zontwikkelingen "oud"
links
PV-systeem
basics
grafieken
graphs
huurwoningen
nieuws
index
 

SOLARENERGYERGY

Nieuws P.V. pagina 132

meest recente bericht boven

Specials:
Nieuwe kampioen vermogen in PIR register: Noordoostpolder 18 MWp
271 MWp en >3.200 grote PV installaties in projecten spreadsheet Polder PV
CertiQ: een kwart GWp gecertificeerde zonnestroom capaciteit
Polder PV levert 16 jaar lang zonnestroom met eerste 4 zonnepanelen
Zonnepark Ameland grootste PV project NL al netgekoppeld ... eind 2015

14 februari 2016 - 17 april 2016

Voor belangrijke "highlights" voor ons PV-systeem, zie pagina nieuws_PVJSS22.htm

actueel 139 138 137 136 135 134 133 132 131 130-121 120-111 110-101
100-91
90-81 80-71 70-61 60-51 50-41>>> highlights


 
^
TOP

14 april 2016: PIR update - verdeling PV vermogen over gemeentes en aanpassing prognose 2015. N.a.v. de uitvoerig door mij belichte update van het PIR register in de Klimaatmonitor database voeg ik nog twee items toe.

(1) Gemeente ratings van groot naar klein, en per vermogens-staffel

Ten eerste de verdeling van het aantal adressen met zonnepanelen, resp. het PV vermogen over de gemeentes. Daartoe heb in de volgende grafiek in eerste instantie de gemeentes gesorteerd van "hoogste aantal naar laagste aantal" adressen met PV modules in de jaren 2010 tm. 2015, waarbij de volgorde in 2015 leidend is (volgorde gemeentes voor dat jaar, dus, op de X-as, niet alle 393 gemeente namen zijn zichtbaar).

De bovenste blauwe "lijn" geeft het aantal PV adressen per gemeente in het jaar 2015 weer (zoals nu bekend in KM-PIR), waarbij duidelijk wordt dat het gros van de gemeentes nog "slechts" minder dan 1.000 adressen kent met PV modules. Aan de linkerkant zijn er een beperkt aantal gemeentes met "veel" adressen in KM-PIR, oplopend tot (momenteel) 4.541 stuks in Utrecht. In de eerdere jaren liggen de curves natuurlijk (fors) lager, waaruit de snelle groei van het aantal (geregistreerde) adressen afgelezen kan worden. De curves voor de jaren 2010-2014 zijn kartelig, omdat natuurlijk de volgorde van de gemeentes (meeste naar minst aantal adressen) anders is geweest dan in 2015. Globaal bezien wordt echter een vergelijkbaar type curve getoond. Helemaal rechts vinden we gemeentes met nauwelijks bekende adressen met PV op het dak. Hetzij omdat er weinig daken zijn, de omstandigheden te lastig, en/of omdat er gemiddeld veel mensen wonen voor wie zonnestroom zelf opwekken kennelijk niet interessant is of lijkt (dit vinden we vaker in gemeentes met door de bank genomen een zeer hoog gemiddeld inkomen per inwoner...). Hekkensluiter is in dit opzicht Schiermonnikoog, met slechts 12 bekende adressen. Er zijn natuurlijk sowieso niet erg veel woningen daar, er zijn slechts 499 huishoudens op dat kleine eiland (StatLine).

Mijn eigen stad Leiden heeft inmiddels (2015) 1.133 geregistreerde adressen in PIR, daar kan vast nog wel heel erg veel bij (als het aan mij ligt). Een deel wat we nu nog "missen" zullen we straks sowieso wel terugzien in het verzamel dossier KMt bij Klimaatmonitor, waar meer adressen en capaciteit in staat dan alleen in het PIR register. Dat gedeelte wat er nog makkelijk bij kan (fysiek), daar moet nog hard aan worden gewerkt, zoals in de meeste Nederlandse gemeentes.

In deze tweede grafiek hetzelfde "verhaal" als voor de aantallen adressen met zonnepanelen, maar nu voor het opgestelde PV vermogen per gemeente. Wederom aflopend gesorteerd in de volgorde voor het jaar 2015. In principe een vergelijkbaar beeld, maar een ding valt hier op. Links in de grafiek wijken de curves voor het opgestelde vermogen van jaar tot jaar (veel) sterker van elkaar af, dan ze voor de aantallen PV-adressen doen (getoond in de eerste grafiek). De Y-as toont ook een veel hoger bereik in deze dan in de vorige grafiek, de "spread" links is dus ook veel hoger. Ergo: terwijl de aantallen adressen gestaag blijven doorgroeien, neemt het vermogen op die adressen een stuk harder toe. Dit komt, ik heb het al vaak gesteld, doordat de gemiddelde installaties behoorlijk veel groter worden dan in voorgaande jaren (ze hebben veel meer zonnepanelen, en daarbij worden die panelen ook steeds krachtiger, meer Wp per module). Een effect wat grotendeels (doch niet exclusief) door de succesvolle implementatie van de SDE regelingen wordt veroorzaakt. Die met name bedrijfsmatige daken bedienen, en per stuk een forse omvang hebben. Daarnaast is er sowieso veel meer activiteit in het bedrijfsleven, ook "slechts" met alleen EIA belastingvrijstelling (EIA mag niet meer worden "gedubbeld" met SDE subsidie), vanuit steeds meer om zich heen grijpend MVO beleid, of anderszins. Zelfs als je weet dat een deel van die grotere bedrijfs-matige projecten nog steeds niet in het PIR aanwezig is (heb ik regelmatig bewijzen voor geleverd), zijn de effecten op de wel geregistreerde populatie al zeer duidelijk.

Helemaal links staat Noordoostpolder, met momenteel in het sterk gegroeide PIR register voor 2015 al 17,9 MWp (NB: dat was in 2010 nog maar 265 kWp, dus een ver-acht-en-zes-tig-vou-di-ging van het volume in 5 jaar tijd !!). Helemaal rechts vinden we wederom Schiermonnikoog, met slechts 70 kWp in KM-PIR. 0,4% van het volume in Noordoostpolder in 2015. Mijn gemeente Leiden heeft nu in KM-PIR een vermogen staan van 2.960 kWp, en staat daarmee op een volstrekt onbetekenende, 168e plaats.

In deze laatste figuur van een drieluik zijn de gemeentes ingedeeld in staffels met een bepaalde hoeveelheid PV-capaciteit op hun grondgebied, zoals (nu) geregistreerd in het in Klimaatmonitor opgenomen KM-PIR register. De vermogens-klassen lopen daarbij van "minder dan een halve MWp", rechts in het diagram, tot "groter of gelijk aan 15 MWp" helemaal links. In blauw zijn de aantallen gemeentes per "staffel" weergegeven, in open kolommen met oranje rand het bijbehorende volume aan PV capaciteit van al die gemeentes binnen de betreffende staffel. De bijbehorende waarden staan bovenaan de kolommen vermeld, de bijbehorende Y-assen links (aantallen) en rechts (vermogen in MWp) hebben dezelfde kleur.

Duidelijk is, dat de meeste gemeentes, 102 stuks (van de 393, 26% van totaal) tussen de 1 en 2 MWp PV vermogen in het KM-PIR register hebben staan. Waarbij stapsgewijs deze hoeveelheid afneemt naar links in het diagram, tot 4 gemeentes met een capaciteit tussen de 9 en 10 MWp. Helemaal links begint de "top" zich af te tekenen, die bovenmatig veel vermogen heeft vergaard, met 10 gemeentes gezamenlijk al 115 MWp (plm. 12 MWp gemiddeld per gemeente in die staffel), en - nog slechts - 2 gemeentes met al bijna 36 MWp (18 MWp per gemeente gemiddeld). Helemaal rechts de achterblijvers, 31 gemeentes met slechts in totaal ruim 24 MWp (ongeveer 790 kWp per gemeente gemiddeld), tot zelfs 13 met gezamenlijk maar 4,1 MWp (gemiddelde: ongeveer 315 kWp per gemeente in deze laagste staffel).

Het hoogste vermogen heeft de hier weergegeven staffel met gemeentes tussen de 3 en 4 MWp op hun grondgebied, in totaal 204,1 MWp, wat ongeveer 16% is van het totale vermogen (plm. 1.316 MWp) wat momenteel in KM-PIR staat ingeschreven. De op een na grootste staffel (tussen 2-3 MWp op grondgebied per gemeente) zit daar niet ver onder (ruim 197 MWp), de derde en vierde staffels (4-5 MWp, resp. 1-2 MWp, beiden ongeveer evenveel vermogen, rond de 150 MWp) zitten al een stuk lager.


(2) Aangepaste evolutie grafiek PV vermogen in Nederland

Toen de PIR update net was gepubliceerd, op 11 januari dit jaar, heb ik meteen mijn al enkele jaren gepubliceerde "vermogens-grafiek voor heel Nederland" van een verversing voorzien. Op basis van die update, heb ik een eerste "beargumenteerde speculatie" gedaan over het mogelijke eind resultaat voor het jaar 2015. Het PIR ontbeert namelijk de nodige capaciteit, en ligt altijd sowieso (veel) lager dan de uiteindelijke CBS curve, die we pas kunnen aanpassen als het nationale statistiek instituut met cijfers komt. En die komen, helaas, altijd heel erg laat (in mei, waarna eind van dat jaar nogmaals een aanpassing wordt gepubliceerd, voor het voorgaande jaar). Rekening houdend met de historische trends, kunnen we echter al eerder voorzichtige extrapolaties gaan maken op basis van de wel al bekende data, die van het PIR, en, als dat eenmaal is "verwerkt" in de Klimaatmonitor database, ook die voor het geïntegreerde dossier KMt.

In dat bericht met die grafiek update had ik al meteen aangegeven, dat als er nog data in de historische PIR gegevens zouden gaan wijzigen, dat dan ook die extrapolatie aangepast zou dienen te worden. Dat heb ik gedaan in onderstaande grafiek update:

Ten opzichte van de data voor de 11 januari 2016 update zijn de volgende zaken veranderd:

  • Er is nu een volledige datareeks voor KM-PIR gegeven, vanaf het jaar 1999, vandaar de complete paarse curve (voorheen waren slechts data vanaf 2010 bekend gemaakt).
  • Het (nog steeds) voorlopige eindcijfer voor 2014 is met de huidige update bijgesteld, van 866 naar 903 MWp, 37 MWp hoger.
  • Het voorlopige eindcijfer voor 2015 is ook aangepast, van 1.322 naar 1.316 MWp, 6 MWp lager.
  • De combinatie van deze 2 laatste aanpassingen maakt, dat het laatste, hier gestippelde paarse lijnstuk 2014-2015 voor KM-PIR minder steil is geworden.
  • De hellingshoek van dit lijnsegment gebruikend, om de extrapolatie voor CBS (oranje, bovenste curve) "eind 2015" te doen, geeft als uiteindelijk resultaat voor eind 2015 een lagere (speculatieve) prognose.
  • In de grafiek staat met een gestippelde rode cirkel de vorige prognose voor "CBS eind 2015", grofweg 1,5 GWp.
  • Toegevoegd is binnen een getrokken rode cirkel de "aangepast prognose voor CBS eind 2015", grofweg zo'n 1,45 GWp.

Het resultaat zou dus een lagere accumulatie voor CBS, eind 2015 betekenen (en impliciet een lagere marktgroei voor 2015, van "slechts" zo'n 400 MWp, nog steeds een record, overigens). Echter, het PIR blijft als individueel dossier nog steeds een behoorlijk problematische data verzameling, waarbinnen ik (nog steeds) af en toe forse fouten ontdek. Dit wordt trouwens ook door de koepel van de netbeheerders erkend, en er lijken plannen te zijn om de data collectie anders vorm te geven (nog erg pril). Het is daarom nu zaak om eerst af te wachten totdat deze nieuwe data geïntegreerd gaan worden in het totale KMt dossier (gele curve), waarin óók een hele belangrijke SDE update opgenomen gaat worden, en er een andersoortige ontdubbelings-methodiek toegepast moet worden (vanwege beperkende wetgeving op data ontsluiting). Pas dan kunnen we denk ik een "betrouwbaarder" extrapolatie doen, ook al omdat KMt méér dossiers bevat dan alleen het KM-PIR. Mijn "gevoel" zegt mij namelijk, dat we niet minder, maar juist meer dan anderhalve GWp geaccumuleerde PV capaciteit kunnen hebben gehad eind vorig jaar. Een "gevoel" wat werd versterkt door de hoge(re) prognoses voor de marktgroei in 2015, door diverse zegslieden van groothandels (artikel SolarMagazine eerste issue van dit jaar, p. 31, zie pdf).

Deze update gelieve derhalve te zien als "een noodzakelijke aanpassing" op basis van de door mij zelf opgelegde "systematiek". Maar eerst afwachten met conclusies totdat het nieuwe PIR dossier volledig door Rijkswaterstaat zal zijn verwerkt. Dit kan op relatief korte termijn zijn geschied. En dan ga ik de data weer helemaal uitvlooien.

Bronnen:

Update PIR bij Klimaatmonitor gearriveerd - nieuw kampioen vermogen in PIR register Noordoostpolder
Klimaatmonitor databank (Rijkswaterstaat)


 
^
TOP

13 april 2016: Update PIR bij Klimaatmonitor gearriveerd - nieuw kampioen vermogen in PIR register Noordoostpolder. Het heeft lang geduurd sinds Netbeheer Nederland met hun meest recente data update kwamen met de cijfers voor het aantal door hen geregistreerde PV projecten (in het Productie Installatie Register, PIR). Ik heb over die update van 7 januari dit jaar twee artikelen geschreven. Een exemplaar toen het aantal installaties bekend werd gemaakt (326.284 installs in PIR). En direct daar op volgend een tweede beschouwend artikel, toen er op mijn vriendelijke verzoek vervolgens ook het vermogen bij werd gezet (1.322,2 MWp eind 2015).

Sindsdien verstreek de tijd en werd er ondanks enkele vragen mijnerzijds nog steeds niets van die nieuwe data zichtbaar in de data verzameling binnen de Klimaatmonitor database van Rijkswaterstaat. Tot het afgelopen weekend, 3 maanden later. Opeens werden de nieuwe PIR cijfers zichtbaar, zoals gebruikelijk in een separaat dataveld. Alleen zijn ze weer enigszins aangepast t.o.v. de medio januari gepubliceerde cijfers, en wel "neerwaarts". De totalen komen momenteel (update gemarkeerd op 7 april 2016 in Klimaatmonitor) neer op 304.068 PV installaties met een geaccumuleerd vermogen van nog maar 1.315,5 kWp. Die medio januari gepubliceerde PIR cijfers zijn dus kennelijk alweer met respectievelijk 6,8% (aantallen) en 0,5% (capaciteit) naar beneden bijgesteld. Of er zat in de op 7 januari gepubliceerde cijfers al wat nieuw volume voor 2016 "verstopt". Gezien de formulering van het oorspronkelijke bericht op de site van Netbeheer Nederland, lijkt het niet alsof er ook "andere" ("niet-zonnestroom") installaties (zoals kleinschalige wind, HRE ketels e.d.) in die destijds gepubliceerde PIR-cijfers hebben gezeten.

Disclaimers
(1) Zeer goed moet bij deze cijfers worden gerealiseerd, dat het PIR register, als alle cijfers daadwerkelijk zijn "verwerkt", nog steeds fors achter loopt bij het verzamel dossier (wat ik KMt noem) bij Klimaatmonitor. En nog veel verder op de cijfers waar het CBS (pas veel later) mee komt. Het gat voor het "voorlopig afgesloten CBS jaar 2014" was voor het geaccumuleerde vermogen opgelopen tot een verschil van 182 MWp t.o.v. het veel lagere PIR cijfer - op een CBS totaal van 1.048 MWp in de bijstelling van 17 december 2015 (dik 17 procent minder in PIR, dan bekend bij CBS).

(2) In het PIR zullen nog steeds (nog niet ontdekte) fouten, data blunders, verkeerde opgaves e.d. zitten. Het kan beslist zo zijn dat enkele van die fouten (waarvan ik er meerdere heb ontdekt in het verleden, voorbeeld: Almelo) een forse omvang hebben. Zeker bij de capaciteiten van PV installaties per gemeente kan dat een grote invloed hebben op de ratings. Houdt deze problematiek altijd op het netvlies als u "lijstjes" in ogenschouw neemt!


Data aanpassingen
Met de meest recente nieuwe "PIR" cijfers nu zichtbaar in Klimaatmonitor, blijken ook de historische data wederom te zijn gewijzigd, zoals al vaker is geschied. En wel, volgens het hier onder volgende schema, waarbij de voorlaatste PIR update in Klimaatmonitor (KM-PIR), van 10 september 2015, vergeleken wordt met het net ingevoerde recentere cijfer materiaal (7 april 2016):

Aan dit tabelletje is te zien dat voor de jaren 2010 en 2011 er weer een, weliswaar relatief bescheiden, neerwaartse historische correctie is geweest t.o.v. de vorige update van 10 september 2015 (minus 2,8 resp. minus 1,1%, beiden in blauw weergegeven). Voor de jaren erna zijn echter de "historische" cijfers voor de geregistreerde PV vermogens (in kWp) stapsgewijs groter wordend weer verder naar boven opgeplust. Achtereenvolgens 0,4% (2012), 0,9% (2013), 4,3% (2014, in absolute zin dik 37 MWp toegevoegd), en zelfs een spectaculaire 21,1% voor het afgelopen jaar, 2015 (absoluut bezien een zeer forse bijstelling van 229 MWp opwaarts binnen het PIR register, voor afgelopen jaar). De verwachting is, dat er zeker wat de recentere jaren betreft, ongetwijfeld nog wel meer (naar verwachting relatief kleine) aanpassingen zullen kunnen volgen, gezien de dynamische historie van de PIR cijfers.

NB: "KM-PIR" geeft de cijfers voor het PIR register weer, zoals die uiteindelijk bij Klimaatmonitor gepubliceerd worden (meestal met veel meer details, dan oorspronkelijk door Netbeheer Nederland wordt geopenbaard, op een opvallende, nooit meer herhaalde uitzondering na, gepubliceerd medio juli 2014).

Als we naar het "historische bijgestelde" cijfer voor 2014 kijken, nu 902,6 MWp in KM-PIR, is dat weliswaar "ingelopen" op het als "definitief" veronderstelde CBS cijfer (1.048 MWp), maar het ligt daar nog steeds ruim 145 MWp onder. Een zeer "substantieel", niet uit te vlakken volume. En nog steeds bijna 14% lager dan het door CBS gepubliceerde eindejaars-volume voor 2014...

Het meest recente cijfer voor 2015, 1.315,5 kWp, ligt, zoals reeds gemeld, een half procent onder dat gepubliceerd door Netbeheer Nederland, medio januari dit jaar. Ik heb de meest vlijtige data verwerker bij Netbeheer NL eerder dit jaar gewezen op enkele forse foute entries in de PIR lijst (gedateerd november 2015), die ik in december vorig jaar kreeg toegestuurd. Er zaten nota bene "projecten" in van 100 (!) MWp resp. dik 15 MWp in kleine postcode gebiedjes met 12 resp. 10 PV installaties, die helemaal niet "konden" bestaan. En er waren ook de nodige andere postcode gebiedjes met zeer hoge vermogens, die als "uiterst verdacht" moesten worden opgevat. Wellicht zijn er a.g.v. mijn berichten bij Netbeheer Nederland in de tussentijd reeds meerdere van dergelijke "onmogelijk hoge entries" uit de database gesloopt, voordat een complete update naar Rijkswaterstaat werd verstuurd. Dit zou de hierboven genoemde aanpassingen van de PIR cijfers kunnen verklaren.


Ranglijstjes 15 "beste" gemeentes volgens Klimaatmonitor - "PIR" dossier
Uiteraard is het, ook al is het PIR verre van volledig, nog steeds interessant om te kijken hoe het ditmaal zit met de verdeling van de gemeentes. Met daarbij in de oren geknoopt, dat het overkoepelende dossier bij Klimaatmonitor (KMt) een andere rangorde zal laten zien, omdat daarin meer gegevens zijn verwerkt. Een indeling zoals hier onder getoond zal sowieso van update tot update verschillen, omdat er (ook) nogal wat wijzigingen in de historische data zijn, én gemeentelijke, regionale, en/of landelijke policies verschillende effecten zullen hebben tussen de gemeentes onderling. Regelmatig wordt beleid aangepast, en subsidieregelingen worden opeens ingevoerd, en vaak binnen korte tijd weer stopgezet. Een bekend actueel voorbeeld is de aardbevings-"subsidie" in provincie Groningen die forse gevolgen heeft voor de gemeentelijke en provinciale statistieken, in afgezwakte vorm zelfs doorsijpelend tot op het landelijke niveau.

Voor het huidige artikel heb ik twee grafieken gemaakt met de "ratings" van de 15 "beste" gemeentes binnen (uitsluitend) het nu aangepaste, doch blijvend incomplete PIR register van de netbeheerders. Eentje voor de aantallen PV installaties per gemeente (accumulatie per kalenderjaar), en een voor de bijbehorende totale vermogens. Waarschuwing: de volgorde van die ratings kán, en zál anders zijn als deze nieuwe PIR cijfers verwerkt zullen gaan worden in het "totaal-dossier" van Klimaatmonitor (KMt), waar nog eens een achttal dossiers extra in zitten. Maar dat moet nog gebeuren, en dat gaat waarschijnlijk weer wat verrassingen opleveren. Ook omdat er tegelijkertijd een SDE update moet worden verwerkt volgens mijn contactpersoon bij Rijkswaterstaat. De SDE data bij Klimaatmonitor liepen lange tijd hopeloos achter op de realiteit, en implementatie van recentere cijfers kan naar verwachting zeker bij de vermogens nog wel tot wat verschuivingen leiden bij de nationale statistieken. Tot slot zal ook de indeling systematiek wijzigen vanwege veranderde wetgeving rond data registraties (zie opmerkingen daarover in artikel van 11 januari 2016, "slecht nieuws voor statistici"). Dit gaat gevolgen hebben voor álle cijfers, omdat bij de door Klimaatmonitor doorgevoerde "ontdubbelings-operatie" andersoortige effecten gaan optreden dan bij de "klassieke" werkwijze, waarbij PV projecten op PC6 werden "ontdubbeld" (PC6 is een postcode met vier cijfers en twee letters).

In deze grafiek van de huidige update van het PIR register blijkt als vanouds gemeente Utrecht (Ut.) met kop en schouders boven alle andere gemeentes uit te steken (top 15 hier getoond*), met 4.541 in het (onvolledige) PIR geregistreerde installaties. Met name in de periode 2012-2013, toen de nationale subsidie regeling voor particuliere PV installaties (max. EUR 650 gratis in het handje van Staatswege) een zeer forse hoeveelheid nieuwe capaciteit in de markt "duwde", knalde het aantal nieuwe installaties in Utrecht in de statistieken steil omhoog. Kennelijk heeft de hoofdstad van de meest centraal gelegen Nederlandse provincie maximaal "uitgepakt" in dat ruime jaar dat er subsidie viel te vergeven door - destijds nog - Agentschap.nl. Het gevolg was, dat Utrecht al in 2013 langjarig voorloper Den Haag (ZH) met die reuzen-sprong heeft ingehaald, en deze voorsprong (NB: in het PIR, niet in het overkoepelende dossier KMt* !!) niet meer afstond. Den Haag eindigde in 2015 - voorlopig - op de tweede plaats binnen het PIR register, maar werd met haar 3.785 aldaar geregistreerde systemen in dat jaar door het zeer krachtig groeiende Zwolle (Ov.) al bijna ingehaald - deze bleef net iets lager steken op 3.730 installaties. Een andere "historische pionier", Amersfoort (Ut.) had in de periode 1999-2001 de meeste installaties in het PIR register vanwege het - ook wereldberoemde - oude Nieuwland 1 MWp project, maar is tot en met 2011 slechts zeer traag verder gegroeid. Pas in 2012 kwam, zoals in de meeste gemeentes, de "versnelling", die vrij continu tot in 2015 werd voortgezet (voorlopig eindigend op de 9e plaats in deze rating).

Verder naar onder in deze grafiek, blijken de gemeentes verschillende groeipaden te tonen, wat veel met gemeentelijk beleid heeft te maken (aantallen worden gedomineerd door residentiële installaties). Soms "versnelt" dat groeipad, soms vertraagt het. Een voorbeeld van de eerste trend is Haarlemmermeer, waar Ymere bijvoorbeeld een ambitieus PV implementatie programma heeft lopen bij huurders (o.a. in Hoofddorp, meer dan 1.000 huurders hebben daar al zonnepanelen), en i-Choosr eerder de bekende groeps-inkoopacties ("SamenZonneEnergie") had lopen. De tweede trend wordt getoond bij Heerhugowaard, wereldberoemd geworden door het "oude" Stad van de Zon project (in de periode 2004 - 2009 sterk gegroeid), waarna de groei minder hard ging, in 2013-2014 weer toenam, maar in 2015 zelfs een stuk lager werd dan "gebruikelijk" (vergelijk de hellingshoek van het laatste lijnstuk met die van de andere top vijftien gemeentes). In Heerhugowaard lijkt dan ook de klassieke "Wet van de remmende voorsprong" te gelden...

Wat ook opvalt: de meeste groeicurves per gemeente blijven een gezonde, verdere groei vertonen, en er zijn gemeentes die - soms fors - zijn gaan versnellen (met name via de "bonus" veroorzaakt door SDE 2014). Dit betekent gegarandeerd dat het vorige recordjaar 2013 in 2015 alweer "verbroken" zal gaan worden qua volume groei, wat ik al meermalen heb voorspeld.

* In het totaal dossier, KMt, van Rijkswaterstaat is echter niet Utrecht, maar Den Haag al jaren lang de gemeente met de meeste PV adressen. Zie recente analyse van 12 november 2015.

Verschillen met vorige PIR update - aantallen
Door de enorme dynamiek in de PV markt, komt het regelmatig voor dat posities van gemeentes op ranglijsten met elke update wijzigen. In het onderstaande staatje heb ik de verschillen van de update van 7 april 2016 getoond t.o.v. de status update van 12 mei 2015, beiden gepubliceerd in de databank van Klimaatmonitor (vandaar mijn frase "KM-PIR"):

De eerste vier posities in het PIR register blijken consolidatie te vertonen, waarbij Utrecht, Den Haag, Zwolle en Almere standvastig, in dezelfde volgorde zijn blijven staan. Alleen is natuurlijk het aantal installaties gegroeid. Voor "PIR-kampioen" Utrecht met 24% in de getoonde periode. In de "lagere" echelons komen echter hogere groeipercentages voor, zoals rond de 50% bij zowel Almere als Amsterdam. Meer naar onder zien we duidelijke wijzigingen: er zijn "verliezers" (rode pijlen), en "winnaars" (groene pijlen). Van de verliezers is de terugval van Heerhugowaard in de top 15 het meest opvallend (de gemeente zakte van plaats 6 naar de dertiende positie, de netto groei was slechts ruim 10%). Bij de winnaars was Apeldoorn de fakkeldrager, met een winst van 6 posities, van de 11e naar de 5e plek, en een spectaculaire groei met de aantallen PV adressen in het PIR register van 84%. Twee gemeentes vielen weg uit de top 15: Bergen op Zoom en Breda, beiden in Noord-Brabant.


Wijzigingen PV-capaciteit (vermogen) per gemeente in t.o.v. vorige KM-PIR update
Bij de vermogens speelt vooral de steeds sterker wordende impact van de volop in uitvoering zijnde SDE (2014) beschikkingen een belangrijke rol. Deze door mij zeer expliciet benadrukte trend (verbeeld in een analyse van de laatst bekende RVO data, en in mijn recente grote projecten update), maakt, dat gemeentes met bijvoorbeeld een hoog percentage landelijk gebied met veel agrarische ondernemingen en/of grote industrieterreinen met grote daken, die dergelijke beschikkingen hebben "gescoord", opeens sterk op de voorgrond gaan komen. Die bedrijven hebben vaak grote daken, die vaak helemaal vol worden gelegd, soms met vele duizenden zonnepanelen. En met relatief veel van dergelijke installaties gaat het dan in korte tijd heel erg hard met de opgestelde PV capaciteit in de betreffende gemeente. Dit gaat ten koste van "voormalige" kampioenen, waarbij de capaciteits-opbouw historisch bezien vooral met talloze (zeer kleine) residentiële installaties is gerealiseerd. De grafiek voor de vermogens per gemeente in het PIR register laat deze trend onverbiddelijk zien:

Waren in de vorige KM-PIR update nog Zwolle, Utrecht, en Súdwest Fryslân kampioen (in die volgorde), is de top drie nu van nieuwe kandidaten voorzien resp. in volgorde gewijzigd. Ver boven de rest uitstekend leiden nu Noordoostpolder ("NOP"), resp. de al genoemde gemeente Zwolle nu de gemeentes bij de KM-PIR registraties, met maar liefst 17,9 en 17,7 MWp opgesteld vermogen in dat register. Als we dat vergelijken met de situatie in de update van mei vorig jaar (zie tabel verderop), is dat vermogen zeer fors gestegen, bij deze twee eerste gemeentes met respectievelijk 131% en 90%. En de reden is hier kristalhelder: in beide gemeentes zijn grote PV projecten binnen de gemeentegrenzen gerealiseerd met SDE 2014 beschikkingen. Waarbij Noordoostpolder diverse boerderij systemen van fors formaat er bij heeft gekregen (ik tel momenteel al 15 PV projecten in NOP tussen de 100 en 600 kWp in mijn grote projecten lijst). En Zwolle natuurlijk alleen al met de drie grote projecten IKEA, centrale Harculo, en momenteel 's lands grootste dakgebonden project, Wehkamp (2,5 MWp) een forse "machtsgreep" kon doen. Het gaat zeer interessant worden om te zien hoe deze compleet nieuwe verhoudingen zich straks zullen gaan manifesteren, als Rijkswaterstaat ook de andere dossiers binnen Klimaatmonitor toevoegt, en een synthese van de resultaten gaat maken (resulterend in het "totaal" dossier aldaar, wat ik KMt noem).

Ver "achter" de 2 kampioenen, heeft de Overijsselse gemeente Hardenberg met een respectabele 13,8 MWp een positie op de derde plaats verworven. En is daarmee, met een groei van 66%, een plaatsje naar boven verschoven t.o.v. de situatie in mei vorig jaar. De gemeente is altijd erg actief geweest met PV, en lijkt er een streepje bij te hebben gezet. Destijds de nog op de 2e plaats staande gemeente Utrecht is omlaag gezakt naar de momenteel 7e positie in de ranglijst (11,5 MWp), met desondanks een beslist prettige groei van 37% in die periode. Nederlands' qua oppervlakte grootste gemeente, Súdwest Fryslân, destijds op de derde plaats, is nog verder gezakt en belandde nu op de 9e positie. De groei was 34%, wat de capaciteit van die gemeente in het (onvolledige) PIR register op 11,3 MWp bracht.

Duidelijk is, dat er in de "subtop" een geleidelijke afname is per gemeente bij de resultaten in de huidige PIR update. Elke nieuwe update, zal de volgorde in die subtop doen wijzigen. Alleen gemeentes die aardig wat grote SDE beschikkingen zullen hebben verzilverd (NB: meestal zijn het bedrijven die de "echt grote" projecten trekken), zullen in de "top" terecht kunnen komen. En die "top" zal een fors afstand tot de subtop gaan krijgen, omdat grote projecten veel extra volume inbrengen, wat beslist niet op eenvoudige wijze in korte tijd met heel veel kleine residentiële installaties gecompenseerd kan worden. Dat tekent zich nu al af in de grafiek: de "top" splitst zich al duidelijk af van de rest.

Hoe gaat het met de positie van Amsterdam, die jarenlang kampioen was in het "totaal" dossier (KMt) van Klimaatmonitor? Die is, hoe stinkend hun best ze het blijven doen op alle mogelijk manieren bij het stimuleren van de eigen PV-markt, in de PIR-registraties, steeds minder goed. In mei 2015 bezette de hoofdstad nog de 5e plaats (met destijds 8,2 MWp in PIR). Nu is ze verder omlaag gezakt naar de 8e plaats met 11,3 MWp in PIR (door mij extra aangegeven in de grafiek), en een aardige groei van 37%. Amsterdam is een beetje een "middenmoter in de subtop" aan het worden in de PIR registraties. Wel ontbreekt er veel capaciteit daar, wat slechts gedeeltelijk in het KMt "totaal" dossier is terug te vinden. We moeten even afwachten wat de nieuwe positie in dat verzamel dossier gaat worden. Amsterdam heeft "grootse" plannen aangekondigd, en wil o.a. grote daken in de gemeente gaan "pushen" voor gebruik voor de opwekking van zonnestroom. De grote vraag gaat worden: lukt het de hoofdstad om de vele dakeigenaren ook zo ver te krijgen om dergelijke heftige investeringen te gaan doen (zelfs met eventuele SDE subsidies)?

Uit de grafiek wordt tenslotte ook helder, dat de groeicurves bij vrijwel alle gemeentes tussen 2014 en 2015 fors in de versnelling zijn gegaan. Een zeer duidelijke indicatie, dat 2015 zeker op het gebied van vermogens-groei een nieuw recordjaar is geworden voor ons land (zie ook Solar Plaza artikel).

Verschillen met vorige PIR update - vermogens
Naar analogie van het staatje voor de aantallen PV installaties per gemeente, heb ik er natuurlijk ook een gemaakt voor de geaccumuleerde PV capaciteit in het KM-PIR (in kWp). Dat ziet er zo uit voor de twee bekeken updates:

Het is te verwachten dat, door de factor "flink toenemende nieuwe capaciteiten vanwege uitvoering SDE '+' regelingen" (momenteel met name SDE 2014), de kaarten tussen de gemeentes onderling flink opnieuw geschud zullen gaan worden. Dat is al te zien aan het relatief groot aantal "afvallers" uit de top 15 van mei vorig jaar, drie gemeentes hebben die top 15 inmiddels verlaten. En de overige wijzigingen zijn ook opvallend groot, zowel in positieve (groene pijlen), als in negatieve zin (rode pijlen). De "top" is ook flink opgeschud, voormalig "PIR kampioen" Zwolle, moest een treetje omlaag doen om het op het gebied van grote agrarische installaties zeer actieve Noordoostpolder (slechts 32 km afstand tussen Zwolle en Emmeloord) voor zich te dulden (met de hakken over de sloot). Noordoostpolder passeerde daarmee in een keer 6 gemeentes, op naar de (mogelijk tijdelijke) kampioens-positie in het PIR register. Hardenberg (wederom: Overijssel!) wist ook een treetje verder te klimmen, en mocht als derde in "de top" plaats gaan nemen. Emmen (Dr.), kopieerde het "gedrag" van Noordoostpolder, en kapulteerde zich naar een respectabele vierde positie. Acties als "Zon zoekt Drenth" en de laagrentende "zonnelening" in die gemeente zullen daar vast ook bij hebben geholpen.

Naast nog eens drie andere stijgers (Tilburg, Almere, en Eindhoven), waren er ook "langzame" dalers als Amsterdam en Deventer, en "snelle" dalers als Leeuwarden (van 11e naar 15e positie) en, vooral, Utrecht en Súdwest Fryslân, die vijf, respectievelijk zes plaatsen verloren op de "top 15 ladder". Geheel nieuw in de top 15 zijn - wederom - Overijsselse gemeentes Enschede (13e plaats) en Raalte, wat in een keer (vanaf een positie op de 24e plaats in de mei 2015 update) op de tiende plek belandde in deze rating. Een opmerkelijke verschuiving, in ieder geval. Overijssel is de "top provincie" in het actuele lijstje, met momenteel maar liefst 5 gemeentes bij de eerste vijftien.

Al met al zijn er alleen al in het (onvolledige) PIR register inmiddels 12 gemeentes met al meer dan 10 MWp PV capaciteit op hun grondgebied geregistreerd. In de update van mei vorig jaar was er nog geen enkele die die drempel (in het PIR) had gehaald.


Hoe verder?
Rijkswaterstaat gaat de nu daar bekende update van het PIR register integreren in de "totaal" cijfers, en gaat daarbij ook de meest recent beschikbaar gekomen SDE data meenemen. Het is nog afwachten hoe die operatie zal gaan uitpakken voor de onderlinge verhoudingen, en voor de verschillende totaal cijfers. Polder PV zal hier uiteraard over gaan berichten, zodra die operatie zal zijn afgerond.


Tot slot: buurten met meeste vermogen en kaartje
In de PIR data van Klimaatmonitor kun je tot op "buurt" niveau kijken. Dit is voor mij een relatief snelle mogelijkheid, om te kijken of er geen "vreemde" getallen opduiken (op deze wijze heb ik destijds Almelo "ontmaskerd" als de gemeente met het zogenaamd hoogste vermogen, wat op enkele forse data entry fouten bleek te berusten in het PIR). Helaas zijn deze detail gegevens wel van ouder datum, in de info is terug te vinden dat op dit niveau de data van 10 september 2015 zijn. Toch is het handig om hier even naar te kijken, ter controle. Vooralsnog lijkt bij de eerste tien buurten het daar in geregistreerde hoge vermogen "verklaarbaar". Het top tien lijstje van het derde kwartaal van 2015 ziet er in die update zo uit:

Ik heb zelf de provincie afkortingen in bovenstaand tabelletje toegevoegd. Bedrijventerrein Hessenpoort ten noord-oosten van Zwolle, met 3,4 MWp opgesteld vermogen in de sep. 2015 update van KM-PIR, bevat o.a. IKEA en Wehkamp, twee forse projecten, waarbij waarschijnlijk nog wat extra vermogen op andere bedrijfsdaken staat. Bedum (Groningen, 2,1 MWp) is een van de "waardevermeerdering" subsidie gemeentes, waar het in korte tijd heel erg hard is gegaan met de implementatie van veel residentiële installaties, betaald door de NAM. In Ysselsteyn (Limburg, 2,1 MWp) zijn enkele grote SDE projecten op agrarische daken aangelegd (staan in mijn projecten overzicht). Tweede Exloërmond (Dr., 2,0 MWp) is een beetje vreemd, het enige grote project wat ik ken is pas in januari 2016 op het net aangesloten, dus mogelijk is die installatie "vroegtijdig aangemeld"? Dubbelen (NB, 1,8 MWp) is een industrie gebied in Veghel, waarvoor ik al ruim 2 MWp aan grote projecten in mijn projecten overzicht heb staan. Het "Middengebied" is een typisch uitgestrekte "buurt" in Flevoland bomvol grote agrarische bedrijven, waarvan het logisch is dat er al 1,7 MWp in de PIR update van sep. 2015 staat. Ditto voor de volgende, "Buitengebied Dronten", met grofweg hetzelfde volume. Het bedrijventerrein bij Ens in de Noordoostpolder (Fl., 1,6 MWp) heb ik nog geen zeer grote projecten van ontdekt, maar gezien de activiteiten in die polder zou het me niet verbazen dat daar al wat forse installaties zijn aangebracht ("pro memori"). Stad van de Zon in Heerhugowaard (NH) behoeft hopelijk geen nadere toelichting (dit is het centrale "blok", in PIR nu ruim 1,6 MWp). En Verspreide huizen Duizel tot slot bevat het beroemde, met veel BREEAM sterren gezegende Vencocampus project in de gemeente Eersel, wat een omvang heeft wat bijna de ingave in het PIR register omvat (1,6 MWp). Een klein projectje er naast, en je komt aan dat volume. U ziet: geen al te "rare" fratsen bij de "buurt" ingaves, althans niet in het top tien lijstje.


Om dit artikel weer met een leuk plaatje af te ronden heb ik op het "diepste" niveau van het PIR register in Klimaatmonitor een kaartje laten opmaken van het in het PIR geaccumuleerde PV vermogen op buurt niveau. Dit geeft de grootste detaillering van de data, zie ook de legenda. In rood heb ik de buurten met het minste vermogen weergegeven, die er nog heftig aan moeten gaan werken om die "onfrisse" situatie te wijzigen (over het gehele land verspreid). Via gele en groene tinten worden de vermogens per buurt steeds groter. De blauwe tinten geven de hogere concentraties weer, paars en tot slot zwart zijn de buurten met de hoogste vermogens (voor de laatste categorie: vanaf 1 MWp opgestelde capaciteit in een buurt).


^^^
Kaartje © Klimaatmonitor (Rijkswaterstaat), data: netbeheerders NL.
Instellingen (kleurcoderingen, afgrenzingen categoriën) door Polder PV

Uiteraard vinden we die hoogste concentraties van capaciteit met name in agrarische gebieden met nogal wat boerderijen met voldak installaties, wat niet geheel toevallig, ook vaak "grote buurten" blijken te zijn. Zoals in de Noordoostpolder, de Flevopolder, en de Wieringermeer. Maar ook de "usual suspects" zoals diverse agrarische gemeentes in noordwest Limburg (intensieve veehouderij met grote stal complexen!) en, veelal blauwe tinten tonend, talloze gemeentes in Overijssel, Gelderland, diverse buurten in Noord Brabant, en diverse in Groningen, en op Texel, hebben hoge vermogens per buurt (volgens het PIR register). Er zullen best nog wel de nodige "fouten" in de database zitten, en er blijft natuurlijk nog een hoop capaciteit ontbreken. Maar globaal genomen geeft dit al een aardig indicatief beeld wat de verdeling van het PV-vermogen is in Nederland.

http://www.klimaatmonitor.databank.nl/Jive/ (databank van Rijkswaterstaat, eigen selecties te maken)
Veel zonnepaneelinstallaties aangemeld via www.energieleveren.nl (7 januari 2016 - nieuwsbericht op de website van Netbeheer Nederland, wat de basis vormde voor de hier besproken - late - update bij Klimaatmonitor)


 
^
TOP

12 april 2016: Update PV projectenlijst Polder PV - weer forse groei met 63 MWp. In deze update laat ik zien wat ik de afgelopen maanden aan volumes aan grote PV-installaties (per stuk groter of gelijk aan 15 kWp) heb toegevoegd aan mijn al omvangrijke projecten lijst. Sinds de vorige update van Kerst vorig jaar heb ik bijna 600 nieuwe installaties toegevoegd met een totale capaciteit van 63 MWp. Daarmee is de lijst fors gegroeid tot een geaccumuleerd totaal van ruim 3.200 installaties met een capaciteit van 271 MWp. Dat is al meer capaciteit dan er eind maart stond geregistreerd in het CertiQ register waarin uitsluitend gecertificeerde projecten staan. Er is, zoals al lang verwacht, een wederom forse groei in het "top segment" geweest. Er kwamen 124 projecten groter of gelijk aan 100 kWp bij, wat het geaccumuleerde totaal voor die belangrijke, een forse hoeveelheid van bijna 45 MWp nieuwe capaciteit inbrengende categorie al richting de 600 stuks liet gaan. Binnen de categorie 25-50 kWp, veel installaties in de agrarische sector tellend, zijn inmiddels al zo'n 1.100 afzonderlijke projecten bekend bij Polder PV. Alleen al in de single-site lijst met installaties groter of gelijk aan 15 kWp zijn op geïdentificeerde locaties bijna 1,2 miljoen zonnepanelen aanwezig. De cijfers gepresenteerd in dit artikel zijn absolute "minimum" cijfers, omdat een onbekend, naar verwachting "fors" volume aan grote PV projecten (nog) niet in de publiciteit is gekomen, en dus ook (nog) niet wordt "gezien" door Polder PV. U wordt verzocht om mee te helpen eventuele data lacunes te vullen, om beter zicht te krijgen op dit belangrijke markt segment.

Daarnaast is er een verpletterende verzameling plannen voor grote PV projecten met een minimaal vermogen van 1,6 GWp wat in de pijplijn zit. Maar waarvan veel volume nooit de eindstreep zal halen, met name bij de talloze plannen voor vrije-veld installaties ("zonneparken", etc.).


  • 1 kWp = 1.000 Wp = bijna 4 moderne modules met een nominaal vermogen van 260 Wp.
  • 1 MWp = 1.000 kWp = bijna 3.850 modules van 260 Wp, een oppervlakte van ongeveer 6.300 vierkante meter.
  • 100 MWp = bijna 385.000 modules van 260 Wp, een oppervlakte van ongeveer 623.000 vierkante meter. Ongeveer 86 voetbalvelden van het "maximale" formaat verordonneerd door de KNVB.

Mijn vorige update met een analyse van mijn grote PV projecten lijst had ik rond Kerst vorig jaar gepubliceerd. Ik had toen ruim 200 MWp in de "single-site" lijst staan, met 2.632 van die projecten. In de tussentijd heb ik weer een grote hoeveelheid toegevoegd. Het gaat daarbij om fysieke realisaties, waarvan berichten van oplevering, foto's, of andersoortig "bewijs" zijn gepubliceerd. Netkoppeling is het meest relevante statistische moment, omdat het project dan pas groene stroom gaat leveren, en derhalve actief wordt in de energie transitie door de fysieke productie van duurzame energie. Soms kan het echter maanden lang duren voordat de netkoppeling is gerealiseerd, zeker bij grote projecten. Een mij bekend groot Nederlands project wat eind 2015 is gebouwd, maar wat pas begin januari 2016 aan het net is gegaan volgens de berichtgeving, moet derhalve aan het "statistische jaar 2016" worden toegewezen. Voor Ameland, het momenteel (nog) grootste PV project van Nederland, gold dat niet, de eerste stroom werd eind 2015 reeds geleverd, dus "hoort" die installatie aan 2015 te worden toegewezen. Een gering gedeelte (24 projecten / 5,4 MWp) van de huidige lijst, met 3.223 single-site PV installaties, met een totaal vermogen van ruim 271 MWp, is "vrijwel zeker" opgeleverd, maar daarvan heb ik nog geen definitief bewijs gezien dat het daadwerkelijk is geschied. Veel informatie komt pas later beschikbaar, waardoor dergelijke kennis lacunes hopelijk kunnen worden gesloten.


Inventarisatie

De projecten lijst groeit snel, met name door (maar niet exclusief vanwege) de implementatie van de SDE 2014 portfolio (waarvoor 883 MWp was beschikt door RVO). Ik heb tientallen bronnen, en nog vele om (verder) uit te zoeken. M.a.w.: wat er tot nog toe in de accumulatie lijst staat is een absoluut minimum, er staat al (veel) meer aan grote installaties. De projectenlijst blijft, zoals al eerder gemeld, geheim, omdat er al de nodige PV-installaties in staan van leveranciers die deze informatie alleen vertrouwelijk wilden delen. Waarvoor natuurlijk grote dank, zie ook de oproep aan anderen om hetzelfde te doen, verderop in het gele kader. Ook staan er in mijn lijst al de nodige particuliere installaties (NB: > 15 kWp...), op adressen waarvoor geen KvK inschrijving bekend is. Een deel daarvan betreft bijvoorbeeld boerderijen waarop vroeger zonnepanelen zijn geplaatst, de agrariër is er mee opgehouden (of overleden), en de locatie is vervolgens door een particulier (zonder eigen bedrijf) gekocht.

Op basis van de huidige lijst heb ik de bekende grafiek weer van een update voorzien, met de segmentatie van aantallen en opgesteld vermogen per "vermogensklasse", aflopend van links naar rechts. Let op de separate Y-assen voor de aantallen en het vermogen.

Disclaimer

Bovenstaande grafiek geeft de situatie weer tijdens publicatie van mijn artikel. De aan de basis ervan liggende projecten spreadsheet wordt bijna dagelijks bijgewerkt. Niet alleen met zowel "oude" als nieuwe ingaves. Maar ook: Oude opgegeven of voorheen afgeschatte data kunnen wijzigen (nieuwe inzichten, nieuwe bronnen, correcties van project eigenaren of betrokkenen, etc.). Ergo: de aantallen en de (totale) vermogens per categorie veranderen mee met elke aanvulling/wijziging. De "verhoudingen" tussen de categorieën veranderen echter niet in opvallende mate met deze soms dagelijkse wijzigingen. Wel is de verwachting dat, met name door implementatie van via de SDE (2013 en) 2014 gesubsidieerde projecten, vooral de grotere categorieën een (nog) hogere impact gaan krijgen in het totale volume (MWp). De "linkerkant" van de grafiek zal met name wat de capaciteit betreft flink verder gaan groeien. De categorie indeling op de X-as is in kWp klassen opgegeven, van groot (links) naar "klein" (rechts).

Belangrijk is, om te beseffen dat vooral de "kleinere" categorieën van 25-50 en, met name, 15-25 kWp structureel, en chronisch zullen zijn, en blijven onder-vertegenwoordigd. Dit, omdat er steeds minder aandacht aan wordt besteed in zowel pers-uitingen, als op webpagina's van installateurs vanwege het feit dat ze al lang niet meer als "byzonder" dan wel "vermeldenswaardig" worden beschouwd. Vandaar dat ik met een verticale stippellijn heb aangegeven dat aan de rechterzijde van de grafiek (de kleinste installaties tot zo'n 50 kWp) er heel veel aantallen installaties zullen, en opgestelde capaciteit (MWp) zal ontbreken, het meest in de kleinste categorie. Ook heb ik de kolommen doorzichtig gemaakt voor deze kleinste twee van de grote projecten categorieën, om aan te geven dat in werkelijkheid er veel meer aanwezig zal zijn.

Het zwaartepunt van mijn inventarisatie blijft op de "echt grote" projecten liggen, en dat is dus aan de linkerkant van die stippellijn. Die natuurlijk ook niet als "absoluut" dient te worden gezien, er zullen beslist ook wel grotere projecten dan 50 kWp niet of nauwelijks in de media zijn terechtgekomen, al lijkt die kans geringer te worden naarmate die projecten (nog) groter zijn. Maar vergis u s.v.p. niet: er zijn beslist partijen, die in het geheel géén ruchtbaarheid aan hun gerealiseerde "zeer grote" solar-moois willen geven. Ik heb daar verschillende, soms zelfs ronduit spectaculaire voorbeelden van in mijn spreadsheet, die ik via verschillende kanalen op het spoor ben gekomen.

NB: De grafiek geeft alleen de "single-site" projecten weer. Zogenaamde "multi-sites" (PV installaties die vaak binnen één projectmatige aanpak vallen, maar die op duidelijk van elkaar verschillende locaties, of die op verschillende flats met tientallen appartementen worden gerealiseerd) vallen hier buiten. Diverse projecten van corporaties vallen hier onder (flats), gemeentelijke projecten met verschillende gebouwen, maar ook bijvoorbeeld puur commerciële trajecten als snellaad-stations met PV modules (FastNed, 50 stations over heel Nederland), en de verschillende locaties van het eind 2015 afgeronde project van 3 MWp bij 8 vestigingen van Heineken. Vaak worden niet de afzonderlijke vermogens gepubliceerd binnen dergelijke multi-site projecten, vandaar de benodigde separate categorie.

Binnen de in de grafiek 7 onderscheiden grootte-klassen zijn wat de aantallen betreft de categorieën > 50-100 kWp (inmiddels 786 stuks, 126 meer dan in de vorige update) resp. > 25-50 kWp (1.096 stuks, 217 meer dan in de vorige update) dominant. Dat de kleinste categorie, > 15-25 kWp, "ondergewaardeerd" is met slechts 746 exemplaren, komt door genoemde reden ("projectjes niet veel meer in media terechtkomend"), en het feit dat mijn aandacht vooral naar de echt grote projecten blijft gaan bij de inventarisaties (álles wat ik op dat vlak tegenkom "moet direct in de spreadsheet", het kleinere grut kan wat langer wachten). De verwachting is natuurlijk, dat die kleinste categorie in werkelijkheid waarschijnlijk de mééste aantallen projecten zal bevatten, maar hoogstwaarschijnlijk niet "het meeste vermogen".

* Mocht u Polder PV willen helpen om de grote projecten sheet >= 15 kWp verder te vervolmaken, stuurt u dan s.v.p. een e-mail om uw eventuele contributie kenbaar te maken. Wat niet reeds publiek is gemaakt, zal beslist niet door mij aan derden worden doorgegeven of met naam en toenaam worden geopenbaard. Eventueel verstrekte project gegevens blijven geheim, tenzij expliciet anders aangegeven. Polder PV is bereid om een Non-Disclosure Agreement te ondertekenen, mocht dat gewenst zijn. Met grote dank voor uw hulp, deze klus is een majeure operatie...


100+ kWp categorie verder fors gegroeid
Er zijn t.o.v. de vorige update maar liefst 124 PV projecten groter of gelijk aan 100 kWp aan mijn lijst toegevoegd. Met de notitie dat ik beslist grote projecten (nog) over het hoofd zal hebben gezien. Er zijn in Nederland al 19 single-site projecten, elk met een vermogen van 1 MWp of groter. Dat zijn er weer 7 meer dan in de "kerst 2015 update", met een toegevoegde capaciteit van 15,7 MWp. Zoals toen al voorspeld zit Ameland met haar bijna 6 MWp daar nu wel bij, omdat pas recent bekend werd dat de eerste stroom al eind 2015 werd geleverd. Ook de grootste, dominante locatie van het veelvuldig genoemde Bunnik Plants project in Bleiswijk zit hierbij, wat echter verdeeld is over vier locaties (totaal project volume van die vier sites was 1,8 MWp, zie BP artikel). Het is vooral door de inbreng van de - voor Nederlandse begrippen forse - 6 MWp van Ameland, dat in een keer de grootste hier onderscheiden deel-categorie het volume van de volgende categorie, 500-1.000 kWp, heeft ingehaald, met bijna 5,5 MWp bij de accumulaties (vergelijk de totale volumes met die in de vorige update). Die toevoeging resulteert ook meteen in een "fors" projectgemiddelde voor die grootste categorie: de 19 installaties in die staffel hebben een "gemiddeld project vermogen" van maar liefst 1,8 MWp per stuk. Oorzaak: Ameland going solar met bijna 6 MWp in een project...

Die tweede categorie kreeg er in de tussentijd echter ook al 9 projecten bij (goed voor 6,3 MWp). De derde, 250-500 kWp, groeide ook gezond met 30 stuks (+10,6 MWp). De toename voor het 100-250 kWp segment was echter wederom wat aantallen betreft (niet het volume), binnen het top-segment, het grootst: ik kon 78 PV projecten in die categorie toevoegen, met een vermogen van bijna 12 MWp. Gezamenlijk groeide het "top-segment" (> 100 kWp), single-site installaties vanaf (en inclusief) 100 kWp, met 124 installaties, en voegde daarmee een respectabele 44,6 MWp toe. Deze toevoegingen resulteerden voor het "top-segment" in een totale accumulatie van 595 installaties per stuk groter of gelijk aan 100 kWp, met een gezamenlijk opgesteld vermogen van 164,7 MWp. Ter vergelijking: dat volume is equivalent aan het geaccumuleerde landelijke vermogen (alle installaties inclusief dominant residentieel) wat we ergens in de eerste helft van 2012 gehad moeten hebben volgens de CBS cijfers. Anders gezegd, het is ook zo'n beetje het volume van de niet residentiële markt wat ergens halverwege 2013 in ons land opgesteld moet zijn geweest volgens de segmentatie cijfers van het CBS (analyse Polder PV). Alleen al binnen deze super-categorie met installaties uitsluitend > 100 kWp.

Bij de accumulaties van de vermogens per categorie is er een concentratie rond de projecten > 100-250 kWp (totaal vermogen binnen die categorie bijna 62 MWp), en de 1 stap kleinere categorie > 50-100 kWp (bijna 53 MWp). Vervolgens komt de - waarschijnlijk in de media al behoorlijk ondergewaardeerde - categorie tussen 25 en 50 kWp, die al ruim 39 MWp telt, en die een "zware agrarische component" heeft (heel veel boerderij installaties). Bijna evenveel vermogen (bijna 39 MWp) telt nu de grote categorie > 250-500 kWp. Stapsgewijs nemen de accumulaties verder af van bijna 35 MWp (> 1.000 kWp) naar ruim 29 MWp (projecten > 500-1.000 kWp). De kleinste categorie (> 15-25 kWp), chronisch "ondergewaardeerd" in de talloze media uitingen over PV-projecten, heeft nog maar ruim 14 MWp verzameld in mijn database. Maar het is natuurlijk in werkelijkheid veel meer. Hoeveel meer is vooralsnog niet goed op het netvlies te krijgen, de markt is veel te chaotisch om goed te kunnen doorgronden op dat niveau.


^^^
Eentje voor de categorie >100-250 kWp. Een oudje, maar nog steeds werkend. Stadswerf Wageningen, 101 kWp.
Gefotografeerd door de webmaster van Polder PV tijdens een fietstocht op 25 oktober 2015.
Het project is destijds aangelegd door Nuon / Stork Infratechniek, met oude vertrouwde Shell Solar modules. Project opgeleverd in ... 1999.

Kerncijfers
Met alle nieuwe projecten bij elkaar staat er nu ruim 271 MWp in mijn single site projectenlijst, verdeeld over 3.223 installaties, met gezamenlijk bijna 1,2 miljoen zonnepanelen. Genoemde capaciteit is maar liefst 63 MWp meer, verdeeld over 591 nieuwe PV projecten, dan in de update van 108 dagen geleden. Dat is alweer een groter nieuw volume dan in de vorige update, in een kortere tijd... Het aantal geschatte zonnepanelen is bepaald op basis van werkelijke opgaves, indien aanwezig tellingen van foto's, of is afgeleid van opgegeven project vermogens. Daarbij is rekening gehouden met het jaar van installatie (vermogens zijn in de loop der jaren toegenomen bij alle technologie platforms). Ook is rekening gehouden met - soms fors - lagere vermogens per module indien dunnelaag technologie is ingezet (een klein, doch opvallend deel van de totale, door kristallijne Si technologie gedomineerde Nederlandse markt).

Al fors meer PV project volume bij Polder PV, dan bij CertiQ
Opvallend is, dat het nu door mij geaccumuleerde totale vermogen (genoemde 271 MWp) in de spreadsheet al ruim 6% hoger ligt dan het laatst bekende volume wat CertiQ in haar maart 2016 rapportage heeft gepubliceerd voor de gecertificeerde capaciteit, 255 MWp. Dat heeft, afgezien van de momenteel rappe implementatie van SDE beschikkingen, en de reuring in de pers daarover (opleverings-berichten), minstens drie oorzaken. Ten eerste kan het nogal lang duren voordat al dan niet een SDE beschikking hebbende nieuwe PV projecten opduiken in de CertiQ data banken. M.a.w.: alle nieuwe projecten die al (door mij) "gekend" zijn gerealiseerd, hoeven beslist nog niet bij de TenneT dochter zijn geregistreerd (factor "administratieve vertraging CertiQ").

Ten tweede, er zijn beslist nog steeds nieuwe grote PV projecten die geen SDE beschikking hebben, of waarvan de eigenaar geen behoefte heeft om zich (voor afrekening garanties van oorsprong) bij CertiQ te registreren. Het is immers geen verplichting als je geen SDE beschikking hebt. Veel agrarische projecten zouden beslist buiten de CertiQ registraties kunnen vallen. Vaak zijn ze gerealiseerd met bijvoorbeeld een EIA subsidie (lees: belasting vrijstelling). Dit is de factor "capaciteit buiten GvO systeem".

De derde reden is, dat er nog steeds duizenden residentiële projectjes met SDE beschikkingen uit de jaren 2008-2010 bij CertiQ staan ingeschreven, de laatste update meldde in totaal 11.623 installaties (waarvan het aantal grotere projecten een klein deel zal omvatten). Tienduizend theoretische residentiële projecten van elk 3,5 kWp zou in theorie een volume van 35 MWp kunnen omvatten. Dat volume staat in ieder geval niet in mijn "grote projecten lijst met installaties groter of gelijk aan 15 kWp". M.a.w., mijn "voorsprong" op CertiQ is dus al veel groter dan hier boven gesuggereerd, wat de "grote PV-projecten" betreft. Dit laatste item kunnen we bestempelen als de "CertiQ correctie factor voor geregistreerde residentiële installaties".


Systeemgemiddeldes
Omdat ik ook nog cijfers van precies een jaar geleden (12 april 2015) voor de verschillende categorieën heb, kunnen we kijken wat er in ongeveer een jaar tijd bij is gekomen aan nieuw toegevoegde projecten (NB: deels oudere installaties betreffend). Voor de verschillende categorieën weergegeven in procenten, voor zowel de aantallen als voor de accumulaties van de capaciteit per categorie.

U ziet dat de groei van de door mij ingevoerde, deels al lang gerealiseerde grotere PV projecten in een jaar tijd aanzienlijk is geweest. Wat de aantallen installaties betreft zijn er groei percentages te zien tussen de 63 (500-1.000 kWp categorie) en zelfs 375% (de nog relatief weinig projecten hebbende grootste categorie van 1 MWp of meer), met 130% groei voor het totaal van alle hier onderscheiden categorieën. Ook het segment van installaties met elk een kwart tot een halve MWp liet een hoge groei zien in het afgelopen jaar (plus 283%). Bij de vermogens is er een relatief geringe groei te zien van 16% voor het kennelijk "lastig te realiseren" traject tussen de halve en 1 MWp. En, wederom, een zeer hoge groei van 374% bij de grootste installaties, deels toe te schrijven aan de invoering van Nederland's momenteel grootste PV project, Ameland. Ook hier scoorde de categorie installaties tussen de 250 en 500 kWp opvallend hoog, met 294% toename, al zijn de percentages bij de overige categorieën allemaal ook spectaculair, meestal ver boven de 100% in een jaar tijd.

Gemiddelde grootte accumulaties en toevoegingen
Het totaal voor de capaciteits-toename kwam zelfs op 150% groei t.o.v. mijn overzicht in april van een jaar geleden, nog hoger dan bij de aantallen installaties. Wat alles zegt over de "omvang" van de nieuw ingeschreven projecten: de gemiddelde grootte van de projecten neemt toe. Ook daar heb ik even apart naar gekeken, ik kom op de volgende gemiddelde ingeschreven project groottes:

  • systeemgemiddelde van geaccumuleerde totaal volume per 11 april 2016 (3.223 projecten, 271 MWp): 84 kWp
  • systeemgemiddelde van de toevoegingen in de periode 12 april 2015 - 11 april 2016 (1.820 projecten, 163 MWp): 89 kWp
  • systeemgemiddelde van de toevoegingen sinds voorlaatste update van 25 dec. 2015 (591 projecten, 63 MWp): 107 kWp

U ziet hieraan duidelijk dat met name de meest recent toegevoegde projecten bovengemiddeld hogere volumes aan vermogen inbrengen, wat alles heeft te maken met de volop op stoom gekomen realisatie van de talloze (per stuk grote) SDE 2014 beschikkingen. Binnen SDE 2014 was de gemiddelde installatiegrootte een spectaculaire 297 kWp bij het toegekende volume. Dat drijft het nieuwe systeem gemiddelde van alle projecten flink omhoog, ook al heeft een deel van dat nieuwe volume geen (traceerbare) SDE beschikking.


Verdeling over de kalenderjaren in de onderzochte populatie PV projecten
Het is beslist lastig om van alle (> 15 kWp) grote PV projecten (betrouwbare) informatie te vinden in welk jaar ze zijn opgeleverd. Met de nodige moeite lukt dat bij de meeste projecten wel, maar ik heb ook een hoop exemplaren waarvoor dat nog niet duidelijk is. Die heb ik het label "onbekend" meegegeven. In de vorige analyse (december 2015) heb ik voor het eerst van de toen bekende stand van zaken een grafiek gemaakt met de verdeling van alle in de spreadsheet opgenomen single-site PV projecten over de kalenderjaren (jaar van oplevering). Van projecten die tussentijds zijn uitgebreid (een frequent voorkomend verschijnsel in ons land, wat alles met de voortdurend wipkippende, zeer onbetrouwbare incentive regelingen heeft te maken), heb ik het uitbreidingsjaar, voorzover traceerbaar, genomen als uitgangspunt.

Omdat er op dit vlak in het geheel niets wettelijk is geregeld over betrouwbare statistiek rapportages in ons land (!), zullen er beslist de nodige onzuiverheden in de met veel moeite bij elkaar gesprokkelde project data zijn te vinden. Bovendien veranderen, zoals reeds eerder gesteld, soms de door mij ingevoerde gegevens, omdat ik recentere, betere, resp. meer betrouwbare info over een bepaald project heb gevonden. Dit kan zelfs betekenen, dat het jaar van oplevering zal zijn gewijzigd t.o.v. die getoond in de eerste grafiek. Zo waren er de nodige installaties waarvan ik veronderstelde dat ze al in 2015 zouden zijn opgeleverd (gezien formuleringen van de project ontwikkelaar), maar die achteraf bezien pas in 2016 bleken te zijn aangesloten. Dit verklaart de - gelukkig - relatief kleine afwijkingen als je onderstaande grafiek vergelijkt met het eerste exemplaar van december 2015. In het diagram heb ik vijf verschillende berekende parameters opgenomen.

Nieuw in deze grafiek zijn de eerste data voor 2016. Die natuurlijk nog extreem onvolledig zijn, zelfs voor het eerste kwartaal. Vandaar de stippellijntjes voor dat jaar. Mijn verwachting is, dat 2016 uiteindelijk (ver) boven het (voorlopige) resultaat van 2015 zal gaan uitkomen, vooral door de grote hoeveelheden SDE 2014 beschikkingen (met name ook de grotere projecten) die volop "los" zullen gaan komen in dit jaar. In 2017 zullen veel beschikkingen hun uiterste realisatie datum hebben, en het is waarschijnlijk dat veel projectontwikkelaars hun oude SDE projecten portfolio willen afwikkelen voordat er nog meer werk op hen afkomt (o.a. door de nu lopende SDE 2016 regeling, waarvoor zeer veel belangstelling is). Er moet natuurlijk ook geld op tafel komen door continu projecten te realiseren, anders drogen de liquide middelen op. Het gaat bij SDE 2014 vaak om kapitaalintensieve investeringen, daar wil je niet te grote risico's mee nemen door (te) lang op realisatie te wachten. De onderneming moet wel financieel gezond blijven.


^^^
NB: Y-as is logarithmisch!

Helemaal rechts vindt u in de hier onderzochte populatie van 3.247 projecten de grote hoeveelheid (504, 16% van totaal, bijna 11 MWp) projecten waarvoor ik nog geen jaar van oplevering heb kunnen vinden in de beschikbare documentatie. Dit kan veranderen, als er meer info over die projecten beschikbaar komt, en zal derhalve in toekomstige updates worden gecorrigeerd. Dit is trouwens op geringe schaal ook al geschied met projecten met destijds "onbekend" jaar van oplevering in de vorige (eerste) update.

Het aantal projecten waarvoor het opleverings-jaar bekend is, in blauw, was in het begin extreem bescheiden, met een grillig verloop vanwege de toen al beruchte knipperlicht regelingen (NOVEM, MAP, EPA), die nooit zelfs een deukje in een pak boter hebben kunnen maken voor de grotere projecten. Het aantal grote projecten > 15 kWp stijgt sedert 2008 snel, en lijkt af te vlakken, maar dat is schijn, omdat de Y-as logaritmisch is weergegeven. Was het aantal tot nog toe gevonden, in 2009 opgeleverde projecten nog slechts 4, in 2012 was het al gestegen naar 342 stuks (eerste effecten SDE 2009-2011). En, na een lichte, mogelijk statistisch niet relevante inzinking in 2014, zitten we in 2015, met waarschijnlijk nog steeds een hoop projecten die ik tot nog toe over het hoofd heb gezien, en die ik in de loop van de tijd alsnog hoop "te vinden", nu al op een record van 730 nieuwe grote projecten. Dat zijn er trouwens alweer ruim 100 meer dan de 628 die ik in december vorig jaar voor 2015 had gevonden (16% meer). Bovendien zijn het er in werkelijkheid natuurlijk sowieso veel meer geweest, vooral vanwege de zware onderwaardering van de kleinste project categorieën die niet in de publiciteit zullen zijn gekomen. Ik vind nog steeds regelmatig grote projecten die in 2015 (of zelfs eerder) zijn gerealiseerd.

De bovenste, groene curve geeft het totale aantal per project bekende, dan wel uit opgegeven vermogens en jaar van oplevering afgeleide aantal panelen van alle getelde installaties bij elkaar weer. Na een flinke dip in "Brinkhorst Droogte" jaren 2005-2008 nam dit ook snel toe, van (nog zwaar onderschat, nog bij te plussen) 671 stuks in 2009, naar een zeer sterk gestegen volume van bijna 420.700 nieuwe exemplaren tot nog toe geteld in 2015. Veel van die panelen zijn in grote boerderij complexen gaan zitten waarvan ik wederom de ene na de andere voorbij heb zien komen het afgelopen jaar. En veel volume zit natuurlijk in de qua aantallen geringe, maar wat volume betreft spraakmakende "grote projecten" op industrie hallen e.d.

Nieuw toegevoegde vermogens per jaar, vermogen per paneel
Natuurlijk nauw gerelateerd aan het vorige exemplaar is de nieuwe capaciteit in kWp die per jaar is toegevoegd binnen de getelde populatie, weergegeven in de belangrijke bruine curve. Daarbij moet echter wel worden beseft, dat het gemiddelde vermogen per (kristallijn) zonnepaneel flink is toegenomen, van grofweg 100 Wp begin deze eeuw, naar inmiddels al - commercieel veel toegepast - een (ook fysiek een stuk groter) module van zo'n 260 Wp. Een kennelijke anomalie (verstoring van de trend bij de twee curves), "relatief veel" panelen, en "relatief weinig" nieuw vermogen, in 2011, zou verklaard kunnen worden vanwege relatief veel projecten met amorf / microkristallijn Si dunnelaag panelen in dat jaar. Die panelen hadden gemiddeld genomen een veel lager vermogen (grofweg zo'n 130 Wp) dan de toen al populaire kristallijne zusjes met vermogens (ver) boven de 200 Wp per stuk. Veel van die dunnelaag projecten werden gerealiseerd door de succesvolle agrarische leverancier Agro-NRG.

De "anomalie" voor 2011 zien we ook terug in de oranje curve, "gemiddelde module grootte", berekend uit het totaal nieuw toegevoegde vermogen en het aantal nieuw geplaatste zonnepanelen per kalenderjaar. Daar zien we een kleine dip in de curve ("gemiddelde paneel vermogen iets minder"). Maar de globale trend blijft natuurlijk ook stapsgewijs gaan naar steeds grotere paneel vermogens. Dat lag begin deze eeuw nog rond de 100 Wp. In 2015 zijn we gemiddeld genomen, in de onderzochte populatie, al gearriveerd bij 250 Wp. Voor commentaar op de in Nederland relatief populaire dunnelaag panelen (die het gemiddelde module vermogen in de blijvend door kristallijne Si technologie gedomineerde afzetmarkt enigszins "onder druk" zetten), gelieve de betreffende paragraaf in de december 2015 update te lezen.

Ook bij het nieuw geïnstalleerde vermogen binnen de onderzochte project populatie, zien we een zeer scherpe toename van 2014 naar 2015: er kwam met de meest recente data ruim 105 MWp nieuw gevonden volume bij, waar dat in de periode 2013 - 2014 nog slechts 44 MWp was. Bezien moet worden of bij latere updates hierin nog veel verandering komt, er zijn nog veel onzekerheden en lang niet alle data zijn bekend. Maar dat de toename vrij explosief cq. "een trendbreuk bij de groei van de grotere PV projecten" is geweest lijkt wel al duidelijk. Hopelijk gaat CBS in het voorjaar van 2016 meer duidelijkheid verschaffen over de totale marktgroei, en eind van dit jaar ook weer een benadering van de markt segmentatie in 2015 geven.

Een laatste curve is die voor het gemiddelde systeem vermogen per project, de paarse lijn (in kWp). Na de chaotisch verlopen "begintijd", met maar een paar projecten, bleef het gemiddelde nieuwe project vermogen lang hangen tussen de 30 en 70 kWp in de > 15 kWp projecten markt. Echter, wederom is ook hier een zeer duidelijke trendbreuk zichtbaar. In 2015 ging dat systeem-gemiddelde, over veel meer projecten dan in het afgelopen decennium per jaar werd toegevoegd, plotsklaps fors omhoog. En belandde het in de onderzochte populatie dat jaar al op een hoog gemiddelde van 144 kWp per nieuw project. De SDE 2014 implementatie deed zich dat jaar al volop gelden, en die trend lijkt met de eerste bekende installaties in 2016 verder door te zetten (systeem gemiddelde eerste bekende populatie dit jaar: 199 kWp).

Als je de blauwe curve (aantal projecten) vergelijkt met de bruine (vermogen bij diezelfde projecten) in de periode 2011-2015, is er een onontkoombare conclusie: het aantal nieuw gevonden projecten stijgt gemiddeld genomen nog steeds per jaar. Het totaal daarmee toegevoegde vermogen stijgt echter veel harder, met name in 2015. De projecten worden gemiddeld genomen dus steeds groter. Een feit waar de sector "rekening" mee moet (gaan) houden in haar markt benadering. Want het gaat om een compleet ander marktsegment dan de residentiële sector. Met grote potentie, maar ook met haar specifieke - vaak complexe - problemen.


Vrijeveld installaties
Na vele jaren een beetje "prutsen", lijkt met de realisatie van het 6 MWp vrijeveld project op Ameland een feitelijke "trendbreuk" gezet, die een potentiële versnelling van deze belangrijke categorie zonnestroom installaties kan inluiden. Kán, want er zijn veel problemen met de implementatie van dergelijke projecten. Maar er wordt massaal op ingezet, en als de financiering kan worden gevonden, en een verantwoorde business-case voor met name de afzet van grote hoeveelheden zonnestroom, kan deze categorie in korte tijd "zeer interessant" gaan worden. Met name bij de realisatie van een forse hoeveelheid capaciteit (MWp).

Momenteel is, inclusief de belangrijke toevoeging van Zonnepark Ameland, de status van de feitelijke realisaties (lees: netgekoppelde, al zonnestroom producerende grond gebonden projecten) bij deze scherp door Polder PV in de gaten gehouden categorie als volgt:

  • Totaal 55 grondgebonden "vrije-veld" installaties met een opgesteld vermogen van 15,5 MWp (systeemgemiddelde: 218 kWp)
  • Daarvan zijn er groter of gelijk aan 50 kWp: 23 installaties met een capaciteit van totaal 14,8 MWp (gemiddelde project omvang: 642 kWp)
  • Dit is nog exclusief vele tientallen kleine "vrije-veld" installaties bij particulieren, vaak slechts maximaal een paar tiental zonnepanelen.
  • De verwachting is dat het totale vermogen van vrije-veld installaties snel zal gaan toenemen met elk toevoegd project.
  • Het aantal grondgebonden PV-projecten groter of gelijk aan 50 kWp zal relatief bezien echter bescheiden blijven.

Multi-sites, "vermogen gerealiseerd onbekend", en totaal in drie project dossiers
De al eerder aangestipte "multi-site" projecten breng ik onder in een apart spreadsheet gedeelte, mede omdat van de afzonderlijke deel-installaties vaak geen informatie wordt verstrekt. Deze folder telt in deze laatste update 185 van dergelijke meervoudige locaties omvattende projecten, met een gezamenlijk vermogen van nog eens bijna 79 MWp. Dat is 31 MWp meer dan in de update van december vorig jaar.

De categorie "beslist al gerealiseerd", maar nog geen indicatie voor het opgestelde vermogen hebbende populatie heeft inmiddels een omvang van 125 projecten in mijn spreadsheet. Het zijn meestal als "gerealiseerd" gemarkeerde SDE gesubsidieerde projecten, waar nog geen enkele specifieke project informatie over is gevonden. In totaal vallen er 89 SDE projecten onder. Het gros (60 stuks) betreft projecten met een SDE 2014 beschikking. Een stuk minder dan in de december 2015 update, gelukkig heb ik van nogal wat gerealiseerde projecten in de vorige lijst alsnog info over de gerealiseerde vermogens gevonden. Van sommige projecten heb ik een ruwe schatting kunnen maken "wat het gerealiseerde vermogen zou kunnen zijn". Dat telt op tot ruim 1,8 MWp voor die projecten waarvoor zo'n schatting "verantwoord" werd geacht (gezien enkele wel bekende project parameters). Hier zijn echter de door RVO geanonimiseerde projecten niet in opgenomen, want er is niets zinnigs met die informatie te doen. Vandaar dat onderstaande totaal uitkomst een absoluut minimum is: er is al (veel) meer gerealiseerd dan tot nog toe is gevonden en opgenomen in de projecten spreadsheet. Er zitten nogal wat "maatschappen" onder die geanonimiseerde (al gerealiseerde) beschikkingen, en er zijn nogal wat van die bedrijven die een forse dak oppervlakte tot hun beschikking hebben. Hier kan beslist nog wel het nodige aan megawatten "missen" op het polderiaanse netvlies.

Totaal: minimum schatting
Gaan we alleen op de "gerealiseerde" projecten > 15 kWp af, single-site + multi-site, en nog een geschatte hoeveelheid van grofweg 2 MWp "toewijsbaar gerealiseerd" in het "reserve lijstje", kom ik nu al op ver over de 3.500 stuks, met een gezamenlijk vermogen van minimaal 352 MWp (reeds gevonden) "gerealiseerde grote PV projecten" uit. Dat is beslist al een "zeer substantieel" volume aan "grote" PV projecten, die een belangrijke trendbreuk in het karakter van de tot voor kort door kleine installaties gedomineerde Nederlandse zonnestroom markt heeft ingeluid. Nog steeds is de residentiële markt, versterkt door het flink toegenomen aantal projecten getrokken door woningbouw corporaties, het dominante segment in het totaal afgezette volume. Maar de projectenmarkt is zeker bij de toegevoegde vermogens aan een inhaal "race" bezig.


Status implementatie SDE "plus"
Ik heb ook een selectie van de daadwerkelijk reeds "positief herkende" projecten met SDE "plus" subsidies (SDE 2011 tot en met SDE 2015) gemaakt. Daar vallen "neutraal" met SDE subsidie geoormerkte projecten buiten, als niet duidelijk is welke regeling precies werd bedoeld. Ook alle projecten waarvan geen beschikking was te achterhalen, omdat bijvoorbeeld "een derde partij" de subsidie toewijzing heeft overgenomen, en die partij niet makkelijk is terug te vinden in de RVO lijsten, vallen daarbuiten. Tevens alle anonieme, niet aan een exact project of locatie toewijsbare beschikkingen: die heb ik achterwege gelaten. Zo kom ik tot absolute minimum aantallen en vermogens van SDE "plus" gesubsidieerde projecten die al in mijn spreadsheet "realisaties" zijn terug te vinden. Vooral van de oudere regelingen moet ik nog het nodige boven tafel zien te krijgen (onderzoek loopt).

  • SDE 2011 197 projecten met ruim 15 MWp
  • SDE 2012 27 projecten met bijna 4,5 MWp
  • SDE 2013 195 projecten met ongeveer 40 MWp
  • SDE 2014 438 projecten met ongeveer 95 MWp (grofweg helft van totaal, zie volgende regel)
  • SDE 2015 6 projecten met ongeveer 0,4 MWp

  • Totaal SDE "+" in PPV spreadsheet: 863 gerealiseerde projecten, totaal vermogen grofweg 155 MWp
  • Noot: RVO had in haar update van 1 januari 2016 nog maar 126 MWp voor realisatie SDE "+" staan.


In de vorige analyse van de impact van de SDE 2014 regeling (25 december 2015) had ik het nog over een schatting van ruim 49 MWp gerealiseerd voor SDE 2014: dat volume lijkt nu dus alweer minimaal bijna te zijn verdubbeld (iets minder dan bij de aantallen, in de vorige update nog 238 projecten voor SDE 2014). Het genoemde volume voor met name SDE 2014 is een flinke onderschatting, omdat er zeer veel anonieme beschikkingen zijn die al zijn ingevuld, die echter niet (positief) geïdentificeerd kunnen worden. Er is natuurlijk nog een zeer lange weg te gaan met die regeling (883 MWp beschikt voor SDE 2014), met ongetwijfeld een helaas zeer substantiële hoeveelheid uitval gaande de uitvoering. Maar genoemde 95 MWp is wel al 41% meer dan de 67,6 MWp die voor SDE 2014 realisaties nog in het halfjaar rapport van 1 januari 2016 werd genoemd door RVO. Zoals al meermalen geclaimd door Polder PV: het gaat "relatief hard" met de uitvoering van de meest succesvolle subsidie regeling voor zonnestroom, SDE 2014.


Gigantische PV "plannen" project portfolio
Ik heb meermalen al laten vallen, dat er een abnormale hoeveelheid PV vermogen wordt geclaimd in een enorme berg "plannen" voor zonnestroom projecten. Ik heb daar nu iets gedetailleerder naar gekeken in mijn separate lijst "pending" PV projecten voor Nederland. Helaas is van lang niet alle plannen zelf een "richt" volume bekend gemaakt, die volumes heb ik dan ook verder buiten beschouwing gelaten, anders krijgen we erg speculatieve getallen. Van de locaties waarvoor wel expliciet volumes zijn gemeld, of waarvoor ik een "redelijke" schatting kon maken op basis van andere project data, heb ik een sommatie gemaakt. Gaat u even zitten: dat volume telt op tot een aardige 1,6 GWp, verdeeld over 540 projecten. Meer volume dan er tot en met 2015 daadwerkelijk is geaccumuleerd. Mijn inschatting voor eind 2015 was 1,5 GWp opgestelde capaciteit aan zonnestroom installaties. Een relatief bescheiden gedeelte met een totale omvang van een halve GWp lijkt meer of minder serieus te zijn, gezien al vrij gedetailleerde project data, (groten)deels al financiële dekking via SDE, PCR, crowdfunding, andersoortige fondsen e.d. De rest is alles wat je onder frases als "een byzonder leuk idee, nog even wat belangrijke details zien te regelen" tot "pure luchtfietserij" zou kunnen scharen.

Er zitten sowieso veel projecten bij waarvoor de plannen nog maar in een embryonaal stadium zijn, al zijn ze allemaal (in mijn lijst) al met locatie benoemd. Veel van die projecten gaan nooit gerealiseerd worden, is mijn inschatting, omdat het vaak problematische situaties betreft. Het gros daarvan vinden we uiteraard bij de kennelijk extreem populaire "vrije-veld installaties", waarvan blijkbaar elke gemeente er van lijkt te vinden dat ze er minstens een (of meer) op hun grondgebied "zouden moeten" hebben. Als er al een business-case voor zo'n (vaak zeer flink uit de kluiten gewassen) PV project zou zijn, zijn er beren genoeg op de weg die de plannen al in een vroeg stadium zullen of kunnen doorkruisen. Het verzet van landbouw organisatie LTO tegen "elke poging om landbouwgronden voor iets anders dan voor agrarische doeleinden te gebruiken" zal hierin zeker een belangrijke factor kunnen gaan worden. Ook klinken de eerste protesten van "ongeruste" burgers al door in de samenleving, als een grote vrijeveld-installatie "ergens in de buurt" wordt gepland.

Dit daargelaten, heb ik toch ook maar even geteld hoeveel van dat soort vrije-veld installaties er inmiddels al of niet al (een beetje) concreet zijn geopperd. Ik heb er al zo'n 135 gevonden die met naam en toenaam zijn benoemd, en waar al (wat) details bekend van zijn gemaakt in de publieke ruimte. Hierbij reken ik nog niet het veel grotere volume wat binnen met name de SDE 2014 regeling zal zijn beschikt, en waar nog helemaal niets van bekend is gemaakt. Van die grote hoop plannen is er 115 MWp verdeeld over 14 projecten die een SDE 2014 subsidie (zouden) hebben, en waar wel al ruchtbaarheid aan is gegeven in de media. Minimaal 126 MWp betreft een groep van 15 plannen voor vrije-veld installaties met - deels - een postcoderoos insteek (kan altijd nog wijzigen, hier ontbreekt ook nog wat onbekend volume). Er zijn ook nog 6 projecten met "drijvende zonneparken" (bijna 4 MWp). En er zijn meer of minder concrete plannen voor al 6 geluidswallen met PV langs snelwegen (1,5 MWp bekend, deel nog geen vermogen opgegeven). Dan blijft er een verpletterende categorie "overig" vrije-veld over, met al minimaal 840 MWp aan geplande capaciteit (en nog veel bij te plussen voor projecten waarvoor geen opgave is gedaan m.b.t. de geplande capaciteit). Verdeeld over ongeveer 100 projecten. Het grootste daarvan is het mega-ambitieuze "Veenkoloniën" project van 300 MWp in Drenthe, waar de nodige vraagtekens bij zijn te plaatsen (net als bij talloze andere grootschalige plannen). We gaan de komende jaren zien wat voor volume er van die enorme berg project "voorstellen" voor grote PV installaties zal overblijven. Of dat het, zoals Peter Desmet recent stelde in een persbericht op Solar Plaza, slechts "bragawatts"* zullen blijken te zijn...

* "brag" (Eng.): "a pompous or boastful statement" (zelf lezen voor 2e betekenis...).

Eerdere updates van Polder PV's grote PV projectenlijst:

Nieuwe records bij inventarisatie grote PV projecten Nederland - meer dan 200 MWp single sites in database (25 december 2015)
The Solar Future VII - 6. Nieuwe mijlpaal - 2.000 grote PV projecten in spreadsheet (18 augustus 2015)
Tip of the iceberg - grote projecten lijst Polder PV inmiddels met 100 MWp gevuld (24 feb. 2015)
Nieuwste megaproject van Polder PV - eerste "duizend" binnen (15 dec. 2014)


 
^
TOP

4 april 2016: CertiQ update maart 2016 - eerste kwart GWp certified PV bereikt. Na de twee vorige record maand rapportages (januari resp. februari 2016), is er in het maart rapport een relatief bescheiden hoeveelheid van (netto) 6,5 MWp gecertificeerde PV-capaciteit bijgeschreven bij CertiQ. Verdeeld over (netto) 122 nieuwe PV projecten. Dit waren relatief "kleine" PV installaties met een gemiddelde van 54 kWp op basis van de netto verschillen met de februari rapportage. Met de toevoeging van maart, is er inmiddels ruim een kwart GWp aan Nederlandse PV capaciteit gecertificeerd bij CertiQ.

Bovenstaande data zijn ontleend aan het maart rapport, door CertiQ gepubliceerd op 1 april 2016. Wat de evolutie bij de aantallen bij CertiQ geregistreerde (gecertificeerde) PV projecten in de maandelijkse rapportages betreft volgt deze grafiek:

In maart 2016 werden door CertiQ netto 122 nieuwe PV projecten bijgeschreven, ongeveer 60% van de (netto) 204 exemplaren in het februari rapport, een maand eerder. De tijden van een paar honderd bijschrijvingen per maand (met name 2009-2011) zijn definitief voorbij, omdat particulieren individueel geen aanspraak meer kunnen maken (grootverbruik aansluiting verplicht, minimum vermogen 15 kWp). De groei wat aantallen betreft zal dus - bij CertiQ - "relatief bescheiden" blijven. Echter, wat toevoeging van nieuwe PV capaciteit (MWp) betreft, gaat het hard, zie verderop.

Na een lange periode van ogenschijnlijke "stagnatie" in 2013-2014, veroorzaakt door de "herinschrijvings-operatie", is er weer een lichte groei waar te nemen bij de geaccumuleerde aantallen PV installaties bij CertiQ. De teller eindigde eind maart 2016 op 11.623 gecertificeerde projecten (gele curve, de rode geeft de netto toevoegingen weer volgens de maandelijkse rapportages). Ook al mag die ruim 11 en een half duizend PV projecten een aardig volume lijken: het is slechts een fractie van de mogelijk al over de 350.000 PV installaties die Nederland zou kunnen hebben, het grootste deel daarvan op particuliere daken.

Na twee "record" maanden (19,7 resp. 21,1 MWp), is in het maart 2016 rapport netto bezien een stuk lager volume van ruim 6,5 MWp toegevoegd. Dat is echter een volume wat in de jaren 2010-2014 slechts een maal (juli 2014) werd overtroffen. De reden van de relatief hoge toevoegingen in het afgelopen jaar: SDE 2014 wordt volop uitgerold, de effecten ervan zijn sinds de zomer van 2015 overduidelijk zichtbaar in deze grafiek.

Ook al was de toevoeging in het maart 2016 rapport "relatief bescheiden", met genoemde 6,5 MWp (netto) nieuw vermogen werd wel weer een klein historisch mijlpaaltje gezet: voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis is er meer dan een kwart GWp geaccumuleerde zonnestroom capaciteit gecertificeerd bij TenneT dochter CertiQ. Totaal eind maart nu: 255 MWp.

Sinds juni 2015 is er tot en met maart 2016 een volume van 132 MWp bijgekomen. Dat is meer dan er tot juni vorig jaar geaccumuleerd stond geregistreerd. We zitten al maandenlang in een forse versnellings-fase, veroorzaakt door de SDE "+" regelingen (met name SDE 2014).

Uiteraard is door de toevoeging van het "relatief bescheiden" volume van 6,5 MWp weer een klein beetje opgeplust bij het systeem gemiddelde van alle bij CertiQ geregistreerde PV projecten. Dat ging van 21,6 naar 21,9 kWp per installatie. De netto toevoeging in maart kwam neer op een verondersteld systeemgemiddelde van ongeveer 54 kWp per installatie. Dat is in voorgaande rapportages het afgelopen jaar een stuk hoger geweest, er lijken de afgelopen maand dus vooral "relatief kleine" projecten te zijn bijgeschreven, er zaten hoogstwaarschijnlijk geen "zeer grote" installaties bij.

In ieder geval is het een feit dat de populatie PV projecten bij CertiQ steeds meer gedomineerd wordt door (steeds groter wordende) SDE "+" gesubsidieerde installaties, die het gemiddelde continu naar hogere niveaus tillen. De paar duizend particulieren installaties uit de SDE 2008-2010 regelingen zullen steeds minder impact op dat gemiddelde gaan krijgen, want er komen geen nieuwe residentiële projecten meer bij (afgezien van coöperatieve projecten, of gemeenschappelijke flat daken bij huurcorporaties e.d., die echter in veel gevallen niet separaat zijn aangesloten op de onderliggende huurwoningen).


Groei gecertificeerd vermogen in samenhang met Garanties van Oorsprong (GvO's)

Naast de violette curve met de geaccumuleerde PV capaciteit bekend bij CertiQ, is in blauw de uitgifte van zonnestroom GvO's (Garanties van Oorsprong) weergegeven. Met vanaf voorjaar 2015 de alleen aan de genoemde maand toegewezen exemplaren (daarvoor kon het ook "oudere" certificaten betreffen, gestippelde blauwe lijn). Het onregelmatige verloop begin 2016 is waarschijnlijk te wijten aan nog verre van volledige administratie van daadwerkelijk geproduceerde (gecertificeerde) zonnestroom. De registraties lopen sowieso altijd een maand achter op de registraties voor het opgestelde vermogen. Na de "diepe dip" voor januari 2016, werd in februari alweer een fors volume van 10,7 GWh aan zonnestroom GvO's uitgegeven. Alle recente cijfers voor de GvO's kunnen allemaal nog (fors) worden bijgewerkt met terugwerkende kracht. De trend, een gemiddeld genomen sterk opgaande lijn in de gecertificeerde zonnestroom productie, is echter al kristalhelder. 10,7 GWh zonnestroom certificaten in een maand tijd komt overeen met het gemiddeld maandelijkse stroomverbruik van dik 42.100 NL huishoudens die - volgens CBS Statline 2014 - gemiddeld 3.050 kWh/jaar zouden verbruiken (hierbij is de directe, fysieke eigen consumptie van zonnestroom niet meegeteld, omdat die vrijwel niet wordt "gemeten" in Nederland).


Wijzigingen aantallen/vermogen bij CertiQ geregistreerde installaties en productie

Er zijn netto in totaal 118 "duurzame elektriciteit producerende" nieuwe installaties bijgeschreven t.o.v. het februari rapport van CertiQ. Toevoegingen betroffen - natuurlijk - PV (122), en er werd wederom een waterkracht project (netto 1 MW) bijgeschreven. Verliezen moesten worden geïncasseerd bij biomassa (2 vergistings- projecten en 1 stortgas installatie uitgeschreven), en er werden 2 (gecerticifeerde) windturbine projecten minder gesignaleerd.

De netto balans bij de vermogens was als volgt. In de "plus" t.o.v. het februari 2016 rapport: zonnestroom (+ 6,5 MWp), waterkracht (+ 1 MW). Netto uitgeschreven capaciteit: vergisters (- 2,7 MW), stortgas (- 0,2 MW, totaal verlies bij biomassa dus bijna 3 MW), en wind capaciteit (- 0,3 MW). In totaal kwam er ongeveer 4,2 MW vermogen bij (alle opties), wat bijna een stabilisatie betekende, met een totale geaccumuleerde capaciteit (als "hernieuwbaar" bestempeld) van ruim 8,7 GW. Dat is nog steeds 3,6% minder dan de ruim 9 GW aan geregistreerde capaciteit bij CertiQ op 1 december 2013.

45,4% van het geaccumuleerde vermogen bestaat uit "dubieuze" opties biomassa bijstook in kolencentrales, en AVI's ("grondstoffencrematoria"), 45,2% is windturbine capaciteit, 2,9% PV vermogen, en 0,4% hydropower. 6% restpost valt toe aan "andere" biomassa modaliteiten ("overig", vergisting, en een klein beetje stortgas).

NB: "netto" toename of afname is altijd een combinatie van het verschil tussen (nieuwe) inschrijvingen en uitschrijvingen in dezelfde maandrapportage bij CertiQ. Er kan dus "negatieve" groei optreden tussen twee maandrapportages in, ook per categorie.


Import / export GvO's

Net als in de vorige maandrapportage, was wederom Italië de grootste leverancier van groene papierwaren aan onder gas- en kolenstook zuchtend Nederland: 36% van het totaal (931 GWh alleen al in maart). Wederom waren het weer vooral windenergie gerelateerde GvO's, waarschijnlijk omdat die een stuk goedkoper zijn te verkrijgen. Er zat echter ook een "substantieel" deel zonnestroom GvO's bij, dik 100 GWh maar liefst, waar België nog een bescheiden deel aan toevoegde. De resulterende 112 GWh was echter geen record hoeveelheid, die "eer" valt tot nog toe de oktober 2015 rapportage ten deel (210 GWh PV GvO import). Verder volgden de "usual suspects", Noorwegen (29,0%) en Frankrijk (14,5%) op gepaste afstand. Beiden exporteren vooral GvO's van vaak al decennia oude hydropower centrales in de bergen. Zelfs het niet aan het Europese grid gekoppelde IJsland mocht weer een waterige duit in het groene papieren zakje doen, en leverde daarmee 6,2% van het totaal. In totaal tien landen (waaronder Nederland zelf...) deden mee aan die "import van GvO's in Nederland".

Het totale import volume in maart was dik het dubbele van het niveau in de februari rapportage: 2,6 (tabel hierboven) t.o.v. 1,2 TWh equivalenten aan GvO's werden er geïmporteerd door Nederland in maart.

T.o.v. het voorlaatste rapport is er weer iets meer in een jaar tijd aan import van groene papierwaren / GvO's geweest, 35,4 TWh, 30% van de totale nationale stroom consumptie in 2015 (CBS Statline, 118,4 TWh). Noorwegen blijft, ondanks een lichte maandelijkse afname van GvO's uit dat land, nog steeds kampioen als het om deze langere termijn gaat, met ruim een kwart van het totale alhier "gesleten" aanbod. Frankrijk (17,5%), Zweden (16,7%) en Italië (16,0%) strijden steeds meer om de tweede en derde plaats, en zetten daarvoor met name waterkracht GvO's uit hun ook al zeer oude stuwmeren in. De rest is, afgezien van wellicht nog Denemarken (6,1%) "klein bier" op het totaal. Waarbij met name de scharrige positie van wind- en zonnestroom productie kampioen Duitsland, met slechts 0,7% van het totaal, op zou moeten vallen voor de kritische beobachter...

Export van GvO's

Het veel simpeler plaatje voor de export van groene papierwaren (totaal slechts 179 GWh) laat wederom de bizarre anomalie zien van Noorwegen, onze hofleverancier van GvO's, als grootste afnemer van grotendeels weer door Nederland verhandelde exemplaren. Bijna 56% van de - bescheiden - export ging naar de andere kant van de NorNed zeekabel, al was het niet via die kabel, maar via computer transacties. Fysiek volledig gescheiden van de elektriciteit die door die kabel vloeit (afhankelijk van de marktomstandigheden van Noorwegen naar NL of andersom). België ontving bijna de rest (44%) van de door Nederland verhandelde groene papiertjes, het in haar "groene mogelijkheden beperkte" Luxemburg mocht ook nog wat fictieve "groenheid" uit handen van haar grote Beneluxse broer ontvangen. En toen was de taart weer op. Het export volume in maart was nog maar een derde deel van het volume gerapporteerd in februari. En het is nog maar 7% van het enorme volume (2,6 TWh) wat we in maart "mochten" ontvangen uit vele Europese buitenlanden (zie verder naar boven).

Het totale export volume van GvO's in de afgelopen 12 maanden incl. maart 2016 was ruim 2,7 TWh. Dat is slechts 7,7% van het in dezelfde periode geïmporteerde volume (35,4 TWh) om onze blijvend smerige gas/kolen gestookte stroomvoorziening te verschaamgroenen. Door de blijvend bizarre situatie, dat Noorwegen steeds meer van onze "export GvO's" blijkt te kopen, is het aandeel van België als "exportland" met nog een aandeel van bijna 74% in december 2015, nu op bijna hetzelfde niveau gekomen als Noorwegen (48,8 versus 47,2% van totaal). Onze massaal wollige greenspeak pratende regering gaat dat vast in keurige, begrijpelijke bewoordingen uitleggen aan Henk en Ingrid...


Status fysieke export / import stromen BRD <-> NL <-> B

Energy charts (Fraunhofer ISE) had weer een mooie update voor 4 april 2016. De fysieke stroom balansen tussen onze oosterburen en zuiderburen, in kalenderjaar 2015:

Duitsland leverde in 2015 gigantisch veel stroom aan NL. Met een hoge component bruinkolenstroom geproduceerd ten oosten van Limburg. De "goedkoopste" stroom die er (nu nog) is, omdat CO2 emissies door jarenlang politiek wanbeleid geen drol kosten en milieuschade en meerkosten voor de gezondheidszorg NIET in de prijzen worden doorberekend. De fysieke import vanuit Duitsland was 24 TWh, een equivalent van een vijfde (!) van de totale binnenlandse stroomconsumptie in ons land in dat jaar (zie ook grafiek verderop). Nederland exporteerde slechts 1,4% van dat volume in datzelfde jaar naar Duitsland (338 GWh). Ook uit België importeerden we een behoorlijke hoeveelheid (1 TWh), met waarschijnlijk een behoorlijk aandeel kernenergie (grotendeels uit Frankrijk, België zelf heeft enorme problemen met hun eigen, brakke reactoren). Echter: Nederland exporteerde ruim het 13-voudige volume (13,4 TWh) naar België in hetzelfde jaar. Wat natuurlijk nooit veel "duurzaam" bevat kan hebben. Er was immers met de laatste update op Statline (29 feb. 2016) nog maar een volume van zo'n 13 TWh eigen "duurzame" productie in NL (netto, excl. eigen verbruik installaties, maar inclusief problematische opties als bijstook en afvalverbranding) bekend voor 2015. Heel erg veel zal daar waarschijnlijk niet meer bij gaan komen, in later te verwachten "definitieve" cijfers van het CBS. Een groot deel daarvan zal direct in het eigen, stroom vretende land zijn verbruikt, en de landsgrenzen (cq. de interconnectoren met België en Duitsland) niet hebben "bereikt".


Kolenfrenzy 2015 in pijnlijke COP21 grafiek

Polder PV heeft ook even de (voorlopige) dramatische resultaten in een grafiek uitgezet voor de inzet van fossiele steenkolen voor de productie van elektriciteit in eigen land. Je kunt hier veel woorden aan vuil maken, maar dat heb ik op Twitter reeds gedaan. Het is een groot drama, Nederland is een smeerpijp die elke claim op "duurzaamheid" zal moeten inslikken, voordat deze ellende de kop in wordt gedrukt. Dit is de fossiele plaag die over eigen land heerst, dit is NEEderland:

Nooit eerder in de Nederlandse geschiedenis sinds 1991 is er zoveel steenkool ingezet voor de productie van elektriciteit. Ten opzichte van het langjarige gemiddelde voor de periode 1991-2013 (8,5 miljard kg/jaar) is er in 2015 voor het voeden van uw wasmachine en uw elektronische gadgets 59 procent méér steenkool verbrand, 13,5 miljard kilogram!!! Ik hoop dat u nog goed kunt slapen na het zien van deze grafiek. En dat u van uw volksvertegenwoordigers zult eisen dat aan deze rampzalige ontwikkeling zo rap mogelijk een einde gaat komen!


Opvallend: stagnatie stroomverbruik Nederland
Ook interessant om hier te vermelden is dat er net nieuwe cijfers zijn gepubliceerd voor het totale stroomverbruik in Nederland. De eerste CBS cijfers laten zien dat de consumptie in 2015 slechts een fractie hoger dan lag dan in 2014: 118,4 i.p.v. 118,1 TWh. Een microscopisch stijging van slechts 0,2%. Over de langere termijn genomen is er een zeer duidelijke trendbreuk in het nationale stroomverbruik te zien sinds het crisisjaar 2009:

Met de twee trendlijnen (violet tm. 2008, paars vanaf 2009) heb ik laten zien dat het "ouderwetse economische groei ideaal" van continu groei, en "dus" stroomverbruik tot en met 2008 aardig opging. Maar sinds de diepe recessie van 2009 alweer in de meest nabije kolencentrale mag worden bijgefikt. Sinds 2009 is het stroomverbruik zo'n beetje gestabiliseerd, waardoor de nieuwe trendlijn een compleet andere evolutie richting laat zien dan het - volkomen achterhaalde - violette exemplaar... Het verbruik is sinds 2009 tussen de 118 en 122 TWh blijven "hangen". Een voordeel: als deze trend zich voortzet (of, beter nog: als we nog zuiniger met stroom omgaan), zal het sowieso al groeiende aandeel van werkelijk schone stroom (met name wind, zon, beperkte biovergisting, geothermie) een nog sterkere impact gaan krijgen, als aandeel op de totale stroom consumptie, dan het onder het "ouderwetse groeiscenario" gehad zou hebben...


Warmte uit hernieuwbare bronnen

Nu nog een ondergeschoven kindje, maar dat kan gaan veranderen de komende jaren: GvO's van "warmte uit hernieuwbare bronnen". Er zijn wederom, t.o.v. het vorige maandrapport, 2 biomassa projecten bijgekomen, wat het totaal voor die optie op 196 brengt. Geothermie bleef op 12 projecten staan, er zijn eind maart 2016 dus 208 warmte projecten ingeschreven bij CertiQ. Gezamenlijk gaat het om een opgestelde capaciteit van ruim 1.499 MW, waarvan ruim 88% biomassa centrales omvat.

De tot nog toe geregistreerde hoeveelheid (gecertificeerde) duurzame warmte, waarvoor ook door CertiQ "warmte GvO's" worden verstrekt, kwam over de laatste 12 maanden op een equivalent van 1.997 GWh (thermisch). Gezien dit nog "jonge" dossier, kan er nog een hoop daadwerkelijk geproduceerde energie bij gaan komen, omdat de rapportage verplichtingen complex zijn, en veel tijd kosten. Genoemde hoeveelheid duurzaam geproduceerde warmte is 15% van de 13,2 TWh die in de laatste 12 maanden tot en met maart 2016 uit elektriciteit "duurzaam" werd opgewekt volgens het al jaren lang lopende equivalente dossier bij CertiQ.

Voorgaande analyses van maand rapportages CertiQ, door Polder PV:

Februari 2016
Januari 2016

2015:
Eerste (voorlopige) jaaroverzicht 2015
December
November
Oktober
September
Augustus
Juli
Juni
Mei
April
Maart
Februari
Januari

Statistische overzichten CertiQ (extern)


 
^
TOP

13 maart 2016: 5.844 dagen verder - Polder PV levert "officieel" - al 16 jaar lang zonnestroom met eerste 4 Shell Solar panelen. Een leuk bericht tussen alle nationale zonnestroom records door. De eerste 4 ACN2000E 93 Wp Shell Solar modules leveren sinds vanochtend precies 16 jaar* lang elektriciteit aan ons huishouden. En bij te lage afname gaat die stroom via onze netmeter "even" naar buiten, maar wordt direct bij de buren via hun eigen meter weer afgenomen. Donkergroene stroom voor dezelfde prijs als de vieze, fossiel gedomineerde stroommix die ze standaard van het net betrekken. 15 jaar was tot voor kort de referentie "leeftijd" waar het Centraal Bureau voor de Statistiek nog mee werkte ("Hernieuwbare energie in Nederland 2012", pagina 50). Maar dat is sinds het eind september 2015 verschenen rapport "Hernieuwbare energie in Nederland 2014" (pagina 50, gebaseerd op gewijzigde "Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie" van 2015, pagina 11) gewijzigd in 25 jaar.

In het 2012 rapport van CBS stond zelfs expliciet vermeld:

"De levensduur van een zonnestroomsysteem is gesteld op vijftien jaar. Dit betekent dat is aangenomen dat de systemen die in 1997 zijn geplaatst in 2012 niet meer in gebruik zijn. De termijn van vijftien jaar berust niet op waarneming of onderzoek, maar is een standaardlevensduur die ook voor andere installaties voor de benutting van hernieuwbare energie wordt gebruikt indien er geen betere informatie beschikbaar is."

Als we ons naar dat (totaal verouderde) uitgangspunt hadden "zouden moeten plooien", hadden wij dus per direct, vandaag, onze oudste vier PV panelen naar de recycling-boer moeten afvoeren als we een jaartje extra "respijt" hadden mogen hebben. Dat gaan we natuurlijk niet doen, omdat die olieboer panelen het nog steeds hartstikke goed doen. En in tegenstelling tot hun jaar oudere opvolgers, nauwelijks een spoor van "degradatie" van de productie vertonen. Zélfs niet als je daarbij rekening houdt met de toegenomen hoeveelheid licht instraling van de afgelopen jaren (die eventuele degradatie zou kunnen "maskeren"). Zoals getoond op landelijk niveau, als voor het dicht bij Polder PV gelegen KNMI station Valkenburg ZH. Dat heb ik aangetoond in een analyse gepubliceerd op 16 februari van dit jaar.


De allereerste "logging", toen nog op een laptop met DOS uitlees programma'tje door de installateur, in de sombere ochtend van 13 maart 2000. Tijdens die uitlezing waren de computer systeemdata niet correct ingesteld, want de datum stond daarin op 3 januari 1980, en de tijd een half uur na middernacht (gegevens linksboven in het kader) ... Maar het is wel het opleverings"bewijs" van onze eerste 4 zonnepanelen geweest. Die al op een gure, sombere 6 maart 2000 op het dak waren geplaatst, maar die pas in de ochtend van 13 maart werden aangesloten op ons huisnet via een destijds nog aangebrachte 25 meter lange AC kabel door een dunne mantelbuis tussen dak en ons appartement. De omvormers zaten toen nog onder de zonnepanelen boven op het platte dak van de vierde verdieping.

Ook de ochtend van die 13e maart was het somber weer, zoals te zien is aan de "waarschuwing" dat de omvormers te weinig vermogen leverden om ze "goed te testen" (minder dan 4 Watt uitgangs-vermogen per stuk, het betreft de vermaarde [beruchte] OK4E-100 Watt micro-inverters van NKF). Die dag van de aansluiting was er volgens de instralingsdata van KNMI meetstation Valkenburg ZH slechts 472 J/cm² horizontale instraling. Het langjarige dag-gemiddelde op dat meetstation is tot en met 2015 voor maart 920 J/cm², bijna het dubbele. Maar dat was verder geen probleem, het systeem werkte perfect zoals ik al snel concludeerde op de volgende zonnige(r) dagen. En, natuurlijk, op enkele "incidenten" na, de volgende 15 jaar (of misschien wel langer) ...

16 jaar na dato. Een prachtige, zonnige dag als beloning voor 5.844 dagen zonnestroom productie sinds de start van ons zonnestroom avontuur in maart 2000. Het display geeft ongeveer de helft van de productie van onze complete, al enige tijd tot 1,34 kWp uitgebouwde PV installatie weer (in AC vermogen in Watt, rond het middaguur).


Mooie, stabiele stroomproductie, 16 jaar lang
Ik heb even op een rijtje gezet wat die vier oudste Shell Solar zonnepanelen wel niet hebben "gepresteerd" in die vijftien jaar tijd. Daarbij zijn zeker in het begin meerdere inverter uitwisselingen inbegrepen, toen deze apparaatjes nog onder de panelen in de buitenlucht hingen, maar die in mei 2005 allemaal naar binnen in huis zijn gehaald vanwege de toenemende problemen met die situatie (renovatie traject). Gelukkig monitorde ik toen al intensief, en heb ik eventuele uitval tot het minimum kunnen beperken door tijdig vervangings-exemplaren op te eisen en in te zetten, zodat de totale systeemverliezen vrij minimaal zijn geweest. Het enige andere "major incident" was de dakrenovatie in oktober 2010, wat als "bedrijfsrisico" gezien kan worden. In totaal is er toen ongeveer een maand productie verlies geweest, goed te zien in de maand productie grafiek van het kernsysteem van 10 Shell Solar panelen inclusief de 4 oudste (bruine grafiek lijn, rood-omrande punt).

In zestien jaar tijd, vanaf de eerste meting, is er door deze eerste vier zonnepanelen, met een opgesteld vermogen van slechts 0,372 kWp, een respectabele, behoorlijk stabiele en voorspelbare (zie trendlijn) productie gedraaid van 5.281 kWh, wat neerkomt op een gemiddelde dagproductie van 0,9 kWh voor het genoemde oude "setje" over die 16 jaar (5.844 dagen). Dat is een specifieke opbrengst van gemiddeld 2,4 kWh/kWp.dag, 16 jaar lang. En dat is voorwaar beslist geen slechte prestatie voor een prehistorisch setje van 4 zonnepanelen van 0,91 m² per stuk, met micro inverters die waarschijnlijk nooit een (commercieel) rendement van 92% te boven zijn gekomen.

Ik ga binnenkort maar weer eens een op zonnestroom gebakken appeltaart maken om deze heuglijke "historische mijlpaal" te vieren.

OK4E-100 vier kampioenen
Bij het aflezen van de meterstanden van onze 13 in werking zijnde OK4E-100 omvormers heb ik ook nog even de status van de sinds 27 augustus 2015 vier exemplaren die de "magische" 1.000 kWh productiegrens hadden overschreden genoteerd. De standen van die vier kampioenen zijn momenteel:

  • 83099: 1.029,1 kWh
  • 84027: 1.241,8 kWh
  • 55595: 1.249,4 kWh
  • 41496: 1.266,6 kWh

Wie heeft er werkende OK4 omvormers uit die glorieuze begintijd, met (nog) hogere meterstanden? Reacties naar Polder PV, alstublieft!

* 16 jaar voor de eerste 4 zonnepanelen. In oktober 2016 is het uit tien PV modules bestaande kernsysteem van 1,02 kWp, inclusief deze 4 panelen, 15 jaar oud.

Bronnen en referenties
Installatie eerste vier zonnepanelen bij Polder PV (aansluiting op het net 13 maart 2000)
Relatieve "degradatie" kern-installatie van zonnestroom systeem Polder PV (16 feb. 2016: productie data afgezet tegen lokale instraling, 10 oudste zonnepanelen PPV)
Maandelijkse aandelen zonnestroom productie Polder PV 1,02 kWp deelsysteem, en hoge output Nederlandse installaties (25 januari 2016)

Maandelijkse elektra consumptie, produktie en (terug)levering bij Polder PV (tm. 2015)
Meetdata archief Polder PV


 
^
TOP

9 maart 2016: Ook al voorspelbaar - maar toch ook weer niet: we hebben een nieuwe kampioen, op een eiland. 2015 - 2016 zijn/worden "kampioens-jaren" in zonnezaken. Ik heb u er al regelmatig mee doodgegooid, met het ene na het andere nationale "zonne record". Recent nog met het nieuwe record bij CertiQ. En ik ga er gewoon mee verder. Dit n.a.v. het zeer interessante en informatieve artikel in het Financieele Dagblad wat vandaag verscheen. En dat ging over de historie van het Zonnepark Ameland.

U had hierover al meermalen kunnen lezen op Polder PV. O.a. in een artikel over zonneparken in Nederland, van 3 december 2013. En in de paragraaf "Golden candidate: 'Will Ameland please stand up?'" in mijn Klimaatmonitor update analyse van 12 november 2015. Maar hier moeten dus wat noodzakelijke nieuwe opmerkingen bij. Wat wil het geval? Ik had al langer het (nota bene, al vijf jaar lang in planning staande) project vooraan in mijn "pending" lijst staan. En ik wist eind vorig jaar al dat alle PV modules, de omvormers en schakel"stations" van dat ongeveer 6 MWp grote project "waren aangebracht" (Facebook 3 dec. 2015). Maar grote zonneparken sluit je niet "zomaar" even aan, daar moet nogal wat voor worden geregeld, in nauwe samenspraak met de regionale netbeheerder. Zeker als het een vrij byzondere "eiland situatie" betreft, wat altijd aan het eind van een (lang) distributie aftakpunt ligt. In dit geval via een in 1973 op de bodem van de Waddenzee ingegraven, ruim 6 kilometer lange kabel (zie hoogspanningsforum discussie). Het project ligt op het vliegveld bij Ballum op het Friese Waddeneiland Ameland, nog eens een dikke 11 km. verwijderd van het aantakkingspunt van die "onderzeese" kabel oostelijk van het midden van de zuidzijde van het eiland.

Er werd in het facebook berichtje al aangekondigd dat netbeheerder Liander bezig was met een kabel naar het regelstation in Nes (ongeveer halverwege de "land"verbinding op Ameland). Maar dat zijn forse klussen, en die kunnen tijd kosten. December lag inmiddels achter ons, en sindsdien had ik nog steeds niets vernomen over een fysieke koppeling van het PV park op het net. En zo'n koppeling is nodig om zonnestroom te maken, anders gebeurt er niets. Die koppeling is hét moment waarop een belangrijke solar lobby organisatie als SolarPower Europe (het vroegere EPIA) haar internationaal vermaarde (globale en regionale) statistieken baseert. Omdat pas bij een fysieke netkoppeling (en "dus" eerste productie van zonnestroom) er een bijdrage is aan de verduurzaming van de samenleving (werkeloos geïnstalleerde zonnepanelen dragen daar niets aan bij). Dát is het moment wat belangrijk is voor statistici. En dus ook voor lieden als de webmaster van Polder PV, die probeert op kalenderjaar basis de capaciteitsgroei van de Nederlandse zonnestroom markt te "duiden". Vergeet niet dat het hierbij gaat om een project van 6 MWp, en dan is het echt statistisch relevant in een nog niet zo'n hele grote markt als Nederland om te weten in wélk kalenderjaar die netkoppeling dan wel tot stand is gekomen voor zo'n "joekel" van een installatie.

Ook in het bericht op Ensoc, van 18 december vorig jaar, werd nog niet van feitelijke (elektrische) oplevering gerept in dat jaar, maar werd begin 2016 verondersteld. Ik tastte dus nog even in het duister over de formele aansluiting van het park.

^^^
Met een armbeweging toont Johan Kiewiet "zijn" Zonnepark Ameland,
waarvan hij aangeeft dat het al daadwerkelijk zonnestroom produceert.
Videostill van filmpje in artikel van © Financieele Dagblad

Toen ik het video filmpje in het FD artikel zag kreeg ik daarvoor een eerste duidelijk aanwijzing. Daarin staat apentrotse Johan Kiewiet van de voor 33% financieel in het project participerende Amelander Energie Coöperatie (AEC) op de tijdens de opname opgeworpen "aarden wal om het project aan het zicht te onttrekken" (jawel...). En laat hij op vraag van de interviewer "maar het is nog in aanbouw, zie ik?" direct weten "Nee, hij produceert al energie".

Even een mailtje er aan wagen
Ik heb vandaag per mail contact opgenomen met de AEC, en de heer Kiewiet was zo vriendelijk e.e.a. per ommegaande te verduidelijken. In tegenstelling tot wat ik n.a.v. het nieuwe filmpje dacht (dat het project pas zeer recent, ergens in februari 2016 o.i.d. zou zijn aangesloten), gaf hij aan dat de netkoppeling toch al in december 2015 tot stand is gekomen. En dat toen dus ook al de eerste zonnestroom moet zijn geleverd "aan het net". Dit is zeer relevant, want het betekent dat het project, met 23.025 multikristallijne REC Solar modules van 260 Wp, en dus een totale omvang van 5.986,5 kWp, op het conto van kalenderjaar 2015 bijgeschreven dient te worden, en dus niet voor het jaar 2016. De installatie, in co-eigendom van AEC, gemeente Ameland en energieleverancier Eneco, en met financiële bijdragen van het Waddenfonds (2,7 miljoen Euro, nog excl. de driekwart miljoen Euro voor methaanbrandstoffen project), provincie, en een exploitatie subsidie van een SDE 2014 fase 5 beschikking (voor slechts 10-11 jaar, zie Ensoc artikel), is voorzien van 165 ABB omvormer stations. ABB staat voor het beroemde, in Zürich (Zwitserland) hoofdkantoor houdende bedrijf, wat in juli 2013 de succesvolle Amerikaanse Power-One inverter fabrikant heeft overgenomen. 20% van de stroombehoefte van Ameland zou met dit park op jaarbasis moeten worden opgewekt. Een geprognosticeerde opbrengst van 5,6 GWh/jaar. Wat neerkomt op een bij veel PV leveranciers wellicht (onterecht) wenkbrauwen fronsende specifieke opbrengst van 935 kWh/kWp.jaar (m.i. waarschijnlijk nog veel te conservatief ingeschat, gezien de instralings-rijke regio van de waddenkust en de pal zuid opstelling).

Er zijn volgens de coöperatie inmiddels 80 obligatieleningen verstrekt door eilandbewoners en/of eigenaren van recreatie woningen op het eiland, waarmee de door de coöperatie in te brengen 300.000 Euro kon worden opgehaald. Feitelijk kan dit park - meteen ook het grootste PV project van Nederland - dan ook als "het grootste, voor een bescheiden deel [4%] gecrowdfunde" PV project van Nederland worden beschouwd. Ook gemeente Ameland en Eneco hebben (ruim) drie ton aan eigen middelen ingelegd. De rest van het kapitaal is via een banklening verstrekt. Het totale project kostte 7,5 miljoen Euro, wat neerkomt op een "respectabele" EUR 1,25/Wp, "all-in". Een aardig richt-getal om andere soortgelijke te ontwikkelen projecten in ons land aan te kunnen "afmeten".

Groter verhaal Ameland en energie
Het zonnestroom project betreft slechts een - belangrijk - deel van de (duurzame) energie gerelateerde activiteiten op het Waddeneiland. Veel van wat er in de planning staat, uitgebreid toegelicht in de hier onder gelinkte video van En-Tran-Ce (Energy Academy Europe, nauw gelieerd aan Hanzehogeschool Groningen, en gevestigd op het Zernike Science Park), geeft een integrale aanpak weer om rond 2020 Ameland "energieneutraal" te hebben gekregen. Als dat lukt, kan die multi-disciplinaire aanpak "model" staan voor grootschaliger trajecten op het vasteland.

Een deel van de niet gerealiseerde zonnestroom productie - bij zeer somber weer en 's avonds - kan worden afgevangen cq. "gebalanceerd" worden middels 45 gas"gestookte", via internet geregelde brandstof cellen op het eiland, waarvan er een bij de stroom slurpende brouwerij is opgesteld. In een later stadium kan het gas worden "vergroend" middels biogas geproduceerd op het eiland. Hiervoor wordt o.a. bij En-Tran-Ce nieuwe biovergister technologie ontwikkeld, die ingezet zou kunnen worden in de bestaande afvalwater zuiverings-installatie. Stroompieken van het zonnepark kunnen in de zomerse top-productie maanden middels dezelfde technologie worden opgevangen, door deze in te zetten voor omzetting van het op dat moment niet benodigde "overschot" in een power-to-gas installatie. Aldus uit zonnestroom geproduceerde waterstof zou in de vergister gebruikt kunnen worden om nog meer "groen gas" te produceren. Een ander "afvang" middel voor productie pieken van de PV centrale zijn / worden laadstations en de accu's in elektrisch vervoer op het eiland. Ook wordt uiteraard de volgende belangrijke stap, de elektrische verduurzaming van de warmte voorziening overwogen, middels o.a. hybride warmtepompen (incl. kleine CV ketel die bijspringt op zeer koude dagen).

Bij het project zijn zelfs "energietransitie managers" en psychologen betrokken, omdat van doorslaggevend belang bij de "energietransitie op Ameland" het gedrag en de medewerking van de inwoners is. "People Empowerment" is een zeer belangrijk sociaal middel om juist daar veel los te maken. Zonder de coöperatie en medewerking van mensen zijn zelfs top-techneuten reddeloos verloren met hun briljant ontworpen - maar niet begrepen apparatuur. Een van de hulpmiddelen bij het hele project is een smart-grid, waarbij alle mogelijke componenten aan elkaar geknoopt dienen te worden. Een echte (behoorlijk grootschalige) proeftuin, dus, ter grootte van een 269 km² groot eiland.

Ameland (ook) aan kop met vermogen per inwoner
Ik heb het u al op 12 november vorig jaar voorgerekend: Ameland is "per eind 2015" nu officieel ook de gemeente met het meest opgestelde vermogen per inwoner in Nederland - by far. Ik kwam toen, met de helaas nog steeds niet bijgestelde cijfers van het "totaal" register van Klimaatmonitor, én de toen al voorspelde komst van het enorme zonnepark, op een ronduit verpletterend volume van dik 1,7 kWp per inwoner. Wat het toenmalige cijfer van "voormalig kampioen" Zeewolde (Flevoland), 337 Wattpiek (!) per inwoner doet verbleken. Natuurlijk is er inmiddels overal in Nederland (inclusief, naast het zonnepark op Ameland, mogelijk ook daar nog wat residentiële) PV capaciteit bijgekomen, sinds die update. Maar het is absoluut onmogelijk dat een andere gemeente ook maar bij benadering genoemd volume per inwoner op Ameland kan hebben bijgebeend. Het zal nog wel een tijdje gaan duren voor een andere (zeer dun bevolkte) gemeente in ons land deze prestatie zal kunnen evenaren, laat staan overtreffen, met een enorm zonnepark binnen de gemeentegrenzen. Of er moet een compleet ondenkbare (?) fusie van Ameland met een of meer van de andere Friese eiland gemeentes gaan komen, waardoor het nieuwe vermogen "verwatert" omdat het verdeeld zou moeten worden over veel meer inwoners. Maar gezien de eigenzinnige houding van dat zelfs met een geheimzinnige - en bizarre - Sunneklaas "gezegende" Waddeneiland waag ik te betwijfelen dat het daar ooit van gaat komen. En dus zal Ameland voorlopig wel een tijd ook op dit punt (Wp/inwoner) ver boven de rest van de Nederlandse gemeentes uit blijven steken...

... en enorme sprong voorwaarts voor vrijeveld projecten Nederland
De "semi-officiële" netkoppeling van Zonnepark Ameland heeft natuurlijk ook een gigantische impact op het totale netgekoppelde PV vermogen van de vrije-veld projecten in Nederland. In mijn projecten spreadsheet had ik tot vandaag "slechts" 20 grondgebonden Nederlandse vrije-veld installaties staan, met een gezamenlijk vermogen van 7,71 MWp, voor installaties vanaf 50 kWp (arbitraire, maar "zinvolle" grens, ik heb zelfs 53 projecten inclusief kleinere in de spreadsheet, talloze kleine residentiële nog niet eens meegeteld). Het project gemiddelde was tot nog toe 386 kWp (NB: Het vorig jaar al volledig geruimde Zonnegrond project in Langedijk - Oudkarspel, NH, is hierin uiteraard niet opgenomen). Met Zonnepark Ameland toegevoegd, zitten we inmiddels op 21 grotere vrije-veld projecten met een gezamenlijk vermogen van 13,7 MWp, een toename van 78%. En een systeemgemiddelde wat omhoog is geschoten naar 652 kWp. Dat gaat natuurlijk flink meer worden, met elk toegevoegd nieuw grondgebonden PV park, er staat een enorme stapel plannen klaar - van zeer vergevorderd tot nog kletsnat achter de oren (of zelfs in de categorie: "droom mooie megasolar dromen, maar zet daarbij s.v.p. eerst de poten stevig in de polderklei"...).

Andere grote Nederlandse PV projecten - de gewijzigde top 3
Het 10 hectare omvang hebbende project Zonnepark Ameland, opgeleverd door de met name door grote Engelse PV installaties bekend geworden onderneming Solarcentury (Benelux vestiging in Helmond, NB), is het grootste PV project van Nederland geworden. Nog in 2015 fysiek opgeleverd wat het elektra deel betreft. Daarmee heeft het rap het - nu tweede grootste - project Wehkamp in Zwolle (2,5 MWp, oplevering voor Belgische vastgoed magnaat WDP, door de NL dochter van het Belgische IZEN in augustus 2015) al ingehaald. Al mag die zich nu nog wel het grootste "dakgebonden" project noemen. Die positie kwam nog bijna in "gevaar", doordat in Waardenburg (Gelderland) bij de zaagsel producent Plospan op een groot deel van hun enorme hallen complex door Xperal (Nederweert) ook al een, voor Nederlandse begrippen, groot PV project werd opgeleverd. De ruim 9.200 modules lagen er al medio november 2015 volgens het bedrijf. Het project vermogen kwam met bijna 2,4 MWp echter net te kort om Wehkamp "te bedreigen". En de aansluiting liet ook even op zich wachten. Na mijn vraag aan Plospan, kreeg ik eind februari 2016 het "verlossende" antwoord via Twitter: 2015 werd het net niét, het project werd op 4 januari 2016 aangesloten op het net van Liander. En het "dient" dan ook, om statistisch zuiver op de graat te blijven, aan het kalenderjaar 2016 te worden toegerekend, vanwege dat kritische moment. Het was dus "statistisch formeel" zelfs iets later aan het net gekoppeld, dan Zonnepark Ameland.

Met deze wijzigingen in de top drie nemen we nu definitief afscheid van het sinds 2002 bestaande Floriade dak in Vijfhuizen / Hoofddorp. Wat met haar 2.287 kWp tot augustus 2015 dertien jaar lang ongeslagen kampioen "mocht" zijn op het gebied van opgestelde PV capaciteit single-site (1 dak resp. integraal geheel / samenhangend complex van daken en/of objecten op 1 erf). Maar wat nu naar de vierde plaats is verwezen. Er zullen nog heel wat "shuffles" in de toppen tien tot en met vijftig gaan plaatsvinden de komende tijd. Dat kan ik u op een briefje geven. Op naar "de volgende kampioen".

Solarcentury bouwt Nederlands grootste zonne-energiepark op Ameland (7 sep. 2015)
Ameland bouwt zonnepark met gezamenlijke financiering (18 dec. 2015, Ensoc artikel)
Zonnepark Ameland (enkele technische details, Solar Magazine 2015-4, p. 35)
"Een vraag uit de samenleving" (4 feb. 2016 - Uitgebreide Youtube video van En-Tran-Ce Groningen, grotendeels over duurzame energie op Ameland)

Amelander Energie Coöperatie (div. nieuws rond het project)
Website van het zonnepark (uitgebreide documentatie)

Terug van Ameland (foto impressie van Polder PV, van enkele PV projecten op het eiland vóór de komst van het zonnepark - een andere dimensie; 18 november 2012)


 
^
TOP

4 maart 2016: Voorspelbaar - alweer een nieuw record met SDE bij CertiQ. Er zullen er nog vele volgen gezien de vele SDE (2014) project realisaties die ik zie langskomen. CertiQ publiceerde het februari maandrapport. En alweer is het net gevestigde vorige record gebroken. In februari werd netto ruim 21 MWp gecertificeerde PV capaciteit bijgeschreven, en was ook het (netto) aantal nieuwe PV installaties fors: 204 nieuwe installaties, waarschijnlijk allemaal SDE "plus" gesubsidieerde exemplaren. De stand van zaken in grafieken en cijfers in de unieke maandelijkse update van Polder PV.

Aantallen installaties
Een verheugende hoeveelheid van, netto (nieuwe inschrijvingen minus uitschrijvingen oudere installaties) 204 PV projecten manifesteerde zich in het februari 2016 rapport t.o.v. het voorgaande. Dat is natuurlijk geen record, omdat de toevoegingen slechts "relatief weinig" grote commerciële projecten betreft, en de tijden van particuliere installaties (talloze inschrijvingen bij CertiQ onder de oude SDE 2008-2010 regelingen) al lang voorbij zijn. Het gros van de nu bij CertiQ geaccumuleerde 11.501 PV projecten is weliswaar residentieel, met een zeer klein vermogen van enkele kWp. Maar de harde groei van het laatste jaar betreft de maandelijkse toevoeging van enkele tientallen tot een paar honderd (zeer) grote commerciële projecten, en installaties op bijvoorbeeld gemeentedaken die een SDE (meestal: 2014) beschikking hebben.

In deze grafiek in blauw het totaal aantal geregistreerde gecertificeerde PV installaties bij CertiQ volgens de maandrapportages, met een nieuw accumulatie record in het exemplaar van februari 2016: 11.501 projecten. In gearceerd rood de gekunstelde verwachting van het aantal SDE gesubsidieerde installaties in die populatie: dat is het totaal in blauw verminderd met het "officieel" laatst gepubliceerde cijfer voor het aantal overgebleven onder MEP gesubsidieerde projecten. Volgens de RVO jaarrapportage met peildatum 1 maart 2015 was dat destijds nog 280 installaties (resulterende in de "mogelijk 11.221 SDE gesubsidieerde" projecten, rechts in rood aangegeven). Maar dat zal inmiddels alweer fors zijn verminderd, wat het potentiële aantal SDE projecten hoger maakt. Maar er kunnen in theorie ook PV installaties bij CertiQ staan ingeschreven die noch MEP noch SDE subsidie hebben, wat het resulterende aantal SDE projecten weer wat zou drukken. Waarschijnlijk lijkt, dat in het februari rapport er inmiddels fors meer dan elfduizend onder diverse SDE regimes gesubsidieerde PV installaties aanwezig moeten zijn geweest.

In deze grafiek zijn per maand de jaargangen naast elkaar gezet m.b.t. de maandrapportages van CertiQ. Ook al werden de aantallen nieuwe gecertificeerde PV installaties van de eerdere SDE regelingen bij lange na niet meer gehaald, de afgelopen jaren, verheugend is om te constateren dat in februari 2016 er weer (netto) een fors aantal projecten zijn bijgekomen. 204 stuks om precies te zijn, een groei van 1,8% t.o.v. de accumulatie in het januari rapport. En ongeveer de helft van het record van 412 exemplaren in mei 2011 (naweeën van eerdere SDE regelingen met veel particuliere installaties die toen nog op een relatief hoog niveau bij CertiQ "instroomden").


Vermogen / capaciteit van bij CertiQ geregistreerde PV projecten

Al sinds de zomer van 2015 is er een forse versnelling zichtbaar in het (netto) nieuw bij CertiQ geregistreerde gecertificeerde PV vermogen. Ik heb het al diverse malen uitgelegd: dit is de fysieke manifestatie van de uitrol (implementatie cq. realisatie) van, met name, de zeer succesvolle SDE 2014 regeling. Uiteraard vergezeld van de invulling van de laatste restjes van de beschikkingen uit eerdere regelingen, met name SDE 2013, al dragen die regelingen niet echt veel meer extra bij aan de totale volumes. Dit is echt voor het allergrootste deel de impact van SDE 2014. Terwijl in juni 2015 het geregistreerde geaccumuleerde PV vermogen nog op een bescheiden niveau van 129,5 MWp lag, ging vanaf die maand de registratie bij CertiQ fors omhoog en werd in de periode tot en met de nu besproken februari rapportage maar liefst 6 maal het vorige record (9 MWp nieuw in juli 2014) aan stukken gebroken. Met het nieuwe maandrecord voor februari (zie volgende grafiek) kwam de accumulatie al op 248,4 MWp uit. Dat is al bijna het dubbele volume van het niveau in juni 2015, wat bereikt werd sinds de eerste registraties in het jaar 2003 (13 en een half jaar...). In die 8 maanden tijd is er gemiddeld 487 kWp per dag (netto) nieuw PV vermogen ingeschreven bij CertiQ, een "substantieel volume", en een rijk land als Nederland "waardig". Met natuurlijk de aantekening, dat alle andere activiteit (het veelvoudige van het CertiQ volume) nog niet in deze cijfers is meegenomen (de omvang van die "andere activiteit" is vooralsnog niet bekend, maar beslist ook enorm groot).

Het eind februari 2016 geaccumuleerde "gecertificeerde" PV vermogen bij CertiQ is zo'n 17% van het voorlopig door mij afgeschatte potentieel aan anderhalve GWp, eind 2015 (zie artikel van 11 januari 2016, voor onderbouwing van die zeer grove eerste schatting).

(Netto) nieuwe PV capaciteit toegevoegd per maandrapport van CertiQ. Meteen al twee nieuwe records in het nieuwe jaar (2016), nadat vanaf de zomer van 2015 al vier maal eerder nieuwe hoogtepunten waren bereikt (blauwe kolommen). De 21,1 MWp toegevoegd in het februari 2016 rapport lag alweer dik 7% boven dat toegevoegd in de voorgaande maand. De verwachting is, dat nieuwe records kunnen worden gevestigd, dit jaar. Er is immers 883 MWp beschikt binnen SDE 2014. En ondanks al forse uitval, is er meer dan genoeg volume om in te vullen. En de beschikte partijen kunnen niet al te lang wachten op realisatie van hun grote projecten, anders vervalt deze (max. 3 jaar na datumstempel beschikking, eenmalig - onderbouwd - uitstel mogelijk).


Systeemgemiddelde
Onherroepelijk met bovengenoemde snelle progressie trends verbonden is de zeer rappe toename van het gemiddelde systeemvermogen van de gecertificeerde PV capaciteit bij de TenneT dochter. Dat laat het volgende bijgewerkte plaatje goed zien.

De grafiek toont vanaf de zomer van 2015, gelijk opgaand met de rappe capaciteits-uitbouw van (SDE gesubsidieerde) grote PV projecten, een snelle toename van het geaccumuleerde gemiddelde vermogen per installatie. Dat nam sinds de zomer van 2015 toe van minder dan 12 kWp, naar 21,6 kWp/systeem in het februari 2016 rapport. Goed om te beseffen dat daar nog duizenden zeer kleine (3-5 kWp) residentiële installaties bij zitten. Het gemiddelde wordt zeer sterk omhoog geduwd door de toevoeging van "relatief weinig, maar per stuk zeer grote" PV projecten. Ik zie al langere tijd regelmatig SDE 2014 realisaties langskomen van projecten tussen de 100 en 500 kWp per stuk. Die "stromen in" bij CertiQ, en drukken het geregistreerde systeemgemiddelde rap omhoog. Ik zal in mijn volgende projecten overzicht nader ingaan op de invulling van met name de SDE 2014 realisaties. Het gaat hard.


Groei gecertificeerd vermogen in samenhang met Garanties van Oorsprong (GvO's)

In de violette curve wederom de groei van het geaccumuleerde, gecertificeerde PV vermogen bij CertiQ (linker Y-as ter referentie, in MWp, en 2 rode "100 MWp lijnen"). In blauw (stippellijn) tot en met begin 2015 de hoeveelheid garanties van oorsprong (GvO's) toegekend per maand, die echter lange tijd bij CertiQ ook van opgewekte energie uit eerdere maanden afkomstig kon zijn (referentie: rechter Y-as, in GWh). Vanaf voorjaar 2015 zou de daadwerkelijk in de betreffende maand opgewekte hoeveelheid stroom (in de vorm van uitgegeven GvO's) moeten zijn weergegeven (getrokken lijn). Die zou in theorie een seizoens-bepaald verloop moeten volgen (met steeds hogere "zomerse" pieken, omdat de capaciteit opgenomen bij CertiQ steeds groter word), al is er rond de jaarwisseling weer een vreemde, scherpe "zaagtand" te zien. Dit is waarschijnlijk het gevolg van nog lang niet actuele cijfers. Er moeten waarschijnlijk nog heel veel meetwaarden worden doorgegeven (via de netbeheerders), waardoor er hopelijk een "natuurlijker" cq. "glooiender" verloop van de curve zal gaan plaatsvinden. Zeker van het grote volume aan recent ingestroomde - per stuk zeer grote - PV projecten, zullen er nog nauwelijks meetwaarden zijn, dus er moet nog een forse inhaalslag worden gemaakt bij de toekenning, registratie, en administratieve verwerking van de GvO's voor die projecten. Gezien hun omvang, zullen die verwachte correcties een grote invloed hebben op het totaal aan verstrekte (cq: "alsnog te verstrekken") GvO's.


Wijzigingen aantallen/vermogen bij CertiQ geregistreerde installaties en productie

Er is t.o.v. het voorgaande maandrapport ook deels bij de andere duurzaam veronderstelde opties weer het nodige gewijzigd. Er zijn netto in totaal 209 installaties bijgeschreven, waarvan 204 PV, 4x vergisting, 2 maal wind, 1 "biomassa overig", en wederom een toegevoegde AVI (afvalverbranding) unit. Tegelijkertijd werden (netto) 2 biomassa bijstook (kolen?) centrales uitgeschreven, waardoor er nog maar 6 units over zijn in die hoogst discutabele categorie. En moest helaas ook 1 van de 14 vorige maand nog overgebleven waterkracht centrales het onderspit delven: komt niet meer voor in de CertiQ registraties (maar mogelijk nog wel werkend?). Het maakt de "spoeling" voor hydropower inmiddels wel aardig "dun" in ons land: er zijn nog maar 13 geregistreerde installaties in die categorie.

Bij de vermogens een sterk gemengd beeld met netto een fors negatief resultaat. Toenames waren er bij afvalverbranding (de ene toegevoegde AVI zorgde voor een toename van 32 MW opgesteld vermogen in die categorie, met momenteel 16 installaties). Zonnestroom volgde op de hielen met ruim 21 MW(p) netto nieuw geregistreerde STC capaciteit. Wind voegde "maar" 9,9 MW vermogen toe, biomassa "overig" (met netto 1 nieuwe installatie) 5,3 MW, en vergisting 4,2 MW. Dit alles laat echter onverlet, dat door het enorme verlies van (netto) 1.051 MW (!) "biomassa bijstook", gecombineerd met het afscheid van een zeer bescheiden 0,25 (!) MW hydropower, over het totaal bezien er een achteruitgang is geweest van maar liefst 979 MW. Wat de capaciteit aan "echt duurzaam vermogen" weliswaar zuiverder maakt (u weet hoe ik denk over biomassa bijstook op prehistorische steenkool, niet duurzaam!). Maar wat het totale volume betreft natuurlijk wel weer fors heeft doen inkrimpen.

Een gevolg van de wijzigingen is dat, van het bij CertiQ geregistreerde vermogen, ruim 8,7 GW resterend, inmiddels "nog maar" 45,5% uit "dubieuze" opties biomassa bijstook en AVI's ("grondstoffencrematoria") bestaat, 45,2% windturbine capaciteit betreft, 2,9% PV installaties, en 0,4% hydropower. Dan blijft er nog 6% over voor "andere" biomassa modaliteiten ("overig", vergisting, en een klein beetje stortgas).

NB: "netto" toename of afname is altijd een combinatie van het verschil tussen (nieuwe) inschrijvingen en uitschrijvingen in dezelfde maandrapportage bij CertiQ. Er kan dus "negatieve" groei optreden tussen twee maandrapportages in, ook per categorie.


Import / export GvO's

Italië was ditmaal weer eens de grootste leverancier van "papieren" of, zo u wilt, "elektronische groenheid". 39% van het totaal maar liefst, en dan vrijwel geen zonnestroom opwek betreffend (wat logisch zou zijn voor dit zonovergoten mediterrane land, zelfs in een winterse maand). Maar, voor outsiders wellicht verrassend, het overgrote merendeel uit windenergie! Dat was trouwens ook al zo in december vorig jaar, al was de dominantie van Italië in het totaal aantal aan Nederland geleverde GvO's toen niet zo groot als nu. Verder waren relatief grote spelers bij de export van GvO's naar het in fossielen stikkende Nederland Denemarken ("uiteraard" alles wind, 20,3% van totale import NL), gevolgd door de "klassieke" partijen Frankrijk (10,6%, uitsluitend oude hydropower), Noorwegen en Finland (beiden onder de 10%, zowel hydro, als windpower GvO's).

De totale import werd ditmaal, in februari 2016, gedomineerd door windenergie GvO's, wat gezien de zeer "windrijke winter" niet als vreemd hoeft te worden beschouwd. Het grootste deel van 2015 werd "klassiek" zwaar op spotgoedkope, nauwelijks in de bronlanden "waarde" hebbende hydropower GvO's ingezet in ons land (overzicht: 3 maal zoveel "hydro" dan "wind" GvO's bij de - gigantische - import). Er werden zelfs - in de donkere februari maand - wat zonne GvO's Nederland in geïmporteerd. Het bizarre ditmaal was natuurlijk niet het beetje spul uit zonnig Italië. Maarrrrr: de iets grotere hoeveelheid GvO's die ..... aan Nederland werden toegeschreven. U weet wel, dat polderlandje met een aartsfossiele, dominante stroommix, met "een beetje" zonnestroom er in, met als onderdeel daarvan nog een microscopisch aandeel gecertificeerde ("GvO waardige") zonneprik. Wat door Nederland "zou zijn geïmporteerd uit Nederland". U mag bij dezen uw eigen schoenen opeten als u dat begrijpt...

Over de laatste 12 maanden genomen werd het gebruikelijke "verpletterende" volume van 34,5 TWh aan groene papiertjes Nederland in geïmporteerd. Dat is het equivalent van 8,6 Borssele jaar producties, waarbij de nuke continu op max power werkt. Ook al werd het aandeel van hofleverancier Noorwegen weer lager (januari nog 24,9%, nu 23,9%), het Scandinavische land blijft de grootste GvO verstrekker van poldernatie Nederland. Het aandeel van Frankrijk nam 0,4% toe, tot 17,4%. Zweden, na Frankrijk op plaats 3 beland, pakte een tiende van een procent extra t.o.v. de situatie in januari. Italië steeg flink vanwege de hierboven geschetste "kampioenspositie voor de maand februari 2016", van 14,0 naar 15,1%. De rest wordt verdeeld over maar liefst 10 landen (inclusief Nederland zelf...) waar we GvO's van importeren... (inclusief IJsland, wat geen fysieke netkoppeling heeft met Europa).

Export van GvO's
Uiteraard exporteert Nederland ook GvO's, al is dat door de bank genomen op een veel lager pitje dan de massieve hoeveelheid groenpapierwaren die het land in worden gesleept om onze vieze stroommix mee te verschaamgroenen. U mag het ook gewoon "sjoemelstroom" noemen, 2016 gaat immers bekend worden als Sjoemeljaar Hors Categorie (gedenk het compleet uit de hand lopende gesodemieter met onterecht verstrekte duurzaamheids-verklaringen in stadswarmte regio Utrecht, gerotzooi met energielabels, e.d.). Onderstaand het plaatje uit het februari rapport, incl. de door mij berekende percentages / aandelen.

Er werd voor 510 GWh aan GvO's NL uit geëxporteerd, dat is een forse hoeveelheid (equivalent van 42% van de import hoeveelheid). Wat waarschijnlijk aangeeft dat de handelswaarde van die certificaten toeneemt, en dat het kennelijk een interessante hobby is geworden om echt te gaan "handelen" met die papiertjes. Dat zien we al aan het aandeel hydro GvO's, dik 74% van het totaal, die natuurlijk nooit allemaal uit Nederlandse (marginale) waterkracht installaties kunnen komen. Die komen uit landen met grote waterkracht centrales van decennia oud, massaal opgekocht door Nederlandse handelaren. En waarvan de "groenheid" voor een opcentje verkocht wordt aan een willekeurige opkoper, waarbij het geen drol uitmaakt in welk land die woont. Wind was de tweede grootste aandeelhouder bij de export, bijna 24%. Wederom is en blijft byzonder, dat nota bene GvO leveranciers-kampioen Noorwegen, ook weer het grootste volume van door Nederlandse handelaren verpatste GvO's afnam: driekwart van het verhandelde volume! Een trend die ook al goed was te zien in de januari rapportage. "Handel", zo is mij eerder al verzekerd...

 

De trend dat Noorwegen (i.p.v. "gewoontegetrouw" België) de grootste afnemer van door NL geëxporteerde GvO's is geworden, de afgelopen 2 maanden, is duidelijk terug te zien in de verdeling over de laatste 12 maanden. Het aandeel van België is verder teruggedrongen naar 58,3% (januari nog 66,1%, december 2015 zelfs nog 73,8%). Tegelijkertijd groeide het aandeel van Noorwegen, Nota Bene óók onze grootste GvO leverancier, van 22 (dec. 2015) via 29,5 (jan. 2016) naar maar liefst 38,1% van het totale aandeel van de geëxporteerde GvO's over het laatste jaar! Onbegrijpelijk, en niet uit te leggen aan een gemiddelde burgermans...

Voor een voorbeeld van de fysieke stroom importen/exporten van/naar Duitsland en België in 2015, zie de fraaie Energy Chart van Fraunhofer in de vorige bespreking.


Warmte uit hernieuwbare bronnen

In een aparte rapportage de status van de GvO's van "warmte uit hernieuwbare bronnen". Er zijn wederom 5 biomassa projecten bijgekomen, alsmede een geothermie project. Wat het totaal op 206 projecten brengt. Gezamenlijk gaat het om een opgestelde capaciteit van ruim 1.492 MW, 39 MW meer dan in de januari rapportage. 88% van dat geaccumuleerde "warmte vermogen" betreft biomassa centrales.

De tot nog toe geregistreerde hoeveelheid (gecertificeerde) duurzame warmte, waarvoor ook door CertiQ "warmte GvO's" worden verstrekt, kwam over de laatste 12 maanden bezien op een equivalent van 1.754 GWh (thermisch), alweer minder dan de 1.786 GWh genoteerd in januari. En nog steeds fors minder dan de hoeveelheid tijdens de stand in december (2.251 GWh). Waarschijnlijk heeft dat alles (deels) te maken met de complexe rapportage verplichtingen, die veel tijd kosten. Mogelijk is er dus gewoon vertraging in het aanleveren van de productie data. Genoemde 1.754 GWh equivalenten duurzame warmte is desondanks wel al 13,8% van de 12,69 TWh die in de 12 maanden tot en met januari 2016 uit elektriciteit "duurzaam" werd opgewekt volgens het al jaren lang lopende equivalente dossier bij CertiQ.

Voorgaande analyses van maand rapportages CertiQ, door Polder PV:

Januari 2016

2015:
Eerste (voorlopige) jaaroverzicht 2015
December
November
Oktober
September
Augustus
Juli
Juni
Mei
April
Maart
Februari
Januari

Statistische overzichten CertiQ (extern)


 
^
TOP

1 maart 2016: Rustige start nieuw zonnejaar - geen uitschieters. Ondanks de door KNMI bevonden "extreem zachte winter" cq. "een van de zachtste in de afgelopen 300 jaar" geen rare zaken bij de zonnestroom productie van het PV systeem van Polder PV. De eerste twee maanden hebben een rustige start laten zien, zonder rare uitschieters. Beide maanden waren volgens het KNMI zowel "zacht en nat", "maar ook zonnig". Een gemengd beeld, dus. Zie januari en februari overzichten van het weer instituut. De gevolgen laat ik zien aan de hand van twee grafieken van ons langjarige, 15 jaar oude "kern" systeem van 1,02 kWp (10 Shell Solar modules met OK4E-100 micro-inverters).

Alle maand producties in kWh uitgezet sinds maart 2000. 4 panelen (totaal 372 Wp) tm. oktober 2001 (onderste twee curves), vanaf die maand tien modules (totaal 1,02 kWp) langjarig zonnestroom opwekkend (leidend tot de veel hoger liggende curves). Elk jaar heeft een kleurcode, het sinds november 2001 langjarige maandgemiddelde (exclusief non-representatieve oktober 2010, dakrenovatie / systeem afgekoppeld) is in een zwarte lijn weergegeven. 2016 in donker rose, met een iets ondergemiddelde januari opbrengst, en een bovengemiddelde februari productie. Daar zit natuurlijk een kleine glitch in, want februari 2016 had 29 dagen, en juist de 29e was een extreem zonnige, frisse, de productie 1-malig flink "boostende" dag. Eigenlijk zou je dergelijke resultaten op micro niveau "moeten" normeren zoals ik dat jaren geleden al eens heb laten zien voor de maand producties in een interactieve grafiek. Maar als je naar de gevolgen voor de jaar resultaten kijkt, hebben dat soort correcties slechts een marginaal effect. Bovendien is het weer zeer wisselvallig, en kunnen derhalve de producties in een maand (zeer) sterk wisselen van jaar tot jaar. Voor februari is dat zeer goed te zien, het is bij ons een van de maanden met een forse spreiding in opbrengst, omdat het een wintermaand is met relatief korte daglengte, waarbij het in sommige jaren lang duister blijft, in andere jaren de zon echter langdurig kan schijnen. Als het relatief lang somber weer is in zo'n wintermaand, blijft de maandproductie op een zeer laag niveau steken. In de grauwe februari maand van 2009 (toen voor de Bilt de somberste in 30 jaar tijd), kwam de totale productie voor onze tien oudste modules iets boven de 27 kWh uit. Als er echter een langdurige koudegolf met kristalheldere zonnige dagen is, knalt de maandproductie omhoog. In 2003 (De Bilt: "zonnigste februari sinds 1901") zelfs tot een record waarde van ruim 68 kWh voor onze kern-installatie. Twee en een half maal zoveel opbrengst dan in dezelfde maand in 2009...

In deze grafiek heb ik zoveel mogelijk "ballast" van eerdere jaren overboord gekieperd, maar de resultaten voor 2015, en het langjarige gemiddelde (zwarte curve) over gehouden. Daarbij de nieuwe resultaten voor januari en februari 2016 in aparte kleur weergegeven. Januari 2016 lag iets boven de output in dezelfde maand in 2015, voor februari lag het resultaat weliswaar boven het langjarige gemiddelde, maar beduidend lager dan de hoge februari productie in het voorgaande jaar.

Alle productie resultaten PV-systeem Polder PV, februari 2016
Tenzij anders genoemd Shell Solar ACN2000E resp. 5000E multikristallijne modules, met individueel (in-house) OK4E-100 micro-omvormers. De Japanse Kyocera modules zijn in serie gekoppeld op 1 OK4:

  • 4x 93 Wp SSW 16.555 Wh > 44,5 kWh/kWp
  • 2x 108 Wp front SSW 10.045 Wh > 46,5 kWh/kWp
  • 4x 108 Wp back SSW 18.885 Wh > 43,7 kWh/kWp (partieel beschaduwd in wintermaanden, met name bij felle, laagstaande zon)
  • 2x 108 Wp S 10.046 Wh > 46,5 kWh/kWp
  • 2x 50 Wp Kyocera (geflasht: 98,3 Wp) 4.989 Wh > 50,8 kWh/kWp
  • all modules (1,34 kWp) 60.520 Wh > 45,2 kWh/kWp

Gemiddeld genomen kan het 15 jaar oude "kern"systeem van Polder PV (1,02 kWp) bij de specifieke zonnestroom opbrengsten in het Sonnenertrag portal (weergegeven in grafiek in kWh/kWp per maand) prima meekomen met de grotendeels véél jongere populatie van, inmiddels (status 2016), 651 Nederlandse PV-installaties (nickname Polder PV kernsysteem bij SE: "flachlander"):

http://www.sonnenertrag.eu/de/leiden/flachlander/777/1937.html (Polder PV monitoring 1,02 kWp deelsysteem op Sonnenertrag)


 
^
TOP

24 februari 2016: Evolutie van stroomprijs tariefcomponenten tot en met 2016-I - volledig overzicht. Op een separate grafiek pagina heeft Polder PV de complete set grafieken van een update voorzien die de diverse tariefcomponenten van de elektriciteit nota weergeven. In dit specifieke geval voor de combinatie Nuon/Vattenfall (levering) met Continuon/Liander (netbeheer). Tot in detail wordt uit de doeken gedaan hoe de componenten zich in de loop van de tijd (per half jaar) hebben ontwikkeld, en wat voor schokgolf begin 2016 weer heeft gebracht door de introductie van de diep ingrijpende, puur politiek gemotiveerde "belastingschuif". Waarbij energiebelasting op stroom fors is verminderd (en tegelijk op gasverbruik aanzienlijk is verhoogd). Grafieken worden van uitgebreid commentaar voorzien om ze te duiden. Compound annual growth rates (CAGR) worden ingezet om de "werkelijke" gemiddelde groei van de diverse tariefcomponenten in de loop van de tijd te laten zien. Voor de variabele componenten (energiebelasting + levering + SDE heffing [vanaf 2013] + variabele transportcomponent [tm. 2008] + btw) bij elkaar opgeteld komt die berekening uit op een gemiddelde stijging van slechts 1,32%/jaar in de periode 2002-I tm. 2016-I.

Introductie
Het is altijd een hoop werk om een van de belangrijkste grafiek pagina's op Polder PV bij te werken. En dat is het al jaren bijgehouden exemplaar met alle tariefcomponenten relevant op de stroomnota. Eindelijk heb ik tijd kunnen vinden om die pagina van een volledige update te voorzien. Daar is inmiddels ook de ODE (SDE heffing) grafiek apart in opgenomen. Naast de enorme energiebelasting post is dat sinds 2013 een nieuwe "belasting op verbruik" post, die per jaar bijna verdubbelt. En die bedoeld is om de exploitatie subsidies uit de SDE "plus" regelingen van te betalen (in dit specifieke geval: voor SDE subsidies op stroom modaliteiten). Die trouwens bijna exclusief naar het bedrijfsleven verdwijnen, omdat de SDE plus regelingen weinig mogelijkheden bieden voor particulieren om daar van te profiteren, alleen al vanwege de eis van een grootverbruik aansluiting voor de project site.

Een van de belangrijkste grafieken vindt u hier onder, waaruit duidelijk blijkt dat, zoals eerder al voor een vergelijking tussen 2015-II en 2016-I uit de doeken is gedaan eind vorig jaar, 2016 een zoveelste nieuw hoofdstuk aan de energieprijs manipulaties van Den Haag heeft toegevoegd: de totale stroomprijs is plotsklaps dramatisch gedaald, vanwege de beruchte belastingschuif "truuk" (het magenta gedeelte in de grafiek geeft de grootste variabele stroomprijs component aan, de energiebelasting/kWh, die per 1 januari 16% lager werd).

In een nieuwe grafiek heb ik weergegeven hoe dramatisch de stroomprijs evolutie is veranderd in de loop van de tijd, door de periode tm. 2009 te vergelijken met de periode vanaf 2010, en daarvoor aparte trendlijnen te laten berekenen. Wie nog steeds de "trend" in zijn hoofd heeft tm. 2009 (roodbruine streepjeslijn), en nog steeds denkt dat die heeft doorgezet, komt van een koude kermis thuis. En liegt dat het gedrukt staat als die deze totaal achterhaalde trend misbruikt voor de voorspelling van de toekomstige stroomprijs evolutie. Daarvoor dient de tweede, donkergroen gestreepte trendlijn genomen te worden voor de komende jaren. Beslist niet de eerste!

NB: in deze grafiek is de btw niet opgenomen, om het kunstmatige effect van de btw verhoging in 2012 (19 > 21%) te elimineren.

In het overzicht besteed ik natuurlijk ook uitgebreid aandacht aan grafieken over de volgende zaken:

  • Evolutie energiebelasting op elektriciteit
  • Evolutie SDE heffing ("ODE")
  • Evolutie teruggavepost energiebelasting (TEB. NB: is compensatie voor elektra én gas!)
  • Evolutie kale retail kWh prijzen ex btw
  • Evolutie all-in variabele kWh prijzen incl. btw. Totalen, verschillende tariefstellingen, component opbouw
  • Procentuele wijzigingen in totale kWh tarieven, CAGR berekeningen
  • Stroomprijs evolutie vlg. ACM (gemiddelde "alle" aanbieders) tm. juli 2014
  • Evolutie vastrechten netbeheer en leverancier, en segmentatie in componenten
  • Totale stroomnota kosten voor zes (klein-)verbruiksgroepen in 2015, inclusief teruggave post energiebelasting
  • Evolutie stroomnota kosten 2002-2015 incl. TEB, met CAGR berekening
  • Fictieve stroomcomponenten berekeningen gerelateerd naar verbruiksgroep voor het tijdvak 2009-II

Alle grafieken kunt u op onderstaande pagina terugvinden, met uitgebreide toelichting:




 
^
TOP

16 februari 2016: Relatieve "degradatie" kern-installatie van zonnestroom systeem Polder PV. In eerdere berichten heb ik u uitvoerig uit de doeken gedaan wat de door KNMI gemeten instraling was in 2015 (in Nederland, en, vlak bij onze locatie, op Valkenburg ZH). Zoninstraling die in de loop van de laatste jaren gemiddeld genomen is gestegen. Daarnaast heb ik de productie gegevens van onze zonnestroom genererende installatie tot en met vorig jaar laten zien. Met name die voor het langjarig aanwezige, ruim 1 kWp grote "kern"systeem (10 Shell Solar modules). In dit artikel laat ik zien wat het effect is op de verhouding fysiek gemeten zonnestroom productie t.o.v. de (toegenomen) door KNMI gemeten instraling in de buurt. Daarbij neem ik ook in de eerste grafiek een "outlier" in de provincie mee, het welbekende systeem van Blauwe Hoek in Spijkenisse.

Specifieke opbrengsten Polder PV en Blauwe Hoek en instraling Valkenburg ZH

In deze grafiek de specifieke kalenderjaar opbrengsten van 2 deelsystemen van Polder PV (4x 93 Wp lichtblauw, 6x 108 Wp paars), het totaal van die systemen (10 panelen, 1,02 kWp, groen), en die van Blauwe Hoek (Spijkenisse, 2,7 kWp, blauw). De data van de laatste twee jaar voor Blauwe Hoek zijn van het Sonnenertrag portal genomen (volledige reeks vanaf november 2003, "BlueCorner"). De gemiddeldes over de reeks 2004-2015 zijn in het achterste blok van vier kolommen weergegeven. Eenheid producties: kWh/kWp.jr (linker Y-as). Als "referentie" in doorzichtige brede kolommen met oranje rand, de fysieke horizontale instraling gemeten op KNMI meetstation Valkenburg ZH, vlak bij het Polder PV systeem, omgerekend in kWh/m², rechter Y-as).

De specifieke kalenderjaar producties van de twee deelsystemen van Polder PV ontlopen elkaar niet veel, alleen in het begin (2004) waren er nog "selectieve omvormer problemen" in de eerste groep. Dit is zeker na de systeem renovatie in 2005 bijna gladgestreken, we hebben niet veel dropouts van individuele micro-inverters meer gehad. Derhalve is de specifieke opbrengst van het totaal van die twee deelgroepen (groene kolommen) niet wezenlijk verschillend van de deelgroepen. En dat is al jaren zo. Wel is natuurlijk opvallend, dat het Blauwe Hoek systeem, 35 kilometer ZZW waarts van de installatie van Polder PV, continu veel beter presteert. Dat is echter niet vreemd, omdat het een vrijwel schaduw-loze schuindak generator met aanvankelijk hoog rendement hebbende Philips EVO omvormers en hoogwaardige Duitse modules betrof. Waarbij in een later stadium een zeer goed uit testen komende Steca 3600 string omvormer voor is ingezet. De micro inverters van Polder PV zullen nauwelijks 92 procent omzettingsrendement halen, dus er gaat hier sowieso "relatief" veel opwek verloren aan warmte afgegeven door die kleinoden (ze worden flink heet als het erg zonnig is). Bovendien is een deel van onze "kern"installatie alweer 3 en een half jaar ouder dan het in november 2003 geïnstalleerde systeem in Spijkenisse. Dus zal - theoretisch bezien - de opwek capaciteit van onze zonnepanelen sowieso al kunnen zijn afgenomen. Zonnecellen "degraderen" immers in de loop van de tijd, al is het tempo daarvan mij heel erg meegevallen (zie grafieken verderop).

Dit alles, in combinatie met de relatief korte DC bekabeling in Spijkenisse (bij Polder PV: 25 meter, met diverse vertakkings-punten, dus kwetsbaarder, en meer "kabel verlies" opleverend), maakt dat het Blauwe Hoek systeem veel efficiënter opereert. Wat het gemiddelde in de kolommen achteraan betreft, lag de specifieke opbrengst van Blauwe Hoek gemiddeld een dikke 7% boven dat voor de 1,02 kWp "kern" installatie bij Polder PV (957 resp. 892 kWh/kWp.jr). Ik maak me daarover niet echt veel zorgen, we hebben het laatste jaar meer stroom opgewekt dan we nodig hadden, en zaten de laatste jaren toch al "rond de nullijn op jaarbasis".

De "dip" in 2010 werd voor onze installatie veroorzaakt door de dikke maand uitval plus nog langer last van schaduw effecten vanwege de dakrenovatie op ons complex in het najaar. Ik heb de resultaten gewoon "meegenomen" omdat je het als "bedrijfsrisico" kunt zien. Als we de resultaten voor dat jaar niet in het gemiddelde in de laatste kolommen groep rechts zouden meenemen, zouden die gemiddelde resultaten natuurlijk op een wat hoger niveau komen te liggen. Vreemd genoeg had Blauwe Hoek in dat jaar ook een behoorlijk lage (specifieke) opbrengst. De reden daarvan is niet bekend, de instraling in dat jaar lag toen op een grofweg gemiddeld niveau voor de reeks 2004-2015.

Let ook op dat, ondanks onze al flink op leeftijd gerakende "kern" PV-installatie, de gemiddelde jaarlijkse specifieke opbrengst ervan nog steeds, na 15 jaar (!) op een niveau bóven het "verondersteld productie gemiddelde in Nederland" ligt...

Specifieke opbrengsten Polder PV gerelateerd aan absolute instraling

Instralings-specialist Rob de Bree van het vermaarde Siderea.nl portal wees Polder PV een tijd geleden op een methode om op basis van productie gegevens en bekende instralings-data "een maat voor de degradatie van [de opbrengst van] zonnepanelen" te bepalen. Dit is in bovenstaande grafiek gedaan door de absolute, AC-zijdige omvormer kWh productie data van de betreffende deelsystemen te delen door de ("DC-zijdig inkomende") instraling in kWh/m² in het betreffende jaar. Ik heb dat wederom voor de twee oudste deelsystemen van Polder PV gedaan, en voor de totale opbrengst van die twee deelgroepen (zijnde het "langjarig bestaande kernsysteem" van 1,02 kWp). Het heeft niet zo veel zin om Blauwe Hoek hierbij te betrekken, omdat die op een nogal forse afstand ligt van Leiden, en je daarvoor eigenlijk beter gebruik kunt maken van de specifieke instraling in dichterbij gelegen meetstations. Zoals Rotterdam en/of Hoek van Holland.

Uiteraard krijg je hierdoor verschillende niveaus, omdat van absolute producties wordt uitgegaan, en de drie systeem configuraties natuurlijk verschillende groottes hebben (namelijk: 372, 648, resp. 1.020 Wp). Wel kan in eerste instantie al bekeken worden in hoeverre elk jaar van het langjarige gemiddelde per deelgroep afwijkt. De gemiddeldes zijn in iets afwijkende kleurstelling rechts weergegeven, waarbij de stippellijn met het gemiddelde niveau naar links is doorgetrokken. Hieraan zien we, dat afgezien van "dak renovatie jaar 2010", bij de oudste deelgroep (4x 93 Wp) er nauwelijks afgeweken wordt van dat langjarige gemiddelde. Terwijl in deze grafiek dus beslist rekening is gehouden met de fysieke instraling. En er dus automatisch is gecompenseerd voor het feit dat het gemiddeld lichter wordt de laatste jaren (ook bij meetstation Valkenburg ZH, artikel, en daar gelinkte uitgebreidere analyse). Bij de tweede deelgroep, 6x 108 Wp, zijn de resultaten wisselender. 4 van de modules staan in de achterste rij, en krijgen in de wintermaanden tijdelijk, met name wanneer de zon fel schijnt, last van wat lange schaduwen. Maar ik weet ook dat de productie ervan sowieso wat tegenvalt t.o.v. andere gelijksoortige panelen. Er zitten waarschijnlijk wat "zwakkere" inverters in die groep. Echter: in 2015 was het jaar resultaat weer op gemiddeld niveau, dus echt "zorgen" maak ik me daar niet over. De verschillen zijn t.o.v. het langjarige gemiddelde redelijk "subtiel" te noemen.

De gezamenlijke opwek, weergegeven in de groene kolommen, weerspiegelt natuurlijk de "stabiele" opwek van de eerste vier panelen, en de iets grilliger verlopende opbrengst van de 6 overige modules. Afgezien van dak renovatie jaar 2010 ("bedrijfsrisico") blijft alles echter binnen proporties, en behapbaar. Het systeem als geheel produceert voorbeeldig, mede gezien het feit dat het al totaal verouderde technologie betreft. Al met al, hierbij al rekening gehouden hebbend met de hogere instraling, blijft de productie van dit systeem behoorlijk stabiel in de loop van de tijd.

In de laatste grafiek hetzelfde exemplaar als de vorige, maar met uitsluiting van de langjarige gemiddelde kolommen. Tegelijkertijd heb ik lineaire trendlijnen van de kalenderjaar opbrengsten genormeerd naar de fysieke instraling, per deelgroep geïntroduceerd. Ook voor de instraling zelf heb ik een trendlijn laten berekenen, en deze geeft voor de getoonde periode van 2004 - 2015, zoals te verwachten op basis van mijn eerdere onderzoek, een opvallende stijging te zien. Met een Compound Annual Growth Rate (CAGR) berekening kom ik dan op een gemiddelde stijging van een opvallende 0,43% per jaar voor Valkenburg ZH.

"Degradatie" percentages
Bij de verhouding opbrengst genormeerd t.o.v. genoemde fysieke instraling (drie overige trendlijnen), zien we hetzij "stabilisatie", hetzij "aantoonbare degradatie". Bij de oudste vier 93 Wp ACN2000E modules (blauwe trendlijn) is er vrijwel geen neergaande trend te bespeuren, ondanks de correctie voor de toegenomen instraling. Met een CAGR berekening kom ik voor die vier panelen / micro-inverter combi's op een "degradatie factor" van slechts 0,03% per jaar (!). Bij de anderhalf jaar jongere 6 stuks 108 Wp modules (van een ander type, ACN5000E, met een ander merk zonnecellen) is er beslist sprake van een neergaande trendlijn (paars). Hiervoor is er een CAGR van 0,50% gemiddelde "degradatie" per jaar vastgesteld. Gaan we kijken naar alle tien panelen bij elkaar, komt de ook daarvoor omlaag hellende trendlijn op een CAGR voor de degradatie factor duidelijk, doch veel minder sterk negatief uit: slechts gemiddeld -0,29%/jaar. Dat is fors minder dan de 0,5%/jaar degradatie waarmee bij bijvoorbeeld crowdfunding projecten van Zonnepanelendelen wordt gerekend (zie bijv. info memorandum Wennekerpand Schiedam).

Bij bovenstaande beschouwing gaarne rekening houden met het feit dat het jaar 2010 een "negatieve invloed" heeft gehad op de te verwachten trendlijn. Als er géén dakrenovatie zou zijn geweest in dat jaar, en dus geen aantoonbaar verminderde opbrengst, zouden de te verwachten "degradatie curves" op basis van de resultaten inclusief die voor het jaar 2010 nog minder sterk zijn geweest dan in bovenstaande grafiek.

Conclusie
De boodschap: ondanks het feit dat het in deze analyse om "oude" zonnepanelen gaat, blijven ze het prima doen na al die jaren. Nota bene: de laatste jaren ook vrijwel zonder "onderhoudswerkzaamheden". Ondanks de verhoogde instraling de laatste jaren, laat een gecorrigeerde berekening zien dat er niet een forse degradatie is opgetreden, die "gemaskeerd" zou zijn door de hogere input van energie. Het Polder PV systeem heeft een betrouwbare "ruggengraat", en we mogen hopen dat die nog lang met relatief hoge opbrengsten mee mag gaan.

NB: Dit artikel is tevens als paragraaf ondergebracht op de pagina "Instralingsgegevens KNMI Valkenburg (ZH)"


actueel 139 138 137 136 135 134 133 132 131 130-121 120-111 110-101
100-91
90-81 80-71 70-61 60-51 50-41>>> highlights

 
 
 
© 2016 Peter J. Segaar/Polder PV, Leiden (NL)
^
TOP