiddeld 225 (1991-2020 referentie). Vlissingen was recordhouder met 281 uren (normaal 234), NO Nederland was, zoals wel vaker, pechvogel. Met in Nieuw Beerta 225 uren (normaal 227 uren) zon. Gemiddeld langjarig gemeten station De Bilt in Utrecht kreeg 268 zonuren, veel hoger dan gemiddeld (218 uren).

Helemaal rechts vindt u de hoge specifieke opbrengsten gehaald in mei, en in de periode januari tm. mei in het zonnige jaar 2022. Deze zijn allemaal beduidend hoger dan de matige resultaten in mei en jan. tm. mei 2023, wat een goede indicatie is van de soms forse verschillen van gelijkwaardige productie tijdvakken, tussen jaren onderling. De output in de periode van januari tm. mei 2023 was maar liefst 18,3% lager dan in dezelfde periode in het voorgaande jaar. 2023 is tot nog toe dan ook beslist een tegenvallend jaar wat zon input, en dus ook zonnestroom productie betreft. Hetgeen normaal is, bij een lichtafhankelijk productie systeem, er zijn "vette jaren en magere jaren".

Mei 2022 kwam bij Polder PV qua productie van zonnestroom op de derde plaats in de "mei rating" sedert 2001; mei 2023 zit bijna op het langjarig gemiddelde (zie volgende grafiek).

In deze grafiek alle maandproducties van het kern-systeem van 10 panelen (1,02 kWp) bijeen, met elk kalenderjaar een eigen kleur. 2023 is in januari toegevoegd, met een lichtgele kleurstelling. Tot oktober 2001 waren er nog maar 4 panelen in het eerste systeem, en de producties daarvan zijn dan ook niet vergelijkbaar met de rest van de datapunten. Oktober 2010 was het hele systeem grotendeels afgekoppeld van het net, vandaar de zeer lage waarde voor die maand. Die wordt dan ook niet meegenomen in de berekening van het langjarige gemiddelde per maand, de dikke zwarte lijn in de grafiek.

Mei 2023 is ditmaal vrijwel gemiddeld uitgevallen over de langere meetperiode sedert 2001, met voor de hier getoonde set van 1,02 kWp (10 panelen) een productie van 124,0 kWh, bijna het gemiddelde over 2001 tm. 2023 (124,5 kWh). De spreiding van de productie is ook voor deze voorjaars-maand relatief hoog, maar iets minder extreem dan bij de spread voor maart en april. De extremen liggen voor mei tussen de 108 kWh (mei 2013) en bijna 151 kWh (hoogste maandproductie bij Polder PV ooit, in mei 2020).

In deze vergelijkbare grafiek zijn alleen de maandproducties van de laatste vier jaar getoond. In het huidige nieuwe exemplaar is, sedert het eerste maandrapport voor dit jaar, 2019 verwijderd, en 2023 toegevoegd (met nieuwe kleurstelling). Zelfs in zo'n relatief korte periode zijn de verschillen soms groot, met name in de lange zomerse periode. En komen ook buiten het hoge productie seizoen soms flinke extremen voor, zoals de record productie in maart 2022, en, daar tegenover staand, het zwaar tegenvallende resultaat in dezelfde maand in 2023. In mei is het verschil (in dit relatief korte tijdsbestek) een stuk kleiner, maar daar verschijnt natuurlijk wel het abolute maand record van mei 2020 weer bovenaan in de grafiek. Geen enkele andere maandproductie heeft dat record overtroffen in de lange meethistorie bij Polder PV.

In deze grafiek geef ik de cumulatieve opbrengsten per kalenderjaar voor alle voorgaande maanden per kalenderjaar. Met inmiddels het resultaat van de productie van januari tm. mei voor 2023. Met forse verschillen tussen de jaren onderling. De eerste twee jaren (2000, 2001) gelden niet voor het gemiddelde of de mediaan, omdat er toen grotendeels nog maar 4 zonnepanelen aanwezig waren en de producties dus veel lager dan met tien panelen. Het gemiddelde voor 12 kalendermaanden is in de laatste oranje kolom weergegeven en bedraagt, voor januari tm. mei (periode 2002-2023) 390 kWh voor dit deel-systeem.

We zien dat er 5 jaren zijn die in die periode hier duidelijk bovenuit steken. Het voor Polder PV beroemde jaar 2003 blijft boven alles uit-torenen, met 452 kWh, gevolgd door 2022, met name vanwege de zeer productieve maanden maart en april, 438 kWh, en 2020, met 427 kWh. Ook 2011 (413 kWh) en 2002 (409 kWh) zitten hoog in de boom. Januari - mei 2023 zit, vooral vanwege de flink tegenvallende resultaten voor maart en april, en het "gemiddelde" niveau in mei, ver onder het gemiddelde (achteraan weergegeven in de oranje kolom), met 358 kWh 6,9% onder dat langjarige gemiddelde. Met name door het enorme verschil tussen de producties in maart en april, is het verschil met de cumulatieve productie van januari tm. mei in 2022 zeer groot, 80 kWh (ruim 18% lager), al is het wederom verder afgenomen t.o.v. het relatieve verschil tot en met april. Er zijn 2 jaren met een vergelijkbare of nog lagere output in het eerste kwartaal. 2013 deed het nog iets slechter (355 kWh), en 2005, toen deels defecte micro-inverters in het systeem aanwezig waren, deed het het slechtst in de eerste vijf maanden (335 kWh). Naast ook elders gerapporteerde relatief lage opbrengsten door matige weer condities, gaan uiteraard ook diverse ouderdoms-verschijnselen ons antieke PV systeem parten spelen. Ook gezien het aantal zonuren geventileerd door het KNMI, lijkt de productie hier achter te blijven.

In de grafiek is wederom de mediaan waarde voor de jaren 2002 tm. 2023 weergegeven, in de vorm van de horizontale, magenta streepjeslijn. Deze ligt nog steeds lager dan het gemiddelde, op 385 kWh. De productie in de eerste 5 maanden van 2023 ligt daar 6,9% onder.

In deze grafiek zijn de voortschrijdende cumulaties van de energie (stroom) productie van het 1,02 kWp basis-systeem te zien, met elk jaar een eigen kleur. In een recente versie, die het hele kalenderjaar 2022 reeds toonde, voor de meeste "nieuwkomers" met zonnepanelen een absoluut record jaar, werd de op 1 na hoogste opbrengst voor het kern-systeem van Polder PV getoond. Wat lager dan de recordhouder 2003. In de lichtgele curve zijn de eerste resultaten voor 2023 terug te vinden. Wat aanvankelijk iets bovengemiddeld begon, maar door de fors tegenvallende opbrengst in maart en april in cumulatie nu op een beduidend ondergemiddeld niveau ligt (358 kWh in de maanden januari tm. mei). Het kan verkeren, maar dat weet een ieder die een weers-afhankelijk productie systeem in/op huis heeft.

"Intermezzo" - opsteker voor Polder PV en voor sommige anderen

Vroeger monitorde Polder PV zeer frequent zijn PV installaties om de nukken en grillen van daglicht en seizoenen te kunnen traceren en te kunnen duiden. In de grafieksectie van de site vindt u vele voorbeelden daarvan. Na jaren monitoren is dat veel minder interessant geworden, en sowieso zeer bewerkelijk omdat we hier een volstrekt archaïsch monitoring systeem hebben, waarmee de nodige "handelingen" moeten worden verricht, voordat er resultaten op tafel komen. Vandaar dat Polder PV de laatste jaren uitsluitend maandproducties laat zien. Af en toe laat hij de monitoring computer (u wilt niet weten uit welk jaar, grote dank aan Leids collega Floris Wouterlood) wat langer draaien, om "gevoel" te houden bij dagelijkse productie data. En om alert te zijn op eventuele uitval van de ook al antieke micro omvormers. U weet, nog steeds de aloude, vertrouwde, NKF OK4E-100 micro-inverters waarmee een groot deel van de "historie" van commerciële residentiële zonnestroom is geschreven. Met grote dank aan de pioniers Henk Oldenkamp, en Polder PV website host Ron Hoekstra.

Een behoorlijk deel van de OK4 inverters is in de loop der jaren vervangen door andere exemplaren. Hetzij nieuwe uit een batch die ik destijds van de leverancier kreeg toen de Sunpower systemen van eind vorige eeuw / begin deze eeuw werden gerenoveerd (de meeste met Soladin600 string omvormer). Hetzij uit een gegroeide verzameling van door diverse lieden geschonken reserves van oude, vervangen installaties. Sommige omvormers, waarvan ik vond dat die duidelijk "achterbleven" t.o.v. soortgenoten in de meetresultaten, maar die verder wel zonnestroom genereerden, heb ik tussentijds vervangen door "beter presterende" exemplaren.

Maar een klein deel van de oudste omvormers is nog steeds actief. Niet de vier originele, die zijn deels stuk gegaan of in de "minder presterende" reserve pool opgeslagen. Van de in oktober 2001 geïnstalleerde batch van 6 toen nieuwe 108 Wp panelen zijn 2 omvormers nog steeds actief in het systeem, en presteren goed, maar die zijn later op de kleinere (93 Wp) panelen geschakeld tijdens een renovatie. Een derde exemplaar werd medio maart 2004 als vervanging voor een defect gegane omvormer in het systeem opgenomen, en geschakeld op een 108 Wp paneel.

Om dit laatste exemplaar gaat het nieuws nu. Ik heb eerder al diverse malen gewag gemaakt van het bereiken van 1.000 kilowatturen op de ingebakken "teller" van diverse micro-inverters in onze installatie. Het eerste exemplaar op 2 november 2012. En de tiende micro-omvormer op 13 september 2018.

Welnu, Polder PV kan u het heuglijke feit doen toekomen, dat bij het opvragen van de meterstanden aan het eind van 31 mei, de eerste OK4E-100 micro-inverter van zijn PV installatie inmiddels meer dan 2.000 kWh heeft geproduceerd sedert 2004. Zoals onderstaande screenshots tonen. Op 25 mei stond de teller van die micro-inverter iets onder de 2.000, vermoedelijk is 26 mei 2023 deze opmerkelijke piketpaal gepasseerd.

Polder PV is uiteraard benieuwd, of er iemand in Nederland is, waar een dergelijk interessant "event" is geschied. Reactie gaarne naar info@polderpv.nl !

^^^
Screenshot van monitoring computerscherm voor de PPV installatie. Getoond wordt de sequentie van de meterstanden in Wattuur van de opvolgende gelogde OK4E-100 micro-inverters in onze oude PV installatie, vlak voordat de zon ondergaat op 31 mei 2023, waarna er geen uitlezing meer mogelijk is van de inverters, tot de volgende zonsopgang van 1 juni ("no read" uitlezingen). Rond half negen 's avonds vinden we in het rood omkaderde deel, dat micro-inverter 84027, sedert 2004 in ons systeem opgenomen, dan al aardig over de 2 MWh productie heen is, de teller geeft dan al 2.002.128 Wattuur aan. Reconstructie van een eerdere partiële logfile van 25 mei jl. geeft aan, dat de 2 MWh vermoedelijk op 26 mei bereikt moet zijn.

Data Anton Boonstra (toegevoegd 5 juni 2023)

Anton Boonstra publiceerde op 3 juni zijn weergaloze kaartjes met instralingsgegevens van het KNMI, en zonnestroom productie data van de Nederlandse systemen bij PVOutput.org.

De horizontale instraling in mei 2023 lag, met gemiddeld 174,3 kWh/m², 1,2% boven dat gemiddelde in mei 2022. Groningen viel weer zwaar tegen, met slechts 167,0 kWh/m², en, verrassend, kwam ditmaal niet Zeeland bovenaan maar het landinwaarts gelegen Overijssel, met de hoogste instraling in die maand, 177,5 kWh/m². De relatieve verschillen t.o.v. mei 2022 varieerden tussen de minus 3,3% in Zeeland, en plus 5,5% in Drenthe, een forse spread dus.

Kijken we naar de gemiddelde productie van ruim 1.250 (vrijwel uitsluitend) residentiële PV installaties op het PV Output platform, komt Boonstra, verrassend, op gemiddeld 133,1 kWh/kWp in mei 2023, wat 0,5% minder zou zijn dan in mei 2022. Anton suggereert, gezien de kleine discrepantie t.o.v. de instralings-data van het KNMI, hiervoor 2 mogelijke redenen. Ten eerste, afschakelende omvormers door te hoge spanning, en ten tweede, handmatige afschakeling van installaties door de eigenaren, op de uren met negatieve prijzen. Het tweede zal in incidentele gevallen beslist al voorkomen, zeker bij grotere zonneparken (Tweet Boonstra van 28 mei). En er zijn mensen met dynamische stroom contracten die dat ook doen, om niet "financieel afgestraft" te worden tijdens negatieve markt prijzen. Maar dat zullen er nog niet veel zijn. Ik denk dat de eerste suggestie van Boonstra meer impact heeft, vooral waar de netten niet zo riant zijn uitgelegd, en waar inmiddels al een hoge penetratiegraad aan residentiële PV is bereikt. Eventueel in combinatie met enkele grotere commerciële projecten in de buurt. Daar wil de spanning op het net soms al in de buurt komen van de drempel van 253 Volt, en daar tijdelijk overheen gaan. Dan zijn de omvormers die het betreft echter al lang afgeschakeld, totdat de netspanning weer onder de 253 Volt komt.

De spreiding bij de producties varieert tussen de 127 kWh/kWp in Groningen en Friesland, en 139 kWh/kWp in Zeeland. In Overijssel, waar de meeste instraling viel te bespeuren, werd gemiddeld genomen slechts 134 kWh/kWp gehaald. Evenveel als in onze kustprovincie, Zuid-Holland. Onze installatie deed het met 122 kWh/kWp in Leiden beduidend slechter. Zeker in instralings-rijke maanden is dat al jaren het geval, waarschijnlijk omdat de inefficiënte micro-inverters het dan zwaar hebben, en af en toe drop-outs kennen. In relatieve zin was Limburg de klos, met gemiddeld 4,8% minder specifieke productie dan in mei 2022, gevolgd door Zuid-Holland (-4,3%). In vergelijking met mei 2022 deed Overijssel het zonder meer het best, met 4,3% meer opbrengst in mei 2023.

Bij de accumulaties voor de periode januari tm. mei vond Boonstra voor 2023 een fors lagere instraling van -9,5% gemiddeld voor heel Nederland, t.o.v. dezelfde periode in 2022. Het gemiddelde van 428,1 kWh/m² werd geflankeerd door een minimum van 417,6 kWh/m² bij Drenthe, tot een maximum van 441,1 kWh/m² in Zeeland in deze periode. In relatieve zin waren de extremen te vinden bij Limburg (12,3% minder instraling dan in jan. - mei 2022) en mijn provincie Zuid-Holland (-11,0%), in Drenthe was het verschil het minst negatief, -6,0%.

Bij de producties van de PV Output systemen is het verschil nog forser in genoemde periode van januari tm. mei. Landelijk bezien werd er namelijk zelfs 13,2% minder zonnestroom geproduceerd dan in jan. tm. mei 2022 (351,9 kWh/kWp in 2023). Met, wederom, opvallend, Friesland hier als zwakke broeder, met maar 332 kWh/kWp. Tegenover "kampioen" Zeeland, met maar lieft 369 kWh/kWp (dik 11% meer dan Friesland). In relatieve zin was echter Limburg de sigaar, met 16,0% minder productie in deze periode. De schade bleef beperkt voor het andere extreem, Gelderland, met minus 11% verschil. De "schade" voor Polder PV bleef t.o.v. het provinciale gemiddelde relatief beperkt. Bij ons werd door het kernsysteem 351 kWh/kWp gehaald in jan. tm. mei (1e tabel in dit artikel), het provinciale gemiddelde lag op 357 kWh/kWp. De oude botten beginnen onze installatie vermoedelijk inmiddels parten te spelen ...

Anton: wederom bedankt voor deze fantastische "service to mankind"!

Data Siderea, NKP (toegevoegd 5 juni 2023)

Siderea.nl kwam bij hun berekeningen voor mei op een potentieel haalbare zonnestroom productie "fors meer dan gemiddeld". In de maandelijkse LOB berekeningen wordt uitgegaan van een range van 141 (Leeuwarden) tot 147 kWh/kWp in Wijk aan Zee voor "gemiddelde oriëntaties", en 144 tot 151 kWh/kWp voor "optimaal" georiënteerde PV installaties in Nederland. Voor mei zou het gemiddelde in de periode 2001 tm. 2020 voor Wijk aan Zee 139 resp. 142 kWh/kWp zijn geweest, volgens een apart overzicht op die site.

Het Nationaal Klimaat Platform (NKP) publiceerde op 5 juni pas hun maandoverzicht. Zonnestroom was de grootste contribuant van duurzame energie in mei, met een aandeel van 39%. Een byzondere prestatie, want het gaat niet alleen over elektra, maar over alle energie die officeel als duurzaam ("hernieuwbaar") wordt beschouwd. Het NKP claimde op basis van de berekeningen van Energieopwek.nl, "Het is de eerste keer dit jaar dat biomassa niet de grootste bron is in de hernieuwbare mix". Alle hernieuwbare bronnen bij elkaar produceerden 20% meer duurzame energie dan in mei 2022.

In mei 2023 claimde zonnestroom al een aandeel van 57% bij alleen de duurzame stroom productie, tegenover 44% in mei 2022. De combinatie wind op land en op zee had in mei dit jaar "slechts" een aandeel van 18,7%.

Een van de gevolgen van de hoge penetratie van zonnestroom in de elektriciteits-mix is, gecombineerd met soms ook hoge gelijktijdige productie van windstroom, dat er negatieve prijzen op de stroombeurs voorkomen. Dat gebeurt steeds vaker, in mei waren al 50 uren met negatieve prijzen te bespeuren. De weergegeven grafiek toont duidelijk een opwaartse trend in de frequentie daarvan, ook bovengenoemde Boonstra houdt die grafiek al enige tijd goed bij, vanaf 2016 (Tweet 3 juni 2023). Martien Visser, het brein achter Energieopwek.nl, besteedde op 2 mei een speciaal artikel aan die negatieve stroomprijzen op het NKP portal, en relativeert deels de nu gesignaleerde ontwikkelingen.

Energieopwek.nl

De brondata voor het Nationaal Klimaat Platform worden als vanouds berekend door de computers van En-Tran-Ce van Martien Visser (energieopwek.nl website). In mei 2023 waren er al enkele opmerkelijke, in hoogte opklimmende pieken terug te vinden in de data, die, zoals was te verwachten, tot nieuwe records hebben geleid. De hoogste gemiddelde vermogens in deze maand, door het portal berekend voor de output van zonnestroom in Nederland, evolueerden van 4,85 GW (3 mei), 5,11 GW (11 mei), 5,19 GW (19 mei), 5,47 resp. 5,56 GW (26 en 27 mei), tot zelfs 5,61 GW op de laatste dag van deze records brekende maand. In totaal waren er al 16 dagen waarvan de piek bijna, of al ver over de 4 GW lag, het dubbele aantal t.o.v. april dit jaar. De hoge gemiddelde piek van 31 mei 2023 is alweer ruim 34% hoger dan het record in mei 2022 (4,18 GW op de 15e).

Het record van 31 mei jl. komt neer op een berekende zonnestroom productie van 5,61 (GW) x 24 (uren) = 134,6 GWh. De laagste gemiddelde output werd voor mei 2023 berekend voor de 9e (1,21 GW, een dag productie van 29,0 GWh aan zonnestroom). Dat is wel alweer 27% meer dan het laagste niveau in april dit jaar (op de 1e: 955 MW).

Het hoogste momentane vermogen berekend midden op de dag werd (net) niet op 31 mei gehaald, maar werd berekend voor zaterdag 27 mei, en kwam neer op een nieuw record niveau van 15,6 GW om 13h40. Het hoogste momentane niveau in april was 14,55 GW (op de 19e). Bijna alle dagen in mei vertoonden zeer hoge zonnestroom productie pieken midden op de dag, wind speelde een veel minder belangrijke rol, maar was minder "piekend" in de berekende output.

Met genoemde 15,6 GW momentane output voor alleen zonnestroom op 27 mei is uiteraard wederom het net gevestigde record in april (14,55 GW) met glans gebroken. In 2022 was het hoogste vastgestelde niveau op 22 juni 2022 berekend (12,88 GW in een wederom licht bijgestelde berekening). Daarmee heeft 27 mei dat oude record inmiddels alweer met ruim 21% overvleugeld. De verwachting is, dat dit nieuwe record nog wel enkele malen gebroken zal kunnen gaan worden tm. juli dit jaar. Dit, sterk afhankelijk, van de instraling, gecombineerd met de dan heersende omgevings-temperatuur.

Bronnen:

Meetdata Polder PV sedert maart 2000

Extern

Maandbericht mei 2023 (KNMI, 1 juni 2023)

Tweets Anton Boonstra (allen 3 juni 2023):

Horizontale instraling mei 2023 t.o.v. mei 2022 per provincie

Gemiddeldes specifieke maandproducties PVOutput.org systemen per provincie, mei 2023 vs. mei 2022

Horizontale instraling eerste vijf maanden 2023 t.o.v. ditto in 2022

Gemiddelde specifieke producties PVOutput.org systemen per provincie jan. tm. mei 2023 vs. jan. tm. mei 2022

Siderea.nl - maandelijkse LOB berekening voor mei 2023 (1 juni 2023)

Zon in mei grootste duurzame producent (5 juni 2023, Nationaal Klimaat Platform)

Negatieve stroomprijzen, steeds meer of steeds minder? (2 mei 2023, artikel Martien Visser over negatieve stroomprijzen)

Enkele recente tweets mbt zonnestroom van cijfer goeroe Martien Visser (Hanzehogeschool, energieopwek.nl):

Record opbrengst zonnestroom in mei, 30% van stroomvraag (1 juni 2023)

Ruim 100% momentane stroomvraag gedekt door zon en wind (31 mei 2023)

19 TWh zon + windstroom productie tm. eind mei,, 40% van de stroomvraag in die periode; zonnestroom productie al hoger dan wind op land (31 mei 2023)

Gevolgen hoge (met name) zon en wind productie voor day-ahead stroomprijs op de beurs (30 mei 2023)

Berekende noodzakelijke afschakeling PV en wind op land vermogen tijdens Pinksteren (30 mei 2023)

Geschatte capaciteit zonnestroom in landen rond de Noordzee, eind 2022, en ambitie 2030 (30 mei 2023)


10 mei 2023: Eerste kwartaal 2023 zonnestroom resultaten bekend bij grootste netbeheerder, Liander (Alliander) - flinke groei, 348 MW, en weer revisie oudere kwartaal data. Op 8 mei werden weer bijgewerkte grafieken getoond op de Alliander website, over de progressie van zonnestroom capaciteit in hun netgebied. Direct viel daarbij al op, dat alle regio, en het totaal volume, flink negatieve groeicijfers lieten zien in het eerste kwartaal van 2023, wat in principe onmogelijk is. Nu is de webmaster van Polder PV wel wat gewend, er hebben talloze data incidenten bij de brakke zonnestroom statistieken in ons land plaatsgevonden. En op deze website is daar altijd uitvoerig en gedetailleerd op ingegaan.

Polder PV liet de bizarre anomalie bij Alliander in een plagerige tweet zien, en nam contact op met een medewerker van de netbeheerder, die (uiteraard) schrok, en meteen ging navragen hoe dat kon. Het resultaat ziet u in de huidige analyse. Vandaag werden namelijk nieuwe grafieken getoond met correcte (positieve) groeicijfers voor het eerste kwartaal van dit jaar. Polder PV analyseert de nieuwe cijfers, zoals te doen gebruikelijk, in het huidige artikel. Met als resultaat een positieve groei van 348 MW in het eerste kwartaal dit jaar (cumulatie van ongelijkwaardige kleinverbruik en grootverbruik cijfers). En laat tevens zien dat er door de statistici van Liander ook weer vier historische kwartaalcijfers (Q4 2021 tm. Q3 2022) zijn gewijzigd. Waardoor het (record) jaar volume van 2021 nog groter is geworden, 1.337 MW nieuwbouw in dat jaar.

(1) Evolutie geaccumuleerde capaciteit (totalen)

In deze eerste grafiek de accumulatie aan het eind van elk kwartaal, van de "totale capaciteit" aan PV installaties, in het netgebied van Liander. Dit is, zoals te doen gebruikelijk, en sedert enige tijd ook aangegeven op de betreffende web pagina van Alliander, een artificiële optelling van het generator vermogen bij kleinverbruik (in MWp), en het gecontracteerde AC vermogen bij grootverbruik (MWac), dus een beetje een merkwaardig, kunstmatig totaal resultaat gevend (referentie rechter Y-as, optelling in "MW AC / DC"). De lange tijd nog in de gegevens voorkomende grote anomalie in de jaren 2019-2020 is eindelijk in een vorige versie (publicatie van data voor Q3 2022) verdwenen, waardoor er geen vreemde "knikken" meer in de grafiek voorkomen.

Nieuwe revisie
Er is in de update voor Q1 2023 wederom een nieuwe revisie van oudere kwartaalcijfers doorgevoerd, en wel over de kwartalen Q4 2021 tot en met Q3 2023. U zult zien, dat de hoogte van de betreffende kolommen wat is gewijzigd, ten opzichte van het vorige exemplaar van eind vorig jaar. De wijzigingen zijn niet zeer substantieel, maar wel belangrijk om mee te nemen: ook de wat recentere cijfers bij Liander kunnen altijd nog wijzigen in nieuwe updates. Opvallend is, dat de cijfers voor Q4 2022 niet zijn gewijzigd, i.t.t. de voorgaande drie kwartalen van dat jaar (ook niet dieper gesegmenteerd, bij de afzonderlijke regio in het netgebied van Liander).

Voor de meest recent bekend gemaakte eindejaars-cijfers heb ik de bijbehorende waarden vermeld in de grafiek, evenals de resultaten voor alle vier - deels weer gewijzigde - kwartalen in 2022, rechtsboven in het diagram. De groei is onmiskenbaar, en is in Liander gebied vrijwel rechtlijnig, "stevig omhoog". De eerste resultaten voor Q1 2023 zijn rechts toegevoegd, waarbij de groei blijkt te zijn gecontinueerd. Eind maart stond er bij Liander in totaal 6.222 MW PV capaciteit (optelling generator vermogen kleinverbruik, KVB, en gecontracteerd AC vermogen grootverbuik, GVB).

De blauwe streepjeslijn (referentie linker Y-as) geeft de groei per kwartaal weer t.o.v. het voorgaande kwartaal, in procent. Deze had een tijdelijke, zeer hoge piek in Q4 2012 (47% groei t.o.v. Q3 2012), toen er nog zeer lage groei volumes waren en elke afwijking nog behoorlijk opviel. In 2014 - 2017 lagen die percentages rond de 10%. In 2018-2019 was er een opleving met groei percentages richting de 15%, waarna deze weer zijn afgenomen, om in 2022 rond de 5-7% uit te komen. In Q1 2023 kwam er 6% bovenop het totale volume, eind Q4 2022.

Eind Q1 2022 werd in het verzorgings-gebied van Liander de 5 GW (AC + DC) grens bereikt (horizontale streepjeslijn), passage van de 6 GW is ruimschoots gehaald in het eerste kwartaal van het nieuwe jaar, zoals reeds in de vorige update door Polder PV werd voorspeld.


(2) Accumulatie PV capaciteit Alliander netgebied, per regio - evolutie in de loop van de tijd

In deze 2e grafiek wordt het verloop van het totale vermogen (DC generator + AC aansluiting) per deel-regio in Liander netgebied weergegeven, tm. Q1 2023. De verschillen zijn groot, wat natuurlijk alles heeft te maken met de zeer verschillende (type) regio die zijn weergegeven, van alleen een stad (Amsterdam), via alleen het noordelijke deel van provincie Zuid-Holland, tot de zeer grote provincie Gelderland, met een combinatie van diverse grotere steden, én veel agrarisch achterland, met vele honderden boerderijen met dakvullende installaties, én het grootste aantal zonneparken van alle provincies, op het grondgebied.

Gelderland doorbrak de 1 GW piketpaal al in Q2 2020, en de 2 GW 2 jaar later (Q2 2022). Noord-Holland incl. Amsterdam is nog lang niet zo ver, het geaccumuleerde vermogen is daar eind Q1 2023 nog 1.727 MW (zonder Amsterdam 1.492 MW). Friesland is inmiddels, zoals reeds in de vorige update voorspeld, eindelijk ook, als 3e Liander provincie, de 1 GW piketpaal gepasseerd, en is op 1.031 MW uitgekomen. Flevoland heeft een wat grillig verloop, wat het gevolg is van de onregelmatige toevoegingen van behoorlijk grote zonneparken, die in een gebied met niet heel erg veel totale capaciteit, direct effect hebben op de accumulatie curve. De relatief kleine provincie kwam, met magere groei, eind maart dit jaar uit op 670 MW. Zuid-Holland "noord", waartoe ook de domicilie van Polder PV hoort, is het "kleinere segment" van de dichtbevolkte provincie Zuid-Holland, met een zeer beperkt aandeel t.o.v. het véél grotere volume in het grote zuidelijke deel, waar netbeheerder Stedin de scepter zwaait. De groei is in het noordelijke deel van Zuid-Holland al jaren vrijwel stabiel, rechtlijnig. Aan het eind van het eerste kwartaal in het nieuwe jaar werd 398 MW verzameld (DC + AC) vermogen bereikt.

Amsterdam met vraagteken

Hoofdstad Amsterdam liet in het eerste kwartaal van 2023 een verrassende "record" groei zien van 29 MW, wat bijna het dubbele volume is van het vorige record (16 MW in Q4 2020), en kwam daarmee in totaal uit op 235 MW. Op 3 februari verscheen een artikel bij het Havenbedrijf van de hoofdstad, dat hun doelstelling om eind 2024 25 hectare met zonnepanelen te hebben liggen, al begin 2023 is bereikt, en dat die doelstelling nu met 10 hectare wordt verruimd (wat uiteindelijk goed zou zijn voor zo'n 63 MWp aan PV capaciteit, 21% van de gemeentelijke doelstelling van 300 MWp in 2025). Toch heb ik in mijn projecten lijst nog maar weinig substantieel nieuw vermogen voor Amsterdam in het eerste kwartaal van 2023 terug gevonden. Nu is het uiteraard wel zo dat de residentiële markt (overal) groeit als kool, en dat er altijd een flinke vertraging zit in het bijwerken van diverse administraties voor de grotere projecten. Maar het niveau van de gesignaleerde progressie in Amsterdam is wel zéér hoog, en kan daarmee niet worden verklaard. Wellicht zijn er toch een aantal grotere projecten die ik nog niet ken, dus Polder PV laat zich op dat punt gaarne verrassen ...

Tot slot, heb ik de "categorie overig" ook weer meegenomen in de grafiek, die afgezien van het opvallende piekje in Q4 2017, slechts marginale volumes bevat (17 MW eind Q1 2023). De installaties in deze rest categorie kunnen kennelijk (nog) niet goed toegewezen worden aan 1 van de getoonde regio, en/of ze bevinden zich in rand-regionen met andere netbeheerders, waar mogelijk andersoortige aansluitingen (in het andere netgebied) zijn gerealiseerd.

Ook omdat bleek dat er wijzigingen waren geweest in vier "oudere" kwartaal cijfer reeksen, zijn door Polder PV weer alle historische data gecheckt op eventuele wijzigingen in de cijfer reeksen, voor alle getoonde regio. Hieruit werd duidelijk, dat voor alle regionale cijfers in Q4 2021 tm. Q3 2022 de data zijn gewijzigd, en voor Q1 2022 voor de categorie "overig". De meeste bijstellingen betreffen enkele megawatten capaciteit per regio per kwartaal, in wisselende volumes. Alle andere historische data zijn ongewijzigd gebleven.

Liander vs. CBS

Omdat Liander zelf een "gemengde" opgave doet van DC generator en AC omvormer vermogen, treden er verschillen op met de opgaves van het CBS, die altijd in (totale) DC generator vermogens worden opgegeven, voor de hele populatie (dus kleinverbruik + grootverbruik). Eind 2019 was er een nogal grote anomalie met de cijfers voor Amsterdam. Weliswaar is dat verschil met de meest recente cijfers bijgetrokken, maar het CBS heeft nu voor de hoofdstad 90 MWp staan voor eind dat jaar. Liander geeft inmiddels 82 MW (DC + AC) op, een vrij groot gat. Dit verschil is wat minder groot in de nu weer bijgestelde cijfers voor eind 2021 (die dus ook niet goed vergelijkbaar zijn), CBS 160,5 MWp, Liander 166 MW (DC + AC), dus omgeslagen in het "voordeel" van de cijfers bij de netbeheerder.

Kijken we naar de verschillen bij de provincies voor de laatst bekende opgaves bij het CBS (medio 2022), zit het nationale statistiek instituut telkens een stuk hoger bij haar opgaves, maar wel met vrij sterk verschillende percentages: Friesland 4% meer (dan DC + AC opgave Liander), Gelderland 9% meer, Noord-Holland (incl. Amsterdam) 11% meer, tot zelfs 13% meer in Flevoland. Deze opvallende verschillen zijn vrij curieus, want je zou veel homogener resultaten verwachten als van standaard conversie kengetallen (AC > DC) uitgegaan zou zijn. Of er zijn andere statistische problemen die dit soort verschillen veroorzaken.

Zie verder ook een eerdere discussie over de discrepanties tussen de Liander en CBS data (bijdrage 15 juli 2021).


(3) Evolutie van nieuwe kwartaal volumes bij Alliander

In deze grafiek laat ik de nieuwe aanwas cijfers per kwartaal bij Liander zien, zoals berekend uit de door hen, op de Alliander site publiekelijk getoonde accumulatie cijfers van de PV capaciteit aan het eind van elk kwartaal. Vanwege de in een voorgaande update doorgevoerde correcties voor de periode Q3 2019 tm. Q2 2020, hebben de kolommen een veel normaler verloop gekregen dan in eerdere updates, en worden ze voor die periode dan ook als "definitief" beschouwd. Ook zijn hier de nieuwe wijzigingen voor de periode Q4 2021 - Q3 2022 reeds opgenomen. Globaal bezien is er een "relatief lage groei" tm. eind 2017 te zien, en een "relatief hoge groei" vanaf begin 2018, maar wel met flinke uitschieters, zowel naar boven als naar beneden.

De hoogste kwartaalgroei tot nog toe is vastgesteld voor Q2 2021. Wat, met 397 MW, ruim 29% lag boven de groei in Q2 2020. Het op een na laatste hoogste groeicijfer zien we nu niet meer bij Q2 2022 (vorige update), maar, vanwege de gewijzigde kwartaalcijfers in de laatste revisie, nu bij Q4 2021, met 374 MW.

Opvallend laag in de afgelopen jaren, is Q3 2020. Wat met 171 MW maar liefst 45% lager uitkwam dan Q3 in 2019. Dat was midden in Corona tijd, mogelijk een van de oorzaken van die tijdelijk lage groei.

2022

Met de deels weer aangepaste cijfers voor eind 2021 en 2022 zit het eerste kwartaal van 2022 nu, met 219 MW, ruim 17% onder de aanwas in Q1 2021. Het tweede kwartaal komt, met 340 MW weliswaar hoog in de totaalscores, maar is nog steeds 14% lager dan de record aanwas in Q2 2021. Q3 moet het, met haar 234 MW groei, afleggen tegen het derde kwartaal van het voorgaande jaar (301 MW), en wel met ruim 22%. Ook in het laatste kwartaal is de aanwas beduidend lager dan in het vierde kwartaal van 2021: 300 om 374 MW, 20% minder.

Deze serie van 4 opeenvolgende negatieve aanwas volumes t.o.v. dezelfde periodes in het voorgaande jaar, wijzen duidelijk op een markt afkoeling in 2022, in het netgebied van Liander. Dit is goed terug te zien in de volgende grafiek met de jaargroei cijfers.

2023 goed begin

Interessant is, dat het net toegevoegde kwartaal, QI 2023, helemaal rechts in de grafiek, inmiddels de derde hoogste groei heeft laten zien, goed voor 348 MW. Wat een spectaculaire 59% hoger is dan de 219 MW groei in hetzelfde kwartaal in 2022. Dat is verheugend nieuws, maar het is beslist geen gegeven dat een dergelijke hoge groei ook in de komende kwartalen kan worden bewerkstelligd, in verband met de beschikbare netcapaciteit, en diverse andere problemen.

De actueel beschikbare netcapaciteit zal bij de verdere markt ontwikkeling voorlopig nog wel een tijd een van de dominante bepalende factoren blijven. Daarnaast spelen voldoende gekwalificeerd personeel, de hogere grondstof, energie, en hardware kosten (artikel Financieel Dagblad), en de stikstof uitstoot problematiek in de bouwfase (met name voor zonneparken) een rol bij het te behalen uitbouw tempo. Zeker voor SDE projecten zijn de smalle tijdvensters waarin gerealiseerd kan worden een extra kopzorg geworden. De hierdoor veroorzaakte uitval voor SDE 2020 ronde I beschikkingen was, bijvoorbeeld, ronduit dramatisch (analyse Polder PV, 14 april 2022). En is later, op een wat lager niveau, gecontinueerd (zie laatste analyse Polder PV, status update 1 april 2023).

Kwartaal gemiddeldes

In de grafiek heb ik met gekleurde stippellijnen ook verschillende gemiddeldes uitgezet voor diverse periodes, weergegeven in de legenda. Sommige daarvan hebben een iets ander niveau gekregen, vanwege de recente wijzigingen van historische kwartaal cijfers. De gemiddelde kwartaal groei in de periode 2013 tm. Q1 2023 (zwarte stippellijn) is, met de laatste stand van zaken, 150 MW geweest (vorige update tm. eind 2022 nog 145 MW).

Kijken we alleen naar de recente periode met hoge groei, 2018 tm. Q1 2023, ligt het gemiddelde op 254 MW groei per kwartaal (rode stippellijn). Bekijken we alleen de laatste vier jaargangen, zien we eerst progressie, gemiddeld 153 MW per kwartaal in 2018 (magenta stippellijn), en 249 MW per kwartaal in 2019 (groene stippellijn, flink bijgesteld in een vorige update). Vervolgens een lichte afkoeling, naar 236 MW in 2020 (grijze stippellijn, ook bijgesteld), en, tot slot, record jaar 2021, wat een flink gestegen gemiddelde van 334 MW per kwartaal liet zien (lichtbruine stippellijn, vorige update nog 323 MW). Wat al ruim het dubbele is van het gemiddelde kwartaal volume in 2018 (vier kwartalen). In 2022 is, met de recente wijzigingen meegerekend, het gemiddelde inmiddels uitgekomen op 273 MW (geelbruine stippellijn, vorige update nog 285 MW). Weliswaar flink onder dat van het voorgaande jaar liggend (ruim 18%), en daarmee een duidelijke afkoeling in de jaargroei bevestigend. Maar het ligt nog wel beduidend hoger dan de eerder aangepaste gemiddeldes voor de jaren 2019 en 2020.


(4) Jaargroei volumes zonnestroom capaciteit bij Alliander volgens Q1 update

Uit de accumulatie data in de publiek toegankelijke grafiek van Alliander zijn ook de jaarlijkse groei cijfers te bepalen. Zoals te doen gebruikelijk, heb ik deze weer laten zien als stapel kolommen met de belangrijkste contribuerende regio in 2021-Q1 2023 (Gelderland) onderop, en de categorie "overige" - in theorie althans - bovenaan (bijna niet zichtbaar). Uitzondering daar weer op vormt de jaargroei in 2018, die een negatieve groei van laatstgenoemde categorie liet zien (onderaan de X-as zichtbaar). Een gevolg van het vreemde verloop van de accumulatie cijfers van die "rest" categorie (piek eind 2017, daarna weer sterke afname, zie tweede grafiek in dit artikel).

In dit diagram zijn de jaargroei volumes voor 2019 en 2020 sedert de update voor Q3 2022 "genormaliseerd" als gevolg van de aanpassingen voor de data van vier kwartalen in die 2 jaren in genoemde revisie. Zie ook het commentaar daar over in de analyse van de cijfers voor Q3 2022. In de update van Q4 2022 ben ik ook nog ingegaan op enkele vreemde cijfers in de Liander statistieken, zie aldaar voor het commentaar van Polder PV.

Daar werd ook ingegaan op de vreemde discrepanties tussen cijfers genoemd in persberichten van Liander, en gepubliceerde (eigen) kwartaalcijfers. Wat de jaarvolumes betreft, is, met alle reeds doorgevoerde wijzigingen, het resultaat voor 2022 inmiddels "vrijwel in lijn" met de gereconstruceerde jaargroei (1.087 MW volgens persbericht, 2e blauwe stippellijn; 1.093 MW volgens gereconstrueerde jaargroei uit gepubliceerde kwartaalcijfers). Maar voor 2021 klopt daar niets (meer) van. Het persbericht van 17 januari 2022 meldde 1.169 MW groei in 2021 (1e blauwe stippellijn). De kwartaalcijfers wijzen, met alle reeds doorgevoerde wijzigingen, inmiddels op een record groei van 1.337 MW. Dat is 14% hoger dan wat in genoemd persbericht werd gemeld.


(5) Segmentaties kleinverbruik en grootverbruik provincies in 2022

In de vorige update ben ik uitgebreid ingegaan op de segmentaties naar klein- en grootverbruik voor het jaar 2022, volgens de publicatie van Liander begin 2023. Zie voor die sectie het vorige kwartaalbericht, met drie besproken grafieken en duiding van de getoonde gegevens.


(6) Poging prognose evolutie capaciteit netgebied Liander

Ook werd in het vorige kwartaalbericht ingegaan op een voorlopige prognose van het potentieel aan PV capaciteit in het netgebied van Liander. Polder PV kwam voorlopig op een volume van 7,4 GW (DC + AC) PV capaciteit, voor eind 2023, sterk afhankelijk van de beschikbare netcapaciteit dit jaar. Ik hoop hier later nog een update van te kunnen maken, als er meer gegevens beschikbaar komen.


(7) Conclusie

De laatst bekende, resp. bijgestelde cijfers voor kalenderjaar 2022 geven een duidelijk afkoeling van de realisaties in de zonnestroom markt weer in het netgebied van Liander, voorlopig ruim 18% minder dan de jaargroei in 2021. De groei in het eerste kwartaal van 2023, 348 MW, is bemoedigend, maar geeft geen zekerheid, dat de aanwas ook in de resterende kwartalen hoog zal kunnen gaan worden.

Voor een uitgebreide beschouwing van het separate Alliander nieuwsbericht van 29 oktober 2021, over de status van diverse (zonnestroom) cijfers m.b.t. de energietransitie, zie mijn bespreking in de analyse van de data tm. Q3 2021.

Bronnen:

Onze actuele prestaties. Ontwikkeling energietransitie (website Alliander, status 10 mei 2023; na interventie Polder PV n.a.v. foute data publ. op 8 mei 2023)

Historische groei zonnepanelen op woningdaken in Noord-Holland, Friesland, Flevoland, Gelderland en Zuid-Holland (website Liander, 27 januari 2023, met daar aan gelinkt links naar nog eens 5, grotendeels overeenkomende "aparte" artikelen over de status in 5 provincies in Liander netgebied)

In 2022 historische groei zonnepanelen op woningdaken (bericht website Netbeheer Nederland, 27 januari 2023)

Zeldzame samenwerking #netbeheerders. Cijfers #zonnestroom (Tweet Polder PV, 27 januari 2023, n.a.v. de "gezamenlijke statistiek storm" van de meeste netbeheerders, aan de vooravond van het vervolg debat over afbouw salderen van zonnestroom bij kleinverbruikers, en met links naar berichten bij de diverse netbeheerder)

Intern

Analyse tm. Q4 2022 (6 februari 2023, met bespreking segmentaties kleinverbruik / grootverbruik in 2022)
Analyse tm. Q3 2022 (27 oktober 2022, met de volledige revisie van de data voor Q3 2019 tm. Q2 2020, en Q3 2022 toegevoegd)
Analyse tm. Q2 2022 (21 juli 2021, nog met de niet aangepaste, "artificiële" verdeling van de data voor Q3 2019 tm. Q2 2020)
Analyse tm. Q1 2022 (26 april 2021)

Voor eerdere gedetailleerde besprekingen van de PV statistieken bij Liander, zie paragraaf bronnen in de analyse van de status van oktober 2021



4 mei 2023: CertiQ / VertiCer update april 2023 - wederom "negatieve maandgroei"; eerste vier maanden slechts 14% van nieuwe capaciteit t.o.v. zelfde periode 2022. Voor uitgebreide toelichting van de voorliggende historie van de CertiQ data voor gecertificeerde zonnestroom in Nederland, zie de bespreking van 7 maart jl (februari rapportage).

In de huidige analyse brengt Polder PV de nieuwe resultaten voor de maand april. Met daarin deels weer gewijzigde data sedert juli 2021. Ook ditmaal is er géén update van nog oudere data verschenen. Ook voor die gegevens en grafieken daaromtrent, verwijs ik naar de vorige analyse, waarin die gegevens wel waren bijgesteld in een separate rapportage.

Niets nieuws onder de zon

Benadrukt moet blijven worden, dat de voor sommigen wellicht verwarrende, continu wijzigende cijfers bij de TenneT dochter beslist geen "nieuw fenomeen" betreffen. Dit is altijd al staande praktijk geweest bij CertiQ. Niet alleen werd dat zichtbaar in de soms fors gewijzigde cijfers in de herziene jaar rapportages tot en met het exemplaar voor 2019. Helaas zijn daarna geen jaarlijkse revisies meer verschenen. In een tussentijdse analyse van "oorspronkelijk gepubliceerde", en "toen actuele, bijgestelde", werd al duidelijk, dat de databank van de TenneT dochter continu wijzigingen ondergaat, zoals geïllustreerd in de Polder PV analyse van 4 november 2020. In dit opzicht, is er dan ook "niets nieuws onder de zon". De wijzigingen zijn er altijd al geweest, alleen zijn ze inmiddels, met weliswaar de nodige moeite, dan ook regelmatig "zichtbaar te maken", door de nieuwe wijze van rapporteren door CertiQ.

Voordat we de huidige resultaten bespreken, hoort hier natuurlijk nog wel de blijvend belangrijke disclaimer bij alle (zonnestroom) data van CertiQ:

* Disclaimer: Status officiële CertiQ cijfers volgens maandelijkse rapportages !

I.v.m. omvangrijke toevoegingen sedert 2018 aan dit dossier (vrijwel exclusief gedreven door grote hoeveelheden, SDE gesubsidieerde, en gemiddeld genomen steeds groter wordende PV projecten), in combinatie met inmiddels al 3 ernstige data "incidenten" bij CertiQ (september 2017, juni 2019, resp. april 2020), die Polder PV meldde aan de TenneT dochter (waarna deels substantiële correcties werden gepubliceerd), sluit de beheerder van Polder PV niet uit, dat de huidige status bij CertiQ niet (volledig) correct zal kunnen zijn. Een vierde casus diende zich aan n.a.v. het februari rapport in 2021. En, helaas, herhaalde dit zich wederom in de december rapportage van 2022.

Met name foute capaciteit opgaves van netbeheerders voor "kleinere" projecten kunnen, ondanks aangescherpte controles bij CertiQ, aan de aandacht blijven ontsnappen en over het hoofd worden gezien. Maar ook cijfermatige incidenten met opgaves van volumes van grotere projecten kunnen nog steeds niet uitgesloten worden. Deze laatsten zullen, indien onverhoopt optredend, hoge impact hebben op het volume aan maandelijkse toevoegingen, en ook, zei het in relatieve zin beperkter, invloed hebben op de totale accumulatie van gecertificeerde PV capaciteit aan het eind van de betreffende maand rapportage.

Hierbij komt ook nog het feit, dat ooit gepubliceerde volumes in de maandrapportages, al snel bijgesteld kunnen worden door continue toevoegingen en correcties voor de betreffende maanden, bij CertiQ. Wat de directe gevolgen daarvan zijn, vindt u grafisch geïllustreerd in het artikel gepubliceerd op 4 november 2020.

Voor 2020 en 2021 zijn de consequenties van deze continu optredende bijstellingen opnieuw berekend - in de rapportage voor december 2021. Deze bijstellingen werden in analyses van de maand rapportages tot en met 2022 bijgehouden door Polder PV, waaruit o.a. de meest actuele jaargroei volumes werden berekend.

Vanaf januari 2023 is er een complete revisie van de publicatie systematiek van CertiQ in gang gezet.

CertiQ heeft op basis van diverse opmerkingen van Polder PV over deze problematiek stelling genomen met belangrijke achtergrond informatie over de totstandkoming van hun cijfers.

Het overzicht met de eerste cijfers over april 2023 verscheen in de nieuwe, drastisch gewijzigde vorm bij CertiQ op 1 mei 2023.


2. Evoluties basis parameters

2a. Evolutie van drie basis parameters gecertificeerde PV-installaties CertiQ juli 2021 - april 2023

In deze grafiek, met de meest recente actuele en gewijzigde data uit de april rapportage van CertiQ, de stand van zaken tussen juli 2021 en april 2023. De blauwe kolommen geven de ontwikkeling van de aantallen installaties weer (ref.: rechter Y-as), voorlopig culminerend in 33.816 exemplaren, begin mei dit jaar. Wat, wederom, een negatieve groei weergeeft van 79 projecten t.o.v. de status, eind maart. Wel is er t.o.v. het herziene eindejaars volume van 2022 netto bezien een lichte groei geweest van 128 projecten in het CertiQ bestand. Diverse data zijn alweer gewijzigd t.o.v. de maart update. Zo is de stand van zaken voor eind (december) 2022 nu 33.688 projecten, in de vorige rapportage waren dat er nog 33.621.

In de gele kolommen (ref. rechter Y-as, in MWp) de bijbehorende geaccumuleerde gecertificeerde PV-capaciteit, die begin mei 2023 op 9.817,1 MWp is gekomen, wat ook een netto negatieve groei geeft t.o.v. de gereviseerde stand voor eind maart (nu 9.832,4 MWp). Dit resulteert voor april in een negatieve groei van -15,3 MWp. Dit kan nog substantieel gaan wijzigen in komende updates, en (fors) positief gaan worden. Eind 2022 is de geaccumuleerde capaciteit inmiddels op een niveau gekomen van 9.709,1 MWp, in het eerste flink gewijzigde januari rapport was dat nog 9.409,3 MWp. Voor EOY 2022 is dus alweer bijna 300 MWp / 3,2% meer volume bijgeschreven dan oorspronkelijk gerapporteerd.

Met de huidige, gereviseerde cijfers, is de nog zeer voorlopige groei in de eerste vier maanden van 2023 108 MWp geweest, beduidend minder dan de status voor het eerste kwartaal in de update van maart. Het betekent in ieder geval een zeer forse afkoeling van de markt, zoals al in de voorgaande update is gesignaleerd. Door de tussentijdse wijzigingen, zien we nu in februari en april momenteel netto negatieve groeicijfers bij de capaciteit, voor de aantallen tevens in april. Door toekomstige wijzigingen kunnen die echter beslist ook wel weer omslaan in uiteindelijk positieve groei cijfers, zoals vaker is gebleken bij historisch gewijzigde CertiQ data.

In de groene curve is de uit voorgaande parameters berekende systeemgemiddelde capaciteit voor de gehele gecertificeerde populatie PV-projecten bij CertiQ, in kWp (referentie linker Y-as) weergegeven. Dit blijft door de bank genomen almaar toenemen, en is sedert eind 2022 verder gegroeid, van 288,2 naar 290,3 kWp, eind april dit jaar. Vanwege de tijdelijk (?) negatieve groei in februari, is het systeemgemiddelde vermogen toen ook tijdelijk iets terug gevallen, maar nam het in maart en april weer, op een bescheiden niveau toe. Ook deze onregelmatigheid kan in latere updates worden "glad gestreken".

Links in de grafiek vindt u ook de meest recent bekende EOY cijfers voor 2021 weergegeven. Die zijn gewijzigd van 31.408 naar, momenteel, 31.411 projecten, resp. van 7.829,1 naar 7.831,7 kWp. Deze zijn belangrijk voor de vaststelling van de aangepaste jaargroei cijfers voor 2022, zie paragraaf 3c.

2b. Evolutie van drie basis parameters gecertificeerde PV-installaties CertiQ EOY 2009 - 2022

Ik geef hieronder de in een vorige versie volledig gereviseerde jaargroei grafiek weer, waarbij alleen voor de nu bekende weer gewijzigde cijfers, voor de jaargroei in de jaren 2021 en 2022, zijn toegevoegd.

Deze tweede grafiek in deze sectie geeft niet de maandelijkse progressie (paragraaf 2a), maar de evolutie van de eindejaars-accumulaties van 2009 tm. 2022 weer, met alle ondertussen weer gewijzigde data in de huidige CertiQ update. De opbouw van de grafiek is vergelijkbaar met die voor de laatste maand-cijfers, maar om alle data in 1 grafiek te krijgen zonder extreme verschillen, is de Y-as voor alle drie de parameters hier logarithmisch gekozen. Het aantal installaties is fors toegenomen, van 3.767 exemplaren, eind 2009, naar, inmiddels, 33.688, eind 2022, resulterend in een Compound Annual Growth Rate (CAGR) van gemiddeld 18,4% per jaar in de getoonde periode.

Bij de capaciteits-ontwikkeling is het echter nog veel harder gegaan. Deze nam toe van 18,7 MWp, eind 2009, tot alweer 9.709,1 MWp, eind 2022. Resulterend in een byzonder hoge CAGR, van gemiddeld 61,7% per jaar (!). Wel begint er, voorstelbaar, na zo'n langdurige, spectaculaire groei periode, een afvlakking zichtbaar te worden in de expansie.

Historische bijstellingen

Dat de cijfers in de databank behoorlijk worden bijgesteld, bezien over een langere periode, laten de nu actuele eindejaars-cijfers voor 2021 weer goed zien. Die zijn momenteel namelijk 31.411 installaties, en een verzamelde capaciteit van 7.831,7 MWp. In het "klassieke" maandrapport voor (eind) december 2021, alsmede in het gelijktijdig verschenen eerste jaaroverzicht, waren die volumes nog maar 30.549 installaties, resp. 7.417,8 MWp. In de huidige cijfer update, zijn de verschillen t.o.v. de oorspronkelijke, "klassieke" maandrapport opgaves derhalve, opgelopen tot 2,8% (aantallen), resp. bijna 5,6% (capaciteit). Uiteraard hebben deze bijstellingen ook flinke gevolgen voor de uit de EOY cijfers te berekenen jaargroei volumes (YOY).

Uit voorgaande twee parameters werd door Polder PV weer de gemiddelde systeem-capaciteit aan het eind van elk kalenderjaar berekend (groene curve). Ook deze nam spectaculair toe, van slechts 5,0 kWp, eind 2009, tot alweer 288,2 kWp, eind 2022. Een factor 58 maal zo groot, in 13 jaar tijd. Wat de enorme schaalvergroting in de projecten sector goed weergeeft.


3. Maandelijkse, kwartaal- en jaarlijkse toenames aantallen en capaciteiten bij CertiQ

3a. Maandelijkse toenames van aantallen en capaciteit van gecertificeerde PV-installaties CertiQ augustus 2021 - april 2023

Ook al moet ook bij deze grafiek de waarschuwing, dat de cijfers nog lang niet zijn uitgekristalliseerd, en nog de nodige bijstellingen kunnen verwachten, de trend bij de nieuwe aantallen projecten door CertiQ geregistreerd van maand tot maand, in de huidige versie van april 2023, laten een zeer duidelijke afkoeling van de PV-projectenmarkt zien sedert de zomer van 2021. Werden er in januari 2022 nog netto 383 nieuwe gecertificeerde PV-projecten bijgeschreven, is dat in de rest van het jaar al zeer duidelijk minder geworden, en vanaf september zelfs zeer sterk "afgekoeld". Met wat ups en downs, is het laagste volume voorlopig bereikt in november 2022, met, inmiddels, 61 nieuwe installaties. Daarna veerde het weer even op, daalde stapsgewijs, en bereikte in april 2023 zelfs een negatieve groei van -79 projecten. De in het vorige rapport getoonde negatieve groei in maart is ditmaal omgeslagen in - zeer bescheiden - positieve groei van slechts 27 nieuwe projecten in die maand.

Ook al kan dus ook de nu vastgestelde "negatieve netto groei in april" beslist nog in positieve zin ombuigen in latere updates, zoals in het verleden is geschied, de trend is bij de aantallen onmiskenbaar: er worden, netto bezien, nog maar weinig netgekoppelde projecten bijgeschreven bij CertiQ, per maand. Een van de redenen kan zijn, dat er een toenemend aantal uitschrijvingen uit de databank van de TenneT dochter is begonnen, die de instroom (tijdelijk) afremt of zelfs overvleugelt. Een belangrijke reden kan hierbij zijn de beginnende uitval van de oudste onder SDE 2008 gesubsidieerde kleine projectjes, die immers 15 jaar subsidie konden genieten. We moeten gaan zien hoe het verloop bij de aantallen zich ontwikkelt, nu de subsidie termijn voor de eerste projecten aan het aflopen is.

Een vergelijkbare grafiek als voor de aantallen (vorige exemplaar), maar ditmaal de ermee gepaard gaande maandelijkse toename (of zelfs afname) van de capaciteit van gecertificeerde PV-projecten, in MWp. De evolutie laat een nogal sterk afwijkend beeld van dat bij de aantallen zien, met sterk fluctuerende verschillen tussen de maanden onderling. Ook deze kunnen uiteraard naderhand nog worden bijgesteld. De "netto negatieve groei" in september 2022, al gesignaleerd in het januari rapport, is uiteindelijk in de huidige update in ieder geval omgeslagen in "normale, positieve groei", van 64,5 MWp. De ook al hoge piek in januari 2023, nog 354,4 MWp in de januari rapportage, is wederom opgeplust, en geeft nu al een netto groei t.o.v. eind 2022 van 390,8 MWp aan. In het "klassieke" december rapport van 2022 was nog een zeer hoge november piek zichtbaar. Het lijkt er op, dat een groot volume daarvan naar het begin van het nieuwe jaar is geschoven (de vermoedelijke feitelijke datum van netkoppeling). Ook in januari 2022 zagen we eerder al een "nieuw-jaars-piek", maar die is duidelijk kleiner, 306,1 MWp nieuw volume.

Voor februari 2023 was er aanvankelijk een magere positieve groei van 28,1 MWp positief. Deze sloeg echter in de maart rapportage om in een enorme negatieve bijstelling van 316,1 MWp negatief (!), bij een netto aanwas van 65 nieuwe projecten. In de huidige update is slechts een marginale opwaartse correctie naar 312,3 MWp negatieve "groei" zichtbaar. Zoals al vaker gemeld, kunnen de redenen voor zulke, soms forse bijstellingen, zeer divers zijn, zoals gerapporteerd door CertiQ na vragen van Polder PV daar over (artikel 16 januari 2023). Mogelijk is, of zijn, er wellicht correctie(s) geweest van de hoge ("record") capaciteit weergegeven voor de maand januari ? Het eerste resultaat voor maart was fors positief, 197,4 MWp, maar dat is ook alweer flink minder geworden, 44,8 MWp in de huidige update. De eerste rapportage voor april 2023 start weer met een netto negatieve "groei" van 15,4 MWp, in de cijfers van de TenneT dochter.

Als we de nieuwe maandvolumes voor de eerste vier maanden bij elkaar optellen, komen we voor 2022 op ruim 778 MWp uit, voor 2023 op slechts 14% daarvan, 108 MWp. Dit wordt vooral veroorzaakt door de 2 (forse) negatieve maandgroei cijfers getoond in bovenstaande grafiek. Zelfs bij de verwachting, dat deze cijfers nog flink bijgesteld zullen gaan worden, moet de conclusie nu al luiden, dat de groei in het nieuwe jaar zeer significant lager zal uitpakken dan in 2022.

3b. Kwartaal groeicijfers QIV 2021 - QI 2023 & eerste resultaat QII 2023

In de vorige update heb ik de kwartaal cijfers weer van stal gehaald en in grafiek weergegeven tm. de toen net "volledig", geworden cijfers voor de kwartalen QIV 2021 tot en met QI 2023. In het huidige exemplaar heb ik de soms licht gewijzigde data gebruikt, en het eerste resultaat voor QII 2023 achteraan toegevoegd. Gearceerd, want uiteraard nog verre van volledig.

Wederom met de disclaimer, dat de getoonde cijfers nog kunnen wijzigen, en de verhoudingen tussen kwartalen onderling dus ook, lijkt een conclusie al duidelijk getrokken te kunnen worden: Zowel bij de aantallen netto nieuw geregistreerde PV projecten per kwartaal, als de daarmee gepaard gaande capaciteit volumes, zijn sinds het eerste kwartaal van 2022 stapsgewijs afgenomen, en lijkt de PV projecten markt in Nederland dus duidelijk af te koelen, waarvoor ook diverse andere aanwijzingen zijn. Het aantal nieuwe projecten per kwartaal is afgenomen van, momenteel, 896 exemplaren in QIV 2021, tot nog maar 207, met de nu bekende cijfers, voor QI 2023. De eerste resulaten voor QI (april) zijn zelfs negatief (-79 stuks), maar daar gaan uiteraard nog 2 maand volumes en de nodige wijzigingen overheen komen. Waarschijnlijk resulterend in netto positieve groei.

De nieuwe gerapporteerde netto capaciteit nam even toe, van, momenteel, 548 MWp in QIV 2021, naar 623 MWp, in QI 2022, maar is daarna ook stelselmatig minder geworden. Om een voorlopig dieptepunt te bereiken in QI 2023, met nog maar 123 MWp nieuw gerapporteerd volume. Dat is nog maar 20% van het nu bekende nieuwe volume in QI 2022, een jaar eerder. En het is slechts 37% van de nu bekende nieuwe aanwas in het voorgaande kwartaal, QIV 2022 (333 MWp). Ook voor de eerst zichtbaar geworden aanwas voor QII 2023 geldt een netto negatieve "groei", van -15 MWp, waar later ongetwijfeld nog veel aan zal gaan wijzigen. Voor de evolutie van de gemiddelde systeem omvang, zie ook de grafiek onder paragraaf 2a.

3c. Jaarlijkse toenames van aantallen en capaciteit van gecertificeerde PV-installaties CertiQ YOY 2009 - 2022

Wederom naar analogie van de grafiek voor de eindejaars-volumes, ditmaal de daar uit afgeleide jaargroei cijfers volgens de laatste data update van CertiQ, in bovenstaande grafiek (alle drie parameters met referentie de rechter schaal, logarithmisch weergegeven). Omdat de langjarige historie de laatste 2 maanden van dit jaar geen update heeft gehad bij CertiQ, is de grafiek samengesteld uit de (gereviseerde) data beschikbaar in de update van 1 maart, tot en met het jaar 2020, en zijn de nieuwe data voor 2021 en 2022 toegevoegd, gebruikmakend van de huidige update van mei 2023. De grafiek toont dus de huidige situatie, met de laatst beschikbare bron-cijfers. Mochten toekomstige "historische" jaarcijfers alsnog wijzigen, zullen die in latere updates worden toegevoegd aan deze grafiek.

Duidelijk is te zien dat er een verschil is in de trend bij de nieuwe jaarlijkse aantallen installaties (blauwe kolommen) en bij de nieuwe capaciteit per jaar (gele kolommen). Bij de aantallen beginnen we op een hoog niveau van 3.765 [overgebleven* !] nieuwe installaties in 2009, het gevolg van de vele duizenden grotendeels particuliere kleine SDE beschikkingen die in de eerste jaren van de SDE (2008 tm. 2010) werden opgeleverd. Die bron droogde al snel op omdat particuliere installaties de facto uit de opvolger regelingen werden gedwongen (eis minimaal 15 kWp, later ook nog verplicht grootverbruik aansluiting), en zakte de hoeveelheid nieuwe installaties dan ook stapsgewijs naar het dieptepunt van 259 nieuwe projecten in 2014. Daarna zwol het jaarlijkse volume weer aan door een reeks van (deels) succesvol geïmplementeerde SDE "+" regelingen, tot een voorlopig maximum van 5.503 nieuwe projecten in Corona jaar 2020.

Daarna is het tempo weer fors afgenomen, waar met name de wijdverspreide net-problemen een belangrijke (maar niet de enige) oorzaak van zijn. In 2021 en 2022 zijn met de recentste cijfers nu 3.861, resp. 2.277 nieuwe projecten toegevoegd. Dat laatst bekende volume voor 2022 is slechts 41% van het niveau in 2020.

Bij de capaciteit is de jaarlijkse aanwas in de beginjaren relatief "stabiel" geweest, met wat kleine op- en neerwaartse bewegingen, van 18,7 MWp nieuw in 2009, tijdelijk zakkend naar 13,0 MWp nieuw volume in 2010, nog eens 4 jaar iets boven dat niveau blijvend, om vanaf 2015 sterk te stijgen. Dat was in het begin vooral vanwege de implementatie van de toen succesvolle SDE 2014 regeling. Er werd elk jaar weer meer capaciteit toegevoegd, tot een maximum van 2.436,9 MWp, wederom in het Corona jaar 2020. Maar ook de nieuwe capaciteit kreeg met afnemende aantallen nieuwbouw projecten uiteraard klappen in de laatste twee jaren.

In 2021 was het nieuwe volume nog 1.992,0 MWp, dat is in 2022 momenteel nog maar 1.877,4 MWp. Dat is, met 77% van het maximale nieuwbouw volume in 2020, in ieder geval beduidend beter dan de flinke terugval bij de aantallen nieuwe projecten (41%), maar het is en blijft een grote stap terug in de aanwas van nieuwe capaciteit. Met, uiteraard, de blijvende disclaimer, dat ook deze jaargroei cijfers nog niet "in beton zijn gegoten", maar nog verder kunnen wijzigen. Opvallend is in ieder geval, dat met de laatste updates, het jaargroei volume voor de capaciteit in 2022 steeds dichter toekruipt naar dat van het voorgaande jaar.

Wederom heb ik uit deze uit de eindejaars-data afgeleide jaargroei cijfers uiteraard ook weer de gemiddelde systeemcapaciteit van de nieuwe aanwinsten per jaar berekend, en getoond in de groene curve (vermogen in kWp gemiddeld per nieuwe installatie). Deze vertoont, na een lichte inzinking tussen 2009 en 2010, een zeer sterke progressie, van 5,0 kWp bij de nieuwe projecten in 2009, tot alweer 824,5 kWp gemiddeld per nieuw project in 2022. Een factor 165 maal zo groot, in 13 jaar tijd. Deze enorme schaalvergroting, sterk gedreven door de oplevering van honderden zonneparken en enorme distributiecentra bomvol zonnepanelen op de platte daken, is een van de belangrijkste oorzaken, van de nieuwe realiteit bij de stroomvoorziening in Nederland: de overal zichtbaar wordende netcongestie. Wat uiteraard ook zijn weerslag heeft gekregen op de progressie van de uitbouw van de gecertificeerde nieuwe volumes in de CertiQ databank: de uitbouw is sterk aan het vertragen.

* Met name uit de oudere SDE regelingen, vallen regelmatig lang geleden bij CertiQ ingeschreven projecten weg. Hier zijn verschillende redenen voor. In de uitgebreide SDE project analyses van Polder PV wordt hier gedetailleerd over gerapporteerd (exemplaar 1 april 2023, zie hier).


4. 100 procents-grafieken en segmentatie naar grootteklasse

Een van de nieuwe mogelijkheden van de herziene presentaties bij CertiQ, is de segmentatie naar grootteklasse. Daar kon tot voor kort uitsluitend iets over gezegd worden op basis van de jaaroverzichten, waar, al lang geleden op basis van een verzoek in die richting door Polder PV, inderdaad werk van gemaakt is door CertiQ. Zoals in de eerste analyses van de januari rapportage al duidelijk werd, is dit nu ook op maandelijkse basis mogelijk. Met, we blijven dit herhalen, de waarschuwing, dat alle cijfers bijgesteld kunnen worden in latere updates, met name m.b.t. de meest recente data. Bij de al wat oudere periodes vinden wijzingen minder vaak plaats, en zijn ze meestal van een bescheiden omvang.

In het 3e artikel over de eerste resultaten van januari heb ik al meer-jaarlijkse trends laten zien bij de evolutie van de diverse grootte klasses. Inclusief een nog in de bestanden van CertiQ voorkomende enorme anomalie, die niet bleek te zijn hersteld (artikel 14 februari 2023). Van dat historische overzicht zijn, om onbekende redenen, tm. de huidige update geen updates verschenen. Maar uiteraard wel op de wat kortere termijn. De aangepaste nieuwe data voor april en de meest recente periode daar aan voorafgaand vindt u hier onder.

4a. 100 procents-grafiek aantallen per categorie

Een zogenaamde "100-procents-grafiek" voor de evolutie trends van de 8 door CertiQ onderscheiden grootteklassen van de gecertificeerde PV-populatie die zij bijhouden, dit exemplaar voor de aantallen projecten aan het eind van elke maand. Voor eind april / begin mei 2023 zijn de absolute waarden per grootteklasse rechts weergegeven. Globaal genomen nemen de kleinste categorieën (1-5 kWp, 5-10 kWp, en 10-50 kWp) in betekenis verder af sedert juli 2021, de impact van de grotere categorieën wordt groter. In de april 2023 update, is het totale aantal installaties groter of gelijk aan 50 kWp, medio 2021 al meer dan de helft, met het gezamenlijke volume al op bijna 56% van het totaal gekomen (18.869 van, in totaal, 33.816 projecten). De categorie 100-250 kWp omvat het grootste aantal projecten, 7.264 exemplaren, afgezien van de kleinste installaties tot 5 kWp (8.689 stuks, eind april 2023). Uiteraard hebben de grotere project categorieën, vanaf 250 kWp, weinig tot bescheiden aantallen. Maar schijn bedriegt: ze omvatten de allergrootste volumes bij de capaciteit, zie de volgende grafiek.

Plussen en minnen

Een klein deel van de afnemende betekenis van de kleinste project categorieën wordt veroorzaakt door continue uitval uit het databestand van CertiQ (diverse redenen mogelijk, ook al heel lang waargenomen bij de SDE portfolio's, analyse status 1 april 2023). Daar staat ook weer tegenover dat volledig buiten de populaire SDE regelingen om gerealiseerde kleinschalige projecten bijgeschreven kunnen worden in de registers van CertiQ. In de eerste 4 maand rapportages van 2023 werden er bijvoorbeeld netto 7 installaties in de kleinste project categorie uitgeschreven, maar kwamen er tegelijkertijd een verrassende hoeveelheid van 105 exemplaren bij in de categorie 5 tm. 10 kWp, waarvoor normaliter beslist geen (nieuwe) SDE beschikking afgegeven kan zijn sedert SDE 2011. Dat soort kleine projecten zijn mogelijk afkomstig uit portfolio's van bedrijven zoals Powerpeers en Vandebron, die geoormerkt garanties van oorsprong (GvO's) van door de afnemer aangewezen projecten afboekt, ter "vergroening" van de stroomconsumptie van de klant. Daar kunnen ook (zeer) kleine residentiële projecten bij zitten.

De grootste categorie, projecten groter dan 1 MWp per stuk, omvat eind april 1.336 installaties (19 meer dan in de vorige update tm. maart), wat slechts 4,0% van het totale aantal is op dat moment. Op herhaalde verzoeken van Polder PV, om deze grote "verzamelbak" verder op te splitsen, gezien de dominante hoeveelheid capaciteit in deze categorie, is CertiQ tot nog toe helaas niet ingegaan.

4b. 100 procents-grafiek capaciteit per categorie

Een vergelijkbare "100 procents-grafiek" als voor de aantallen projecten, maar nu voor de periode juli 2021 tm. april 2022, voor de daarmee gepaard gaande capaciteiten in MWp. Voor eind april 2023 zijn wederom de absolute volumes rechts weergegeven. Een totaal ander beeld is hier te zien, met "überdominant" de grootste project categorie (installaties groter dan 1 MWp). Waarvan het aandeel op het totale volume in de getoonde periode verder flink is toegenomen, van bijna 51% eind juli 2021, tot 57% eind april 2023 (5.597 MWp, t.o.v. het totale volume van 9.817 MWp in die maand). Waarmee de almaar voortdurende schaalvergroting in de projecten sector wederom wordt geïllustreerd. Dit, met tevens een vingerwijzing naar het relatief bescheiden aantal projecten (vorige grafiek: 1.336 projecten in april 2023), terug te voeren op een steeds hoger wordende systeemgemiddelde capaciteit van de projecten in deze grootste categorie. In juli 2021 was dat nog 4,0 MWp gemiddeld, eind april 2023 is dat alweer toegenomen naar bijna 4,2 MWp, een toename van 4%.

Voor de overige categorieën blijft er dan niet zeer veel "ruimte" meer over op het totaal. Nemen we ook nog de drie opvolgende categorieën mee (flinke projecten van een halve - 1 MWp, 250 - 500 kWp, resp. 100 - 250 kWp), claimen de grootste vier project categorieën het allergrootste geregistreerde volume in de totale markt. Dit was in juli 2021 al 93,3%, eind april 2023 is dat alweer verder gegroeid naar 94,7%. De kleinste 2 categorieën zijn op deze schaal al vrijwel niet meer zichtbaar. Hun aandeel is in april 2023 geslonken naar nog maar 0,15% van totaal volume (15,2 MWp, projecten van elk 5 - 10 kWp, ondanks tussentijdse groei), resp. 0,22% (22,0 MWp, projecten van elk 1 - 5 kWp).


5. Jaarvolume segmentaties 2022 - 2023

5a. 2022 revisited - status update 1 mei 2023

In de maandrapport analyse voor januari dit jaar publiceerde ik ook een tabel met de nieuw gereconstrueerde cijfers voor de jaargroei voor kalenderjaar 2022. Daar zijn natuurlijk weer veel wijzigingen in gekomen, die ik hier onder weergeef in tabelvorm. Voor nadere toelichting, zie de analyse bij het januari rapport. Wijzigingen van de oorspronkelijke gegevens (aantallen en capaciteit) t.o.v. het vorige exemplaar, van maart, zijn cursief weergegeven. Slechts enkele cijfers zijn ongewijzigd gebleven in de huidige versie. De meeste afgeleide cijfers zijn uiteraard (deels "achter de komma") mee gewijzigd.

Nieuwe jaarvolumes 2022 (YOY)
Aantallen
aandeel op totaal (%)
Capaciteit (MWp)
aandeel op totaal (%)
Gemiddelde capaciteit per nieuwe installatie (kWp)
1-5 kWp
-48
-2,1%
-0,052
-0,003%
1,1
5-10 kWp
50
2,2%
0,406
0,02%
8,1
10-50 kWp
148
6,5%
4,773
0,25%
32,3
50-100 kWp
374
16,4%
28,778
1,5%
76,9
100-250 kWp
718
31,5%
124,762
6,6%
173,8
250-500 kWp
479
21,0%
165,354
8,8%
345,2
500-1.000 kWp
255
11,2%
181,924
9,7%
713,4
> 1 MWp
301
13,2%
1.371,445
73,1%
4.556,3
Totaal
2.277
100%
1.877,390
100%
824,5

Aantallen nieuw "totaal" wijzigde van 2.213 naar 2.277; de capaciteit "totaal" nam wederom behoorlijk toe, van 1.787,2 MWp naar 1.877,39 MWp. De systeemgemiddelde capaciteit van de toevoegingen in 2022 veranderde mee, en is weer wat hoger geworden: van 807,6 kWp naar 824,5 kWp bij de totale volumes. Zie de tabel voor de overige details bij alle segmentaties.

Overduidelijk is, dat de grootste groei bij de aantallen nieuwe projecten in 2022 lag bij de installaties van 100 tm. 250 kWp (inmiddels 718 nieuwe exemplaren bekend, 31,5% van totale jaarvolume), met categorie 250 tm. 500 kWp als goede tweede (479 nieuwe projecten, 21,0%). Opvallend is het ook forse volume van alweer 301 (vorige update 291) nieuwe installaties in de grootste projecten categorie >1 MWp (13,2%), waar de meeste grondgebonden zonneparken en grote rooftop installaties op distributiecentra e.d. onder vallen. Ook valt de negatieve groei van de kleinste project categorie op, er zijn netto 48 projecten uit de databank van CertiQ "uitgeschreven" (diverse redenen mogelijk, waar onder misschien eerste oude projecten met een SDE 2008 beschikking, die door hun subsidie termijn heen zijn).

Bij de capaciteit is het verhaal compleet anders. Hier blijft de categorie projecten groter dan 1 MWp alles veruit domineren, met maar liefst 1.371,4 MWp (vorige update 1.291,8 MWp) van het totale 2022 jaarvolume (73,1%) op haar conto, een zoveelste illustratie van de schaalvergroting in de projecten markt. De drie opvolgende categorieën kunnen nog enigszins - op grote afstand - meekomen, met aandelen van 9,7, 8,8, resp. 6,6% van het totale toegevoegde project volume (capaciteit), de kleinste 3 categorieën doen uitsluitend voor spek en bonen mee bij dit grote projecten-geweld (aandelen 0,25% of veel minder bij de capaciteit).

5b. Groei in de eerste vier maanden van 2023 - status update 1 mei 2023

Naar analogie van de - gewijzigde - cijfers voor de nieuwe aanwas in heel 2022 (vorige tabel), geef ik hier onder de nog zeer voorlopige data voor de als "zeer rustig" te bestempelen eerste vier maanden van 2023 (cumulatie januari tm. april):

Nieuwe "jaar" volume 2023 (jan. tm. apr.)
Aantallen
aandeel op totaal (%)
Capaciteit (MWp)
aandeel op totaal (%)
1-5 kWp
-7
-5,5%
0,007
0,01%
5-10 kWp
105
82,0%
0,948
0,9%
10-50 kWp
-37
-28,9%
-1,081
-1,0%
50-100 kWp
26
20,3%
1,969
1,8%
100-250 kWp
2
1,6%
0,820
0,8%
250-500 kWp
6
4,7%
-0,355
-0,3%
500-1.000 kWp
17
13,3%
14,153
13,1%
> 1 MWp
16
12,5%
91,477
84,7%
Totaal
128
100%
107,938
100%

Uit dit overzicht blijken 2 zaken kristalhelder: de groei is in de eerste 4 maanden in bijna alle kleinere categorieën "niet van betekenis" geweest, en/of, vanwege de vele wijzigingen in de actuele databestanden bij CertiQ, hebben deze zelfs (tijdelijk ?) tot negatieve groeicijfers geleid t.o.v. de herziene status aan het begin van het jaar (= status EOY 2022, vorige tabel). Er zijn nogal wat wijzigingen geweest, sommige voorheen "negatieve groeicijfers" zijn nu omgeturnd in positieve exemplaren. Nogmaals wijs ik op het uitgebreide commentaar van CertiQ, hoe dergelijke (tijdelijke) negatieve groeicijfers en wijzigingen daarin tot stand kunnen komen in hun databestanden. Het berekenen van systeemgemiddeldes bij negatieve groeicijfers heeft niet zoveel zin, dus die heb ik voor dit specifieke overzicht voorlopig weggelaten.

In totaal zijn er netto bezien dit jaar nog maar 128 nieuwe projecten bijgekomen in de eerste 4 maanden, al zal dat nog wel aardig bijgesteld kunnen gaan worden in komende updates. Het is in ieder geval extreem laag, laat dat duidelijk zijn. Een neergaande trend bij de netto bijkomende projecten was al veel langer zichtbaar in de klassieke maand rapportages. Zie de eerste grafiek in de analyse van het laatste "gangbare" maandrapport van CertiQ (december 2022).

"Redelijke" groei van capaciteit

Wat overblijft, is het enige positieve punt, namelijk de groei van de capaciteit. De facto is die vrijwel exclusief neergekomen op een toename in, het wordt eentonig, de grootste project categorie (registraties per stuk groter dan 1 MWp). Want daar werden in de eerste 4 maanden van dit jaar toch een "redelijke" 91,5 MWp aan toegevoegd, 85% van het totale volume van 107,9 MWp. Al moet daarbij ook worden verteld, dat het totale volume voor deze 4 maanden tot 2 maal toe flink neerwaarts is bijgesteld t.o.v. de hoge 399 MWp voor de eerste 2 maanden in het vorige rapport ...

De in de vorige update gerapporteerde disclaimer, dat voor de grootste project categorie een schier onmogelijk hoog project gemiddelde van 31,5 MWp per project resulteerde voor het eerste kwartaal, lijkt met de huidige forse bijstellingen in ieder geval alweer achterhaald, zoals ook al voorspeld. Het gemiddelde met de huidige cijfers is, over de 1e vier maanden van dit jaar terug gevallen naar een veel "logischer" gemiddelde van 5,7 MWp voor de grootste projecten.

De enige categorie die nog enigszins iets voorstelt, is de op een na grootste, met projecten tussen de 500 en 1.000 kWp, die momenteel een verzameling van ruim 14 MWp telt. De overige categorieën stellen nog weinig voor bij de capaciteit.


6. Evolutie van gecertificeerde zonnestroom productie / uitgifte van GvO's

Ook voor deze parameter geldt, dat er geen update van de historische cijfers is gegeven, behalve voor de meer recente data vanaf mei 2021. In onderstaande grafiek daarom ook alleen de situatie van de meeste recente jaren. Voor een fraaie grafiek die verder terug gaat in de tijd, zie de update in de bespreking van het februari rapport van dit jaar, en het commentaar daarbij.

De extractie van een continue reeks van zonnestroom productie data uit de nieuwe spreadsheets van CertiQ is niet eenvoudig omdat er terug gerekend moet worden naar maand van productie, er continu wijzigingen / bijstellingen zijn, en alle over verschillende periodes uitgegeven garanties van oorsprong (GvO's) voor gecertificeerde zonnestroom uiteindelijk per maand opgeteld moet worden. Bovenstaande grafiek is het uiteindelijke resultaat, met de meest recent beschikbare reeks van mei 2021 tm. maart 2023. In de maand rapportages lopen de productie resultaten altijd 1 maand achter op die van de opgestelde capaciteit. De productie is weergegeven in de blauwe curve (rechter Y-as als referentie, eenheid GWh = 1 miljoen kWh).

Er zijn twee "drijvende krachten" achter het verloop van deze curve. Ten eerste natuurlijk de seizoens-variabiliteit, die zich uit in hoge producties in de zomermaanden ("toppen"), resp. lage output in de wintermaanden ("dalen"). Meestal is december de slechtst producerende maand. Eerder zagen we al dat, sterk afhankelijk van de gemiddelde instralings-condities in de betreffende maand, in de zomerperiodes hetzij mei (2020), juni (2019, 2021, 2022), of juli (2017, 2018) de best performer waren bij de productie. Voor de hier getoonde recentere periode zijn de waargenomen "zomer pieken" beiden in juni gevallen. De piek in juni 2021 is gelijk gebleven t.o.v de vorige update (921 GWh). Die voor juni 2022 is inmiddels wederom aangepast, met 0,2% bovenop de waarde in de maart 2022 rapportage (1.230 GWh), naar alweer een nieuw record van 1.232 GWh in de huidige revisie.

Maart 2023 zit momenteel, met de eerst beschikbare data, op 563 GWh. Dat is momenteel 28% lager dan de 779 GWh (gereviseerd) in extreem zonnig maart 2022. De verwachting is, dat het volume voor met name maart 2023 nog wel wat kan bijtrekken. Sowieso zullen ook de piek volumes uit met name de laatste 2 jaar later nog wel wat worden bijgeplust. Zeker van de kleinere projecten, die niet maandelijks door een meetbedrijf worden gemeten, komen productiecijfers namelijk heel erg laat pas beschikbaar, en worden ze dan pas aan de databestanden van CertiQ toegevoegd. En worden ze "zichtbaar" in de hier getoonde productie historie.

De tweede drijvende kracht achter deze curve is uiteraard de in het recente verleden zeer onstuimige groei van de projecten markt, met telkens flink meer, gemiddeld genomen steeds grotere PV projecten, wier nieuwe productie volumes in de loop van het kalenderjaar toegevoegd worden aan de output van het eerder al bestaande productie "park". Dat is dé drijvende kracht achter de steeds hoger wordende pieken (bovenop de verschillen in instraling van jaar tot jaar). De verwachting is, dat zelfs bij "redelijke" instraling (in vergelijking met de hoge niveaus in 2022), en met sterk vertraagde uitbouw van nieuwe productie capaciteit, komende zomer weer nieuwe piketpalen verzet zullen gaan worden. En dat er in een van de drie "zomerse" maanden mei, juni of juli, weer een nieuwe productie record gehaald zal gaan worden door de gecertificeerde PV populatie in Nederland.

Progressie in winter"dips"

In de productie curve is goed te zien dat de zogenaamde "winter-dips" ook op een steeds hoger niveau komen te liggen, a.g.v. de almaar toenemende productie capaciteit, die ook in de winter aan een toenemende hoeveelheid zonnestroom productie bijdragen. In deze laatste update blijkt december 2022 ook alweer een wat hoger volume te tonen, dan in de januari tm. maart rapportages. December 2022 komt inmiddels uit op 131,1 GWh. Dat is al 8,9% hoger dan in december 2021 (120,4 GWh), en is zelfs al een factor 4,4 maal het niveau van de "dip" in het winterseizoen van 2017/18 (jan. 2018 29,8 GWh, zie eerder gepubliceerde historische grafiek). De verwachting is dat met name de recentere maand productie cijfers later nog opgeplust zullen gaan worden.


7. Jaarproducties volgens Garanties van Oorsprong

Een herziene versie van de grafiek met de jaarlijkse uitgifte van Garanties van Oorsprong (GvO's) werd gegeven in de analyse van de februari cijfers (link). Er is nog steeds geen nieuwe revisie van de oudere cijfers, alleen van de data vanaf mei 2021. Omdat de oudere cijfers ondertussen flink gewijzigd kunnen zijn, kunnen er nog geen nieuwe totale volumes worden bepaald.


8. Bronnen

Intern

CertiQ / VertiCer update maart 2023 - nieuwe en bijgestelde cijfers gecertificeerde zonnestroom, eerste kwartaal 41% van nieuw volume QI 2022 (4 april 2023)

CertiQ / VertiCer update februari 2023 - nieuwe en bijgestelde cijfers gecertificeerde zonnestroom, hoge toevoeging capaciteit januari, zeer lage hoeveelheden in februari (7 maart 2023)

Revisie van historische maand- en jaarcijfers CertiQ. Deel II. Grafieken, nieuwe jaarvolumes (hoger in 2018-2020, lager in 2021), volledige sequentie Garanties van Oorsprong. (14 februari 2023)

Januari 2023 flinke toename geregistreerde gecertificeerde zonnestroom capaciteit, 354 MWp, maar het verhaal is complexer bij CertiQ. Deel I. (8 februari 2023)

CertiQ herziet cijfer presentatie methodiek - een nieuw tijdperk ? (8 februari 2023)

Sinterklaas surprise november rapport CertiQ 2022 bleek een fopspeen: december rapport wederom "negatieve groei", 1e status update. (9 januari 2023, laatste analyse van "klassieke" maandrapportage, en links naar eerdere analyses in 2021 en 2022)

Meer licht in de duisternis (?) omtrent ontwikkeling gecertificeerde zonnestroom portfolio in (2019-) 2020 bij CertiQ. (4 november 2020; vroege signalering van sterk wijzigende historische CertiQ data door Polder PV)

Extern

Statistische overzichten CertiQ (met vanaf begin 2023 nieuwe publicaties in de vorm van - ingewikkelde - spreadsheets, per maand een update, en een generieke update voor alle oudere records vanaf 2006)

Statistieken archief CertiQ (zip files met alle oudere maandrapportages "klassiek pdf format")


2 mei 2023: Zonnestroom productie Polder PV in april: wederom flink lager dan in april 2022. In dit artikel worden de primaire productie gegevens van Polder PV's oude PV-systeem voor april 2023 weergegeven. Data verkregen uit maandelijkse meterstand opnames van de 13 micro-inverters van onze, voor het kern-systeem inmiddels minimaal 22 jaar oude PV installatie (netkoppeling 1e vier zonnepanelen: 13 maart 2000; 2e set van 6 op 12 oktober 2001, gevolgd door kleinere toevoegingen in 2007 en 2010).

De tabel met de producties van de verschillende "sets" zonnepanelen van Polder PV. Links is de productie in april 2023 weergegeven; vervolgens de resultaten voor januari tm. april 2023; helemaal rechts ter vergelijking de specifieke productie in zonnig april 2022. Naast het opgestelde vermogen in Wp wordt de productie per groep in Wattuur (Wh) vermeld, ernaast de belangrijke afgeleide specifieke opbrengst (in kWh/kWp, hetzelfde als Wh/Wp), waarmee de uit verschillende vermogens bestaande deelgroepjes goed vergeleken kunnen worden.

De "beste" specifieke opbrengsten in april 2023 werden ditmaal, met stip, wederom door onze oudste set panelen, 4 stuks 93 Wp modules, op 1 mei 2023 reeds 8.449 dagen productief sedert de netkoppeling in maart 2000, behaald, 107,1 kWh/kWp. Ditmaal waren het 2 in de voorste rij staande 108 Wp modules die het minst presteerden, met 85,1 kWh/kWp in die maand (rode band). Het kern-systeem van 10 panelen / 1,02 kWp (lichtgroene band) had een opbrengst van ruim 101 kWh, wat neerkomt op een specifieke opbrengst van 99,2 kWh/kWp. Dat is, in Polder PV's productie historie, wederom een flink tegenvallende opbrengst. 13,3% lager dan in (zonnig) april 2023. En in de reeks sedert 2001, is het opnieuw de op 2 na slechtste maandproductie geweest voor deze 10 panelen.

Het KNMI karakteriseerde april 2023 als "Koel, nat, en een normale hoeveelheid zon ". Er werden landelijk bezien 191 zonuren gemeten tegenover 195 "normaal" (referentie periode 1991-2020). Station Eindhoven kwam op de laatste plaats, met 167 zonuren; het kustgebied kreeg het meeste aantal zonuren te zien met vooraan in de rij, station Wijk aan Zee (NH), met 209 zonuren. Centraal gelegen De Bilt registreerde 186 zonuren tegenover 189 normaal.

Helemaal rechts vindt u de relatief hoge specifieke opbrengsten gehaald in april 2022. Deze zijn allemaal beduidend hoger dan de matige resultaten in april 2023, wat een goede indicatie is van de soms forse verschillen van gelijkwaardige productie tijdvakken, tussen jaren onderling. April 2022 komt bij Polder PV qua productie van zonnestroom op de tweede plaats in de "april rating" sedert 2021 (zie derde grafiek).

In deze grafiek alle maandproducties van het kern-systeem van 10 panelen (1,02 kWp) bijeen, met elk kalenderjaar een eigen kleur. 2023 is in januari toegevoegd, met een lichtgele kleurstelling. Tot oktober 2001 waren er nog maar 4 panelen in het eerste systeem, en de producties daarvan zijn dan ook niet vergelijkbaar met de rest van de datapunten. Oktober 2010 was het hele systeem grotendeels afgekoppeld van het net, vandaar de zeer lage waarde voor die maand. Die wordt dan ook niet meegenomen in de berekening van het langjarige gemiddelde per maand, de dikke zwarte lijn in de grafiek.

April 2023 is, net als voorganger maart, "flink ondergemiddeld" uitgevallen, met voor de hier getoonde set van 1,02 kWp (10 panelen) een productie van 101,2 kWh, 10,5% onder het langjarige gemiddelde over 2001 tm. 2023 (113,1 kWh). De spreiding van de productie is ook voor april zeer hoog, tussen de 90 en 141 kWh. Dat heeft te maken met grote verschillen in wolken bedekkingsgraad. Als het regelmatig bewolkt is, zoals in afgelopen maand, is de productie in deze maand sowieso zéér laag, ook door de nog relatief ongunstige zonnestand, en de nog vrij korte daglengte. Komen er veel (deels) onbewolkte dagen voor, zoals in april 2022, is mede door de koude lucht, zeker in combinatie met wind, het rendement van de panelen hoog, vanwege de "negatieve temperatuur coëfficiënt" van kristallijn Silicium. Vandaar de behoorlijke verschillen die optreden, sterk afhankelijk van het generieke weertype in april.

In deze vergelijkbare grafiek zijn alleen de maandproducties van de laatste vier jaar getoond. In het huidige nieuwe exemplaar is, sedert het eerste maandrapport voor dit jaar, 2019 verwijderd, en 2023 toegevoegd (met nieuwe kleurstelling). Zelfs in zo'n relatief korte periode zijn de verschillen soms groot, met name in de lange zomerse periode. En komen ook buiten het hoge productie seizoen soms flinke extremen voor, zoals de record productie in maart 2022, en, daar tegenover staand, het zwaar tegenvallende resultaat in dezelfde maand in 2023. In april is het verschil (in dit relatief korte tijdsbestek) een stuk kleiner.

In deze grafiek geef ik de cumulatieve opbrengsten per kalenderjaar voor alle voorgaande maanden per kalenderjaar. Met inmiddels het resultaat van de productie van januari tm. april voor 2023. Met daarin al forse verschillen tussen de jaren onderling. De eerste twee jaren (2000, 2001) gelden niet voor het gemiddelde of de mediaan, omdat er toen grotendeels nog maar 4 zonnepanelen aanwezig waren en de producties dus veel lager dan met tien panelen. Het gemiddelde voor 12 kalendermaanden is in de laatste oranje kolom weergegeven en bedraagt, voor januari tm. april (periode 2002-2023) 265 kWh voor dit deel-systeem.

We zien dat er 3 jaren zijn die in die periode hier duidelijk (en een viertal beduidend minder sterk) bovenuit steken. Het voor Polder PV beroemde jaar 2003 blijft boven alles uit-torenen, met 326 kWh, gevolgd door 2022, met name vanwege de zeer productieve maanden maart en april, 303 kWh, en 2002, met 294 kWh. Januari - april 2023 zit, vooral vanwege de flink tegenvallende resultaten voor maart en april, ver onder het gemiddelde (achteraan weergegeven in de oranje kolom), met 234 kWh 11,4% onder dat langjarige gemiddelde. Met name door het enorme verschil tussen de producties in maart en april, is het verschil met de cumulatieve productie van januari tm. april in 2022 zeer groot, 69 kWh (23% lager), al is het iets afgenomen t.o.v. het relatieve verschil tot en met maart. Er zijn 2 jaren met een vergelijkbare of nog lagere output in het eerste kwartaal, toen deels defecte micro-inverters in het systeem aanwezig waren, waarvan vervanging lang duurde (QI 2004 en 2005). Ook 2012 en 2013 zaten relatief laag in de boom, in de eerste vier maanden.

In de grafiek is wederom de mediaan waarde voor de jaren 2002 tm. 2023 weergegeven, in de vorm van de horizontale, magenta streepjeslijn. Deze ligt nog steeds duidelijk lager dan het gemiddelde, op 261 kWh. De productie in de eerste 4 maanden van 2023 ligt daar 10,1% onder.

In deze grafiek zijn de voortschrijdende cumulaties van de energie (stroom) productie van het 1,02 kWp basis-systeem te zien, met elk jaar een eigen kleur. In een recente versie, die het hele kalenderjaar 2022 reeds toonde, voor de meeste "nieuwkomers" met zonnepanelen een absoluut record jaar, werd de op 1 na hoogste opbrengst voor het kern-systeem van Polder PV getoond. Wat lager dan de recordhouder 2003. Links zijn de eerste resultaten voor 2023 terug te vinden, in een lichtgele kleurstelling. Wat aanvankelijk iets bovengemiddeld begon, maar door de fors tegenvallende opbrengst in maart en april in cumulatie nu op een beduidend ondergemiddeld niveau ligt (234 kWh in de maanden januari tm. april). Het kan verkeren, maar dat weet een ieder die een weers-afhankelijk productie systeem in/op huis heeft.

Data Anton Boonstra, Siderea, NKP, en Energieopwek.nl

Anton Boonstra was uiteraard weer rap met zijn gegevens, en publiceerde 1 mei al zijn data extracten met bijbehorende grafieken op Twitter. Met betrekking tot de horizontale instraling in april, liet hij zien dat, met gemiddeld 120,8 kWh/m² in het horizontale vlak, de instraling bijna 9,4% onder het relatief hoge niveau lag van april 2022 (133,3 kWh/m²). De grootste absolute afwijkingen waren, net als in maart, terug te vinden in Limburg (115,8 kWh/m²), en ditmaal in Noord-Holland, met 124,1 kWh/m². In relatieve zin, liepen de verschillen t.o.v. april 2022 uiteen, van slechts 3,4% minder instraling in provincie Drenthe, tot 12,5% minder in Limburg.

Kijkend naar de fysiek gemeten productie in een fors bestand van ruim 1.200 "tweaker" PV installaties op het PVOutput.org portal, lag de output gemiddeld genomen 9,2% lager in april 2023, dan in dezelfde maand in 2022, en wel, op een niveau van 100,1 kWh/kWp. Ditmaal waren de extremen, in absolute zin, Friesland (95,9 kWh/kWp), respectievelijk Noord-Holland, met 105 kWh/kWp Op de 2e plaats kwamen, ex aequo, Drenthe en regelmatig kampioen, Zeeland (104 kWh/kWp). In relatieve zin deed Limburg het het minst goed, met 12,4% minder productie in april 2023 dan in dezelfde maand in het voorgaande jaar. Overijssel kwam het minst slecht uit de bus, met een specifieke productie van minus 5,3% t.o.v. april 2022.

Mijn provincie Zuid-Holland bleek gemiddeld genomen uit te komen op 102 kWh/kWp in april 2023. Dat is gemiddeld beter dan de prestatie van de meeste deelsystemen van de oude installatie van Polder PV. Alleen de oudste deel-installatie van 4 stuks 93 Wp panelen deed het beduidend beter (zie tabel bovenaan).

Kijken we naar de gemiddelde instraling in de eerste vier maanden, kwam Boonstra bij het nationale gemiddelde op 253,8 kWh/m², wat, vanwege de fors tegenvallende maand maart en de ook duidelijk mindere opvolgende april maand, 15,9% onder het gemiddelde lag in dezelfde periode in 2022. Limburg bleef achter, met 243,9 kWh/m². Zeeland stak zoals gebruikelijk ver boven de rest uit, met 264,0 kWh/m². Relatief bezien, deed Limburg het wederom het slechtst (18,8% minder instraling in het horizontale vlak dan in de eerste vier maanden van 2022). Drenthe (-12,4%) en Groningen (-12,5%) hielden de schade beperkt t.o.v. dezelfde periode in het voorgaande jaar.

Tot slot, weer terugkerend naar de producties van de bijna uitsluitend residentiële installaties bij PVOutput.org, stelde Boonstra vast, dat er gemiddeld genomen een productie van 219,1 kWh/kWp is gemeten in de eerste vier maanden van 2023, wat 19,4% lager lag dan de productie in die periode in 2022. De extremen lagen tussen 205 kWh/kWp in Friesland, en 233 kWh/kWp in Zeeland. Zuid-Holland kwam gemiddeld genomen op 224 kWh/kWp in deze eerste vier maanden. Ondanks de zeer matige maandproducties in maart en april, zat het in Leiden zetelende Polder PV systeem dus nog steeds beduidend hoger, met 230 kWh/kWp voor de tien panelen in het kern-systeem (eerste tabel).

In relatieve zin, deed ditmaal niet Noord-Holland, maar Limburg het t.o.v. de eerste vier maanden van 2022 het slechtst, met 21,5% minder opbrengst. Groningen bleef er - in relatieve zin - nog het "genadigst" van af te komen, met 16,6% minder opbrengst dan in de periode januari tm. april in 2022.

Siderea

Volgens Siderea.nl, was de stroomproductie uit zonnepanelen in april 2023 "enkele procenten hoger dan 'normaal'", waarbij als referentie periode echter het tijdvak 1991-2010 wordt gebruikt. In de daar gepresenteerde landelijke opbrengst berekening komen de haalbare specifieke producties voor fout-loos werkende PV-installaties uit op waarden tussen de 98 kWh/kWp voor Eindhoven, en 107 kWh/kWp voor Hoogeveen voor PV-systemen met "gemiddelde oriëntaties", Voor projecten met "optimale" oriëntaties zijn de bijbehorende berekende (mogelijke) output cijfers 104 kWh/kWp voor Eindhoven, resp. 123 kWh/kWp voor het in Noord-Holland liggende Wijk aan Zee, voor april 2022.

Nationaal Klimaat Platform

Het Nationaal Klimaat Platform publiceerde een overzicht over april op 2 mei 2023, getiteld "Sprong in negatieve stroomprijzen, nieuw record duurzame stroom". Een referentie naar het record aantal uren met negatieve stroomprijzen tm. april (27 uren nieuw, cumulatief 56), a.g.v. de hoge productie van elektra uit hernieuwbare bronnen. Martien Visser, brein achter het energieopwek.nl portal, wat wordt gebruikt voor de maandrapportages op de NKP site, verwacht dat, vanwege toenemend slimmer gebruik van elektra op piekmomenten (met name bij zon midden op de dag), dat het steeds groter wordend aantal "negatieve stroomprijs" uren weliswaar aanvankelijk nog wel zal stijgen, maar vermoedelijk minder snel dan door velen gevreesd. Dit wordt in een separaat artikel op de NKP site door Visser nader toegelicht (2 mei 2023).

Wederom is een record bereikt bij de productie van elektra uit HE bronnen, in april dit jaar oplopend naar 58% van de totale stroomvraag in Nederland (april 2022 nog 49%). Zonnestroom had t.o.v. de totale productie in april 2023 (incl. fossiel) een aandeel van 24,1%, in maart was dat nog 14,7%. Bij een aanname van 25% groei van "het aantal zonnepanelen", wordt uitgegaan van een toename van 20% van de productie door Visser, rekening houdend met een "gemiddeld zon aanbod" in april volgens het KNMI. De windcondities waren iets minder gunstig, waardoor de output van windenergie ongeveer op het niveau van april 2022 bleef steken, bij de waargenomen groei aan nieuw in bedrijf genomen turbines.

De totale productie van energie uit hernieuwbare bronnen, waarvan elektra slechts een deel is, was, berekend, 7% hoger dan de output in april 2022, vooral veroorzaakt door de groei van nieuw zonnestroom productie vermogen. In april was de totale productie uit alle hernieuwbare bronnen alweer aardig in de buurt gekomen van de 30 PJ. Maart 2023 kwam daar beduidend boven uit, met de meest recente berekeningen van het energieopwek.nl portal.

Energieopwek.nl

De brondata voor het Nationaal Klimaat Platform worden als vanouds berekend door de computers van En-Tran-Ce van Martien Visser (energieopwek.nl website). In april 2023 waren de hoogste gemiddelde vermogens, berekend voor de output van zonnestroom in Nederland, 4,3 GW (3 april), tot zelfs 4,77 GW (19 april). Ook de 30e werd nog een forse piek van 4,67 GW bereikt. In totaal waren er 8 dagen waarvan de piek bijna, of al ver over de 4 GW lag. De hoge gemiddelde piek van 19 april 2023 is alweer ruim 26% hoger dan het record in april 2022 (3,78 GW op de 17e).

Het record van 19 april jl. komt neer op een berekende zonnestroom productie van 4,77 (GW) x 24 (uren) = 114,5 GWh. De laagste gemiddelde output werd voor april 2023 berekend voor de 1e (970 MW, een dag productie van 23,3 GWh aan zonnestroom). Dat is wel alweer een spectaculaire 64% meer dan het laagste niveau in maart dit jaar (op de 10e: 14,2 GWh).

Op 19 april werd voor die maand ook het hoogste momentane vermogen berekend midden op de dag, 14,51 GW. Het hoogste momentane niveau in maart was 11,71 GW. Zonnestroom piek producties werden afgewisseld door hoge pieken in de windstroom output, op winderige dagen richting de 7 GW momentaan vermogen gaand (cumulatie van wind op land en off-shore), ook op 19 april kort duidelijk boven de 7 GW in de vroege avond.

Met genoemde 14,51 GW momentane output voor alleen zonnestroom op 19 april, is inmiddels het oude record, van 22 juni 2022 (12,85 GW in bijgestelde berekening), alweer met 13% overvleugeld. De verwachting is, dat dit nieuwe record nog wel enkele keren gebroken zal kunnen gaan worden in mei tm. juli dit jaar. Dit, sterk afhankelijk, van de instraling, gecombineerd met de dan heersende omgevings-temperatruur.

Bronnen:

Meetdata Polder PV sedert maart 2000

Berichten Boonstra (Twitter)

Horizontale instraling april 2023 t.o.v. april 2022 per provincie (1 mei 2023)

Gemiddeldes specifieke maandproducties PVOutput.org systemen per provincie, april 2023 vs. april 2022 (1 mei 2023)

Horizontale instraling eerste vier maanden 2023 t.o.v. ditto in 2022 (1 mei 2023)

Gemiddelde specifieke producties PVOutput.org systemen per provincie jan. tm. april 2023 vs. jan. tm. april 2022 (1 mei 2023)

Horizontale instraling tm. 20 april 2023 (voorschot voor huidige maand rapportage; 21 april 2023)

Landelijke Opbrengst Berekening april 2023 (Siderea.nl; 1 mei 2023)

Sprong in negatieve stroomprijzen, nieuw record duurzame stroom (bericht april van Nationaal Klimaat Platform, 2 mei 2023)

Negatieve stroomprijzen, steeds meer of steeds minder? (artikel Martien Visser op NKP site, 2 mei 2023)

April 2023. Koel, nat en een normale hoeveelheid zon (maandoverzicht KNMI, voorlopig bericht, 1 mei 2023)

Het klimaatverhaal van 2022 (KNMI, 27 december 2022, updated 1 januari 2023 met data van oudjaar 2022)


27 april 2023: SDE 2022 (derde SDE "++"). Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "++" beschikkingen. In dit overzicht presenteer ik, zoals gebruikelijk na publicatie van de finale beschikking data van een SDE regeling, enkele kern parameters voor alle SDE - SDE "++" rondes. Het eerste deel met de algemene cijfers voor alle opties onder die regeling heb ik eerder vandaag gepubliceerd. In dit tweede artikel bekijken we de evolutie van enkele hoofd parameters, vanaf de eerste SDE 2008, tot en met de SDE 2022 regeling. Eerder deed ik dit al voor de status tot en met SDE 2021, de tweede officiële SDE "++" regeling (zie analyse in het artikel van 16 juli 2022).

In bovenstaande grafiek het totaal aan daadwerkelijk toegewezen oorspronkelijke budgetten voor alle SDE regelingen, voor als "hernieuwbaar" bestempelde energie opwek opties, dan wel CO2 besparings-techniek, tot en met SDE 2022. Laatstgenoemde regeling, inmiddels al de derde onder het vigerende SDE "++" regime, waarbij CO2 reductie als drijvende kracht wordt ingezet, is gisteren "definitief" toegewezen, weergegeven in het laatste olijf-kleurige "najaars"-segment, met een record ge-alloceerd budget van 11.916 miljoen Euro. Dat is ruim een miljard minder dan de ter beschikking gestelde 13 miljard Euro, maar vooral door een toekenning van 8 resterende beschikkingen voor het Aramis CCS project, waarvoor ruim 6,7 miljard (!) Euro is beschikt, plus natuurlijk alle overige goedgekeurde beschikte aanvragen, is dat zeer hoge budget plafond aardig genaderd. Voor de eerste SDE "++", SDE 2020-II, was het volledige budget plafond toegekend (5 miljard Euro), de SDE 2021 moest het bij de toekenningen ook met een miljard Euro minder doen dan destijds beschikbaar was (ook 5 miljard Euro). Ook in diverse eerdere regelingen is het budget plafond bij de beschikkingen niet bereikt: SDE 2020-I (voorjaar, laatste officiële SDE "+" regeling), SDE 2019-I, SDE 2018-I, en SDE 2017-I. Het budget plafond voor de oudere regelingen was van 2017-I tm. 2019-I 6 miljard Euro per regeling, vanaf SDE 2019-II 5 miljard Euro (Kamerbrief 24 juni 2020).

De eerste drie groene kolommen betreffen de gealloceerde (oorspronkelijke) budgetten voor de eerste drie SDE regelingen (2008-2010). De daar op volgende SDE "+" regelingen hebben van 2011 tm. 2015 slechts 1 ronde per jaar gehad. Van 2016 tm. 2020 zijn er telkens 2 jaarrondes geweest, een voorjaarsronde en een najaarsronde. Deze zijn gestapeld weergegeven, zodat de impact voor het hele "jaar" duidelijk wordt.

Vanaf SDE 2020-II is een compleet nieuw type regeling van kracht, waarbij niet meer energieproductie (uit hernieuwbare bronnen), maar de meest efficiënte CO2 reductie het selectie criterium is geworden (laagste geboden kostprijs per ton CO2 reductie). Met stippellijnen heb ik rechts aangegeven dat er binnen kalenderjaar 2020 van deze compleet nieuw type regeling gebruik is gemaakt (overstap van SDE "+" naar SDE "++"). De vorige "systeemwijziging" betrof de overstap van de oude SDE regeling naar de SDE "+", van 2010 naar 2011, links ook met een vertikale stippellijn aangegeven. SDE heeft het relatief kort, 3 jaren volgehouden, de SDE "+" 9 en een half jaar (met veel resultaat). Nog onduidelijk is of, en zo ja, hoe, de SDE "++" in de nieuwe vorm zal blijven bestaan. Aanvankelijk werd nog gedacht aan ondersteuning tot 2025, maar vanaf dat jaar zijn, mede vanwege nog verder aan te scherpen klimaat ambities, nieuwe subsidies onder een SDE-achtige regeling niet ondenkbaar. En er wordt door Jetten al aan een andersoortige regeling gedacht voor met name wind en zon. Veel zal afhangen van progressie bij de uitbouw, snelle oplossingen voor de overal gevoelde krapte bij de elektra netcapaciteit, het vinden van kundig personeel, en het optreden van eventuele nieuwe crises die zand in de molen zouden kunnen doen werpen. Als daarin ernstige vertragingen optreden voor de fysieke realisaties van projecten, en grote volumes beschikte projecten alsnog zouden wegvallen, moet dat wel worden opgevangen tegen die tijd.

In deze grafiek zijn ook (kleine) wijzigingen opgenomen van gealloceerde budgetten voor oudere regelingen, die in de kamerbrief van 24 juni 2020 in een historisch overzicht werden gegeven (figuur 1 in bijlage 1), en die ik in een vorige update voor SDE 2019-II reeds heb verwerkt (zie aldaar voor details van de wijzigingen).

Voor een inhoudelijke bespreking van deze grafiek, zie onder het exemplaar na afronding van de SDE 2021. Rechts is nu het enorme gealloceerde budget voor SDE 2022 toegevoegd. Daarmee komt het totaal aan de allocaties onder SDE "++" inmiddels op bijna 21 miljard Euro. De lang lopende SDE "+" regeling kreeg oorspronkelijk een totaal aan 56,2 miljard Euro toebedeeld. De voorganger SDE regeling (3 jaargangen) had maar 5,9 miljard Euro tot haar beschikking. In totaal tellen alle oorspronkelijk toegewezen budgetten voor alle SDE regimes tm. SDE 2022 op tot een fenomenaal bedrag van 83,1 miljard Euro.

Aandeel zonnestroom op totale budget toewijzingen

In deze grafiek worden, uitgesplitst per jaar ronde de totale toegewezen totaal budgetten voor alle SDE modaliteiten (inclusief zonnestroom) van links naar rechts weergegeven in blauwe kolommen, van SDE 2008 tm. SDE 2010 links, in het grote middenstuk, van SDE "+" 2011 tm. SDE "+" 2020-I, en voor de eerste 3 SDE "++" rondes, SDE 2020-II tm. SDE 2022, helemaal rechts. In gele kolommen zijn de tm. SDE 2022 toegewezen budgetten voor uitsluitend zonnestroom projecten weergegeven (voor beide kolommen rechter Y-as raadplegen). Aangezien voor de zonnestroom allocaties geen eerdere correcties zijn gepubliceerd (i.t.t. voor de totaal budgetten), heb ik de volumes gepubliceerd in de desbetreffende kamerbrieven voor de aparte regelingen gebruikt in deze grafiek. In een lichtgroene stippellijn volgt het daar uit vastgestelde aandeel van die PV project allocaties t.o.v. de totale toekenningen in de betreffende jaar rondes. Dit, in procent, met als referentie de linker Y-as.

Voor nadere toelichting van de historie in deze grafiek, zie de bespreking tm. SDE 2021.

Rechts is SDE 2022 toegevoegd, met een zeer duidelijk zichtbare trendbreuk: een enorme totale budget allocatie van bijna 12 miljard Euro voor alle technologie platforms (hoge blauwe kolom), en een "zeer bescheiden" toewijzing voor alleen zonnestroom, van 963 miljoen Euro (laatste gele kolom segment). Daarmee is voor het eerst sedert de SDE 2016 najaarsronde minder budget toegewezen aan deze langjarig populaire optie, maar dat heeft natuurlijk ook zo zijn redenen. Het aandeel toegewezen aan PV is daarmee terug gevallen, van een hoge 51% onder SDE 2021, naar nog maar 8% onder SDE 2022.

Als we alle oorspronkelijk beschikte volumes voor zonnestroom tussen SDE 2008 en SDE 2022 optellen, komen we op een accumulatie van 24.822 miljoen Euro, wat 29,9% is van de totale allocaties voor alle projecten onder die regimes (83,1 miljard Euro). Tm. SDE 2021 was dat aandeel op het oorspronkelijke totaal volume nog 33,5%, tm. de daar aan voorafgaande SDE 2020-II was het 32,5%.

Tm. SDE 2022 zitten we dus nog steeds op een hoog aandeel voor PV, van bijna een derde, ondanks de forse terugval onder SDE 2022. Inmiddels is van die oorspronkelijk allocaties natuurlijk wel weer zeer veel volume afgevallen, met name in het PV dossier. Medio 2023 zal hier ongetwijfeld weer een detail analyse van de dan actuele RVO data op gaan volgen.

Totaal aantal aanvragen SDE beschikkingen voor PV projecten, en overgebleven hoeveelheid

Voor het totaal aantal aanvragen die ooit zijn gedaan voor zonnestroom projecten, volgt hier onder een update t.o.v. het exemplaar in de analyse van juli 2022. Hierbij heb ik, rechts in het diagram, SDE 2022 toegevoegd.

Het enorme aantal, grotendeels residentiële aanvragen voor SDE 2010 (de laatste officiële SDE regeling, voordat deze werd vervangen door de eerste SDE "+", SDE 2011), werd destijds grof door RVO afgeschat op "ruim 52.000", waarvan het allergrootste gedeelte toen direct in de virtuele papiershredders verdween wegens volstrekt ontoereikend budget. Om de cumulatie van de aanvragen verder te kunnen vervolgen in de tijd, heb ik die hoeveelheid destijds op 52.050 stuks gezet. Lange tijd bleef de curve zeer matig stijgen (relatief weinig toevoegingen per SDE regeling). Maar vanaf SDE 2016 is er een bijna rechtlijnige toename, en onder SDE 2019-II - SDE 2020-I zelfs weer een iets verhoogd tempo van aantallen aanvragen terug te zien. Daarna vlakt de groei echter weer duidelijk af.

De accumulatie van ooit aangevraagde SDE beschikkingen voor zonnestroom, nam op het laatst toe van bijna 132 duizend, naar bijna 134 duizend stuks. Die cumulatie werd bereikt met een "bescheiden" volume van 2.041 aanvragen onder SDE 2022. Het hoogste aantal aanvragen viel onder de SDE "+" 2020-I regeling, waarbij maar liefst 7.395 project verzoeken werden ingediend. Van de enorme historisch toegekende volumes is ondertussen ook alweer heel erg veel afgevallen. In de update van 1 april 2023 gaf RVO nog 34.550 overgebleven beschikkingen voor zonnestroom op tm. SDE 2021.

Gemiddelde omvang per aanvraag en per beschikking

Voor SDE 2015 - SDE 2016-II zijn, voor de oorspronkelijke aantallen aanvragen, geen bijbehorende capaciteiten in MWp bekend, wel van de overgebleven toegekende projecten. Van de wel bekende aantallen beschikkingen, en de bijbehorende capaciteiten, is de volgende grafiek gereconstrueerd, met de berekende gemiddelde capaciteit per aanvraag (oranje kolommen), resp. beschikking (groene kolommen), per jaar ronde, tot en met SDE 2022.

Links van de linker stippellijn wederom de 3 oude SDE regelingen, met zéér bescheiden gemiddelde project beschikkingen van maximaal 28 kWp bij de aanvragen (oranje), en slechts 2 kWp (SDE 2008), tot 8 kWp (SDE 2009) bij de oorspronkelijk toegekende beschikkingen (groen). Voor een uitgebreidere analyse van het verloop van het systeemgemiddelde vermogen bij aanvragen en beschikkingen onder SDE "+", zie de analyse van 16 juli 2022.

Onder SDE 2020-II was het niveau gemiddeld 1.052 kWp bij de aanvragen, maar 4,9% minder, 1.000 kWp, bij de beschikkingen. Bij SDE 2021 waren de verhoudingen 1.055 kWp gemiddeld bij de aanvragen, en 1.020 kWp bij de toekenningen, 3,3% minder. Hier is duidelijk weer een trendbreuk opgetreden onder SDE 2022. Bij de aanvragen werd het niveau verder opgekrikt naar gemiddeld 1.111 kWp per aanvraag. Maar bij de toekenningen door RVO, is het gemiddelde per beschikking flink verder verhoogd, naar 1.271 kWp. Kennelijk zijn er dus de nodige "kleinere" aanvragen geprullebakkeerd ten faveure van de grotere projecten, en heeft de al jaren durende schaalvergroting in de projecten sector wederom een extra duw in de rug gekregen. Afgezien van de byzondere (zwaar overtekende) SDE 2019-II, is nog nooit eerder in de SDE historie, de gemiddelde omvang per beschikking zo hoog geweest, als onder SDE 2022.

Kengetallen oorspronkelijk beschikte PV projecten tm. SDE 2022

In deze laatste grafiek van dit tweede deel over de zonnestroom beschikkingen uit de SDE 2022 subsidie ronde, de evolutie van drie kengetallen, van SDE 2008 tm. SDE "++" 2022. Let op, dat de Y-as logaritmisch is weergegeven voor alle drie de kengetallen. De blauwe kolommen geven de oorspronkelijk aantallen zonnestroom project beschikkingen weer*. De oudste 3 SDE rondes (links van de rode streepjeslijn) hadden grote aantallen (oorspronkelijk) toegekende beschikkingen, grotendeels voor particuliere daken en/of voor kleine bedrijven, scholen, e.d. Een substantieel deel daarvan is trouwens in de loop der jaren alweer afgevallen om diverse redenen (laatste overzicht zie hier).

SDE 2011-2013, de eerste drie SDE "+" regelingen, hadden beperkte aantallen beschikkingen voor PV, tussen de 110 (SDE 2012) en 678 (SDE 2011) exemplaren. SDE 2014 was uitzonderlijk omdat de laatste fase zeer lang op zich liet wachten, en er vele grotere project aanvragen beschikt konden worden, uiteindelijk zelfs 2.973 exemplaren. De terugval in SDE 2015 was opmerkelijk, met slechts 48 toekenningen. De oorzaak: heftige competitie met zowel windenergie, als de enorme deel-budgetten opslokkende steenkolencentrales met biomassa bijstook. Vanaf SDE 2016 is de lijn weer progressief, van 831 naar een voorlopig record van 4.386 stuks onder SDE 2017-I. Dan een lichte terugval, om in de voorjaarsronde van SDE 2019 opnieuw een record te vestigen (dat van SDE 2018-II verbrekend), met 4.738 oorspronkelijk toegekende aanvragen.

Uitzonderlijk is de daar op volgende zeer forse terugval naar nog maar 986 originele beschikkingen onder de najaarsronde van SDE 2019, ver onder het niveau van SDE 2016 II tm. SDE 2019-I. Dit is een gevolg van de combinatie "extreme overtekening" met 4 miljard Euro, én weer hevige competitie van andere modaliteiten, die hun project aanvragen goedkoper konden inzetten per fase. Wat resulteerde in wederom een ongekende, massieve uitval, van (kleinere) zonnestroom project aanvragen, met name talloze rooftop projecten, en een zeer beperkt overgebleven contingent aan grotere PV project beschikkingen. De laatste SDE "+" ronde, SDE 2020-I liet daarna een toch wel verrassend nieuw record zien, van maar liefst 6.882 beschikkingen, wat het voorgaande record onder SDE 2019-I met maar liefst 45% overvleugelde, al was het wel met een iets kleinere gemiddelde omvang per beschikking (zie verder).

Ondanks de extra competitie met andere subsidies slurpende CO2 reducerende opties, bracht de eerste SDE "++" ronde, SDE 2020-II, het er beslist goed vanaf, met uiteindelijk 3.062 toegekende beschikkingen voor zonnestroom projecten. Daarmee destijds op de 7e plaats komend gerekend vanaf de eerste SDE "+" regeling (SDE 2011). SDE 2021 deed het zelfs wat beter, met alweer 3.716 beschikkingen. Door allerlei oorzaken is er in SDE 2022 een flinke terugval geweest, en kwamen er slechts 1.505 PV toekenningen uit de RVO koker (laatste kolommen paar).

Capaciteit
In oranje kolommen worden de met de aantallen toewijzingen gepaard gaande beschikte capaciteiten in MWp weergegeven. Nog relatief laag in de eerste SDE (29 MWp SDE 2009) en SDE "+" regelingen (17 tot 134 MWp in SDE 2012 en SDE 2013). Al substantieel in de byzondere SDE 2014 (883 MWp). Tijdelijk terugvallend in de zeer mager resultaat hebbende SDE 2015 (11 MWp). En daarna weer gezwind aanzwellend, via 179 MWp onder SDE 2016 I, tot een voorlopig nieuw record onder SDE 2017 I (2.354 MWp), iets terugvallend naar 1.710 MWp onder SDE 2018-I, en weer aantrekkend tot een nieuw record van 2.953 MWp oorspronkelijk beschikt onder SDE 2018-II. De daar op volgende regeling, SDE 2019-I vestigde geen record, maar claimde toen de tweede plaats m.b.t. zonnestroom. Er werd 2.515 MWp beschikt.

Deze neergaande lijn werd verder doorgezet onder de zwaar overtekende SDE 2019-II, waarbij nog maar 1.954 MWp werd toegekend, vanwege de bovengenoemde redenen (zware overtekening, én felle competitie met andersoortige projecten). Hiermee kwam SDE 2019-II uit op een niveau tussen dat van de twee SDE 2017 regelingen. Hoe dit echter zal uitpakken bij de uiteindelijke realisaties, moeten we nog zien, want er kan alsnog uitval plaatsvinden. Zoals we juist ook al voor genoemde SDE 2017, en later, de SDE 2018 deel-rondes hebben gezien. Tot nog toe lijkt die uitval echter mee te vallen.

De laatste SDE "+" ronde, SDE 2020-I had, naast het record aantal beschikkingen, aanvankelijk óók het record bij de (oorspronkelijk) beschikte capaciteit te pakken, 3.440 MWp. Dat is 16 en een half procent hoger dan het vorige record onder de najaars-ronde van SDE 2018. Maar dat was van relatief korte duur. De oorspronkelijk beschikte capaciteit onder SDE 2020-II overvleugelde dat alweer met 4,7%, en kwam uit op een nog hoger niveau van 3.603 MWp. En alsof dat nog niet genoeg is, verbrak SDE 2021 ook dát record alweer, en kwam het beschikte niveau voor die regeling uit op maar liefst 3.790 MWp.

Ook hier tekent zich weer een duidelijke trendbreuk af, bij de net afgesloten beschikkingen publicatie voor SDE 2022. Er is voor slechts 1.913 MWp aan PV vermogen toegekend, de helft van dat onder SDE 2021. We moeten helemaal terug naar de voorjaars-ronde van SDE 2018, om een lager beschikt niveau tegen te komen (1.710 MWp).

* Het gaat hier dus feitelijk niet om "gemiddelde project omvang", maar om "gemiddelde omvang [in kWp] per SDE aanvraag of beschikking voor PV projecten". Het komt namelijk regelmatig voor, dat een en dezelfde adres locatie, en vaak zelfs hetzelfde dak, 1 of meer beschikkingen (meestal uit verschillende jaar rondes) heeft gekregen. Polder PV houdt dit zeer zorgvuldig bij, en heeft dan ook in zijn omvangrijke (gerealiseerde) projecten sheet, talloze single-site locaties staan waar 1 of meer SDE beschikkingen voor zijn afgegeven, en vaak ook al zijn ingevuld. Het is goed om dit cruciale verschil op het netvlies te krijgen, omdat daardoor verwarring kan ontstaan over gepercipieerde opgeleverde aantallen "projecten", en de capaciteit volumes die daarmee gepaard gaan.

Gemiddelde capaciteit per beschikking

Over de evolutie van de gemiddelde capaciteit per beschikking, in de laatste grafiek weergegeven als een groene curve is in de vorige bespreking tm. SDE 2021 al het nodige gezegd.

Na een lichte terugval onder de laatste officiële SDE "+" regeling, SDE 2020-I, boog de trend alweer in positieve richting om in de in de eerste SDE "++" regeling, de najaars-ronde van die jaargang. Bij een beduidend lager aantal overgebleven beschikkingen (3.602 stuks) en een toen record toegekende capaciteit van 3.603 MWp, resulteerde dat weer in een zeer hoge (niet-record) gemiddeld toegekende capaciteit van 1.000 kWp per beschikking.

Bij de daar op volgende SDE "++" regeling, SDE 2021, is er niet wezenlijk veel veranderd bij de toekenningen voor PV. Er werden 3.716 beschikkingen afgegeven, met een (record) capaciteit van 3.790 MWp. Het gemiddelde per beschikking kwam daarmee op vrijwel hetzelfde niveau als bij de eerste SDE "++", 1.020 kWp per toekenning.

SDE 2022 gaf hierbij weer een "positief signaal" af, al was het bij de totale beschikte aantallen en capaciteiten wel op een beduidend lager niveau dan in de jaargangen daarvoor. Wel resulteerde de combinatie van "relatief weinig" beschikkingen, en "relatief veel" beschikt vermogen in een fikse opwaartse bijstelling van het resulterende beschikte gemiddelde per toekenning. Dat steeg namelijk weer, tot 1.271 kWp per beschikking, bijna een kwart hoger dan in de voorgaande SDE 2022 regeling.

Ook voor deze parameter "gemiddelde capaciteit per beschikking" geldt uiteraard weer: na verwijdering van door ontwikkelaars ingetrokken, of om wat voor reden dan ook niet tot realisaties komende project beschikkingen, is dat globale beeld voor de oudere SDE regelingen alweer gewijzigd, en zal dat nog steeds kunnen veranderen, afhankelijk van de verdere uitval binnen die regelingen. Dit geldt met name voor de recente "grote" regelingen, tussen SDE 2016 I en SDE 2022.

Dit is deel 2 van de serie artikelen die naar aanleiding van het verschijnen van de SDE 2022 ronde beschikkingen is / zal worden gepubliceerd op Polder PV. Voor de overige artikelen zie:

Derde SDE "++" ronde (nazomer 2022) iets meer aangevraagd dan subsidie plafond. Zonnestroom blijvend populair, maar significant lager dan in SDE 2021 (2.268 MWp) (28 november 2022)

Toekenningen SDE 2022 (derde SDE "++") gepubliceerd, deel 1 - grofweg halvering beschikte aanvragen PV sedert SDE 2021 onder moeilijke marktomstandigheden (27 april 2023)

SDE 2022 (derde SDE "++"). Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "++" beschikkingen (27 april 2023; huidige artikel)

SDE 2022 (derde SDE "++"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (7 juni 2023)

SDE 2022 (derde SDE "++"). Deel 4. RVO update alle SDE regelingen zonnestroom tm. SDE 2022, 1 juli 2023 - weer versnelde groei, 598 MWp nieuwe realisaties in 2e kwartaal, en 143 MWp beschikte capaciteit verloren gegaan (25 juli 2023)

Voor overzicht van alle SDE "++" 2020-II en 2021 analyses, zie bronnen onder artikel van 14 juli 2022

Extern:

Kamerbrief stand van zaken SDE++ en resultaten SCE en SDE++ 2022, 10 pagina's, website Rijksoverheid)

Stand van zaken SDE(+)(+)-aanvragen (RVO; nog geen update voor SDE 2022)



27 april 2023: Toekenningen SDE 2022 (derde SDE "++") gepubliceerd, deel 1 - grofweg halvering beschikte aanvragen PV sedert SDE 2021 onder moeilijke marktomstandigheden. Het is alweer een tijd geleden dat er een SDE beschikking ronde voor 100% "beschikt" was. De voorlaatste was de SDE 2021, waarvan ik de eerste resultaten op 14 juli 2022 besprak op Polder PV. Een regeling die toen een record aan beschikte capaciteit voor zonnestroom opleverde. Of dergelijke volumes in toekomstige regelingen gehaald zullen kunnen worden is de grote vraag. Want onder SDE 2022 is er een veel minder hoog volume toegekend. Dat had natuurlijk deels te maken met de zware competitie van enorme budgetten opslorpende opties zoals CO2 afvang en -opslag (CCS; die in de huidige ronde daadwerkelijk zijn toegekend), enkele nieuwe technologie platforms die deels succesvol mee mochten dingen naar het enorme budget van 13 miljard Euro, en de continu verzwarende omstandigheden voor PV projecten om überhaupt een gooi te kunnen doen naar een toekenning. Er was sowieso "maar" 2.268 MWp aan PV capaciteit gevraagd onder de huidige ronde, zoals verder in detail besproken in de analyse van de aanvragen voor SDE 2022 (artikel 28 november 2022 op Polder PV). Dus een record kon dat al niet meer opleveren. Er blijkt van die hoeveelheid desondanks toch een zeer acceptabel volume van 1.913 MWp te zijn toegekend, ruim 84% van de gevraagde capaciteit. Daarmee moet de PV sector wel 7 eerder beschikte SDE"+" resp. SDE"++" regelingen voor laten gaan die (veel) grotere volumes hebben opgeleverd bij de oorspronkelijk afgegeven toegekende aanvragen.

RVO diagram

In de huidige analyse ga ik op wat cijfers in, die ik heb samengevat, en uitgebreid, in een totaal overzicht, en ga ik tevens kort in op enkele andere thema's die in de kamerbrief werden aangestipt. Op de site van RVO werd trouwens tussentijds diverse malen een ververst diagram gepresenteerd waarbij het aantal nog in behandeling zijnde aanvragen per aanvraag fase binnen SDE 2022 werd bijgehouden. Het laatste exemplaar wat ik zag, van 6 april jl., bevatte toen nog maar 1 te behandelen aanvraag uit fase 5 (totaal 689 aanvragen). Het zat er dus al even aan te komen, dat het volume aan afgegeven beschikkingen binnen niet al te lange tijd gepubliceerd zou gaan worden.

In onderstaand detail overzicht heb ik bij de meeste parameters een onderverdeling gemaakt tussen de oorspronkelijke aanvragen (a), de uiteindelijk beschikte hoeveelheden (b), resp. het daar uit bepaalde "score percentage" in % t.o.v. aangevraagd (c).

Tabel beschikkingen SDE 2022 "++", kerncijfers en afgeleide berekeningen (Kamerbrief & Polder PV)*


^^^
KLIK op het plaatje voor leesbare uitvergroting, verschijnt in apart venster.
Tabel data overgenomen uit Kamerbrief van 26 april 2023, en van diverse extra berekeningen voorzien door Polder PV.
Die tevens de gekleurde kaders voor zonne-energie gerelateerde project beschikkingen toegevoegde.

* Zie opmerking onderaan dit artikel. Later zijn door RVO nieuwe cijfers gepubliceerd, die hoger uitkomen dan in bovenstaande tabel

Er is in de huidige regeling, waarvoor een record bedrag van 13 miljard Euro was gereserveerd uiteindelijk, na alle controles door RVO, en eventueel ingetrokken aanvragen, een (record) bedrag van maximaal 11.916 miljoen Euro aan beschikkingen toegekend. Nooit eerder werd zoveel geld voor 1 regeling gealloceerd, maar dit betrof uiteraard deze maal maar 1 jaar ronde. Onder SDE 2017, met 2 rondes in dat jaar, werd oorspronkelijk een budget van in totaal 11.870 miljoen Euro gealloceerd, dus bijna op het niveau voor SDE 2022. Maar toen waren uiteraard diverse opties die nu wel konden meedingen, inclusief "subsidie slurpend" CCS, nog niet mogelijk.

Van de oorspronkelijk ingediende 2.296 aanvragen, met een budget claim van 13,867 miljard Euro (7% overvraagd), zijn er uiteindelijk, in totaal, 1.677, voorzien van een beschikking van RVO (73%). Deze hoeveelheid toegekende aanvragen kwam uiteindelijk neer op een onderuitputting, van 11.915 miljoen Euro aan beschikt budget (max. uit te keren hoeveelheid subsidie), bijna 92% van het budget plafond.

De optie met de hoogste impact op de beschikbare gelden was, zoals al gevreesd, CCS (CO2 afvang en opslag), die onder SDE 2022 met slechts 8 exemplaren, allen vallend onder het door Jetten ook aangegeven Aramis super-project, een zeer hoge claim legt van 6.714 miljoen Euro. Dat is maar liefst 56% van het totale toegekende budget. Alle andere opties moesten dus flink minder dan de helft van de taart onder elkaar verdelen.

Voor zonnestroom waren oorspronkelijk 2.041 aanvragen gedaan, gepaard gaand met 2.268 MWp aan gevraagde capaciteit (artikel 28 november 2022). Daarvan is dus bijna 74% van het aantal toegekend (1.505 stuks). Bij de capaciteit, 1.913 MWp beschikt, is het echter ruim 84% van de gevraagde 2.268 MWp. Dat is een iets lager relatief toekennings-niveau dan bij de vorige SDE 2021 regeling (92%).

Schaalvergroting bij zowel rooftop PV als bij veldopstellingen zet door onder SDE "++"

Op het gebied van de gemiddelde omvang van beschikte projecten zijn de piketpalen wederom verder verzet voor zonnestroom toekenningen. De gemiddelde capaciteit is onder SDE 2022 namelijk alweer toegenomen naar 1.271 kWp per beschikking (kolom 4b). Onder de voorganger regeling, SDE 2021, was dat nog 1.020 kWp, onder de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020-II, was dat ongeveer 1 MWp gemiddeld. Onder de laatste SDE "+" regeling, SDE 2020-I, was het zelfs nog maar de helft.

PV is onder SDE 2022 door EZK wederom gesplitst in rooftop beschikkingen, en toekenningen voor veld-installaties sensu lato (zie gele kader in tabel). De rooftop exemplaren claimen uiteraard weer de overgrote meerderheid bij de aantallen (1.430 stuks, 1.051 MWp, met beschikt budget voor 613 miljoen Euro). De categorie veldopstellingen en/of projecten op water ("floating solar") kreeg "slechts" 75 beschikkingen toebedeeld. Maar het daarmee gepaard gaande beschikte vermogen was goed voor 862 MWp, wederom niet heel veel minder dan het beschikte volume voor de rooftops. De veldopstellingen claimen bij de toekenningen een budget van "slechts" 350 miljoen Euro. De gemiddelde omvang per beschikking is 735 kWp bij de rooftops, bij de zonneparken (incl. floating solar) is het zelfs 11,5 MWp gemiddeld. Onder SDE 2021 waren de gemiddeldes per beschikking 563 kWp bij de rooftops, en 11,6 MWp bij de toekenningen voor de veldopstellingen; onder SDE 2020-II waren die gemiddeldes 531 kWp resp. 15,4 MWp*. De toegekende rooftop projecten (eigenlijk: beschikkingen) zijn dus weer fors groter geworden. De toekenningen voor de zonneparken zijn qua project omvang gestabiliseerd sedert SDE 2021, en blijven ze vele malen groter dan de grootste rooftop projecten. Dat ook de gemiddeldes bij de rooftop maar blijven toenemen heeft ongetwijfeld te maken met de continu scherpere voorwaarden in de vigerende SDE regelingen, en de fors beperkende randcondities in de overspannen markt: ontwikkelaars nemen "de vlucht naar voren", en zetten in op steeds grootschaliger projecten, om daar in ieder geval maximale kosten reductie te proberen te verzilveren.

Jetten benadrukt dat de toekenning voor PV, 1.913 MWp onder SDE 2022, grofweg de helft is van het niveau in de SDE 2021, toen 3.790 MWp aan PV vermogen werd beschikt. Gezien alle vigerende problemen in de PV markt, de stringentere condities waaronder aangevraagd moest worden (bijvoorbeeld dakconstructie verklaring voor rooftop project aanvragen), verwacht Jetten dat in ieder geval het nu beschikte potentieel de meest kansrijke projecten betreft. Die daadwerkelijk ingevuld zullen gaan worden. Hij memoreert dat er een zeer hoge uitval heeft plaatsgevonden in het verleden, en hoopt dat hiermee een positieve wijziging in het regime is gecreeërd.

Jetten "vindt het positief dat meer zon-op-dak is aangevraagd dan zon-op-veld", maar dat is een dooddoener. Want dat was, wat de capaciteit betreft, zowel onder SDE 2021, als onder de eerste SDE "++" regeling, SDE 2020-II, ook al zo.

* Er was 1 zeer opvallende uitzondering in de "schaalvergroting reeks" binnen de evolutie van de SDE beschikkingen. Het gemiddelde vermogen onder de oorspronkelijk extreem overtekende SDE 2019 II lag zelfs op een niveau van 1.982 kWp/beschikking. Dit was het gevolg van het wegschrappen van duizenden kleinere rooftop project aanvragen, waardoor alleen de grootste aanvragen, vaak voor forse zonneparken, zijn overgebleven bij de uiteindelijk beschikte projecten (oorspronkelijk slechts 986 exemplaren). Als we de specifieke verhouding tussen het overgebleven contingent aan rooftop projecten (865 stuks) en de toen uitsluitend als "veldopstelling" gekwalificeerde project beschikkingen (121 exx.) bekijken, past die regeling echter wel in bovengenoemd beeld, met gemiddeldes van 521 kWp resp. 12,7 MWp per beschikking.

Berekeningen en afgeleide parameters in tabel

In de tabel heb ik nog enkele zaken toegevoegd, berekend uit de voorgaande drie parameters (aantal beschikkingen, capaciteit, en maximaal toegekende subsidie). Deze zijn weergegeven in de kolommen 4, 5 en 6. Ook hierin is weer de onderverdeling gemaakt naar oorspronkelijke aanvragen, uiteindelijke beschikkingen, en de "score" ratio in % t.o.v. oorspronkelijk aangevraagd. Deze kolommen geven achtereenvolgens weer: de gemiddelde capaciteit per aanvraag cq. beschikking in megawatt (4), de gemiddelde subsidie per aanvraag / beschikking in miljoen Euro (5), resp. de gemiddelde subsidie per gevraagde / beschikte megawatt in miljoen Euro (6).

In de zevende kolom volgen de geclaimde (berekende) CO2 reductie potentiëlen van aanvragen resp. beschikkingen, in megatonnen CO2 reductie per jaar. Als alle toegekende beschikkingen daadwerkelijk zouden materialiseren, zou maximaal onder SDE 2022 een reductie van 4,58 megaton/jaar gehaald kunnen gaan worden. Uiteraard gaat dat niet lukken, vanwege de beruchte wegval van toegekende projecten om diverse redenen. Als het Aramis CCS project daadwerkelijk uitgevoerd zal gaan worden, kan dat maximaal 2,86 Mton/jaar reductie opleveren, een zeer substantieel aandeel op het geheel. We gaan weer duimen dat er zo veel mogelijk reductie potentieel bij de overige opties zal overblijven, maar makkelijk wordt dat allemaal niet.

De achtste kolom, tot slot geeft, voor alleen de beschikte projecten, de door MinEZK opgegeven "subsidie intensiteit" per optie weer, in Euro per ton CO2. Dat geeft min of meer, onder de nodige aannames, de "effectiviteit" van de bewuste optie weer om voor dezelfde Euro een maximale hoeveelheid CO2 reductie te bewerkstelligen. Voor alle opties bij elkaar (beschikt) zou het gemiddelde neerkomen op ongeveer 149 Euro per ton CO2 reductie. Door allerlei kunstgrepen heeft rooftop solar inmiddels een flink lagere drempelwaarde, van 67 Euro per ton. De veldinstallaties incl. floating solar, daarentegen, zitten wat boven de gemiddelde totaalwaarde (160 t.o.v. 149 Euro/ton). Dat heeft, zoals u aan de eerste tabelkolommen goed terug ziet, projectontwikkelaars beslist niet doen afzien van het doen van meer aanvragen. En het grootste deel daarvan is dan ook gewoon toegekend door RVO. Er zullen dus, mede gezien het feit dat er al veel voorbereidend werk in dergelijke projecten is gestoken, waarvoor ook al het nodige geld is uitgegeven, beslist meer zonneparken, op veld, en, in minder mate, op water, blijven komen vanuit de nationale SDE regelingen.

Portfolio aan nog in te vullen SDE (+, ++) beschikkingen PV weer verder gegroeid

Hierboven is aangegeven dat in de huidige SDE 2022 regeling voor 1.913 MWp extra aan PV is beschikt. In de RVO update van 1 april 2023 was er tot en met SDE 2021 voor zonnestroom een volume over van 8.677 MWp om nog te worden ingevuld. Als we van die recente status uitgaan, en daar de huidige SDE 2022 toekenning bij optellen, staat er tot en met SDE 2022 nu een nog te realiseren portfolio voor zonnestroom projecten open van maximaal 10,59 GWp, die nog ingevuld zal moeten gaan worden ("nee" vinkje). Dat, in combinatie met het geaccumuleerd totaal vermogen van 18,8 GWp aan het eind van 2022 op het netvlies, wat reeds gepaard is gegaan met zeer grote problemen bij de net infrastructuur en diverse andere complicaties (personeel, leveringsproblemen, capaciteit beperkingen, peak-shaving, spanningsproblemen op laagspanningsnetten). En nog exclusief de reeds gerealiseerde tussentijdse groei in zowel de projecten markt, als in de zeer hard door groeiende residentiële markt. De grote vraag blijft dan ook: wat gaat er "over" blijven van het volstrekt theoretische potentieel van, in totaal aan realisaties + SDE beschikkingen = ruim 29 GWp PV capaciteit in ons land? Wie het weet mag het zeggen.

Andere "zonnige" platforms - thermische ZE

In de hier boven weergegeven tabel is ook nog een ander technologie platform van een oranje kader voorzien, wat gebruik maakt van zonlicht. Dat is het zeer beperkte volume voor thermische zonne-energie, slechts 3 toegekende beschikkingen (tevens: aanvragen), met een thermische capaciteit van slechts 10 MWth (kleine projecten van gemiddeld zo'n 3,3 MWth per stuk), en een budget allocatie van maximaal 5 miljoen Euro. In deze zeer beperkte rol voor thermische zonne-energie is al jaren weinig verandering gekomen in het hele SDE gebeuren.

Kamerbrief - overige zaken

In de kamerbrief wordt op meerdere andere zaken rond de SDE, en ook SCE regelingen ingegaan in separate paragrafen.

Invulling moties Tweede Kamer

Jetten gaat uitgebreid in op eventuele invulling van aangenomen moties van Grinwis (ChristenUnie) en anderen.

Veelbelovende, maar bij opstart dure opties als geothermie wordt de kans geboden om projecten opnieuw in te dienen onder nieuwe SDE rondes, onder verbeterde voorwaarden onder SDE 2023, en wel via de kunstmatige ingreep van "hekjes" voor bepaalde techniek domeinen (voor geothermie voor lagetemperatuurwarmte resp. hogetemperatuurwarmte). De kans op toekenning stijgt door deze ingrepen. Vergelijkbare ingrepen gelden voor wind- en zonprojecten, maar die staan al vooraan in de rangschikkingen, en zullen dus een hoge kans op toekenning krijgen.

Voor de glas- en tuinbouw die duurzaam opgewekte warmte niet kwijt kunnen door crisis situaties op de energiemarkt zal een regeling worden opgetuigd waarin 60 miljoen Euro wordt gestoken. De Europese Commissie moet hier echter haar fiat nog voor geven.

Invulling van een motie om systeemkosten in de SDE systematiek mee te (gaan) nemen haalde het niet bij Jetten. Ten eerste is door de nieuwe introductie van zogenaamde "hekjes" in de regeling al e.e.a. verbeterd, ten tweede is het meenemen van systeemkosten (zoals de hoge belasting van net infra door grootschalige PV projecten) dermate complex, en niet "generiek toerekenbaar", en van andere technologie platforms bovendien nog zeer onzeker qua invulling, dat Jetten deze benadering niet in de (toekomstige) SDE regelingen wil laten opnemen.

Terugbetaling voorschotten SDE

Jetten geeft een status update van hoe er omgegaan wordt met de terugbetaling van te hoge voorschotten door projectontwikkelaars / eigenaren. Dit gebeurt steeds vaker, in tijden dat door hoge energieprijzen, er door de Staat niet meer hoeft te worden "bijbetaald" vanuit de SDE regeling (de beroemde "onrendabele top" is er voor veel projecten momenteel niet meer). Jetten claimt dat er een grote bereidwilligheid is tot terugbetalen, en schetst de wijze waarop dat door RVO wordt georganiseerd.

Duurzaamheids-eisen biomassa in EU verband

Biomassa inzet is omstreden, dit wordt in een herziening van de Richtlijn Hernieuwbare Energie (REDIII) getracht een plaats te geven binnen de EU. Door verscherping van de eisen aan die inzet. Er is nog steeds geen definitief voorstel, maar de verwachting is dat vóórdat beschikkingen onder SDE 2023 afgegeven gaan worden, de definitieve eisen bekend zijn. Die worden dan direct geïmplementeerd in SDE 2023, en RVO wordt gevraagd om aan potentiële aanvragers duidelijk te communiceren dat deze hier bij hun aanvraag rekening mee moeten houden.

Onderzoek andersoortige stimulering zon/wind, evaluatie SDE "++"

Er wordt momenteel onderzoek verricht naar een andersoortige stimuleringsregeling voor zon en wind, in het licht van het overboord gekieperde doel "minimaal 35 TWh duurzame elektriciteit opwek op land in 2030". Jetten is bang voor overwinsten door de exploitanten bij de vigerende SDE regeling, en is op zoek naar een alternatief. De resultaten van dat onderzoek worden ongeveer in september verwacht, implementatie van een alternatieve regeling zal op zijn vroegst in 2025 kunnen plaatsvinden.

De EU had een voortgangs-evaluatie van de SDE "++" regeling geeist, ook omdat die nogal anders van opzet is dan de vele voorganger regelingen onder het SDE "+" regime. Verlenging hangt af van de bevindingen in die evaluatie. Het onderzoek zou in december 2023 moeten worden afgerond.

Status SDE "++" 2023

Over de opzet van de SDE 2023 heeft Jetten 17 februari reeds een kamerbrief gestuurd. Hierin worden voor het eerst zogenaamde "hekjes" tussen de techniek platforms gezet. De implementatie daarvan moet echter nog worden goedgekeurd door de EU, en die is er nog niet. Aangezien het kabinet ditmaal "een vroege opening" van de regeling wilde, aanvankelijk juni, is er potentieel gevaar van "niet goedkeuring" en een regeling die wel rekening houdt met genoemde "hekjes". Dat is de reden dat Jetten opening van SDE 2023 toch weer uitstelt, en wel tot september dit jaar. RVO heeft hier inmiddels al een bericht aan gewijd op hun website. In de Staatscourant zal de regeling tussentijds gepubliceerd worden zonder inwerkingtreding datum of formele openstelling, om partijen in ieder geval de details te laten weten hoe de regeling er uit zal komen te zien (na goedkeuring van de EU), zodat ze zich goed kunnen voorbereiden met hun aanvragen. Mocht er onverhoopt geen goedkeuring komen, of worden aanpassingen geeist door de EU, kunnen die voor de formele openstelling alsnog gepubliceerd gaan worden. Jetten verwacht op zijn hoogst "zeer beperkte" aanpassingen.

RVO had vlak voor publicatie van dit artikel nog geen update over de door EZK gepubliceerde "100 procent beschikte" SDE 2022 regeling.

* Correcties RVO

Pas veel later dan dit artikel werd door RVO de kwartaal update van begin juli 2023 gepubliceerd, waarin voor het eerst de afzonderlijke beschikkingen uit de SDE 2022 ronde werden opgevoerd. Die blijken, uniek, beiden hoger te liggen, dan in de hier besproken Kamerbrief is getoond (en overeenkomend met de eerste cijfer publicatie van RVO over de SDE 2022 regeling). Oorspronkelijk waren de totale toegekende volumes voor zonnestroom (tabel bovenaan) 1.505 beschikkingen, met 1.913 MWp aan capaciteit. RVO heeft het in hun kwartaal update van begin juli over opwaarts bijgestelde volumes van 1.512 toekenningen, resp. bijna 1.923 MWp. Deze nieuwe, bijgestelde volumes moeten dus als "de oorspronkelijke toekenningen" voor SDE 2022 worden beschouwd, en zullen later ook als zodanig worden geoormerkt door Polder PV.

Bronnen

Extern:

Kamerbrief stand van zaken SDE++ en resultaten SCE en SDE++ 2022 (26 april 2023; Kamerbrief definitieve resultaten SDE++ 2022, status SCE 2022, en diverse andere zaken, 10 pagina's, website Rijksoverheid)

Intern

SDE 2022:

Derde SDE "++" ronde (nazomer 2022) iets meer aangevraagd dan subsidie plafond. Zonnestroom blijvend populair, maar significant lager dan in SDE 2021 (2.268 MWp) (28 november 2022)

Toekenningen SDE 2022 (derde SDE "++") gepubliceerd, deel 1 - grofweg halvering beschikte aanvragen PV sedert SDE 2021 onder moeilijke marktomstandigheden (27 april 2023)

SDE 2022 (derde SDE "++"). Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "++" beschikkingen (27 april 2023)

SDE 2022 (derde SDE "++"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (7 juni 2023)

SDE 2022 (derde SDE "++"). Deel 4. RVO update alle SDE regelingen zonnestroom tm. SDE 2022, 1 juli 2023 - weer versnelde groei, 598 MWp nieuwe realisaties in 2e kwartaal, en 143 MWp beschikte capaciteit verloren gegaan (25 juli 2023)

SDE 2021:

Toekenningen SDE 2021 (tweede SDE "++") gepubliceerd, deel 1 - zoveelste record niveau voor zonnestroom beschikkingen, bijna 3,8 GWp toegekend (14 juli 2022)

SDE 2021 (tweede SDE "++"). Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "++" beschikkingen (16 juli 2022)

SDE 2021 (tweede SDE "++"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (17 augustus 2022)

SDE 2021 (tweede SDE "++"). Deel 4. RVO update alle SDE regelingen zonnestroom incl. SDE 2021, 1 juli 2022 - sterk gekrompen nieuw volume, 189 MWp realisaties toevegevoegd, en 295 MWp beschikte capaciteit verloren gegaan (26 augustus 2022)

Voor overzicht van alle eerdere SDE "++" analyses, zie bronnen onder artikel van 14 juli 2022

Eerdere analyses SDE "++" regelingen:

Openstelling derde SDE "++" ronde - SDE 2022, inclusief zonnestroom (21 maart 2022)

Tweede SDE "++" ronde (najaar 2021) dik twee maal meer aangevraagd dan subsidie plafond, zonnestroom projecten blijvend populair (ruim 4,1 GWp) (5 december 2021)

SDE 2020 najaarsronde (eerste SDE "++"). Deel 3. Details uit projecten lijst - segmentaties inclusief zonneparken (28 oktober 2021)

SDE 2020 najaarsronde (eerste SDE "++"). Deel 2. Kern parameters cumulaties alle SDE - SDE "++" beschikkingen (19 oktober 2021)

SDE 2020 najaarsronde (eerste SDE "++"), definitief toegekend. Deel 1. Beschikkingen - CCS hoogste budget toekenning; nieuw record 3.603 MWp PV beschikt (18 oktober 2021)

Grootste deel budget voor SDE 2020 ronde II (eerste SDE "++") toegekend - wederom record niveau voor zonnestroom capaciteit toekenningen, >3,5 GWp (9 juni 2021)

Eerste SDE "++" ronde (najaar 2020) 28% overtekend, nieuwe spelers, maar, wederom, veel aanvragen zonnestroom (bijna 4,2 GWp) (15 januari 2021)

SDE 2020 voorjaarsronde (laatste SDE "+"). Deel 1. Beschikkingen - record 3.440 MWp PV inclusief. 137 miljoen Euro meer beschikt dan gepland. Portfolio PV beschikt: 16,1 GWp (2 oktober 2020, incl. vooruitblik SDE "++")


26 april 2023: Status realisaties zonnestroom projecten achter kleinverbruik aansluitingen Enexis. In het vorige artikel heb ik voor het eerst in lange tijd een uitgebreidere analyse van de PV- en windprojecten in het Enexis gebied getoond, met de realisaties en, voor dat segment bekende "pending" portfolio's achter grootverbruik aansluitingen. Korte tijd nadat op het Open Data portal die data verschenen, is ook voor het kleinverbruik (KVB) segment een serie nieuwe data geopenbaard, met als peildatum 1 januari 2023 (zeg maar: "eind 2022"). Deze nieuwe analyse gaat dieper in op deze meest recente dataset van Enexis, en de daar aan voorafgaande halfjaarlijkse updates. Uiteraard is ook binnen het verzorgingsgebied van deze grote netbeheerder de groei van kleinschalig duurzaam opwek vermogen* ronduit onstuimig verlopen, zoals de data tonen.

In 2022 nam het aantal duurzame stroom opwekkende installaties in het KVB segment toe met ruim 28%, de capaciteit van al die projecten groeide zelfs met 37%. In 2022 werd alleen al in het KVB segment een record capaciteit van 1.128 MWp toegevoegd, een groei t.o.v. het nieuwe jaarvolume in 2021, van ruim 46%. Drenthe heeft by far de hoogste penetratie van duurzame installaties op het totaal aan KVB elektra aansluitingen, op provinciaal niveau, 37,7%. De in die provincie gelegen gemeente Tynaarlo heeft het hoogste aandeel KVB aansluitingen met opwek van hernieuwbare energie, bijna uitsluitend zonnestroom, van alle Enexis gemeentes, 47,0% eind 2022. Tubbergen (Ov.) heeft, als gemeente bij Enexis, de hoogste gemiddelde productie capaciteit bij de kleinverbruikers, 8,31 kWp per installatie. Deze gemeente vertoonde ook de hoogste toename van de capaciteit in het KVB segment: In 2022 59% groei t.o.v. het eindejaars-volume van 2021. De gemiddelde groei van alle Enexis gemeentes was in 2022 op het gebied van capaciteit ruim 38% t.o.v. de status, EOY 2021.

(1) Evolutie primaire parameters kleinschalige opwek installaties in Enexis netgebied

(2) Groeicijfers per half jaar en per jaar bij HE installaties KVB Enexis

(3) Evolutie parameters duurzame opwek elektra KVB installaties op provinciaal niveau bij Enexis

(4) 25 "best performers" duurzame opwek elektra KVB installaties op gemeentelijk niveau bij Enexis

(5) Relatieve verhouding GVB t.o.v. KVB capaciteit


(1) Evolutie primaire parameters kleinschalige opwek installaties in Enexis netgebied

* Als disclaimer bij de data en grafieken van de Enexis cijfers moet direct worden vermeld, dat ze gaan over alle kleinschalige duurzame opwek installaties achter kleinverbruik aansluitingen. Dat is "meer" dan alleen zonnestroom, maar Enexis segmenteert daarin verder niet in de beschikbare cijfers van het Open Data portal. Uit oudere cijfers is kristalhelder gebleken, dat de aantallen en capaciteiten bij kleinverbruik überdominant PV betreffen. We stellen derhalve de cijfers "min of meer gelijk aan" de geaccumuleerde en nieuwe volumes aan PV projecten in, met name, de residentiële sector. Soms wordt de afkorting "HE installaties" gebruikt om aan te geven dat het projecten betreft die duurzame elekriciteit genereren, vaak foutief "hernieuwbare energie" genoemd. Energie an sich is nooit "hernieuwbaar", en kan alleen omgezet worden in andere vormen van energie. Vandaar dat Polder PV het meestal heeft over "energie uit hernieuwbare bronnen".

In deze eerste grafiek heeft Polder PV voor de KVB productie installaties in Enexis netgebied vier parameters bij elkaar gebracht waarvan de evolutie zichtbaar is gemaakt tussen eind december 2019, tot en met eind december 2022, een tijdsspanne van 3 jaar, waarbij ook de tussenliggende halfjaar-cijfers bekend zijn gemaakt door Enexis. De eerste drie parameters, totaal aantal elektra aansluitingen (KVB), het totaal aantal opwek installaties middels "hernieuwbare energie" bronnen (HE) achter KVB aansluitingen, weergegeven hoeveelheden voor beiden x 1.000, resp. het geaccumuleerde nominale generator vermogen van die installaties (in terminologie voor solar, in MWp), hebben als referentie de rechter Y-as. Het uit de aantallen en geaccumuleerde capaciteit berekende gemiddelde systeem vermogen is weergegeven in kWp, en heeft de linker Y-as als referentie. Let daarbij op dat, om de resultaten goed weer te geven in deze grafiek, de Y-as is afgebeeld tussen de waarden 4,2 en 5,0 kWp.

In de zwarte lijn is de evolutie van het aantal elektrische aansluitingen tm. 3x 80 Ampère (KVB) in Enexis gebied weergegeven. Wat toenam van 2,75 miljoen exemplaren, eind 2019, tot alweer 2,86 miljoen stuks, eind 2022, een groei van 4,1% in die 3 jaar. In de blauwe curve vinden we het aantal aansluitingen met HE opwek installaties (bijna exclusief PV) terug in het Enexis netgebied. Daar vond een opmerkelijke groei plaats, van 397 duizend exemplaren, eind 2019, tot alweer 846 duizend stuks, eind 2019. Dat is een toename van 113% in diezelfde periode, een ruime verdubbeling, dus. Er kwamen in deze relatief korte periode maar liefst 449.027 installaties bij, een fenomenaal aantal. Gemiddeld komt dat neer op bijna 150 duizend nieuwe projecten per jaar in die periode.

Daarbij komt ook nog, dat Enexis stelt, dat voor alle netbeheerders mogelijk zo'n 10-15% van alle gerealiseerde PV installaties bij kleinverbruikers zou kunnen missen. Zouden we dat potentieel missende aantal installaties bij de wel (al) geregistreerde exemplaren optellen, zouden er eind 2022 bij Enexis tussen de 931 en 973 duizend kleine opwek installaties kunnen staan, dus niet erg ver meer van de 1 miljoen stuks.

In de bruine curve is het accumulerende vermogen van alle opwek installaties achter kleinverbruik aansluitingen zichtbaar. Hier is de groei nog onstuimiger dan bij de aantallen projecten, van 1,71 GWp eind 2019, in een duidelijke versnelling sedert medio 2021 (2,6 GWp), naar alweer 4,18 GWp eind 2023. Een toename van 144% sedert eind 2019, een stuk hoger dus dan bij de aantallen installaties.

CAGR
Als we de Compound Annual Growth Rate (CAGR) berekenen voor de aantallen installaties en de daarmee gepaard gaande capaciteit groei in de getoonde periode, 2019 tm. 2022, komen we op hoge gemiddelde groei percentages van 28,7%/jaar (aantallen), resp. 34,7%/jaar (capaciteit). Ze zijn echter nog wel iets lager dan de zeer hoge gemiddelde groeipercentages in het netgebied van Stedin (excl. Zeeland). Als we daarvoor de groei berekenen tussen eind 2019 en eind 2022, komen we namelijk op 31,3% gemiddeld per jaar voor de aantallen, en zelfs 37,6%/jaar voor de capaciteit.

Systeemgemiddelde vermogen
Uit de aantallen projecten en de daarmee gepaard gaande capaciteit berekenen we zoals gebruikelijk de gemiddelde project omvang, in kWp, in de grafiek weergegeven als de groene streepjeslijn (referentie linker Y-as). Hier is duidelijk tweemaal een "knik" in de evolutie te zien. Aanvankelijk nam het gemiddelde project vermogen snel toe, van 4,31 naar 4,40 kWp, in de eerste helft van 2020. Dan treedt er tijdelijk een stabilisatie op, slechts licht stijgend tot 4,47 kWp, medio 2021. Vervolgens neemt het gemiddelde vermogen in drie stappen weer zeer snel toe, van 4,62 kWp EOY 2021, via 4,77 kWp medio 2022, tot zelfs alweer 4,94 kWp eind dat jaar. Hierbij is ronduit opvallend het verschil met Stedin te benoemen, waar eind 2022 in het kleinverbruik segment slechts een gemiddelde van 3,80 kWp werd gehaald (zie link hierboven), fors lager dan bij Enexis. Het vermoeden rijst, dat het grote verschil in geografische verspreiding van deze 2 netbeheerders, hiervoor de belangrijkste oorzaak is. Stedin is een typische Randstad netbeheerder, met hoge concentraties van kleinere woningen in verstedelijkte agglomeraties. Enexis heeft enorme landelijke gebieden, met vele boerderijen, waarop gemiddeld genomen een veel hogere capaciteit bereikt kan worden dan in de steden alleen. Lang niet alle boerderijen hebben een grootverbruik aansluiting, talloze kleinere, die geen zware machines gebruiken, hebben een KVB aansluiting. Maar wel behoorlijk grote daken in verhouding tot het dakoppervlak van een gemiddelde woning.

De opvallende versnelling in het systeemgemiddelde vermogen is vermoedelijk een dubbel effect van, enerzijds, de rappe verbetering van de module efficiënties, en, anderzijds, het feit dat steeds meer huishoudens elektrificeren (warmtepompen, elektrisch vervoer), en de extra consumptie van elektra deels / tijdelijk willen compenseren met een voldoende grote PV generator op het dak.

Marktpenetratie aantallen HE installaties op totaal aantal aansluitingen
Op basis van de gepubliceerde nieuwe cijfers van Enexis kunnen we ook goed de globale marktpenetratie van de duurzame installaties in het KVB segment op het totaal aantal aansluitingen voor elektra bepalen. Waarbij er vanuit gegaan kan worden dat het aantal aansluitingen in het KVB segment 1 op 1 gelijk staat aan het aantal woningen resp. zelfstandige appartementen. Per half jaar heb ik daarvoor de aandelen bepaald:

  • Eind 2019 14,5%
  • Medio 2020 16,5%
  • Eind 2020 18,9%
  • Medio 2021 21,2%
  • Eind 2021 23,6%
  • Medio 2022 26,4%
  • Eind 2022 29,6%

Ergo: eind vorig jaar, was in het kleinverbruik segment bij Enexis, reeds een marktpenetratie van, grofweg, 30%. Bijna een derde van het totaal aantal woningen ("aansluitingen") bij Enexis had al een of meer duurzame stroom producerende installaties (vrijwel alles: zonnestroom).

Groei sinds medio 2022
Ten opzichte van de voorlaatste status update (eind juni 2022), is de markt flink verder gegroeid in het KVB segment. Wat de aantallen betreft 12,6%, bij de capaciteit was het 16,4%.


(2) Groeicijfers per half jaar en per jaar bij HE installaties KVB Enexis

(2a) Halfjaarlijkse groei

Uit de accumulaties van aantallen en capaciteit van installaties achter KVB aansluitingen aan het eind van elk half jaar kunnen we op eenvoudige wijze de halfjaarlijkse- en jaargroei cijfers destilleren. In bovenstaande grafiek eerst de groei per half jaar. Aantallen (blauwe kolommen, x 1.000), resp. capaciteit (bruine kolommen, in MWp), met als referentie de rechter Y-as, en het uit deze 2 parameters berekend systeemgemiddelde vermogen van de aanwas in de tussenliggende periodes in een groene streepjeslijn, met als referentie de linker Y-as, in kWp per gemiddelde nieuwe installatie.

Zelfs bij deze halfjaarlijkse groei cijfers zien we bij de aantallen alleen maar groei, van 58,2 duizend nieuwe HE installaties in het eerste half-jaar van 2020, tot zelfs alweer 94,4 duizend nieuwe projecten in de tweede jaarhelft van 2022. Bij de nieuw toegevoegde capaciteit treedt er in het tweede half-jaar van 2020 (corona tijd) een lichte terugval op, van 276 MWp, t.o.v. de nieuwe 291 MWp in de eerste jaarhelft. Maar daarna gaat het spreekwoordelijke gas er op, en nemen de halfjaarlijkse toevoegingen nieuwe record sprongen, van 322 MWp in HI 2021, via 448 MWp, 540 MWp, tot zelfs 589 MWp nieuw nominaal generator vermogen in de laatste jaarhelft van 2022, een nieuw record voor het KVB segment bij Enexis.

Wederom zijn uit de vorige twee parameters de gemiddelde installatie groottes van de nieuwe projecten in de tussenliggende periodes bepaald (groene streepjeslijn, linker Y-as). Hier is een veel grilliger beeld terug te zien. Aanvankelijk hadden de nieuwe installaties een gemiddelde omvang van 5 kWp (HI 2020), dat viel terug naar 4,40 kWp in de tweede jaarhelft, begon weer toe te nemen in HI 2021 (4,56 kWp), nam zeer sterk toe in de tweede helft van dat jaar (HII 2021 6,34 kWp), viel weer wat terug naar 5,83 kWp in HI 2022, maar is wederom hoog geeindigd, op gemiddeld 6,24 kWp voor de nieuwe KVB projecten in de tweede helft van vorig jaar.

(2b) Jaargroei cijfers

Geheel naar analogie van de nieuwbouw per half-jaar (zie paragraaf 2a) is in het hierboven weergegeven diagram de jaargroei in de afgelopen drie jaar weergegeven voor de HE installaties bij KVB aansluitingen in Enexis netgebied. De groei van het nieuwe aantal HE installaties was op zich al zeer groot, van bijna 121 duizend nieuwe projecten in 2020, via ruim 141 duizend in 2021, tot zelfs alweer bijna 187 duizend nieuwe installaties in 2022. Wat een toename van ruim 32% is t.o.v. de groei in 2021. In 2021 was de toename van de groei t.o.v. de aanwas in 2020 veel lager, bijna 17%.

Bij de capaciteit is de ontwikkeling nog heftiger geweest. Het nieuwe jaarvolume nam toe, van 567 MWp in 2020, via ruim 770 MWp in 2021, tot een spectaculair record volume van alweer ruim 1.128 MWp in 2022. Het eerste jaar in het netgebied van Enexis, dat bij het KVB segment (ver) over de 1 GWp aan nieuwe capaciteit werd toegevoegd. De toename t.o.v. van de aanwas in 2020 was in 2021 al bijna 36%. In 2022 ging daar nog een stevige schep bovenop, met ruim 46% meer groei in het KVB segment, dan de al hoge aanwas in 2021.

Ook voor deze grafiek werd uiteraard uit bovenstaande parameters het gemiddelde KVB project vermogen bepaald van de nieuwe installaties per kalenderjaar (groene streepjeslijn, linker Y-as als referentie). Het zal u niet verbazen: dat nam stevig toe, van 4,69 kWp bij de nieuwe aanwinsten in 2020, via 5,45 kWp in 2021, tot alweer een gemiddelde project omvang van 6,04 kWp voor de nieuw toegevoegde installaties in 2022. In twee jaar tijd is daarmee bij de nieuwbouw de gemiddelde installatie grootte toegenomen met maar liefst 29%. Dat is een serieuze toename van de omvang van, grotendeels, HE installaties op residentiële daken.

In het Randstedelijke netgebied van de collegae van Stedin (excl. Zeeland) was de gemiddelde omvang van nieuwe installaties achter KVB aansluitingen in 2022 slechts 4,52 kWp (analyse Polder PV). Dat ligt dus op een beduidend lager niveau dan in het netgebied van Enexis.


(3) Evolutie parameters duurzame opwek elektra KVB installaties op provinciaal niveau bij Enexis

In deze sectie toon ik enkele grafieken met de evolutie van diverse parameters van de duurzame stroom generatoren in het KVB segment van Enexis op provinciaal niveau. Daartoe heb ik van alle opgegeven gemeentes eerst de correctie provincie bepaald, en daaruit de totalen per provincie berekend. Alle data worden getoond voor de periode eind 2019 tm. eind 2022.

(3a) Evolutie totaal aantal elektra aansluitingen KVB segment Enexis per provincie

In de eerste grafiek in deze sectie de evolutie van het totaal aantal door Enexis geregistreerde aansluitingen voor elektra in hun netgebied, bij kleinverbruikers. De getallen moeten met een factor 1.000 vermenigvuldigd worden om op het correcte aantal te komen. Van de vijf "Enexis provincies" is in Drenthe het minst aantal aansluitingen geregistreerd, 223 duizend eind 2022, gevolgd door Groningen (298 duizend), Overijssel (494 duizend), en Limburg (575 duizend stuks). Noord-Brabant ligt op eenzaam niveau, ver boven deze kleinere provincies, met eind 2022 al bijna 1,27 miljoen KVB aansluitingen voor elektra. Er is ook nog een marginaal segment "rest" (groene curve), met eind 2022 5.129 aansluitingen, die (nog) niet aan een buurt, gemeente, of provincie toegewezen kon, en/of vanwege privacy issues mocht worden.

In totaal evolueerde het aantal elektra aansluitingen in het KVB segment in Enexis gebied van 2,75 miljoen exemplaren, eind 2019, tot 2,86 miljoen stuks, eind 2022. De Compound Annual Growth Rate (CAGR) was voor deze 3-jarige periode gemiddeld 1,36%/jaar, met extremen tussen de 0,84%/jaar (Limburg), resp. 1,57%/jaar (Noord-Brabant).

(3b) Evolutie totaal aantal elektra aansluitingen met HE opwek * KVB segment Enexis per provincie

In deze vergelijkbare grafiek wordt de evolutie van het aantal aansluitingen met HE opwek (vrijwel uitsluitend zonnestroom genererende installaties*) getoond in de loop van de afgelopen 3 jaar, met halfjaarlijkse tussenstanden. De groei is onmiskenbaar, het totaal aantal installaties met - grotendeels - PV installaties nam vanaf eind 2019 toe, van 397 duizend exemplaren, tot alweer 846 duizend, eind 2022. Noord-Brabant blijft ver uitsteken boven de andere vier Enexis provincies, met een toename van 147 duizend naar 346 duizend installaties met HE opwek. Ze wordt op afstand gevolgd door Limburg en Overijssel, met eind 2022 177 duizend resp. 144 duizend installaties. Groningen liep in deze drie jaar wat uit op Drenthe, de provincies hadden eind vorig jaar 95 duizend resp. 84 duizend HE installaties op hun grondgebied staan. In de rest categorie is een verwaarloosbaar aantal HE installaties te vinden, eind 2022 slechts 3 exemplaren.

Ook voor deze hoeveelheden heb ik de CAGR bepaald over de periode eind 2019 tm. eind 2022. Voor de totale volumes kwam dit neer op gemiddeld 28,7% per jaar. De extremen waren terug te vinden bij Drenthe (gemiddeld 22,2%/jaar), en multi-kampioen Noord-Brabant, waar de gemiddelde groei per jaar van de aantallen installaties met HE opwek neerkwam op zelfs 32,9%.

(3c) Evolutie van het aandeel van aansluitingen met HE opwek t.o.v. het totaal aan elektra aansluitingen in Enexis netgebied

Uit bovenstaande 2 grafieken (paragrafen 3a en 3b) heb ik vervolgens het aandeel bepaald van het aantal aansluitingen met HE opwek installaties (grotendeels PV projecten) ten opzichte van het totaal aantal elektra aansluitingen per provincie bij Enexis. Hier is een steil verloop van de groei te zien. Let hierbij op, dat de Y-as is weergegeven tussen 10 en 40%, om het onderscheid tussen de provincies zo goed mogelijk te kunnen laten zien. Onderaan staat ditmaal de grote provincie Noord-Brabant, waar immers enorm veel elektra aansluitingen zijn, en ondanks de enorme groei van PV aldaar, het relatieve aandeel van aansluitingen met HE installaties "relatief bescheiden" is gebleven. Al blijft dat aandeel respectabel, en groeide dat van 12,2%, eind 2019, tot 27,3% eind vorig jaar. Dat is "ongeveer" gelijk te stellen aan een aandeel van ruim 27% van de woningen met PV in die provincie.

In Overijssel, wat ongeveer de "gemiddelde" trend in heel Enexis gebied lijkt te volgen, evolueerde het aandeel aansluitingen met HE installaties van 14,4% naar 29,2%, een ruime verdubbeling, en daarmee een minder hoog tempo tonend dan in Noord-Brabant. Provincie Limburg begon op de 2e plaats eind 2019, met 16,1%, maar moest vervolgens, medio 2021, Groningen voor laten gaan, en eindigde eind 2022 op de derde plaats, met 30,7%.

Groningen heeft, door de nodige trammelant rond de volledig uit de hand gelopen "Slochteren affaire", en al de nodige tussentijdse subsidie regelingen, er de sokken ingezet. Begon op de derde plek eind 2019, met 15,6%, maar streefde Limburg voorbij, en kwam op de 2e plek eind vorig jaar, met 32% van de aanwezige elektra aansluitingen met 1 of meer HE opwek installaties (dominant PV).

Niemand kan echter op dit punt op tegen de dunbevolkte provincie Drenthe. Waar al eind 2019 een substantieel aantal woningen / panden met KVB aansluiting, met 1 of meer HE opwek installaties waren toebedeeld, op een niveau van 21,4%. En dat is hard door gegroeid. Naar een landelijk (provinciaal) record, van alweer 37,7% van het totaal aantal elektra aansluitingen met 1 of meer HE installaties, eind 2022.

Het gemiddelde in heel Enexis gebied, weergegeven in de zwarte lijn, evolueerde van 14,5% (eind 2019) naar 29,6%, eind 2022, zoals reeds eerder in paragraaf (1) in de "half-jaar" tabel weergegeven.

(3d) Evolutie HE capaciteit in het KVB segment van Enexis per provincie

Naar analogie van de vorige grafiek ditmaal de evolutie van de als hernieuwbaar (vrijwel exclusief zonnestroom) bestempelde capaciteit (in MWp) bij Enexis in de afgelopen drie jaar. Hierin tekent zich een nog duidelijker groei af dan bij de aantallen installaties (paragraaf 3b). Bij Noord-Brabant nam de HE capaciteit toe van 642 MWp naar 1.734 MWp, een totale groei van 170%. De 2 volgende provincies moesten het met een veel lager niveau stellen: Limburg van 382 naar 849 MWp, Overijssel van 194 naar 751 MWp. Groningen en Drenthe gingen ongeveer gelijk op, beginnend op 184 MWp (Groningen) resp. 194 MWp (Drenthe). Eerstgenoemde haalde Drenthe in, en kwam eind 2022 iets hoger uit (428 vs. 414 MWp). De rest categorie omvatte slechts 21 kWp, eind 2022.

De uit deze cijfers bepaalde CAGR over de periode 2019-2022 kwam voor het totaal aan HE installaties achter KVB aansluitingen bij Enexis neer op een groei van gemiddeld 34,7%/jaar. Met daarbij extremen tussen de 28,8%/jr voor Drenthe. Tot zelfs 39,3%/jaar (!) voor Noord-Brabant.

(3e) Evolutie van de systeemgemiddelde capaciteit HE installaties KVB per provincie bij Enexis

Tot slot zijn uit de data getoond onder paragraaf 3b (aantal aansluitingen met HE opwek installaties) en paragraaf 3d (totale HE capaciteit per provincie) de gemiddelde project omvang in kWp berekend voor alle provincies en het totaal in heel Enexis netgebied (de "rest" categorie uitgesloten, deze geeft een zeer grillig verloop te zien en kan niet als "representatief" worden gezien). En hierboven weergegeven in het laatste lijn-diagram. Om de resultaten voor de provincies individueel goed zichtbaar te maken, is de Y-as weergegeven tussen de 4,00 en 5,40 kWp.

Ook al is de progressie in "probleem" provincie Groningen voortvarend geweest, bij de gemiddelde systeemgroottes zit ze onderaan de ladder in deze rating, wat waarschijnlijk te maken heeft met het feit dat de meeste installaties in de paar steden zijn terug te vinden, waar de daken gemiddeld genomen niet zeer groot zijn. De installatie omvang nam uiteraard wel toe, vanaf gemiddeld 4,06 kWp eind 2019, tot 4,19 kWp eind 2020. Dat zakte toen weer iets in, naar 4,13 kWp, medio 2021, en steeg daarna door, om eind 2022 op gemiddeld 4,49 kWp uit te komen.

Op behoorlijke afstand volgt dan nummer twee, Limburg, die evolueerde van 4,23 kWp eind 2019 naar 4,33 kWp een half jaar later, vervolgens stabiliseerde, om vanaf medio 2021 (4,35 kWp) gestaag door te groeien naar 4,81 kWp, eind 2022, fors hoger dan Groningen. Drenthe startte zelfs lager dan Limburg, met, eind 2019, 4,2 kWp, maar wist door constante groei, en een versnelling vanaf medio 2021, eind 2022 met nog een groeispurt, veel hoger uit te komen dan Limburg, en wel op 4,92 kWp gemiddeld. Noord-Brabant vertoonde op een wat hoger niveau een vergelijkbare trend als Limburg, met 4,36 kWp gemiddeld, eind 2019, een korte dip in 2020, uiteindelijk eind 2022 boven de 5 kWp uitkomend, gemiddeld 5,01 kWp per HE installatie (vrijwel uitsluitend zonnestroom genererend).

Kampioen in dit opzicht is en blijft Overijssel. Ze zat eind 2019 al op een zeer hoog niveau van gemiddeld 4,53 kWp, bleef ongeveer stabiel tot medio 2021 (4,59 kWp), maar groeide vervolgens onvervaard door naar een kennelijk onaantastbare kampioens-positie: eind 2022 alweer op gemiddeld 5,21 kWp per HE installatie, 16% hoger dan het niveau in Groningen. Dit komt vermoedelijk omdat er heel veel kleine boerderijtjes in het enorme buitengebied van Overijssel zijn met een KVB aansluiting, waarop een fors aantal zonnepanelen kan worden aangelegd. Wat daar ook massaal gebeurt, en zichtbaar is als je door het landschap en de gemeentes fietst.


(4) 25 "best performers" duurzame opwek elektra KVB installaties op gemeentelijk niveau bij Enexis

Tot slot, heb ik uiteraard ook nog even gekeken naar de prestaties op gemeentelijk niveau in het netgebied van Enexis. Ik heb daarvoor in eerste instantie voor de aantallen aansluitingen met HE opwek installaties, en voor de geaccumuleerde capaciteit, aparte grafieken gemaakt, met de 25 "best performing" gemeentes, nadat ik de data daarvoor per gemeente heb geaggregeerd uit de buurt cijfers. Ook heb ik de spreiding van de CAGR ratio's op gemeentelijk niveau bekeken, omdat die duidelijk extremere waarden oplevert dan op het geaggregeerde niveau van de provincies.

(4a) 25 "best performers" aantallen aansluitingen met HE installaties KVB, per Enexis gemeente

In dit overzicht, geldend voor 1 januari 2023, vinden we de 25 gemeentes in Enexis netgebied terug die het best presteren op het gebied van aantallen elektra aansluitingen met duurzame opwek installaties (grotendeels: zonnestroom) in het KVB segment. Uiteraard betreft dat bijna altijd sterk verstedelijkte agglomeraties, met veel huizen / eengezinswoningen met - bijna uitsluitend - PV installaties. Hier vinden we een duidelijke top drie terug, met Groningen (stad) vooraan, met 28.876 aansluitingen met HE installaties. Gevolgd door Eindhoven (NB) met 26.265 installaties, en Tilburg (NB) met 23.248 projecten. Dan valt er een klein gat, gevolgd door de hoofdstad van Overijssel, Zwolle, met 19.261 aansluitingen met HE installaties. Tot en met hekkensluiter in deze "25" rating, de vrij nieuwe fusie-gemeente Eemsdelta (Appingedam, Delfzijl en Loppersum) in provincie Groningen, met 9.186 kleinschalige HE projecten.

De "echte" rode lantaarndragers in de gemeentelijke ordening van de Enexis rating zijn Almelo (681) en Oldenzaal (461), maar dat zijn gemeentes waar het aantal elektra aansluitingen voor het overgrote merendeel vallen onder collega netbeheerder Coteq. De laatste "echte" Enexis gemeente op dit gebied is het van Belgische enclaves en sub-enclaves vergeven Brabantse Baarle-Nassau (868 aansluitingen met HE opwek bekend bij Enexis).

In de top 25 rating vinden we 10 Brabantse gemeentes terug, 5 in zowel Groningen als Overijssel, 3 uit Limburg, en slechts 2 uit Drenthe (Emmen en Assen).

CAGR gemeentes - aantallen
Bij de Compound Annual Growth Rate voor de periode 2019-2022 heb ik op gemeentelijk niveau vast kunnen stellen dat voor deze parameter, aantal aansluitingen met duurzame opwek installatie(s), de Drentse gemeente Westerveld het "minst" heeft gepresteerd in Enexis netgebied, met een gemiddelde aanwas van 14,1%/jaar in die periode. De Groningse gemeente Veendam was kampioen, met een gemiddelde (!) jaargroei van maar liefst 54,9% in die drie jaar tijd, gevolgd door Oldambt (Gr.), 51,4%, en het Limburgse Vught, met 48,0%. Het gemiddelde op gemeentelijk niveau was bij Enexis een respectabele 29,8% per jaar. Iets hoger dan op het geaggregeerde niveau van de provincies (paragraaf 3b, 28,7%/jaar).

(4b) 25 "best performers" HE capaciteit KVB per Enexis gemeente

Naar analogie van de grafiek voor de aantallen aansluitingen met HE opwek (vorige paragraaf), tot slot hier het exemplaar met de hoogste geaccumuleerde HE capaciteit bij de 25 "best performing" gemeentes.

De top drie is hier hetzelfde als bij de aantallen aansluitingen met HE opwek, Groningen stad (105,7 MWp), Eindhoven (100,9 MWp), resp. Tilburg (93,8 MWp), in het KVB segment. Opvallende vierde gemeente (87,8 MWp) is hier het Brabantse Land van Cuijk, een op 1 januari 2022 gecreeërde nieuwe entiteit, ontstaan uit de fusie van Boxmeer, Cuijk, Sint Anthonis, Mill en Sint Hubert en Grave. Waar kennelijk forse huizen staan die meer zonnepanelen hebben, dan gemiddeld (bij de aantallen stond deze nieuwe gemeente op de 9e plaats). Rode lantaarndrager in de top 25 is ditmaal Hengelo in Overijssel, met ruim 44 MWp HE capaciteit in het KVB segment.

Kijken we dieper in de totale gemeente lijst, komen we wederom Almelo, 5,5 MWp, en Oldenzaal, 2,6 MWp (bijna) onderaan tegen, waarvan het grootste deel van de (KVB) aansluitingen in het netgebied van Coteq ligt. De laatste "echte" Enexis gemeente is het Limburgse Vaals, met maar 5,1 MWp in het KVB segment.

In de top 25 rating is de verhouding licht verschillend van die bij de aantallen aansluitingen met HE opwek (vorige paragraaf). Ditmaal zijn bij de 25 "best performing" gemeentes er 9 uit Noord-Brabant, 5 in zowel Limburg als Overijssel, 4 uit Groningen, en, wederom, slechts 2 uit Drenthe (Emmen en Assen).

Met Groningen en Eindhoven zijn er momenteel in Enexis gebied 2 gemeentes die op het vlak van totale capaciteit bij KVB aansluitingen beter scoren dan de beste gemeente in het netgebied van Stedin (99,4 MWp voor gemeente Utrecht, EOY 2022).

CAGR gemeentes - capaciteit
Bij de Compound Annual Growth Rate voor de periode 2019-2022 heb ik op gemeentelijk niveau voor deze parameter de volgende extremen gevonden voor de aangesloten capaciteit aan duurzame opwek installatie(s) achter KVB aansluitingen. Hier zat de Limburgse gemeente Landgraaf op het laagste niveau in Enexis netgebied, met een gemiddelde aanwas van 21,8%/jaar in die periode. De ook al Limburgse gemeente Vught was op dit punt haantje-de-voorste, met een gemiddelde (!) groei van maar liefst 58,3% in de afgelopen drie jaar, gevolgd door Almelo (57,5%) in Overijssel. Echter, omdat het daar maar om een kleine populatie gaat, en het grootse deel van de KVB aansluitingen in die gemeente bij Coteq liggen, zijn de volgende 2 "echte" Enexis gemeentes de nummers 2 en drie: Oisterwijk in Noord-Brabant, met 57,3% gemiddelde groei in de afgelopen drie jaar. En Veendam (Gr.), met 51,6% (tevens kampioen bij de aantallen aansluitingen met HE opwek).

Het gemiddelde op gemeentelijk niveau was bij Enexis een hoog percentage van 35,7% per jaar. Wederom: iets hoger dan op het geaggregeerde niveau van de provincies (paragraaf 3d, 34,7%/jaar).

(4c) Jaargroei op gemeentelijk niveau in 2022

In dit overzicht zet ik drie parameters op een rijtje voor de minimale, maximale, en gemiddelde jaargroei cijfers op gemeentelijk niveau bij KVB aansluitingen in Enexis netgebied. Hierbij zijn kunstmatige extremen in de "Coteq gemeentes" Almelo en Oldenzaal niet meegenomen.

Nieuwe aantal KVB aansluitingen met HE opwek installatie in Enexis netgebied in 2022:

  • Minimale niveau in Vaals (L.), 175 nieuwe HE installaties
  • Maximale niveau in Tilburg (NB), 6.522 nieuwe HE installaties
  • De nummers 2 en 3 (onder Tilburg) zijn Groningen stad (Gr), 6.071, resp. Eindhoven (NB), 5.526 nieuwe HE installaties
  • Gemiddelde niveau alle Enexis gemeentes 1.376 nieuwe HE (dominant: zonnestroom genererende) installaties.

Nieuwe capaciteit HE installaties achter KVB aansluitingen in Enexis netgebied in 2022:

  • Minimale niveau in Vaals (L.), 1.023 kWp
  • Maximale niveau in Tilburg (NB), 30,4 MWp
  • De nummers 2 en 3 (onder Tilburg) zijn Groningen stad (Gr), 25,8 MWp, resp. Eindhoven (NB), 24,9 MWp nieuwe HE capaciteit
  • Gemiddelde niveau alle Enexis gemeentes 8.292 kWp nieuwe HE capaciteit (dominant: zonnestroom genererend).

Relatieve toename nieuwe aantal KVB aansluitingen met HE opwek installatie t.o.v. status EOY 2021 in Enexis netgebied in 2022:

  • Minimale groei in Vaals (L.), 16,0% nieuwe HE installaties t.o.v. status EOY 2021
  • Maximale groei in Pekela (Gr), 48,7% nieuwe HE installaties t.o.v. status EOY 2021
  • De nummers 2 en 3 (onder Pekela) zijn Deurne (NB), 43,7%, resp. Waalwijk (NB), 41,8% groei t.o.v. status EOY 2021
  • Gemiddelde niveau alle Enexis gemeentes 29,2% groei HE (dominant: zonnestroom genererende) installaties.

Relatieve toename nieuwe HE opwek capaciteit (kWp) t.o.v. status EOY 2021 in Enexis netgebied in 2022:

  • Minimale groei in Vaals (L.), 25,0% nieuwe HE capaciteit t.o.v. status EOY 2021
  • Maximale groei in Tubbergen (Ov), 59,0% nieuwe HE capaciteit t.o.v. status EOY 2021
  • De nummers 2 en 3 (onder Pekela) zijn Deurne (NB), 55,0%, resp. Staphorst (Ov), 52,0% groei HE capaciteit t.o.v. status EOY 2021
  • Gemiddelde niveau alle Enexis gemeentes 38,1% groei HE capaciteit (dominant: zonnestroom genererend).

(4d) Relatieve maatvoeringen per gemeente Enexis netgebied, KVB, eind 2022

Kijken we op gemeentelijk niveau naar 2 afgeleide maatvoeringen, komen we tot de volgende bevindingen.

Aandeel van aantal aansluitingen met HE opwek t.o.v. totaal aantal elektra aansluitingen:

  • Minimale niveau in Breda (NB), 16,6%
  • Maximale niveau in Tynaarlo (Dr), 47,0% (!)
  • De nummers 2 en 3 (onder Tynaarlo) zijn Dalfsen (Ov.), 45,8%, resp. Midden-Drenthe (Dr.), 44,6%
  • Gemiddelde niveau alle Enexis gemeentes 32,5%, eind 2022.

Gemiddelde capaciteit van de HE opwek installaties (kWp):

  • Minimale niveau in Groningen stad (Gr), 3,66 kWp
  • Maximale niveau in Tubbergen (Ov), 8,31 kWp (!)
  • De nummers 2 en 3 (onder Tubbergen) zijn, bij uitsluiting van het grotendeels onder netbeheerder Coteq vallende Almelo, Hof van Twente (Ov.), 7,64 kWp, resp. Boekel (NB), 7,52 kWp
  • Gemiddelde niveau alle Enexis gemeentes 5,31 kWp, eind 2022.

(5) Relatieve verhouding GVB t.o.v. KVB capaciteit

Ook al zijn directe vergelijkingen, wegens niet synchrone peildata van gegevens over kleinverbruik en grootverbruik installaties, niet altijd mogelijk, we kunnen van het selecte aantal opgaves voor de GVB projecten bij Enexis (zie voorgaande analyse) wel een poging doen om de relatieve verhouding te bepalen t.o.v. het KVB segment. In de opgaves hieronder wordt daartoe het opgegeven MWac vermogen onder GVB gerelateerd aan het nominale generator vermogen (MWp) bij KVB, voor dezelfde, of de meest in de buurt liggende peildatum.

  • Verhouding 1 juni 2021 GVB t.o.v. 1 juli 2021 KVB: 1,17 : 1
  • Verhouding 1 januari 2022 GVB t.o.v. 1 januari 2022 KVB: 1,24 : 1
  • Verhouding 1 juli 2022 GVB t.o.v. 1 juli 2022 KVB: 1,06 : 1
  • Verhouding 12 maart 2023 GVB t.o.v. 1 januari 2023 KVB: 1,08 : 1

Deze verhouding tussen GVB (AC capaciteit) en nominaal generator vermogen KVB (DC) is dus blijvend in het voordeel van de gecontracteerde AC capaciteit voor het GVB segment bij Enexis, en zelfs fors groter geweest begin 2022. Daarna is de verhouding weer wat kleiner geworden, maar nog steeds duidelijk positief.

Bij de collegae van de grootste netbeheerder, Alliander, was de verhouding andersom (2e grafiek achter deze interne link). Eind 2022 stond daar volgens opgave van deze netbeheerder 2.674 MWac gecontracteerde capaciteit in het GVB segment binnen hun verzorgingsgebied, en 3.186 MWp nominaal generator vermogen achter KVB aansluitingen. Dat is een verhouding 1 : 1,19 in het voordeel van het KVB segment.

Het is dan ook al lang duidelijk, dat de grootste capaciteit volumes worden geplaatst achter GVB aansluitingen in het verzorgingsgebied van Enexis, terwijl de grootste netbeheerder Alliander, het met veel minder moet, cq. "hoeft te" doen. Zie daarvoor verder ook de toelichting in het intermezzo in de laatste full-scale analyse van Polder PV, van eerder gepubliceerde CBS data (status update tm. 2021).

Bronnen - voor de bij deze analyse toepasselijke interne links en externe bronnen, zie het lijstje onder het eerste artikel over de status bij Enexis.



21 april 2023: Status realisaties en pending portfolio wind- en zonnestroom projecten achter grootverbruik aansluitingen Enexis. Netbeheerders zijn de laatste jaren meer cijfers gaan publiceren over de status van diverse parameters in hun netgebieden. Helaas gebeurt dat niet synchroon, gelijkwaardig, noch voorspelbaar, maar er komen wel meer data beschikbaar. Enexis heeft nieuwe Open Data gepubliceerd over de capaciteit volumes die zijn gerealiseerd voor wind- en zonnestroom genererende projecten achter grootverbruik (GVB) aansluitingen, en de nog overgebleven "pending" portfolio's. Polder PV geeft in een serie grafieken een analyse van de stand van zaken van de cijfers die kennelijk op peildatum 23 maart 2023 uit de hoofdbestanden van Enexis zijn ge-extraheerd. Op het gebied van PV blijft bij de provincies Noord-Brabant veruit kampioen, op gemeentelijk niveau is dat vooralsnog Midden-Groningen. Enkele nieuwkomers maken hun opwachting met forse gecontracteerde volumes, als er geen kinken in de kabels gaan komen. Enkele data van Enexis, eerder gepubliceerd, zijn toegevoegd om de jaargroei cijfers te illustreren.

(1) Evolutie GVB dossier wind- en zonnestroom capaciteit

(2) Verdeling wind- en zonnestroom capaciteit over Enexis provincies 23 maart 2023

(3) Wind- en zonnestroom capaciteit in 25 best performing Enexis gemeentes 23 maart 2023

(4) Kerncijfers zonnestroom projecten >= 15 kWp Enexis jaaroverzichten

(5) Bronnen


(1) Evolutie van GVB dossier m.b.t. wind en zon bij Enexis, sedert medio 2021

Er zijn inmiddels vier rapportages over de status van geïnstalleerde capaciteit achter GVB aansluitingen verschenen bij Enexis. De laatste is helaas niet met peildatum rond de jaarwisseling, maar voor 23 maart 2023 (punten helemaal rechts in de grafiek). Met "geïnstalleerde" (dan wel geplande) capaciteit wordt hier het bij de netbeheerder gecontracteerde AC vermogen bedoeld. Voor zonnestroom ligt dat altijd (een stuk) lager dan het nominale (DC) vermogen van de generator. Hoe veel lager hangt sterk van de periode van oplevering, type installatie, en/of van eventuele curtailing wensen af bij de exploitant, en recent tevens van voorwaarden aan projecten voor SDE subsidies. Onder SDE 2023 wordt zelfs getracht om voor alle aanvragen, dus ook projecten kleiner of gelijk aan 1 MWp generator vermogen, een "additionele teruglevercapaciteit van max. 50% van het piekvermogen" (= nominaal generator) te eisen (kamerbrief), maar de uitvoerbaarheid van die intentie wordt nog getoetst.

Hier is op voorhand dus geen eenduidig "kengetal" aan te hangen. Wel is het vaak gebruikelijk om de PV generator tussen de 10% (oudere installaties) en 30% (nieuwere projecten) "over te dimensioneren" t.o.v. de omvormer / aansluit capaciteit, zeker bij de grotere projecten. Zware aansluitingen zijn duur, het loont beslist om flink af te schalen bij het omvormer vermogen, eventuele verliezen van "piek" producties die relatief weinig voorkomen in zomerse maanden, worden dan voor lief genomen, omdat het flink kan schelen bij de vastrechten en de fysieke hardware die nodig is voor grote aansluitingen bij PV.

In ieder geval is in de grafiek dus het gecontracteerde (AC) vermogen vermeld. Voor wind nam de feitelijk opgeleverde capaciteit in het netgebied van Enexis (getrokken blauwe lijn) tussen medio 2021 en eind maart 2023 toe, van 1,24 GW, via 1,39 GW (eind 2021), een lichte afname tot 1,37 GW (medio 2022), tot een fors gestegen volume van 1,74 GW, op peildatum 23 maart 2023. De "maximale omvormer capaciteit in aanleg", de nog resterende (en eventueel in de tussentijd bijgekomen) nieuw geplande projecten, weergegeven in de gestreepte blauwe lijn, is echter continu gedaald in de genoemde periode. Van 493 MWac medio 2021, via 417 MW, en 363 MW, naar nog maar 92 MWac, eind maart 2023. Dat is een zeer slechte zaak, want windenergie op land is zeer hard nodig voor het invullen van de energie- en klimaat doelstellingen, en met deze schrikbarend lage overgebleven (gecontracteerde) vraag, gaan we dat absoluut niet redden ! Een hoge capaciteit aan wind op land is ook nodig om de enorme piekvermogens van grote PV projecten op te vangen, en de totale productie van duurzame elektra meer in balans te brengen. Off-shore staat hier trouwens niet bij, dat gaat allemaal via hoogspanningsnetwerken onder netbeheerder TenneT TSO.

Zonnestroom - enorm volume ontwikkeld en gepland

Voor zonnestroom capaciteit achter GVB aansluitingen zijn de gele curves ingetekend. De realisaties in het netgebied van Enexis zijn, zoals vaker gerapporteerd door Polder PV, monumentaal, en zelfs (veel) hoger dan in het netgebied van de grootste netbeheerder, Liander. In de getrokken donkergele curve zien we een heftige ontwikkeling. Aanvankelijk op een al hoog niveau van 3.039 MWac gecontracteerde, gerealiseerde PV capaciteit, medio 2021. Die flink toenam naar 3.764 MWac eind dat jaar, vervolgens vrijwel stabiel bleef tm. medio 2022 (3.784 MWac, netcongestie was toen al "rampant" in het verzorgings-gebied van Enexis). Maar inmiddels is er weer een forse sprong voorwaarts gemaakt bij de realisaties, eind maart 2023 inmiddels alweer gegroeid naar 4.510 MWac. Een enorme groei van 1.471 MWac in bijna 21 maanden tijd, ruim 70 MWac per maand gemiddeld in die vrij korte periode. Sedert medio 2022 was de gemiddelde groei zelfs grofweg 81 MWac per maand.

Net als bij de geplande gecontracteerde capaciteit voor windturbines, is het ooit zeer hoge (overgebleven) niveau bij zon, medio 2021 zelfs al hoger dan de realisaties tot dan toe (3.135 MWac t.o.v. realisatie van 3.039 MWac) stapsgewijs flink ingekrompen, zelfs harder nog dan bij wind. De overgebleven gecontracteerde capaciteit voor nieuwe PV projecten achter GVB aansluitingen werd stapsgewijs neerwaarts bijgesteld in het netgebied van Enexis, van 2.326 MWac eind 2021, via 2.021 MWac medio 2022 (NB: bij grofweg stabilisatie van de nieuwbouw), naar nog maar een niveau van 1.683 MWac gecontracteerde capaciteit eind maart 2023. Daarmee is dus het "nog te realiseren" niveau van medio 2021 bijna gehalveerd. Zelfs al is de nieuwbouw zeer fors geweest, er is dus kennelijk tegelijkertijd relatief weinig aan nieuwe contract aanvragen binnengekomen bij Enexis in het laatste anderhalve jaar. Wat ook weer niet vreemd is, gezien de langdurige netcongestie in hun verzorgings-gebied (kaartje "invoeding" bij Netbeheer Nederland, alle 5 de "Enexis provincies" oranje / netcongestie).

Hierbij dient dan natuurlijk ook opgemerkt te worden, dat er een zeer grote onbalans is in de resterende gecontracteerde capaciteit tussen zon en wind, eind maart dit jaar: het verschil is een voor de netbeheerder zeer vervelende factor 18 in het voordeel van zon.

(2) Verdeling gecontracteerde capaciteiten wind en zon over de (Enexis) provincies, eind maart 2023

Uit de Open Data van Enexis is ook, met wat moeite, de regionale verdeling over de vijf basis provincies (verzorgingsgebied van de netbeheerder) te extraheren. Daartoe is van alle opgegeven gemeentes (de standaard indeling bij de ODS data) de betreffende provincies bepaald, en zijn de totale volumes per provincie uitgerekend. Hierbij komen ook enkele "afwijkingen" voor. Er zijn kennelijk ook enkele aansluitingen van reeds gerealiseerde, of geplande wind- en zonnestroom projecten, die fysiek in een aangrenzende provincie staan. Deze sporadische gevallen hebben dus een ander provincie label gekregen, die formeel buiten het vijftal standaard exemplaren voor Enexis vallen (basis = Groningen, Drenthe, Overijssel, Noord-Brabant en Limburg). Er is ook nog een "rest" categorie die kennelijk (nog) niet kon worden toegewezen aan "een" Enexis (of andere) provincie. Deze aparte gevallen staan in onderstaande grafiek, opgemaakt met de data voor 23 maart 2023, ook vermeld.

Grafiek met cumulatief gestapeld, de gecontracteerde capaciteiten bij Enexis, per provincie. Waarbij elke kolom van onder naar boven de capaciteit voor de gerealiseerde (donkergele), resp. "pending" (in aanleg, geel gearceerde) PV projecten weergeeft, waarop de capaciteiten voor de realisaties, resp. "pending" windprojecten zijn gestapeld (blauwe resp. blauw gearceerde kolom segmenten).

Links ziet u de 5 klassieke Enexis provincies, in alfabetische volgorde, dan een categorie "rest" die nog niet aan een provincie toegewezen kon worden. Tot slot worden nog vier provincies weergegeven, waarbinnen wind- of zonnestroom projecten staan opgesteld, die hun gerealiseerde of geplande netaansluiting echter hebben in de aangrenzende "Enexis provincie". Zo is het grote privaat ontwikkelde zonnepark Voorst te Wilp in provincie Gelderland (Liander netgebied) aangesloten op een Enexis station in Deventer, Ov., via een gestuurde boring onder de IJssel door gerealiseerd ("byzondere projecten" in Polder PV zonneparken special). In Zeeland is kennelijk een windpark op de westoever van het Schelde-Rijnkanaal op Tholen, gekoppeld aan een Enexis station op het vasteland (contreien Steenbergen - Bergen op Zoom, Noord-Brabant). U ziet, dat de omvang van dergelijke "randzone projecten" vrij gering is ten opzichte van de totale volumes.

Noord-Brabant blijvend kampioen
Ook blijft kristalhelder, dat provincie Noord-Brabant niet alleen bij de al gerealiseerde grotere PV projecten achter GVB aansluitingen absoluut heersend kampioen is. Niet alleen in het netgebied van Enexis, maar sowieso van alle 12 Nederlandse provincies, zoals regelmatig getoond in de CBS statistieken op Polder PV (daar in de vorm van "bedrijfsmatige", niet residentiële installaties). Qua gecontracteerd gerealiseerd PV vermogen had Enexis in Noord-Brabant al 1.557 MWac staan. Er is nog eens een record volume van 730 MWac gepland. Met de ook hoge realisaties (493 MWac) en geringe geplande volume (81 MWac) aan windturbines, staat Noord-Brabant op deze combinatie ver aan kop, in totaal 2.861 MWac gerealiseerd + gecontracteerd.

Groningen volgt behoorlijk ver op afstand van Noord-Brabant, met 766 MWac PV achter GVB aansluitingen gerealiseerd, en nog eens een relatief bescheiden gepland gecontracteerd PV vermogen van 146 MWac, waar bovenop wel een "record" wind capaciteit voor Enexis is gestapeld (749 MWac, plus een nauwelijks zichtbaar gepland volume van slechts 4,8 MWac). Maar Groningen moet het, wat gerealiseerde PV capaciteit betreft, net aan afleggen t.o.v. Overijssel, wat 1 MWac meer heeft aan realisaties achter GVB aansluitingen. Bij de officiële CBS cijfers lag, wat het nominaal generator volume betreft, eind 2021 de verhouding iets andersom (3e grafiek in introductie artikel zonneparken status update van Polder PV). Mogelijk hebben deze verschillen te maken met het feit, dat een veel groter deel van de bedrijfsmatige grote projecten in Groningen in zonneparken aanwezig is, waar curtailment vermoedelijk een belangrijkere rol heeft, dan bij kleinere rooftops in de stedelijke omgevingen.

Omdat Overijssel ook nog eens een belangrijke hoeveelheid capaciteit in portfolio (pending) heeft staan, 236 MWac, is het potentieel voor zon daar zelfs iets groter dan in Groningen, totaal mogelijk 1.003 MWac (Ov.) t.o.v. 912 MWac (Gr.). Het is echter nog niet gezegd, of het getoonde "pending" volume ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd, dus dat blijft afwachten.

De 2 overige Enexis provincies komen, in combinatie met de reeds gerealiseerde capaciteiten, mogelijk ongeveer op een vergelijkbaar niveau uit als Groningen, als de "pending" portfolio's (Dr. 226 MWac, L. 239 MWac) aan de reeds gerealiseerde PV capaciteit (681 resp. 644 MWac) worden toegevoegd.

Wind capaciteit en totalen zon + wind
Voor wind blijft Groningen uiteraard de belangrijkste Enexis provincie, met al 749 MWac gerealiseerd. Na Noord-Brabant (493 MWac) en Drenthe (vooral door het veelbesproken "Monden" gebied project, 264 MWac), zijn de volumes voor Limburg (122 MWac) resp. Overijssel (84 MWac) als "veel te laag" te kwalificeren. Daar zou veel meer vermogen bij moeten, ook gezien de PV ambities in die provincies. Door de combinatie van zon en wind, staat Groningen bij het totaal volume op een prima tweede plaats (1.665 MWac), na kampioen Noord-Brabant (2.861 MWac), de overige drie Enexis provincies moeten het met veel lagere totaal volumes stellen (Dr. 1.172 MWac, L. 1.006 MWac, en Ov. 1.093 MWac). De nog niet plaatsbare "rest", die mogelijk ook vanwege anonimiteitsredenen niet aan een bepaalde "buurt" kon worden toegekend, telt op tot 157 MWac, de randgebied exoten gaan over veel lagere volumes.

(3) Gecontracteerde zon- en wind capaciteit (GVB) bij de 25 best-performing gemeentes in Enexis gebied, status update 23 maart 2023

Uiteraard heb ik in de beschikbare Open Data van Enexis ook gekeken naar de prestaties per gemeente. Ook hiertoe moest ik eerst de data aggreren, per gemeente. Voor de laatst bekende status, 23 maart 2023, volgen hieruit de hier onder geplaatste grafieken, gescheiden voor zon en wind, en voor reeds gerealiseerde projecten, als voor de (nog) gecontracteerde plannen. Voor elke variant zijn, indien van toepassing, de 25 beste gemeentes van hoog naar laag gesorteerd.

(a) PV gerealiseerd

Ten eerste, de 25 best performing gemeentes in Enexis gebied op het gebied van gerealiseerde gecontracteerde AC capaciteit aan zonnepanelen, per 23 maart 2023, van links naar rechts gesorteerd op grootte. De "rest" categorie die nog niet toegewezen kon worden aan een buurt, gemeente, of provincie, in aparte kleurstelling (paars), staat qua volume op de 24e plek, vandaar dat er rechts van nog 2 gemeentes staan toegevoegd. Voor insiders is natuurlijk al lang duidelijk, dat vrijwel alle hier afgebeelde best performers 1 of meer (grote) zonneparken bevatten, die immers de grootste impuls is voor een (soms zeer) forse groei van de capaciteit in een specifieke gemeente. Polder PV heeft daar, o.a. in zijn vele detail analyses van CBS cijfers, en zijn eigen data, al vaak op gewezen. Kampioen bij Enexis is vooralsnog gemeente Midden-Groningen in de gelijknamige provincie, waar Polder PV inmiddels al 11 grote zonneparken voor in zijn "Big Sheet" heeft staan. Ook grote distributiecentra vol zonnepanelen op de platte daken dragen (deels) bij aan dergelijke hoge ratings, zoals bij Venlo, Tilburg, Eindhoven, Roosendaal en Peel en Maas, al is de totale impact daarvan niet zo hoog als bij de grote grondgebonden projecten. Noord-Brabant had de meeste gemeentes in deze rating, 8 stuks. Drenthe en Overijssel staan ex aequo op de 2e plaats, met elk 5 gemeentes.

(b) PV pending

In deze grafiek, vergelijkbaar met het vorige exemplaar voor de realisaties, het "geplande" potentieel van gecontracteerde capaciteit voor zonnestroom projecten achter GVB aansluitingen bij Enexis. Hier is het verloop tussen de koplopers en de volgers "scherper", wat duidelijk verschilt van de accumulaties in de vorige grafiek. Ook komen hier soms compleet andere gemeentes om de hoek kijken, waar deels ook weer zonneparken staan gepland, en/of grote rooftop projecten op distributiecentra e.d. Duidelijk boven de rest uit stekend zien we hier de Drentse gemeente Noordenveld en het Groningse Westerwolde, met in planning ruim 133 MWac, resp. 105 MWac. Er zijn mij verschillende initiatieven voor zonneparken in de Drentse gemeente bekend, maar de meesten zijn slechts relatief klein van opzet.

De enige die hier ver boven uit springt, is het veelbesproken Zuidvelde project, een grootschalig initiatief van Ankehaar Solar, Chint Solar en TPSolar, die in samenwerking met o.a. Energiecoöperatie Noordseveld 35 hectare aan natuur en open ruimte, in samenhang met een 74 hectare groot zonnepark willen ontwikkelen. Een vergunning werd recent verleend voor dat grote project. Voor Westerwolde zijn mij minstens 3 grotere zonnepark plannen bekend van drie ontwikkelaars, die reeds SDE beschikkingen hebben weten te verzilveren. Meer projecten staan daar ook al op stapel.

De "rest" categorie (geen toewijzing aan locatie, paarse kolom) bevat ook een fors volume, ruim 83 MWac, maar dat is natuurlijk verdeeld over een onbekend aantal separate locaties. Derde tot en met vijfde gemeente in deze rating zijn Nederweert in Limburg, en Hilvarenbeek en Steenbergen in Noord-Brabant. Ook in deze gemeentes zijn mij, soms meerdere, grotere zonnepark plannen bekend.

Goed is te zien dat sommige gemeentes, die in het geheel niet in de vorige accumulatie grafiek waren te zien, er in dit "planning" exemplaar forse PV volumes van soms enkele tientallen megawatten (AC) bij kunnen gaan krijgen, als er geen kinken in de solar kabels gaan komen. De 25e gemeente in deze reeks is Roerdalen in Limburg. Vermoedelijk valt het afvalstort "pilot" zonneveld project in Montfort, een samenwerking tussen de gemeente, Attero, en coöperatie Duurzaam Roerdalen, hier onder.

(c) Wind gerealiseerd

Naar analogie met de twee grafieken voor "gerealiseerde" en "geplande" gecontracteerde zonnestroom capaciteit, hiervoor getoond, volgen tot slot twee grafieken voor windturbines en -parken. Dit eerste exemplaar toont de 25 best performing gemeentes in Enexis gebied bij de gerealiseerde windturbine capaciteit. Waarbij 2 afwijkende "gebieden" opvallen, Tholen in "niet-Enexis provincie", Zeeland, op de 24e positie (oranje kolom, vermoedelijk een windenergie project aldaar, met oostwaartse connectie naar West Brabant, onder het Schelde-Rijnkanaal door), en de "rest" categorie met niet locatie-specifieke projecten (paarse kolom). Vandaar dat er nog 2 echte Enexis gemeentes rechts zijn toegevoegd in deze 25-rating, Hardenberg (Ov.), en 's-Hertogenbosch (NB), elk met bescheiden volumes (ruim 14 resp. ruim 13 MWac).

Uit de rating wordt kristalhelder, dat de grote haven gebieden in Enexis gebied, Delfzijl en Eemsmond in Groningen, en Moerdijk in noordelijk Noord-Brabant, de grootste exploitanten zijn van forse windparken. Met Delfzijl als kampioen, 382 MW gecontracteerd (AC) vermogen, waarna de volumes snel afnemen. Borger-Odoorn en Aa en Hunze in Drenthe scoren ook hoog: het veelbesproken, en destijds fel omstreden windpark De Drentse Monden en Oostermoer valt binnen hun gemeentegrenzen.

(d) Wind pending

Een duidelijk afwijkende grafiek t.o.v. de voorgaande drie, en met reden. Er zijn namelijk slechts 7 gemeentes in het complete Enexis gebied waar nog "iets" van pending gecontracteerde windturbine capaciteit voor staat opgegeven in de Open Data van deze netbeheerder. Derhalve, een ultra korte "25-rating". Zoals al gezegd, is de gecontracteerde windturbine capaciteit op land zeer laag, en dat is slecht nieuws voor zowel de energie transitie, als voor de netbeheerders. Die graag zouden zien dat er veel minder PV capaciteit bij zou komen, maar in ieder geval: gepaard gaand met voldoende nieuwe capaciteit aan wind-turbines, om de opwek profielen niet compleet te laten ontsporen. Helaas, er is veel te veel protest tegen windturbines op land in windnatie Nederland, en dat zien we terug in deze zwaar tegenvallende cijfers. De getoonde gemeentes, de eerste vier nota bene allen in Noord-Brabant, hebben, als er verder niets mis gaat in de procedures richting fysieke oplevering, gecontracteerde vermogens "tegoed" tussen de 22 MWac (Steenbergen) en 2,5 MWAc in de Brabantse hoofdstad, 's-Hertogenbosch. Kampen in Overijssel, en Delfzijl in 4,8 MWac maken het zevental af. Het is een byzonder mager aanbod potentieel, dat mag duidelijk zijn.

(4) PV update Enexis en jaarverslag Enexis Groep - enkele extra data zonnestroom

In het jaarverslag over 2022, en in een artikel van 27 januari 2023 (een van een reeks van verschillende netbeheerders), is Enexis ook op andere aspecten van hun PV bestanden ingegaan. Hier onder enkele relevante, zie onder bronnen voor de links.

In onderstaande grafiek wordt niet zozeer "grootverbruik" als uitgangs-criterium genomen, maar een omvang van "groter dan 15 kW", kennelijk om daarmee het aandeel in de RES (regionale energie strategie) verdeling te kunnen bepalen. Bij Enexis zag de voortschrijding van de eindejaars-accumulatie van de aantallen projecten per stuk 15 kW of groter er als volgt uit:


Grafiek © Enexis, uit artikel 27 januari 2023

Het aantal PV installaties per stuk groter of gelijk aan 15 kW steeg tussen 2021 en 2022, volgens opgave van Enexis, van bijna 24 duizend (2021) tot ruim 31 duizend exemplaren (2022), een stijging van 31%. De verschillen tussen de provincies onderling zouden gering zijn, volgens Enexis. In het Jaarplan 2023 werd, meer exact, 31.646 installaties voor "grote zonnestroom installaties" (>= 15 kW) opgegeven, voor eind 2022 (en 863.471 exemplaren voor kleinere installaties). Enexis had eind 2022 een totaal bestand van 2,941 miljoen klanten voor elektra. Er zou op in totaal 857.159 aansluitingen duurzaam opgewekte elektriciteit worden "teruggeleverd", een stijging van 27% t.o.v. de stand van zaken eind 2021, volgens Enexis. Dit betreft voor het overgrote merendeel kleinverbruikers / woningen.

Een opvallende factor bij de groei van grotere projecten was de daling van de gecontracteerde nieuw aangesloten capaciteit per project in de laatste 2 jaar, volgens Enexis het gevolg van de toenemende problemen bij de beschikbare netcapaciteit. De jaargroei volumes voor deze klasse grotere projecten zouden volgens dat bericht van eind januari als volgt zijn geweest bij deze netbeheerder:

  • 2020 1.100 MW
  • 2021 936 MW (-14,9%)
  • 2022 709 MW (-24,3%)

In het jaarplan voor 2023 werd het volgende plaatje getoond voor de nieuwe aantallen PV-installaties >= 15 kW per jaar, sedert 2015:

Grafiek © Enexis, uit jaarplan 2023

Ondanks de beperkingen in de netcapaciteit, weten kennelijk toch een groeiend aantal dakeigenaren en ontwikkelaars van niet-rooftop gebonden grotere zonnestroom projecten gerealiseerd te krijgen in het verzorgingsgebied van Enexis, tot een record van 7.300 exemplaren in 2022 aan toe. Gezien de capaciteits-ontwikkeling nieuw per jaar, gaat het dan kennelijk wel om gemiddeld heel wat kleinere projecten, dan in 2020-2021. Resulterend in de volgende schattingen, gebruikmakend van deze cijfers:

  • 2020 gemiddeld plm. 208 kW bij nieuwe projecten >= 15 kW
  • 2021 gemiddeld plm. 173 kW
  • 2022 gemiddeld plm. 97 kW

Een flinke reductie, van het systeemgemiddelde (aangesloten AC) vermogen dus, per groter project, 44% minder groot dan in 2021. Een trend die ik ook al langere tijd zie in de SDE portfolio's van nieuw opgeleverde projecten bij RVO: veel projecten worden - soms fors - kleiner gerealiseerd dan waarvoor ze waren aangevraagd en beschikt. Vermoedelijk, om nog iets van de beschikking te "redden", bij dreigende overschrijding van de realisatie termijn. En om dan in ieder geval "iets" van PV op het dak te hebben gerealiseerd. Bij veldopstellingen is het verhaal heel anders, de planvorming daarvoor is dermate intensief en kostbaar, dat vrijwel alle (beschikte) grotere projecten daadwerkelijk worden gerealiseerd, vaak in de origineel geplande, of zelfs nog een stuk grotere omvang.

Voor een vervolg artikel, met diepgaand de situatie in het kleinverbruik segment (KVB) bij Enexis analyserend, met diverse grafieken, zie het artikel van 26 april 2023 !

(5) Bronnen

Intern - eerdere, soms zéér verwarrende, cijfers over zonnestroom bij Enexis op Polder PV:

Wederom opvallende evolutie cijfers PV installaties kleinverbruik Enexis, fors gecorrigeerd (4 juli 2019)

Enexis revisited again - wederom met wat vraagtekens (1 maart 2019)

Enexis jaarverslag - aantallen aansluitingen "met teruglevering" (21 februari 2019)

Netbeheerder Enexis publiceert kleinverbruik data zonnestroom installaties - mogelijke implicaties voor totaal volume (6 februari 2019)

Laatste cijfers groei zonnepanelen achter kleinverbruik aansluitingen Enexis - en alweer nieuwe extrapolatie NL (11 oktober 2018)

Update PV data "kleinverbruik" Enexis wijst voorzichtig naar groei residentiële markt 2017 (17 juli 2017, incl. 2x "nagekomen")

Nieuwe poging tot afschatting aantal PV installatis Nederland, met input data Enexis (19 juli 2017)

Extern - bron cijfers (uitwerking: Polder PV)

Open Data Enexis

Jaarverslag Enexis 2022

Enexis Netbeheer Jaarplan 2023 met inleiding

 
 
 
© 2023 Peter J. Segaar / Polder PV, Leiden (NL)
^
TOP